Kanttekeningen bij een gelukkig land

Civis Mundi Digitaal #60

door Hendrik Bruins

Hoe meer politieke participatie stimuleren?

Twee boeiende en gedegen artikelen in de beide laatste edities van CM van de hand van de hoofdredacteur. Het gaat mij om de staat van het kiesrecht en de Doorbraak-gedachte. Zijn gedachten en stellingen zijn echter voor discussie vatbaar. Ik zal erop ingaan in één bijdrage.

Er zijn goede argumenten te bedenken voor een soort van censuskiesrecht maar we kunnen ons de moeite besparen want het is politiek onhaalbaar, anno 2018. Toch is het zinvol om die redenen die we zouden hebben expliciet te maken en te bespreken. Want we moeten ons niet van de verplichting ontslaan na te denken over wegen hoe het politieke bewustzijn en de politieke participatie van de burger te stimuleren.

De burger van nu is vooral en in de eerste plaats consument geworden. Op de politieke agenda van vele gemeenten stond en staat het aantal koopzondagen hoog genoteerd. Vele gemeenten waarvan je het niet zou verwachten zijn om, ook die waar het CDA en/of SGP de koopzondagen lang buiten de deur hielden maar de druk van de middenstanders binnen de eigen rijen werd gewoon te groot. En linkse partijen, die zijn al lang bekeerd tot het consumeren. Dat consumeren groei betekent en dus verbruik van grondstoffen en energie, dat vergeet men dan maar even. Op de zondagen zijn er lange files richting de grote steden, op weg naar het shoppen, tot iedere prijs. Want wat moet men anders doen?!

Maar toch zal de aanzet tot meer politieke bewustwording en grotere participatie van de politieke partijen moeten komen en daarna van het onderwijs en de opvoeding. De partijen zullen direct roepen dat ze daarvoor niet de middelen bezitten. Hetgeen juist is en daarom zal de overheid daarvoor middelen ter beschikking moeten stellen. Dat zal ongetwijfeld discussie en weerstanden oproepen maar er is geen ander alternatief, het moet. Wel zal er een goede verantwoordingsplicht moeten komen want de verleiding om hier misbruik van te maken voor de eigen zaak is groot.

Ook het onderwijs zal zijn bijdrage moeten leveren. Dat zal tot uiting moeten komen in de lesinhouden, zoals we weten de kern van het onderwijs. Staatsinrichting, maar ook een volwaardig vak geschiedenis moeten op de lessentabel (terug)komen en de vakken moeten deel uitmaken van het eindexamen. Maar ook de burger kan thuis wat doen door politieke participatie voor te leven. Discussies entameren met de kinderen, stimuleren lid te worden van een politieke jongerenclub, abonnementen op – natuurlijk – een krant en relevante tijdschriften, desnoods gehaald uit de bibliotheek. Alle beetjes helpen, zo moet worden gedacht.

 

