Commentaar en persoonlijke verwerking van de teksten van Dionysius

Civis Mundi Digitaal #61

door Piet Ransijn

Bij het lezen van de Verzamelde werken van Dionysius, die zijn besproken in vorig nummer, heb ik de volgende gedachten, ervaringen en beschouwingen genoteerd, die  vooraf gingen aan de boekbespreking.

 

Waarom zou een eenheidsvisie nodig zijn?

Om de mensheid te verenigen lijkt mij een integrerende eenheidsvisie nodig, die verscheidene religies, filosofieën en levensbeschouwingen kan overkoepelen. In het Romeinse rijk en de Europese cultuur voorzag de Griekse en christelijke filosofie en religie in die behoefte. In India was dat vanouds de yoga- en vedanta filosofie. In China gold dit voor het Taoïsme en Confucianisme. In Zuidoost Azië voorzag hierin het boeddhisme en in het Midden-Oosten de islam.

De verenigende visie is bij deze religies en levensbeschouwingen echter niet altijd even duidelijk geweest. Er is ook steeds tweedracht van elkaar bestrijdende opvattingen geweest met alle gevolgen van dien. Niettemin blijft de stelling overeind dat er een integrerende eenheidsvisie gewenst is. Deze kan zijn gebaseerd op de visie en beleving van een onderliggende en/of overkoepelende, omvattende eenheid.

Als deze visie alleen veelvormig zou zijn en een eenheidsconceptie of beginsel zou ontbreken, lijkt de vereniging bij voorbaat reeds in verdeeldheid en veelheid en tweedracht te blijven steken. Daarop is vaker gewezen, ook door stichters van wereldreligies, waarvoor eveneens geldt dat de interpretatie niet altijd even eenduidig is en tweedracht kan zaaien. Zie de werken van religiewetenschappers las Rudolf Otto, G. van der Leeuw, Mircea Eliade, Peter Berger, Karen Armstrong. Zie ook historicus en evolutiewetenschapper Peter Turchin, onder meer in zijn boek Ultrasociety, How 10.000 years of war made humans the greatest coöperators on earth (2016) met name in hfst 9 The pivot of history: the spiritual awakening of the Axial Age. Hij betoogt en toont onder meer aan dat monotheïstische of andere eenheidsvisies multi-etnische megasamenlevingen en culturen mogelijk hebben gemaakt. Een thema dat nadere aandacht verdient, zoals Couwenberg betoogt over het thema religie en oorlog, dat koren op de molen van Turchin is.

Dionysius’ visie heeft een verenigende werking gehad met grote invloed op de verenigende cultuur van de middeleeuwen, Daarmee heeft hij mede gestalte gegeven aan een integrerende filosofie, die nog altijd relevant is in deze tijd van globalisering, die een beroep doet op een integrerende wereldvisie. Bij Dionysius blijft deze eenheidsvisie niet steken in gedachteconstructies maar (b)lijkt deze een beleefde en levende eenheid te zijn. Deze visie lijkt te berusten op (mystieke) ervaringen van transcendentie, zonder welke deze eenheid slechts denkbeeldig zou zijn. Zie Toon van Eijk in eerdere artikelen over de filosofie van het boerenverstand en over de eenheidsvisie van Spinoza, die beschouwd kan worden als verwant met die van Dionysius.

 

 

Geloof en ervaring

Volgens Dionysius weerspiegelt zich de hemelse hiërarchie op aarde onder meer in de kerkelijke hiërarchie, die nu niet meer zoveel voorstelt als toen. Zou dan daarvan niet iets  voelbaar of ervaarbaar kunnen zijn in een meer subtiel bewustzijn? Mogelijk heb ik een sprankje ervaren vaneen dimensie van een andere orde, die Durkheim sacraal noemt, toen ik vroeger deelnam aan de mis en het plechtig lof in de RK kerk. Als kind heb ik in mijn herinnering iets van de nabijheid van het goddelijke ervaren. Deze ervaring is mij bijgebleven en heeft eigenlijk geen last gehad van twijfel en ongeloof. De beleving kon ongeloof glansrijk doorstaan en de herinnering werd niet uitgewist. Later werd de glans wat minder, toen verzet tegen oude tradities gemeengoed werd en Latijnse misrituelen werden vervangen door de volkstaal en meer gingen lijken op een protestantse woorddienst. Ondanks de prachtige gezangen van o.m. Huub Oosterhuis voelde ik daarbij minder licht dan in de Latijnse mis. Maar het licht is niet geheel verdwenen.

