Civis Mundi Digitaal #58
Een polemiek in de De Groene Amsterdammer tussen Ewald Engelen en enkele sociologen, namelijk Jan Willem Duyvendak, Willem Schinkel en Rogier van Reekum, trok mijn aandacht. Een column van Engelen zette de sociologen van linkse signatuur aan tot doorwrochte replieken. Engelen had links verweten “zich verloren te hebben in het narcisme van de kleine culturele verschillen en van de weeromstuit de klassenstrijd te zijn vergeten”. Een mening die ik overigens deel, maar om andere redenen dan welke Engelen aanhaalt.
Mijn visie is meer dat volksverheffing en ontvoogding plaats ruimde voor dogmatisme, sektarisme en pensée unique. Zowel Engelen als de andere polemisten verliezen de essentie uit het oog en lijden aan een pijnlijke confirmation bias.
Figuur 1 familistère Godin te Laken bij Brussel
Economisch-demografische en socio-economische situaties in verre landen blijken volgens links enkel nog symptomen van racisme en ongepast superioriteitsdenken van de Europese kinderen van de sociale ontvoogding en de sociale welvaartsstaat. Een in mijn ogen defaitistische en zelfs diepzwarte depressieve en zelfdestructieve visie. Bovendien ook een foute lezing van de feiten. De aantrekkingskracht van West-Europa is juist haar vrijheid en haar welvaart, helaas is de kennis buiten Europa van al wat aan die vrijheid en welvaart vasthangt zo goed als nihil. Dit leidt onherroepelijk tot misverstanden. De shoppers staan voor de etalage en vergapen zich aan de uitgestalde waar, maar kunnen de prijskaartjes niet lezen.
Het argument van Duyvendak dat Engelen citeert: ‘Alsof sociaal-economische ongelijkheid en culturele achterstelling niet verknoopt zijn. De ergste economische uitbuiting (slavernij) trof niet toevallig zwarte Afrikanen en nog steeds worden, ook in Nederland, mensen op basis van huidskleur, achternaam en geloof op de arbeidsmarkt gediscrimineerd. Vrouwen verdienen nog steeds veel minder dan mannen en zijn nauwelijks economisch zelfstandig. (…) “Inkomen en kapitaal” zijn niet los te zien van gender, etniciteit, leeftijd en seksuele voorkeur.’ illustreert wonderwel het dogmatische karakter van de discussie. Syllogismen, veronderstellingen, hypothesen die als feiten figureren…
Duyvendak zet trouwens fors in: “Homo’s, feministen en zwarte activisten zijn vervelende aandachtstrekkers die afleiden van waar het werkelijk om zou moeten gaan: klassenstrijd.” legt hij Engelen in de mond. Alleen legt Duyvendak hiermee misschien wel de vinger op de wonde. Het is althans beter dan volgende passage bij het andere duo polemisten: “Het is cruciaal dat links haar beperkingen doorbreekt, door te leren van de politiek van antiracisme en antiseksisme, en door die posities te verenigen met de positie van antikapitalisme.“ Als dat geen staaltje studeerkameronzin is dan weet ondergetekende het ook niet meer.
Engelen beweert dat “de enige manier om de verdeel-en-heersstrategie van werkgevers te bestrijden mobilisatie voorbij de grenzen van ras, etniciteit, geloof, taal, seksuele voorkeur en geslacht is?” Hij citeert Schinkel en Van Reekum: ‘Het probleem is niet dat er te weinig politieke economie is, maar dat de politieke economie een gebrekkig begrip van kapitalisme heeft, zowel van de ontstaansgeschiedenis als van het huidig functioneren ervan. Typisch voor politiek-economische analyses van kapitalisme is dat de logica van kapitaal als primair gezien wordt en dat ras en gender als secundaire effecten beschouwd worden. Belangrijk, maar secundair. Dat is een beperkte, want witte, opvatting van kapitalisme. (…) Kapitaal, ras en gender zijn van meet af aan verweven geweest.’
Engelen riposteert hierop dat “je je als progressieve emancipatiebeweging moeten richten op datgene wat deze uitgebuite groepen gemeen hebben en zul je je niet moeten beperken tot het adresseren van culturele verschillen. Want dan gaat het mis. Door van genderneutrale rompertjes en Zwarte Piet (mijn voorbeelden) de primaire objecten van politieke contestatie te maken, leid je de aandacht alleen maar af van wat de kampen aan beide zijden van deze culturele breuklijnen met elkaar verbindt. Ze zijn namelijk alle vier speelballen van kapitalistische manipulatie.” Toegegeven die genderneutrale rompertjes zijn om te lachen en waren een succes op sociale media en aan de bar.
