Op zoek naar onze Hollandse identiteit

Civis Mundi Digitaal #48

door Piet Ransijn

Kaart van Holland van Jacob van Deventer, ca. 1540 (Westfries Archief, Hoorn). De bovenste helft is vnl West-Friesland, de onderste helft van links naar rechts Kennemerland, De Zaanstreek en Waterland.

Vanaf 1250 moest het land worden en ontwaterd met dijken en molens. Dat vraagt daadkracht, inventiviteit en samenwerking. http://www.kwaad.net/Purmerend-Geschiedenis.html

 

In mijn vorige artikel ging ik op zoek naar mijn identiteit en ook naar de Nederlandse identiteit, die niet eenvormig is maar gedifferentieerd. In dit artikel beperk ik mij tot de Hollandse identiteit in nationaal perspectief, vooral de Noord-Hollandse identiteit, waarin ben ik opgegroeid op het platteland bij Ilpendam, op de basisschool te Purmerend, de HBS en de Universiteit in Amsterdam. Ik werd echter geen Amsterdammer en nam niet de Amsterdamse identiteit aan. Als Limburgers bijv. meenden dat ik een Amsterdammer was, maakte ik hen duidelijk dat Noord-Hollanders geen Amsterdammers zijn, wel omgekeerd. Amsterdam heeft een sterke invloed op omliggende gebieden, die ’veramsterdamsen’. Purmerend, het streekcentrum van waterland en omgeving, is sinds de jaren ’60 gegroeid van 10.000 inwoners naar 80.000 nu en een soort een voorstad of overloopgemeente van  Amsterdam geworden, net als Almere en Zaandam.

 

Het typisch Hollandse open landschap met wolkenluchten

 

Holland en andere provincies

Hollands heeft vaak de betekenis van Nederlands, omdat de provincies Noord- en Zuid-Holland vooral sinds de Gouden Eeuw een sterk stempel op de Nederlandse natie hebben gedrukt [1]. Voordien waren andere provincies minstens zo belangrijk of mogelijk meer geavanceerd, zoals Vlaanderen, Friesland, Utrecht waar Overijssel (Oversticht) bij behoorde, Gelderland, waar Noord Limburg bij behoorde, en Brabant: het oude opgedeelde hart van De Nederlanden.

Als voorbeeld de naam van Hogeschool Windesheim in Zwolle, waar ik ruim 20 jaar heb gewerkt. Deze naam verwijst naar een klooster dat het centrum was van de Moderne Devotie van Geert Groote en Thomas van Kempen rond Zwolle en Deventer. Het was een internationale beweging die vooraf ging aan de Reformatie. Toen een toonaangevend cultureel en religieus centrum van ons land. Deze beweging legde de nadruk op persoonlijk contact met God zonder tussenkomst van een kerk... Individualisme en eigen verantwoordelijkheid waren erg belangrijk, net als in de koopliedenmoraal.

De Moderne Devotie dient als voorbeeld van de invloed van andere provincies dan (Noord-)Holland op onze cultuur en identiteit. “De invloed van de Moderne Devotie op de Nederlandse mentaliteitsgeschiedenis wordt vaak onderschat,’ aldus Herman Pleij over zijn boek Moet kunnen: Op zoek naar een Nederlandse identiteit.  www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/26907/nederlanders-vinden-dat-alles-moet-mogen.html

Aan het einde van de Middeleeuwen waren de Hanzesteden aan de IJssel belangrijke handels- en  cultuurcentra. Kampen was veel groter dan Amsterdam. Holland bestond in die tijd voor een groot deel uit meren, moerassen en drassige veengronden. Natuurgebieden als het Ilperveld en Jisperveld zijn daarvan nog een voorbeeld. De Hanzesteden zijn een andere voorbeeld van het belang van andere provincies dan Holland voor de ontwikkelingsgeschiedenis van ons land en onze identiteit. Zo zijn nog vele voorbeelden te geven vanuit andere provincies, die ik minder goed ken.