 

Ondanks mijn fascinatie voor Nietzsche en andere atheïstische en existentialistische filosofen, ben ik mij op eigen wijze religieus blijven voelen. Mijn visie komt voort uit eigen ervaring en inzicht en werd later ondersteund door meditatie-ervaringen. Het was geen geloof in de zin van ‘voor waar houden’ in termen van Nietzsche, maar meer een soort intuïtieve visie waarmee ik voeling had, die voortkwam uit innerlijke ervaringen die niet zomaar waren uit te wissen. Deze intuïtieve ervaring heeft alle stormen van de zestiger jaren en daarna doorstaan. Ook de ’beeldenstorm’ in de dorpskerk van mijn jeugd, waar alle heiligenbeelden opeens verdwenen, die als kind grote indruk op mij maakten. Zij lagen als puin onder de mesthoop van een boer. 

Deze ontheiliging typeerde wat er met de kerk gebeurde. Een nieuwe pastoor wilde de kerk moderniseren. De beelde herb ik niet kunne redden, zoals eerder een Mariabeeld van mijn grootouders, dat op een puinhoop lag naast de mesthoop bij mijn ouderlijk huis en dat ik heb later laten restaureren. Het staat nog steeds hoog verheven op een kast in onze kamer. Met beelden en religieuze symbolen heb ik voeling gehouden. Niet-katholieke kennissen hebben mij herhaaldelijk gewezen op de werking van iconen van heiligen, die mij fascineerden, zoals ook andere religieuze kunst en muziek.  Dionysius verduidelijkt deze fascinatie en de werking ervan, die enigszins herkenbaar is in zijn werken. Op deze esthetische ervaring als een verstilde, soms mystiek aandoende beleving wordt nader ingegaan in een boek van Ernest Becker, Beyond Alienation. Ook de filosoof van de Romantiek Schelling gaat er uitvoerig in op de estetische aanschouwing, zie mijn artikelen over kwantumfysica en bewustzijn in nr 26 en 27 (2014). 

 

Heiligenverering

Een vriend die veel wist van (cultuur)geschiedenis vertelde dat de Mariaverering en heiligenverering van Indo-Europese oorsprong is en antieke en Keltische wortels heeft die door de kerk niet waren uit te roeien, evenals allerlei voorchristelijke feesten en rituelen die gekerstend zijn. In de Indiase cultuur, die met onze oorspronkelijke culturen verwant is, staan heilige en verlichte mensen in hoog aanzien. Bij enkele van deze mensen, zoals Krishnamurti, Maharishi, Amma en andere spirituele leraren heb ik iets van hun uitstraling en veldwerking menen te kunnen merken. Deze is voelbaar als een soort veld in de ruimte waarin zij aanwezig zijn. Het leek meer op een waarneming, met de nodige kritische zin bekeken, dan op verbeelding of inbeelding. Mede vanwege een zekere boerennuchterheid en eigenzinnigheid, waarmee ik opgevoed en behept ben, hou ik niet van persoonsverheerlijking. Dit stoorde mij toen popidolen in hoog aanzien stonden, die niet goed te vergelijken zijn met spirituele leraren.

Dionysius schrijft in De kerkelijke hiërarchie over heilige liturgen die heilige (in)wijdingen krijgen waardoor zij zich zuiveren en louteren om meer adequaat een kanaal te kunnen zijn voor het (goddelijke) licht, dat in De hemelse hiërarchie uitvoerig is beschreven. Het is de vraag of de liturgen waarover hij schrijft, verlichte mensen waren. Bij priesters en dominees heb ik zelden die indruk, hoewel ik onder hen inspirerende mensen heb mogen ontmoeten. Misschien heeft de leegloop van de kerken iets te maken met de weinig verlichte toestand van de geestelijke leiders en leraren, uitzonderingen daargelaten. Mensen met verlichtingservaringen zoals Paulus, Augustinus, Dionysius en tal van heiligen en mystici hebben eeuwenlang grote invloed gehad. Mogelijk gaf die ervaring hen een zeker inzicht en charisma.