Identiteitspolitiek verdringt klassenpolitiek
Willem Schinkel en Rogier van Reekumblijken op de hoogte van de literatuur: “Recent is daar de kritiek op ‘identiteitspolitiek’ bij gekomen, hoewel een politiek econoom en geograaf als David Harvey al in 1996 in zijn boek Justice, Nature and the Geography of Difference stelde dat ‘identiteitspolitiek’ de klassenpolitiek verving. Daaronder wordt met groot gemak al het politiek activisme rond racisme, seksisme en gender geschaard, als zou het in antiracisme en feminisme gaan om het veiligstellen van, en erkenning vragen voor, ‘identiteiten’, en als zou dat de woede van ‘gewone mensen’ opwekken, die als reactie daarop rechts stemmen.” Toch volharden ze in tamelijk voorgekauwde retoriek.
Waar Engelen overschot van gelijk heeft, is met zijn opmerking dat “de emancipatie van de homo en de zwarte begint met het gelijktrekken van sociaal-economische posities. Als je dat doet, zul je zien dat de resterende culturele verschillen meteen ook veel minder politiek pregnant worden omdat ze niet ook nog eens bezet zijn met sociaal-economische onrechtvaardigheden.” Hij vergeet en passant wel dat de homoseksuelen geen socio-economische emancipatie nodig hebben. Volgens diverse statistieken doen homoparen het qua gezamenlijk inkomen stukken beter dan klassieke gezinnen.[i] Het levert ze zelfs voordeel op bij adoptie.
Wat echter zowel bij Engelen als zijn aanvallers opvalt is een vorm van zelfhaat jegens de “witte man” die alles zou beheersen en zijn blauwdruk op de multiculturele maatschappij zou willen opleggen.
Het getuigt van een zeer beperkt historisch inzicht. De aspiratie doorheen de geschiedenis was steeds sociale mobiliteit en de verdrukten der aarde probeerden altijd de elite te emuleren. Arbeiderscoöperatieven bouwden geen futuristische paradijzen, maar pompeuze bourgeoisarchitectuur zoals Volkshuis de Vooruit te Gent. Een heel ander verhaal bij verlichte kapitalisten die arbeidersparadijzen probeerden te bouwen zoals de familistère van Godin of les Bois du Cazier.
Figuur 2 volkshuis van Horta
Wie de architectuurgeschiedenis een beetje kent zal vaststellen dat België of Nederland nooit multiculturalistisch was. Er bestond een vrij algemeen en alle sociale lagen doorklievende burgerlijke cultuur en daarrond cirkelde een avantgarde die het zich kon permitteren. De linkse politiek was die van volksverheffing en uitbreiding van gevestigde waarden en niet die van zich afzetten tegen de als norm geldende identitaire cultuur. Met de politieke correctheid ontstond een utopische avantgarde die echter de normatieve identiteit van de meerderheid overboord wou gooien en inruilen voor een utopisch ideaal gebaseerd op een nieuwe identiteitspolitiek. Geen acculturatie meer, geen enculturatie, geen integratie en al zeker geen assimilatie. Zelfs geen amalgaam van culturen, maar meerdere culturen onder één dak van oh ironie de maatschappij gevormd door één redelijk homogene cultuur met al haar historische verworvenheden. Dezelfde maatschappij die ze zien als een construct van een homogeen witte mannelijke dictatuur.
De emancipatiestrijd van culturalistische minderheden gaat zoals Engelen stelt dus inderdaad ten koste van de klassenstrijd. In zo’n goedbedoeld streven naar allerhande particularisme ondermijnt links dus het eigen einddoel van een zo grootst mogelijke politieke en socio-economische gelijk(waardig)heid. Klassieke politieke en sociale breuklijnen zoals geloof versus staat worden vanonder het stof gehaald om te polariseren. Geen roep “om rechtvaardiger politiek-economische orde waarin hogere eisen op het vlak van loon, arbeidsvoorwaarden, arbeidsrechten en de bijbehorende toegang tot publieke diensten zowel de gewone Nederlander als vrouwen, homo’s en migranten ten goede kunnen komen.” zoals Engelen stelt.
Wat dit betreft is de blindheid van links die Engelen aankaart voor iedereen zichtbaar behalve voor de betrokkenen. Wat ze in de psychologie een confirmation bias noemen. Mensen zien wat ze willen zien en wat aansluit bij hun verwachtingen of overtuigingen. Terecht merkt Engelen op dat deze ‘narcistische wedren in leed van minderheden’ het algemeen belang schade toebrengt en eigenlijk het echte debat vertroebelt.