Doorbraakgedachte

En dan die Doorbraakgedachte, wat moeten we daarmee in 2018? Couwenberg schrijft er indringend en betekenisvol over maar hij heeft die Doorbraak dan ook zelf ervaren. Als ik erover lees dan overvalt mij een gevoel van grote verwondering over het huidige politieke tijdsgewricht. Het is toch eigenlijk nog nauwelijks goed te bevatten, laat staan volledig verklaren, dat de grote twee van de afgelopen decennia t.w. CDA en PvdA, zijn gedecimeerd. Wie had dat kunnen denken, 15 jaar geleden? Een juiste verklaring en analyse van dit proces heb ik nog niet kunnen lezen. De kiezer zweeft van hot naar her, maar waarom? Het socialisme heeft afgedaan als maatschappijvisie evenals de prominente plaats die de religie speelde in het leven van de christenen. Nou ja, prominente plaats, maar in ieder geval stemde men CDA. En waarom heeft de kiezer de PvdA de rug toegekeerd? In eigen kring denkt men dat de partij niet links genoeg is, verkeerde coalities is aangegaan, en dat de partij links is ingehaald. Ik denk dat de kiezer de PvdA heeft afgerekend op de vele generaal pardons die de partij er heeft doorgedrukt. De Nederlander is asielmoe geworden en de PvdA werd/wordt door velen gezien als de Partij van de Allochtonen en presenteert de partij nu de rekening. En nog een verklaring waar binnen de PvdA zelfs niet aan wordt gedacht. Wim Kok, de grote leider, heeft zijn ideologische veren afgeschud. Hij ging iedere principiële en fundamentele discussie over welk onderwerp dan ook uit de weg. En de partij volgde hem braaf. Want een criticaster zou de wind van voren krijgen en dat durfde niemand aan. Ik heb al eens eerder, in de vorige CM, gewag gemaakt van het gebrek aan moed bij politici om te zeggen wat men op het hart heeft. Wim Kok heeft de sociaal-democratie en zijn partij daarmee een slechte dienst bewezen. De partij werd flets en onherkenbaar. CDA en PvdA zijn hun positie kwijt maar wat ervoor in de plaats is gekomen stemt niet hoopvol. Inspirerende vergezichten met enige substantie ontbreken in de programma’s van de partijen. Men wil luisteren naar de burger en alles moet duurzaam, een eigen geluid is niet te herkennen.

 En dan is er natuurlijk, als een verklaring voor de zwevende kiezer, de persoon van de lijsttrekker. Een goed ogende, vlotte partijleider die zich kundig weet te profileren is al het halve werk in deze tijd vol van media-optredens. Misschien dat daarom de SP met Lidy Marijnissen straks weer in de lift komt te zitten.

Terug naar de Doorbraak-gedachte die mijns inziens toch vooral sloeg op het overbruggen van de verzuiling en minder, zoals Couwenberg stelt, op de verzoening van kapitaal en arbeid. De (poging tot) Doorbraak was immers het initiatief van de PvdA om de progressieven uit alle partijen te trekken en tot één linkse beweging te smeden. De ontmoeting van kapitaal en arbeid vond ook ietwat later plaats dan de Doorbraak en wel in de SER, de Sociaal Economische Raad, opgericht in 1950.

 

Meritocratie

Couwenberg citeert – als ik het goed lees met instemming – de socioloog Mark Elchardus die een tweedeling in de samenleving ziet tussen de hoger en lager opgeleiden. En hij (Elchardus dan wel Couwenberg) koppelt daaraan een verschil in maatschappelijke ontplooiingskansen en zelfs levensverwachting. De lager opgeleide zou 7 jaar korter leven. Hij trekt behoorlijk van leer: ingrijpend, een nieuw type apartheid, hemeltergende verschillen. Hier valt wel het één en ander op aan te merken, mild uitgedrukt.

In welke maatschappij heeft Elchardus rondgekeken vroeg ik mij af. Toch zeker niet in een moderne westerse samenleving die in vele opzichten (inkomen, scholing, gezondheid) een zeer gedifferentieerd beeld vertoont. We zien toch beslist niet een klasse-samenleving zoals Elchardus die waarneemt. Hogere en lagere klassen en daartussen een middenklasse zijn niet meer duidelijk waarneembaar. Ze zijn al moeilijk te definiëren laat staan identificeren. Behalve misschien als je strikt inkomensgrenzen hanteert maar het behoren tot een klasse wordt door meer bepaald dan alleen dat. Veel loopt in elkaar over en er is redelijk wat mobiliteit tussen klassen, even aannemende dat die bestaan, for the sake of argument.