 

De christelijke sacramenten

 

Rituelen als verbinding met de hemelse hiërarchie

Wat betreft de rituelen die Dionysius beschrijft, zijn naar mijn beperkte ervaring  in de katholieke en orthodoxe kerken nog substantiële elementen overgeleverd. In de Vrij Katholieke Kerk waren mijn ervaringen duidelijker. Bij kerkdiensten is soms een glimp te ervaren van de beschrijvingen van Dionysius bij de louteringen, de formuleringen, de zegeningen en andere rituelen.

Eerder had ik het boek De wetenschap der sacramenten van Charles Leadbeater gelezen, dat raakvlakken heeft met de werken van  Dionysius. Leadbeater was een helderziende theosoof en medeoprichter van de Vrij Katholieke Kerk. Hij heeft Krishnamurti ’ontdekt’ en opgevoed en zag in hem een wereldleraar. Krishnamurti bedankte voor die eer. Zie ook de artikelen van Hans Komen over bewustzijn waarin hij o.a. Krishnamurti en andere spirituele leraren bespreekt in Civis Mundii nr.  40 tot en met 46
Leadbeater beschrijft zijn inzichten en ervaringen tijdens het misritueel. Er wordt als het ware een spiritueel energetisch bouwwerk van licht en straling opgetrokken, dat hij aanschouwelijk beschrijft. Ook een andere grondlegger van de Vrij katholieke Kerk, Geoffrey Hodson, schrijft hierover in zijn boekje Eénwording met het goddelijk bewustzijn, dat enigszins in de geest van Dionysius lijkt geschreven..

De heilige mis is niet zomaar op een rij gezette rituelen, maar beeldt spirituele processen uit en verlevendigt een lichtwerking vanuit spirituele sferen die Dionysius beschrijft. In de huidige geseculariseerde diensten zal daarvan minder zijn overgeleverd en intact gebleven dan oorspronkelijk de bedoeling zal zijn geweest. Op Dionysius afgaand, bevat de mis gekerstende rituelen van de antieke mysteriescholen, waar Plato, Proclus en Dionysius in de leer zijn geweest. Zij putten daaruit in hun werken. De rituelen zijn tot in detail uitgewerkt. Ook de christelijke feesten en andere rituelen zijn ontstaan door kerstening van voorchristelijke cultuurelementen, die terug reiken in een grijs verleden.

 


Collectief ritueel en collectief bewustzijn

In de sociologie is de werking van collectief ritueel bestudeerd in het voetspoor van Emile Durkheim. Deze werd door religie zozeer gefascineerd, dat hij zijn laatste en grootste werk Les formes élementaires de la vie religieuse wijdde aan religie in plaats van aan het socialisme, waarmee hij al was begonnen in zijn studie van Saint-Simon als grondlegger van het socialisme, zie nr. 31. Evenals Durkheim wijst Dionysius erop dat het collectieve karakter van het ritueel het effect versterkt. Dionysius karakteriseert dit als een ’geheiligde samenkomst ofwel het gemeenschapsmysterie’ (p 224). Durkheim gaat noemt de gemeenschap in sacrale zin de symbolische representatie van de godheid, die volgens hem dan samenvalt met de gemeenschap.

Durkheim heeft ook de energetische werking van collectieve rituelen, handelingen en overtuigingen bestudeerd en beschreven als de werking van collectief bewustzijn. Zie mijn boek Bewustzijn als bewapening: vrede en ontwapening door groei van collectief bewustzijn. De Joodse socioloog Karl Mannheim, die gevlucht is voor de Nazi’s, beschrijft in zijn boek Man and Society in an Age of Reconstruction hoe massale bijeenkomsten en collectief ritueel mensen kunnen oppeppen om ten strijde te trekken of de strijd te steunen.