“Ik ben geschrokken van de politiek-economische naïviteit van mijn opponenten” is natuurlijk een dooddoener maar daarom niet minder waar. Al trekt Engelen wel eveneens naïeve conclusies door te stellen dat de Nederlandse werkgevers dit als een godsgeschenk zouden zien. Wel legt hij de vinger op rituelen zoals debatteren over hoofddoeken, islamdreiging, Zwarte Pieten en homohaat. Waar Engelen focust op de dalende arbeidsinkomensquote: ‘die in een cijfer de radicaal verschoven machtsbalans tussen kapitaal en arbeid uitdrukt’ en bijna een neomarxistisch discours voert, zou het nuttiger zijn voor het debat (maar nefast voor de polemiek) om te wijzen op arbeidsparticipatie en de groeiende kloof tussen hoge en lage lonen. De toenemende deeltijdse tewerkstelling en de onmogelijkheid om een gezin te onderhouden van één inkomen voor iedereen behalve enkele percentielen. Te vaak vergeet men dat de droom van bijna elke vrouw begin 20ste eeuw was stoppen met buiten huis werken en thuisblijven met de kinderen! Een drang die nu verborgen wordt onder een record aan deeltijds werk bij Nederlandse vrouwen. Maar hier verder op borduren zou mijn huwelijkskansen danig schaden.
Het debat moet gaan over economische groei en welzijnsgroei. De gap die daar ontstaat terwijl de overheidstekorten in tal van segmenten oplopen. “It’s the economy stupid” zie ex-president Clinton ooit en vanuit hun ivoren toren vergeten de debaters, polemisten en politici dit steeds vaker.
Effectieve sociaal-economische emancipatie ontmijnt zonder twijfel een aantal identiteitskwesties. Zonder een bepaald welvaartsniveau is alles immers een tijdbom en identiteitscrisissen vormen nu eenmaal een ideale voedingsbodem voor extreem ervaren gedrag. De analyse dat alles een kapitalistische uitbuitingsmachine blijkt, laat ik aan Engelen. Zulk een bewering is gewoon dom, maar de kleptokratie van veredelde ambtenaren bij grote bedrijven waar door een verspreid aandeelhouderschap niemand nog eigenaar is en de top zich schaamteloos kan bedienen en pensioenfondsen en holdings waar hun vriendjes zitten mekaar gouden handdrukken toewerpen zal hieraan weinig bijdragen.
Voor wie zich afvraagt hoe het zover is kunnen komen en waarom politici enkel optreden als enkele functionarissen zoals bij ING ronduit onfatsoenlijke lonen aan mekaar uitdelen, kan ik enkel een bijna honderdjarig boek aanraden: “La trahison des clercs” door filosoof Julien Benda. Het verraad van de bureaucraat.
De bureaucratisering in overheid en in grote bedrijven leidde tot een klasse van bestuurders die eigenlijk veredelde boekhouders zijn en zeker geen ondernemers. Een klasse die nooit risico’s nam met eigen geld, maar casino mocht spelen met geld van anderen. Een klasse die nooit afgerekend wordt op falen. Het aantal dure projecten in overheid en multinationals die floppen is beschamend, maar dat lijkt van geen tel omdat het eigenlijk een baantjesmachine is die telkens nieuwe modegrillen nodig heeft om budgetten te mobiliseren.
Dit laatste economische inzicht lijkt Engelen te missen. Ondernemers bouwen aan een toekomst, CEO’s en topambtenaren koesteren een stijgend salaris en bonussen. Uit de economische hoek moet de oplossing dus niet verwacht worden (om te zwijgen over de financiële sector die eigenlijk enkel parasiteert op de economische).
De hele polemiek lijkt een intern-linkse stromingenstrijd naar aloude traditie. Helaas gaat het over veel meer. Het gaat over het onvermogen bij overtuigde linkse intellectuelen om na te denken over alles wat niet in hun hokjes past. Vakjes die netjes geconstrueerd zijn volgens een soort interne democratie van profeten. Een soort socialistische synode. Laat ik als afvallige katholiek nu steeds problemen hebben met geloofsbelijdenissen vooral dan met het nogal sektarische soort.
Indien de lezer aan deze polemiek twee zaken kan leren dan is het dat door steeds verder te particulariseren het algemeen belang tenondergaat en zowel rechts als links daar goed mee bezig zijn. Ten tweede dat economische realiteit uiteindelijk elk dogma onderuithaalt. Dus zonder politieke economie (ook wel staatshuishoudkunde genoemd in een ver verleden) alle initiatieven betreft emancipatie schermutselingen blijven.
[i] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2005/46/ruim-50-duizend-homoparen
Gezinsrapport Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)