In Couwenbergs bijdrage meen ik zelfs, tot mijn grote verbazing, enige vraagtekens te zien bij de meritocratie. De meritocratie zou met zijn focus op diploma’s hebben bijgedragen tot de tweedeling. Laten we eens een gedachtenexperiment doen en ons een samenleving voorstellen zonder onderwijs, zonder diploma’s. Het is, axioma mijnerzijds, een illusie te denken dat een samenleving zonder verschillen, zonder klassen, zonder gelaagdheid mogelijk is. In een samenleving zonder onderwijs zullen zich dan weer dezelfde mechanismen openbaren die we een halve eeuw en eeuwen geleden zagen. Afkomst en rijkdom bepalen dan de toekomstkansen van de burger. Daarom zong Michael Young in de jaren 60 zijn lofzang op de meritocratie in The Rise of Meritocracy, die nog op mijn boekenlijstje stond destijds. In de jaren 60 werd deze ideologie omarmd, en terecht, want wat is eerlijker dat eenieder, ongeacht de positie/armoede van de ouders, door studie en werk hogerop kan komen, door eigen prestaties? De meritocratie werd daarna in de jaren 70 door links en de flower power beweging belachelijk gemaakt (de ratrace noemde men het) maar men stelde er niets positiefs tegenover en de beweging verdween dan ook snel van het toneel. Ook Roel van Duyn ging gewoon een baan zoeken, zoals iedereen. De meritocratie is fair en geeft ook het dubbeltje dat hersens heeft om verder te studeren, de kans om een kwartje of een gulden te worden. Kijk naar Rutte, Kok, Wim Meijer etc., allemaal van eenvoudige komaf maar ze hebben wat bereikt in het leven door eigen inspanning. Zo werkt de meritocratie en die moeten we niet overboord zetten want er is geen goed alternatief. Maar ze kan, inderdaad, ook hard zijn want wie geen diploma’s haalt, door onvoldoende inspanning of gebrek aan talent, blijft achter. Maar een sociaal - democratische samenleving kent voldoende vangnetten en alternatieven, ook voor deze achterblijvers en minder geslaagden. En niet iedereen kan tenslotte een hoogvlieger zijn want intelligentie is nu eenmaal verdeeld volgens de theorie van de normaalverdeling. Dat betekent een grote middengroep, met uitschieters naar boven en naar beneden, uitschieters die van eenzelfde omvang zijn, vandaar de term normaalverdeling. En voor wie echt buiten de boot valt zijn er dan de uitkeringen en toeslagen zodat men toch een fatsoenlijk bestaan kan leiden. En ja, ook binnen een meritocratie zoals we die nu kennen bestaan er natuurlijk nog wel enkele – moeilijk waarneembare - circuits, netwerken van rijken, edelen, het oude geld die elkaar de baantjes toespelen maar het is een marginaal gebeuren want een moderne werkgever kan zich niet meer alles veroorloven bij het aantrekken van personeel. Alles moet zo transparant mogelijk, daar zorgt wetgeving en een alerte medezeggenschap wel voor. Toegegeven, de echte topposities onttrekken zich aan deze regels.

Nog een wat meer reflexieve opmerking over maatschappelijke verschillen, een tweedeling wat mij betreft. We hebben toch geleerd, nationaal maar ook internationaal (zie China en de DDR) dat gelijkheid van eenieder niet haalbaar is, een samenleving is niet maakbaar. Toch worden verschillen in scholing en levensverwachting als een probleem ervaren. En zo heb je er weer een “probleem” bij…… Verschillen zullen er nu eenmaal altijd zijn.

En zo ben ik bij die levensverwachting, dat verschil van 7 jaar. Misschien veroorzaakt door verkeerde voeding, een combinatie van drank en roken en weinig beweging, het bekende rijtje. Ik zet daar tegenover enkele recentelijke wetenschappelijke studies die aantonen dat o.a. de Nederlanders tot de gelukkigste ter wereld behoren, zeker de jeugd. Ik kom op de jeugd later terug.

De reactie op die zeven jaar zou mijns inziens toch eerder moeten zijn: nou en ? Moeten we er naar streven dat eenieder even lang leeft? Ik heb een aantal geluksstudies (of wat daarvoor doorgaat) gelezen en vaak vind je daarin de volgende redenering. Lage opleiding, dus minder kans op een goede en goedbetaalde baan, en dus minder goede huisvesting, meer kans op ziekte en een lagere levensverwachting. En dus een lagere kans op geluk, zo neemt men aan. Maar bewijzen daarvoor worden niet geleverd. Ik heb ook geen bewijs voor het tegendeel maar geef meer voor mijn aanname dat een lager opgeleide, met een pilsje en chips op de bank in een huurwoning, Utopia, Robinson en GTST kijkend wel eens even gelukkig zou kunnen zijn dan de hoger opgeleide met stress over zijn aandelenkoersen, zijn hypotheek, kansen op promotie en de studie van de kinderen. Geluk is uiteindelijk toch vooral een subjectieve ervaring, gelukkig maar.