Zo kunnen collectieve manifestaties ook helpen om vrede te bewerkstelligen, bijv. collectieve meditatie of geweldloze demonstraties, zoals indertijd tegen de oorlog in Vietnam of de marsen van Mahatma Gandhi en Marten Luther King, die zich van deze werking welbewust waren. Van verstilde rituelen en meditatie zou volgens Maharishi het subtiele effect en de uitstraling groter zijn dan van acties ’op het grove vlak’. Net zoals in de kernfysica het effect op een meer fundamenteel niveau ingrijpender is.
Wij weten nog betrekkelijk weinig van het bewustzijn. Hoewel we steeds meer weten van de hersenen, zijn de geleerden het er nog niet over eens wat bewustzijn eigenlijk is. Is het een gevolg is van hersenwerking, of heeft het bewustzijn een eigen zichzelf vormende realiteit sui generis, zoals de meeste antieke en klassieke filosofen meenden, onder hen ook Plato en neoplatonisten zoals Dionysius. Zie de eerdere artikelenserie van Hans Komen, Bewustzijn, wat is dat? (nr 40-46)

Durkheim kent aan de samenleving als collectief een realiteit sui generis toe. Het is niet geheel duidelijk of hij deze sociale realiteit uiteindelijk als materieel en/of spiritueel of geestelijk opvat. Zijn term homo duplex wijst op een combinatie van beide. Materie is in de optiek van het neoplatonisme uiteindelijk een emanatie of gestolde uitstraling van het ene goddelijke bewustzijn dat de hele schepping doordringt, die uit en door dit bewustzijn is geschapen. Religieuze rituelen, gebed en meditatie herstellen de verbinding met dit bewustzijn, met de kosmische dimensie. Re-ligare zou terug verbinden (kunnen) betekenen, hoewel er ook een andere etymologische afleiding is.

Als aan het bewustzijn geen eigen realiteit wordt toegekend, die een effect kan hebben door middel van collectief ritueel, worden de werken van Plato en Dionysius onhoudbaar en kunnen zij worden begrepen als een onwetenschappelijke, religieuze of metafysische visie of als dichterlijk symbolisme of fraai geschreven fantasieën.

De Bhagavad Gita, het lied van de Heer, is de dialoog tussen de wagenmenner Heer Krishna en de held Arjuna op het slagveld van tegenstrijdige krachten.

 

Parallelen tussen Dionysius en de Bhagavad Gita

In zijn commentaar op de Bhagavad Gita de verheldert Maharishi Mahesh Yogi rituelen (yagya’s) als bewustzijnsprocessen (1). Het gaat niet zozeer om de rituele handelingen zelf, maar om wat zich afspeelt in het bewustzijn. Uiteindelijk zijn rituelen gericht op het bewustzijn van de oorspronkelijke eenheid, zoals bij Dionysius. Dionysius kan zo volgens paus Benedictus een brug of middelaar kunnen zijn tussen christelijke en oosterse spiritualiteit (p 11), omdat hij inzag dat in diverse religies de werking van het Ene goddelijke zich kan onthullen.

In India heet die eenheid brahman of atman, het Zelf dat in essentie brahman is. In de Indiase visie is het Ene transcendent, alomvattend bewustzijn, anders dan het menselijke ego-bewustzijn. De kwaliteiten, namen en werkingen van het Ene kunnen in termen van dit bewustzijn worden verhelderd.

“Zoals mensen mij benaderen zo begunstig hen. Op allerlei wijzen volgen mensen mijn weg,” zegt God in de persoon van Krishna (IV-11). Hij verwijst hier enerzijds naar de universele wet van het karma, het handelen, namelijk dat de reactie op de actie reageert: ’wat je zaait zul je oogsten’ (Paulus, Galaten 6:7). Anderzijds wijst hij op alle wegen die naar God leiden, dus ook die van andere religies, waaronder ook rituelen. Het werk van Dionysius neigt naar enigszins vergelijkbaar universalisme in Plato’s voetspoor. Plato heeft geput heeft uit Indiase bronnen zoals de Oepanishaden. volgens o.m. H. Groot, kenner van Plato en grondlegger van de Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden. 