 

Kerkje van het dorpje Windesheim tussen Zwolle en Deventer waar vroeger het beroemde klooster stond

 

Identiteitsvorming en identificatie

In mijn vorige artikel schreef ik dat de identiteit de vorm aanneemt van datgene waarmee je je identificeert. Je kunt je identificeren met je dorp, je stad, je streek, je land, je continent of de hele wereld en het universum en uiteindelijk met het bewustzijn dat daaraan voorbij gaat, begrenzingen transcendeert en daarom transcendent genoemd wordt. Dit is geen geloof, maar kan een ervaring zijn, zoals Patricia van Bosse in nr 47 toelicht in haar artikel over non-dualiteit en de filosofie van de  Advaita Vedanta. Wereldburgerschap is ook een kwestie van identificatie en identiteitsverruiming, een proces van uitbreiding van van sociale relaties en transcenderen van beperkende identificaties, zoals onder meer in de sociologie van Norbert Elias en Bart Landheer naar voren komt.

 

Ons zelfbeeld en de parabel van de tijger die meende dat hij een schaap was

Illustratief is een Indiase parabel uit de Vedanta-filosofie over een tijger die is opgegroeid tussen de schapen. Hij meent dat ook hij een schaap is en gedraagt zich ernaar. Tot hij een keer zijn spiegelbeeld ziet in het water en ziet dat hij er heel anders uitziet dan een schaap. Namelijk als een tijger, waar de schapen bang voor zijn. Hij houdt dan op met blaten en achter de schapen aanlopen, begint te brullen als een tijger en volgt zijn eigen weg.

Deze parabel symboliseert het ontwaken van ons ’ware wezen’. Wij zijn tijgers die menen dat zij schapen zijn en lopen achter elkaar aan. Ook wat betreft identiteitsvorming. Dergelijke parabels staan in Tales and Parables of Sri Ramakrishna. Het is ontleend aan The Gospel of Sri Ramakrishna, http://www.theosofie.nl/tijdschrift/edities/2000/4/Ontwaak

  

Tijger met spiegelbeeld en schaapskudde: Jean Francois Millet, La Bergère gardant ses moutons

 

Identiteit is eigenlijk een zelfbeeld, zoals het zelfbeeld van de tijger die meende dat hij een schaap was. De uiteindelijke identiteit van ons bewustzijn gaat voorbij dergelijke (schaapachtige zelf)beelden. Er zijn religies die zeggen dat de menselijke identiteit in wezen goddelijk is. Van God kun je geen beeld maken, wel een voorstelling die ’de lading niet dekt’ en niet representatief is. Daarom schrijft de Bijbel voor om geen beelden van God te maken en zelfs zijn naam niet uit te spreken. Andere religies doen daar minder moeilijk over, terwijl ze heus wel snappen dat de naam en het beeld niet hetzelfde zijn als de godheid. ’Dat wat gezegd kan worden, is niet de eeuwige Tao’. De oorsprong is onnoembaar, onuitsprekelijk, zo begint Lao Tse zijn Boek van Tao en de deugd Tao Tse Tsjing, met vergelijkbare inzichten van een wereldburger avant la lettre.

 

Bewustzijn en deel-identiteiten

Wij hebben vaak niet door dat wij onze identificaties niet zijn en dat wij daaraan voorbijgaan. Ons bewustzijn gaat voorbij de inhouden waarvan het zich bewust is als voorstellingen. Het bewustzijn hebben wij gemeen met alle mensen en alle wezens die een bepaalde mate van bewustzijn hebben. Het kan onze identificatie verruimen als wij dit beseffen en ons hiervan bewust zijn.

Zo plaatsen wij onze nationale of regionale deel-identiteit in een ruimer perspectief, dat deze deel-identiteit niet opheft maar in een breder kader plaatst. Onze deel-identiteit heeft bepaalde (volks)kenmerken, terwijl de uiteindelijke identiteit van ons bewustzijn geen specifieke kenmerken heeft. Je zou deze kunnen beschrijven als openheid, ’sat-chit-ananda’: zijn, bewustzijn en geluk, aldus de Indiase filosofie, schrijft Patricia van Bosse. Plato en de Griekse filosofie hebben het over het ware, het goede en het schone. Het Hoogste Goede zou de bron van alle (goede) eigenschappen zijn. Het bewustzijn vormt daarvan de basis als het zich bewust wordt van zijn wezenlijke identiteit, die voorbij de deel-identiteiten gaat.