Laten we die Doorbraak-gedachte dan maar rusten en ons bepalen bij de problemen van nu. Problemen? Nederland, net als zoveel westerse samenlevingen – en daartoe reken ik ook bv. Japan en andere industrienaties buiten het westen - kent geen noemenswaardige problemen meer. Ik word daarin gesteund door de resultaten van de geluks- en tevredenheidsstudies waarin Nederland zeer hoog scoort. Lezenswaardig zijn voor dit onderwerp de jaarlijkse publicaties van het SCP: De sociale kaart van Nederland.

Net toen ik mijn bijdrage had afgerond, op 16 mei, nam ik kennis van de Monitor Brede Welvaart, een onderzoek door het CBS in opdracht van de regering met het oog op de Verantwoordingsdag. We lezen daarin dat 85,4 % van de Nederlanders tevreden is. De Nederlanders geven hun leven een 7. Nederland scoort daarmee het hoogst in Europa. Het is geen motie van wantrouwen richting het CBS als we benadrukken dat het is geschreven in opdracht van de regering maar dat is wel een reden om het zeer kritisch te lezen, met name de werkwijze en opzet van het hele onderzoek. Onderzoeksjournalisten zouden hun tanden eens hierin moeten zetten. Maar vooralsnog moeten we de resultaten voor waar accepteren want ook andere studies ondersteunen het beeld van de gelukkige Nederlander.

Het grootste probleem dat een natie of individu kan bedreigen is bittere en naakte armoede, afgezien natuurlijk van een rampspoed-situatie als oorlog en onderdrukking. Armoede zien we als we kijken naar beelden uit India, Zuid-Amerika en vooral Afrika en in fotoboeken naar de armoede in de Nederlandse grote steden en in de veengebieden in de 18e en 19e eeuw en zelfs nog in de eerste helft van de 20e eeuw. Geen huisvesting, naar de gaarkeukens, blootgesteld aan vele ziekten, dat is armoede en die kennen we niet meer in Nederland en in de westerse wereld. Daarvoor zorgen uitkeringen en toeslagen. Iedereen die wil woont nu fatsoenlijk en heeft voldoende te eten. Wie dat niet heeft, heeft dat aan zichzelf te wijten of het is een keuze. Toch hebben we nu problemen, maar van een lagere orde en kleinere omvang en geringere importantie en met minder impact op het dagelijks leven van de burger. Vandaar die hoge scores op geluk-metingen.

Maar ondanks de florissante staat van het welbevinden van onze landgenoten zijn er nog wel een aantal problemen die om aandacht vragen. Ik zal een aantal problemen (be)noemen waarvan m.i. de ernst en de omvang nog onvoldoende worden ingeschat.

Een groot probleem heeft onze jeugd, althans een fiks percentage ervan. En de jeugd is onze toekomst en daarom verdient dit probleem alle aandacht, meer dan nu wordt gegeven. De problemen zijn langzamerhand bekend: ADHD, depressies, autisme, Asperger, concentratieproblemen en daardoor gedragsproblemen in het gezin, schooluitval, het niet vinden van een passende werkkring. Niet genoemd zie ik – is ook geen ziektebeeld – het gebrek aan ambitie bij de jeugd om iets van het leven te maken. De school wordt vaak gestaakt omdat men geen zin meer heeft. Toch een ernstig verschijnsel. Zelfs als we aannemen dat een deel van die problemen vanzelf overgaan bij het volwassen worden (hopen we maar) en dat sommige problemen worden aangedikt door instanties als de GGZ, uit eigenbelang; ook dat gebeurt. En scholen, en ook ouders sturen kinderen wel erg snel naar de jeugdzorg zonder zelf gepoogd te hebben de problemen op te lossen, afschuiven dus.