Een volgend vers (IV-15) zegt dat “de vroegere zoekers naar bevrijding handelingen verrichtten,” en voor ons een voorbeeld zijn. Mogelijk worden hiermee (ook) rituele handelingen bedoeld. Het gaat erom (deze) handelingen vrij van gehechtheid te verrichten, en innerlijk vrij van met het bewustzijn gevestigd in de innerlijke stilte van zuiver bewustzijn, ook wel transcendent bewustzijn genoemd. Zie het artikel van Toon van Eijk in nr 56. Dit gebeurt niet door zelfcontrole maar door bewustwording en/of meditatie. Zelfbeheersing is daarvan een gevolg niet de oorzaak. Men ervaart dan (van binnen) stilte in activiteit: “inactiviteit in actie” en omgekeerd (IV-18), zonder verwachtingen of gehechtheid. Handelend in de toestand van eenheidsbewustzijn handelt de verlichte mens in [het Ene]  Brahman, gevestigd in de oorspronkelijke eenheid en daarop gericht: “naar Brahman dient hij te gaan die in Brahman is gevestigd door handelen.” (IV-24) De rituele handeling is Brahman en vloeit ermee samen zoals een plengoffer in het vuur dat Brahman is.

Dionysius beschrijft vuur als een beeld van God, het Ene, zie de eerdere bespreking van zijn werken. “Vuur bevindt zich immers in alles het gaat door alles heen, zonder zich te vermengen, is aan alles onttrokken” (p 193, 197). Zijn formuleringen tonen een zekere overeenstemming met  oosterse geschriften en geven universele realisaties weer op een wijze die boven de cultuur en religie van een bepaalde tijd uitstijgt.

Ook in de Bhagavad Gita wordt Brahman met vuur vergeleken: “Er zijn yogi’s die rituele (yagya’s) verrichten door offeren aan goden; anderen door het offeren van het ritueel zelf in het vuur dat Brahman is” (IV-25). In een volgend vers wordt dit ook het vuur van de verlichting genoemd. Eigenlijk kunnen alle verrichtingen en bezittingen worden geofferd en ook kennis in het vuur dat Brahman is, het Ene (IV, 26-33).

Brahman en Tao zijn onpersoonlijke concepties van de Ene goddelijke Oorsprong,  terwijl God meer verwijst naar een persoonlijke conceptie. Bij Dionysius en andere mystici komen beide voor, evenals in het hindoeïsme, waar ze naast elkaar bestaan met diverse godengestalten die het Ene uitbeelden, zoals de goddelijke namen bij Dionysius.

 

 

Ritueel is ook een proces van vereniging in het bewustzijn

Ritueel en eredienst is behalve een zichtbaar uiterlijk gebeuren ook een innerlijk proces van vereniging in de richting van eenheidsbewustzijn. Het verenigt niet alleen het collectieve maar ook het individuele bewustzijn. Het is ook een wijze waarop bewustwording wordt overgedragen aan deelnemers. Zij worden als het ware omhoog geleid naar hoger inzicht. Plato beschrijft dit in Symposium. Dionysius beschrijft in De kerkelijke hiërarchie hoe de hoger geplaatsten de andere deelnemers als het ware ’omhoog trekken’, “die naar vermogenweer anderen de weg wijzen... naar het wezenlijk schone en wijze en goede” (p 209, 280). Ook in andere tradities, zoals in de Indiase, verheft het bewustzijnsniveau en het inzicht van de verlichte (meester) het niveau van degenen die van hem leren. Menselijke vermogens en bewustzijnsniveaus zijn niet gelijk verdeeld, zoals Dionysius benadrukt in zijn Hiërarchie.

De Bhagavad Gita (IV-34) beschrijft de wijze waarop inzicht en verlichting wordt overgedragen aldus: “Door eer te bewijzen, herhaald onderzoek en dienstbaarheid zullen de wijzen... kennis onderrichten.” Het werk van Dionysius staat vol eerbewijzen, zijn onderzoek treedt vaak in herhaling en is geschreven ten dienste van degenen die geestelijk inzicht willen verwerven en verspreiden.