 

Kenmerken van de Hollandse mentaliteit

Om de kenmerken van onze Hollandse identiteit naar voren te brengen, kunnen we nagaan welke eigenschappen ons zijn bijgebracht als typisch Nederlandse kenmerken, zoals hard werken, soberheid, spaarzaamheid, eerlijkheid, burgerlijk fatsoen of deugdzaamheid, orde en netheid, ondernemingsgeest, zelfstandigheid, vrijheid, onafhankelijkheid individualiteit, solidariteit, enz.

Dit zijn kenmerken van de middenklasse, waartoe de meeste burgers en boeren behoren en gaat samen met uitgestelde behoeftebevrediging en planning op langere termijn. Hard werken is ook typerend voor de arbeidersklasse, die vroeger althans weinig spaarzaam leek, ook omdat ze weinig of niets te sparen hadden. De Nederlandse identiteit wordt vooral gekenmerkt door een (burgerlijke) cultuur van burgers en boeren uit de middenklassen.

Meer individualistische kenmerken zouden meer typerend zijn voor Noorderlingen zoals de (West-)Friezen, die lange tijd niet of nauwelijks in het feodale stelsel werden opgenomen als vrije boeren, die hun eigen land hadden gecultiveerd en drooggelegd. Dit is van grote invloed geweest op het volkskarakter. Zie ook mijn gedicht over boeren in nr 47. Boeiende toelichtingen vinden we in Droge voeten op vrije grond: De geschiedenis van West-Friesland en Kennemerland in vogelvlucht door Henk Komen, en Aan de rand van de wereld: Hoe de Noordzee ons vormde van Michael Pye. Verder in Basisculturen van de Europese Mens.

 

Het schone straatje van Vermeer als typisch voorbeeld van Hollandse properheid

 

Pye wijst er bijvoorbeeld op dat de typisch Hollandse properheid met schone huizen en straatjes van agrarische herkomst is en hygiëne essentieel is bij boeren die zelf boter en kaas maken. Boter wordt ranzig als de vaten en bussen niet schoon zijn. Dit zelf boter en kaas maken door boeren en boerinnen vinden we al bij de Kaninefaten, een Germaanse stam in Zuid Holland in de Romeinse tijd ten Westen van de Bataven. Mijn vader vond het als boer heel belangrijk dat de emmers goed werden geboend. Zo niet dan leidde dit tot 2e klas melk met een boete van de zuivelfabriek. Ook de properheid van de stal werd gecontroleerd door stalcontroleurs. De Nederlandse zuivel wordt goed gecontroleerd als belangrijk eeuwenoud exportproduct. Dat geldt ook voor aardappels en andere (land- en tuinbouw)producten.

Het aandeel van de boeren in de export is waarschijnlijk net zo belangrijk als bij de Nederlandse identiteit. Het plaatje van Frau Antje, het Nederlandse propere zuivelmeisje geeft hiervan een stereotype beeld. In dit Duitse stereotype is de klad gekomen sinds drugs gedoogd worden. De Hollandse boer en boerin hebben hun stempel op de Nederlandse cultuur en identiteit gedrukt. Dat blijkt ook in de gedichten van Nederlandse dichters over Ons Volk geselecteerd door Paul Huf, zie onder gedichten.

 

Stads- en plattelandscultuur

In mijn vorige artikel heb ik de Amsterdamse stadscultuur en mentaliteit onderscheiden van de Noord-Hollandse plattelandscultuur. Het cultuurverschil wordt geïllustreerd door bijv. het TV programma Boer zoekt vrouw, waarbij de vrouwen vaak uit steden komen en soms wat onwennig meewerken op de boerderij, zoals dat een boerin betaamt. Er zijn ook cultuurverschillen tussen het overwegend protestante Zuid-Holland, het overwegend katholieke West-Friesland, het multireligieuze overige Noord-Holland en de socialistische Zaanstreek, een van de oudste met molens aangedreven industriegebieden van ons land, zoals ook tussen de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Leiden, enz.

In het TV interview op zijn verjaardag illustreerde onze koning het verschil tussen stad en provincie. In Den Haag werd hij op school gepest, omdat hij uit de provincie kwam. Hij groeide op in Lage Vuursche en zat op school in Bilthoven en Baarn. Daarom leerde hij zo snel mogelijk Haags praten, met Koot en Bie als voorbeelden. Op mijn school in Amsterdam werd niet gepest als je dialect sprak. Een Amsterdamse of Noord-Hollandse tongval wordt daar als normaal beschouwd. Haagse kak ontbrak en er was vanouds veel ’import’ van buiten de stad in deze wereldstad. Arbeidskrachten kwamen uit de provincie.