Maar de percentages van de jeugd die een probleem heeft zijn zonder meer zorgwekkend, een nationale aanpak waard. Maar het begint bij de erkenning ervan en dat zie ik nog onvoldoende. Merkwaardig is dan weer wel dat de jeugd, in genoemde gelukmetingen, verklaart tevreden en gelukkig te zijn met het bestaan. Ik weet dat je dat statistisch moet interpreteren, maar toch.

 

Drugsprobleem

Een deelverklaring voor de problemen van onze jeugd is het drugsgebruik. Het is van een omvang dat het als een probleem op zich kan worden beschouwd. Alle regeringen vanaf de jaren 70 zijn hiervoor verantwoordelijk en hebben de funeste uitwerkingen onderschat. En nog steeds! Het experiment dat is aangekondigd met de gecontroleerde wietteelt in sommige plaatsen is van een grenzeloze en roekeloze naïviteit en gaat alleen maar voor problemen zorgen. Burgemeesters die pleiten voor het vrijgeven van de wietteelt doen dit alleen maar uit eigenbelang: het kost erg veel mankracht om de telers op te sporen en te arresteren. Zorg voor de jongeren in hun gemeente is er niet terwijl men toch via andere kanalen weet hoeveel ellende drugs aanrichten. Onverantwoord en cynisch, deze pleidooien voor gereguleerde wietteelt. Bovendien gaan er allerlei nieuwe circuits ontstaan die zich onttrekken aan controle.

Drugs verwoesten levens van jonge mensen, doden hun ambitie iets van het leven te maken. Dat overheden dit nog steeds niet inzien baart grote zorgen. Nederland een narcostaat, dat werd ons voorgehouden al lange tijd geleden door het buitenland en onze leiders reageerden furieus. Onze leiders hielden het buitenland zelfs voor dat Nederland juist vooropliep met zijn drugsbeleid want het telde minder heroïnedoden. Daarin had men dan gelijk maar tegelijkertijd sloot men zijn ogen voor het gebruik van andere middelen. Nu zingt men duidelijk een toontje lager en schaamt men zich voor de afgelopen decennia. Maar de coffeeshops zijn er allemaal nog en zolang die er zijn blijft het probleem bestaan.

Een tweede probleem – misschien beter om het een betreurenswaardige ontwikkeling te noemen - is de intellectuele en geestelijke neergang van onze cultuur. Ik realiseer me heel goed dat je hiermee kritiek over je afroept omdat je de keuzes van een groot deel van de bevolking, hun levensstijl als van minder waarde kwalificeert. Maar toch moeten zaken een keer benoemd durven worden. Dat kan hier maar dat heeft geen impact want het moet gebeuren door de bestuurders van dit land en er moet worden gehandeld. Op dit punt ben ik erg pessimistisch. De politicus durft de burger hierop niet aan te spreken want dat kost hem zijn loopbaan. Waar heb je het over, zullen velen roepen, het gaat toch goed?! Want als je middenin de samenleving staat kun je moeilijk kritisch naar jezelf kijken.