Door eer te bewijzen stelt men zich open voor het kosmische (licht), schrijft Maharishi in zijn commentaar op dit vers. “Dit blijft abstract en onduidelijk zonder focus punt.” Meditatie en toewijding kan focus bieden, maar toewijding zonder inzicht en transcendentie kan leiden tot wat hij ‘moodmaking’ noemt, het kweken van een devotionele stemming van persoonsverheerlijking, enz., die mensen afhankelijk kan maken. Een onderzoekend intellect houdt hierbij het onderscheidingsvermogen alert. Dit is nodig bij dienstbaarheid, inzicht en verlichting.

Typerend voor de mystiek is de vereniging van het Zelf  en God of het goddelijke. Met name in de Indiase filosofie en het neoplatonisme is dit beschreven in filosofische termen. In de christelijk traditie komt het Zelf, het omvattende bewustzijn, verhuld naar voren. Zo ook bij Dionysius. Het idee dat een (zondig) mens niet zijn eigen verlichting kan bewerkstelligen, maar zich daarvoor wel kan openen, is wijd verbreid. Godsdienstwetenschapper Kranenborg had het er al over bij het schrijven van zijn proefschrift (over) Zelfverwerkelijking. In Indiase termen wordt met de term Zelf echter niet het ik bedoeld, maar veeleer het goddelijke bewustzijn, de goddelijke vonk, die in ieder mens aanwezig is als ’het licht dat ieder mens verlicht’ (Johannes 1:9).

Nadere studie, interpretatie en ervaring brengen meer overeenstemming aan het licht van diverse religieuze richtingen, die soortgelijke processen van bewustwording en verlichting vaak verschillend verwoorden, zoals deze vergelijkende case study van enkele verzen over ritueel (yagya) uit de Bhagavad Gita leert.

Dionysius wist in zijn tijd diverse richtingen in het christendom te verenigen met de neoplatoonse filosofie en de mysteriescholen en kan als integraal en verlicht filosoof ook een brug vormen naar oosterse visies. Hij verheft zich boven ogenschijnlijke tegenstellingen door zijn inzicht en gerichtheid op het Ene, oorspronkelijke licht.

 

 Vedanta is een verenigende filosofie

 

Overeenkomst met de Indiase vedanta filosofie

Ook bij zijn visie op het kwaad komt Dionysius’ benadering overeen met oosterse visies van bijv. de Indiase advaita vedanta van Shankara en anderen, die ook alles in één oorsprong en beginsel verenigen. Advaita betekent niet tweeheid (dva = twee, beider woorden zijn etymologisch verwant). Daarmee wordt niet slechts eenheid bedoeld, maar eenheid in dualiteit en verscheidenheid. Ook bij Dionysius is spreke van eenheid in diversiteit. Vedanta betekent het eind (anta) van de Veda, dat etymologisch verwant verwnt is met ons woord ‘weten’. Het is een overkoepelende eenheidsfilosofie, die een kader geeft aan veelvormige religieuze richtingen: een “’Überphilosophie’ boven alle verschillende leren en riten… die als voorbereidende fasen... voor de hoogste kennis van het goddelijke” (2).

Zo ging ook de filosofie van Dionysius in zijn tijd boven elkaar bestrijdende richtingen uit kon hij deze verenigen door ze te transcenderen in zijn visie en beleving van oorspronkelijke alomvattende eenheid. Zijn filosofie heeft een verenigend kader gegeven aan vooral de middeleeuwse mystiek en filosofie. Zo’n visie is relevant tot in onze tijd, waarin zijn eenheidsfilosofie een brug kan vormen naar andere, vooral oosterse visies  en bij kan dragen tot leven, bewegen en zijn in eenheid in verscheidenheid en innerlijke vrede vanuit bewustzijn van het Ene.

 

Noten

1. Maharishi Mahesh Yogi, On the Bhagavad Gita, A New Translation and Commentary Chapters 1-6. Penguin Books, 1969. Het commentaar legt onder meer verband met individuele, interactieve en collectieve bewustzijnsprocessen in de dialoog en interactie tussen Krishna en Arjuna. Zijn opvolger, de neurowetenschapper Tony Nader, gaat hier in een cursus over de Bhagavad Gita verder op in.

2. Zie o.m. Helmut van Glasenapp, Indische Geisteswelt. Glaube, Dichtung und Wissenschaft de Hindus. Deel 1, p 191