 

Regionale verschillen: de kleine zandboerenmentaliteit

In een vorig artikel heb ik de eerste 20 levensjaren van mijn identiteitsvorming als voorbeeld gegeven. Na deze jaren in en rond Amsterdam en Purmerend, bracht mijn werk contacten en reizen mee door heel Nederland en in het buitenland. Dat heb ik minder goed heb leren kennen als Waterland en Amsterdam, maar ik heb wel oog gekregen voor vergelijkbare regionale verschillen inclusief vergelijkbare verschillen tussen stad en platteland.

In Brabant, Gelderland en Overijssel, waar ik heb gewoond en gewerkt, lijkt de mentaliteit over het algemeen minder individualistisch en onafhankelijk. De verhoudingen zijn vaak wat meer hiërarchisch en waren ooit feodaal. In Brabant was de RK Kerk vanouds nogal dominant tot voor kort. Als er een varken werd geslacht, vertelden mijn schoonouders moest het beste stuk naar de pastoor worden gebracht: feodale toestanden. In Brabant zijn veel kleine zandboeren, zoals Toon van Eijk in zijn laatste artikel schreef. De meer afhankelijke mentaliteit van kleine boeren verschilt nogal van die van zelfstandige boeren. Ook het bezitten of pachten van de grond maakt veel uit.

 

Kasteel Middachten dateert uit de 12e eeuw. In de 17e eeuw herbouwd in classicistische stijl

 

Als voorbeeld het dorp De Steeg aan de Veluwezoom, waar kasteel Middachten vanouds dominant was. Veel landbouwgrond en bosgrond behoren tot het kasteeldomein. De boeren betalen pacht en zijn er niet zelfstandig op hun eigen grond. Vroeger waren veel dorpelingen in dienst van het kasteel en woonden in dienstwoningen. De gravin belette onze spelende kinderen en hun vriendjes over de kasteelmuur te klimmen ern andere streken uit te halen. De graaf bewaakte zijn bossen met een boswachter, die vroeger achter stropers aanzat. Herhaaldelijk heb ik een waarschuwing gekregen als ik na zonsondergang nog in het natuurgebied van Middachten liep. Een andere geschiedenis en mentaliteit dan in Noord-Holland en West-Friesland, die de regionale verschillen illustreert.

De rol van kasteel Middachten was bijv. anders dan de rol van slot Ilpenstein te Ilpendam, ooit het buitenverblijf van Frans Banning Cocq, burgemeester Amsterdam, Heer van Purmerland en Ilpendam, prominent afgebeeld op De Nachtwacht van Rembrandt. Als heer had hij had bestuurlijke rechten, maar was hij geen grootgrondbezitter, zoals bij Middachten en heeft hij minder zijn stempel gedrukt op het dorp, maar meer op Amsterdam. Zo heeft de burgemeester van Arnhem in de 18e eeuw kasteel Rhederoord als buitenverblijf bij De Steeg laten bouwen met uitzicht over de IJssel.

Slot Ilpenstein en eigenaar Frans Banning Cocq, burgemeester van  Amsterdam, heer van Purmerland en Ilpendam,

de centrale figuur van De nachtwacht van Rembrandt

 

De identiteit van Brabant en Limburg, Gelderland en Overijssel

In Limburg en Brabant, waar mijn schoonfamilie woont en waar ik enige tijd heb gewerkt, trof ik meer een eigen identiteit aan dan in Gelderland, waar ik 25 jaar heb gewoond en waar regionale verschillen groter lijken. Ook regio’s, steden, dorpen hebben een eigen identiteit met hun eigen carnavalsverenigingen. Zo hebben ook in Gelderland de Achterhoek ofwel de Graafschap en de regio’s rond de steden Nijmegen, Arnhem, Apeldoorn, Zutphen een eigen identiteit, die bijv. bij voetbalwedstrijd tussen het Nijmeegse NEC en het Arnhemse Vitesse wordt getoond. Zo hebben ook de Betuwe, de gemêleerde Veluwezoom en de gereformeerde Veluwe, die overgaat in Gelderse Vallei rond Ede, een eigen karakter.