Waar gaat het om? Het onderwijs zit in een neerwaartse spiraal. De leerling en ook de student leert steeds minder. Een les is vaak een praatsessie, discussie of kringgesprek. Dit proces wordt gecamoufleerd omdat er wel veel diploma’s worden uitgereikt maar die staan nauwelijks voor sterke inhouden. En er is natuurlijk een overheid die dit ontkent want men is verantwoordelijk voor het onderwijs. Maar onlangs was er dan de inspectie die ook bevestigde dat het onderwijs in een neergang zit. Wat natuurlijk direct weer werd ontkend dor de minister. De Nederlander leest voorts steeds minder, er wordt minder geleend in de bibliotheken. Het aantal boekhandels daalt gestaag en de prijs van tweedehandsboeken is belachelijk laag. De oplage van dagbladen blijft maar dalen. De gouden tijd van de opinieweekbladen is allang voorbij. Kennen we ze nog? Er is geen belangstelling meer voor. Op de tv is simpel, puberaal vermaak troef: Utopia, Love Island, First Date, Voice of Holland, GTST enzovoort. Aan het programma Wie is de Mol, een simpel spelletje waarbij men gênante opdrachten moet uitvoeren in een ver buitenland (waarom daar?), werken bekende tv-persoonlijkheden mee, men voelt er zich niet te goed en groot voor. Veelzeggend. Een quiz met enige intellectuele ambitie, 2 voor twaalf, is afgezakt tot MBO-niveau. Dat geldt de vragen zowel als de kandidaten die soms nog niet een antwoord kunnen opzoeken in een boek of op de pc. Volwassenen staan in de rij voor de nieuwste Playstation. Niet alleen de jeugd maar ook volwassenen raken verslaafd aan het online willen zijn, kijk maar op straat. Winkels die nog wat kwaliteit boden, zoals Blokker en V&D kunnen zich niet handhaven, de consument verkiest de goedkope Action en Big Bazar met hun producten uit China. Een dip in onze geestelijk-intellectuele cultuur waar we ons zorgen om zouden moeten maken want je kunt niet leven bij brood alleen.

 

Een probleem wat op langere termijn gaat spelen is onze energievoorziening. Het is een probleem dat zich niet van de ene op de andere dag zal openbaren maar stapsgewijs. De huidige regeringen van ons land, en ook van de buurlanden, nemen onder druk van de milieubeweging rigoureus afscheid van de traditionele energiebronnen als steenkolen, bruinkool, olie en zelfs gas. We gaan ervaren in de komende decennia dat de alternatieve energiebronnen, wind en zon, de samenleving niet voldoende energie kunnen geven. Een samenleving kan niet zonder een betrouwbare en constante energietoevoer. Het is een oplosbaar probleem want olie en gas zijn dan natuurlijk nog beschikbaar maar wat een extra inspanning zal dat vergen als de huizen niet meer zijn voorzien van aardgasleidingen zoals nu het geval is. Het zou goed zijn dat de politici beter luisteren naar de energiedeskundigen in plaats van naar de milieubeweging en de groenen die met bangmakerij de hele energievoorziening op het spel willen zetten. En het lukt ze want ook partijen als de VVD en de CDU in Duitsland zijn om, tot mijn grote verbazing. Ik wil hier binnenkort meer aandacht aan besteden.

 

Man-vrouw verbintenis

Tot slot. Couwenberg roert nog een interessant onderwerp aan t.w. de distantie tussen hoger en lager opgeleiden bij het aangaan van een relatie. Ik heb niet veel cijfers hierover kunnen vinden bij het CBS of het SCP. Mannen schijnen meer geneigd te zijn buiten de eigen klasse (waarschijnlijk een lagere klasse) iemand te zoeken dan vrouwen. Ik vraag mij in dit opzicht wel af of de vele datingbureaus hier een rol zouden kunnen spelen of reeds hebben gespeeld. Maar die bureaus zullen hun resultaten wel niet willen delen. Ik zit dan al dichtbij de voorstellen van de heer Rietdijk die, in Civis Mundi (jaren 80), pleitte voor een wetenschappelijke benadering voor het matchen van partners. Maar dat was toen stap te ver, en nog denk ik.

 Ik wil echter een lans breken voor een inbreng vanuit een andere cultuur, en wel die van de Hindoestanen, maar ook andere culturen kennen dezelfde praktijken. Daar speelt een familielid (oom, broer, neef, inderdaad, meestal een man) een belangrijke rol bij de partnerkeuze. Hij gaat zoeken naar een geschikte partner en stelt die voor aan de andere partij, die wil trouwen. Omdat wij in Nederland zoveel echtscheidingen kennen is het de moeite waard deze benadering te promoten. De Hindoestanen kennen juist weinig echtscheidingen dus het werkt wel.