In Overijssel waar ik ruim 20 jaar heb gewerkt aan Hogeschool Windesheim met studenten uit de hele provincie en een groot deel van Gelderland laten het katholieke Twente en Salland, de oude rivaliserende hanzesteden Deventer, Zwolle en Kampen en de gereformeerde kop van Overijssel een eigen identiteit zien. Net zoals in Noord-Holland hebben ook elders steden, dorpen en streken een eigen in elkaar overgaande identiteit en couleur locale. Hetzelfde geldt voor de andere provincies. Friezen. Groningers, Drenten en Zeeuwen tonen een eigen identiteit. In Utrecht lijkt lijkt zich de gemêleerde stadsregio te onderscheiden van de protestantse Utrechtse Heuvelrug en de Eemvallei bij Amersfoort.

 

Besluit

Heel Nederland toont eenzelfde mozaïek van regionale identiteiten als Noord-Holland. De Nederlandse identiteit bestaat als identificatie van de inwoners van onze regio’s en provincies met Nederland. Deze identiteit kreeg pas na de Gouden eeuw meer vorm gedurende de Tachtigjarige Oorlog met onder meer Vader des vaderlands Willem van Oranje en zijn nageslacht als verbindend nationaal symbool. Onze identiteit bleef toen tevens sterk provinciaal verbonden in de vorm van de verenigde provincies en vrije steden vertegenwoordigd als statenleden de Staten Generaal. In de 19e eeuw heeft zich het nationale bewustzijn verder ontwikkeld na het uiteenvallen van de Bataafse Republiek in Nederland en België als aparte naties. Het nationalisme tierde toen welig in Europa. Zie o.m. Kossmann, Een tuchteloos probleem: De natie in de Nederlanden; Wilterdink Samenlevingen, 3.2 Staatsvorming in en staatsontwikkeling in West-Europa, over de opkomst van het nationalisme en de toenemende identificatie met de nationale cultuur.

het volgende artikel gaat over de Historische oorsprong van ons culturele identiteit en volkskarakter. Daar zien we dat strijdbaarheid, trouw aan de familie en de stam en openheid ten opzichte van andere culturen vanouds kenmerkend zijn voor West-Europa. Dergelijke kenmerken worden vaak op de proef gesteld. Na de integratie van regionale identiteiten tot een nationale identiteit volgt nu de uitdaging allochtone culturen en identiteiten te integreren in de nationale cultuur en identiteit en deze te integreren met de Europese identiteit, voor zover deze wordt ervaren. Dat komt aan de orde in een volgend nummer in een artikel over Autochtone en allochtone culturen en de identiteit van Nederland en Europa.

In de gedichten over ons volk (1941)geeft Paul Huf een karakteristiek in verzen waarin hij aan het begin van de oorlog strijdbaarheid, hard werken en Godsvertrouwen als  karaktertrekken selecteert.

 

Noten

1 Zie E Kossman, Een tuchteloos probleem: De natie in de Nederlanden

 

Wandplaat van de Hunebedbouwers, verre voorouders van de Germanen? J H Isings 1959

“De Hunebedbouwers waren Germanen,” volgens Nazi-deskundige Wilhelm Teudt, Germanische Heiligtümer. Beiträge zur Aufdeckung der Vorgeschichte, ausgehend von den Externsteinen, den Lippequellen und der Teutoburg (1929, 2013), die onderzoek verrichtte naar deze oud-Duitse monumenten. Dit wordt betwijfeld in Wout Arentzen,

W.J. de Wilde (1860-1936), een vergeten onderzoeker van de Nederlandse hunebedden, 2010, p 83. Zie ook Henk M Luning, Volgens Kapitein Bellen: Archeologie, folklore en wichelarij op de Veluwe en in Drenthe,  2013, p 118.

 

De oude Germanen*            2017 06 14

 

Mijn vader sprak van het land van de Germanen

waar onze voorouders vandaan kwamen

Hij voelde zich nog een beetje Germaan

ook al had hij een blauwe overall aan

 

Het was een wild en vrijheidslievend volk

van vrije boeren die op herten jaagden

en Romeinse onderdrukkers belaagden

gewapend met speer, bijl of dolk

 

 

De Romeinen werden zo verrast

dat zij hun grenzen hebben aangepast

Ze hadden hun zinnen op ons land gezet

Dat werd hen door jarenlange strijd belet

 

Ze dreven handel met de Friezen

Die hadden zo niets te verliezen

Die handel werd een vorm van dwang

Daarom duurde het zo niet lang

 

Ze legden de Friezen teveel schatting op

Het werd teveel voor de Friese kop

De opstand van de verwante Bataven

werd na langdurig geweld neergeslagen

 

De strijd was toen voorlopig beslecht

Ze kregen weer een schatting opgelegd

maar hielden hun zelfstandigheid

vanwege hun aanhoudende strijd

 

Ferdinand Bol, 1658-62 De vredesonderhandelingen van Claudius Civilis en Quintus Petillius Cerealis op de afgebroken brug.

Dit schilderij maakte deel uit van de vorming van een nationaal bewustzijn, door in de Tachtigjarige Oorlog naar de Bataafse Opstand te verwijzen.

De Germanen zijn een Romeinse verzamelnaam voor volken uit Germania met globaal eenzelfde taal, verwant met Kelten, Balten, Slaven e.a. Indo-Eurpese volken. In Zuid Nederland en België leefden oorspronkelijk Kelten, de Belgae, die deels Germaans spraken.

 

Mijn buurman, een oude Germaan

 

Mijn buurman was een stille oude man

Hij ging gewoon zijn eigen gang

Mijn vader noemde hem een Germaan

want jagen en vissen vulde zijn bestaan

 

Het liefste zat hij aan de waterkant

met een hengel in zijn hand

of liep hij met een jachtgeweer

door het land heen en neer

 

Verscholen in het dichte riet

hoorde en zag je hem bijna niet

Hij zat daar vele lange uren

naar het stille water te turen

 

Hij kwam terug met rijke buit

en deelde die ook aan ons uit

met vrijgevige waarden en normen

want wij zochten voor hem wormen

 

Hij was onze aardigste buurman

een edelmoedige romantische man

Hij was een oude vermogende boer

Lang, grootmoedig en stoer

 

Hij had een dubbelloops jachtgeweer

en dat geweer imponeerde ons zeer

Hij ging daarmee op eendenjacht

en heeft er vaak een meegebracht

 

Hij had twee trouwe honden

die hun baasje goed verstonden

Ondanks zijn zachte stem

luisterden ze goed naar hem

 

In de stal had hij weinig meer te zoeken

In zijn vrije tijd las hij veel boeken

Ze gingen vaak over de oorlog

dat herinner ik mij nog

 

Hij vertelde over de bezettingstijd

en over de beslissende strijd

in Leningrad en Stalingrad

waar de oorlog een keerpunt had

 

Er kwamen soldaten op zijn boerderij

Maar die lieten hem verder vrij

Want ook de Duitse soldaten

waren vaak ook rechtschapen

 

Niet alle Duitsers waren slecht

Dat heeft hij duidelijk gezegd

Veel soldaten waren ver van huis

en hadden kleine kinderen thuis

 

Een soldaat met een hart van goud

zei hem: ’die van mij zijn net zo oud’

toen hij mijn buurmans kinderen zag

daarin klonk een droef en stil beklag

 

Zijn vrouw noemde hem ’de baas’

Dat klonk voor ons een beetje dwaas

Want zij bestierde het huis en de tuin

en beheerde hun gezamenlijk fortuin

 

Hij was een gemoedelijke man

bij wie je graag vaak langs kwam

Hij hielp ons met onze pijl en boog

Wij schoten wel twintig meter hoog

 

Een keer heb ik onenigheid gehad

omdat ik hem beledigd had

Ik weigerde een klusje te verrichten

en liet mij daartoe niet verplichten

 

Ik zei: wij zijn niet zoals je zonen

die geregeld bij je werken komen

Daarna heb ik hem vaak geholpen

en geregeld zijn koeien gemolken

 

Als hij ergens aan het jagen was

en mij dan bepaalde taken gaf

om voor zijn koeien te zorgen

tot aan de volgende morgen

 

Voordat hij naast ons kwam wonen

liet hij zijn boerderij aan zijn zonen

Hij kwam ergens bij Haarlem vandaan

en is daar later weer naar toe gegaan

 

Opeens was hij weer weg

naar Haarlemmerliede of Halfweg

Ging weer bij zijn zonen wonen

Daar is hij aan zijn eind gekomen