Civis Mundi Digitaal #62
Nu Erdogan de verkiezingen op 24 juni jongstleden heeft gewonnen wordt alle macht bij hem neergelegd: hij controleert de volksvertegenwoordiging, benoemt procureurs en rechters, kortom hij heeft alle macht op uitvoerend, wettelijk en justitieel terrein in deze Turkse pseudo-democratie.
De ideologie van Erdogan is volgens de historicus en socioloog Hamit Bozarslan gebaseerd op het principe dat de Turkse natie, de gewapende tak van de Islam, de historische missie heeft de wereld te domineren om er rechtvaardigheid en eendracht te brengen. Deze missie wordt evenwel belemmerd door de vijandschap van de westerse wereld, door het verraad van binnenlandse vijanden en de vervreemding van de verwesterse Turkse elites. President Erdogan laat keer op keer weten dat de eerste wereldoorlog nog steeds voortduurt met haar enig en uiteindelijk doel: de verwoesting van Turkije. Om deze bedreiging het hoofd te bieden, moet de natie weer van de grond af aan opgebouwd worden. Boven dit overlevingsgebod heeft Erdogan zich nog een doel gesteld: het jaar 2070, dus 1000 jaar na de Turkse overwinning op Byzantium, moet getuigen van de geboorte van een nieuw tijdperk van Turkse overheersing. De" vrienden van 2070" erkennen graag de absolute noodzaak van een lijfelijke fusie van de natie en zijn chef: hij moet zijn legitimiteit ontlenen aan de natie om haar verleden en toekomst te belichamen, haar " martelaren " te eren van wie het bloed " de aarde in het vaderland heeft veranderd " en " hun kleding in de nationale vlag ".
Deze gereactiveerde en geradicaliseerde ideologische achtergrond voor het te boven komen van iedere binnenlandse moeilijkheid et voor iedere buitenlandse nederlaag verklaart ruimschoots de route van Turkije in de jaren 2010. De verkiezingen van 24 juni jongstleden bevestigen zeker dat het verzet in het land op talrijke gebieden voortduurt, maar ook dat Erdogan kan rekenen op een oppermachtig blok van een rentenierende bourgeoisie die enorme publieke geldsommen toegespeeld krijgt en die ervan overtuigd is dat armoede geen politieke of sociale kwestie is maar van liefdadigheid, en van de zeer conservatieve Turks-Soennitische middenklassen met name in centraal Anatolië. De grotendeels verstedelijkte electorale basis van Erdogan die gezien het geboortecijfer steeds kleiner wordt, is duidelijk niet bereid om zich voor " het vaderland" op te offeren. Dit gebrek aan enthousiasme wordt gecompenseerd door het para-militaire karaker van de Staat, intern door de oprichting van speciale politie-en gendarmekorpsen en extern door de massieve toelating van syrische djihadisten die bereid zijn een genocide uit te voeren op de Kurdische stad Afrin alsook voor het zich onderling doden voor de oorlogsbuit.
Erdogan is in 2002 aan de macht gekomen door een dubbel proces van deradicalisering, van een Islamisme "mainstream" (moslimbroeders, Ennahda....) die zijn revolutionaire ambities heeft ingeruild voor een sociaal en neo-liberaal conservatisme en een Turks Islamisme dat alleen zijn electorale marginaliteit kon overwinnen door zich open te stellen voor de middenklassen, voor een liberaal links en voor de Kurdische beweging in Europa. Sinds de ommekeer in 2002 overleeft evenwel het erdoganisme slechts door een proces van herradicalisering maar deze keer als een in het nauw gedreven regime in oorlog zonder dat men weet wie eigenlijk de vijand is en van waar de bedreiging komt: Rusland, verklaard vijand gedurende de eerste jaren van het conflict in Syrië, heeft zich veranderd in een vriend om vervangen te worden door de " gekruisigden": een op één hoop gegooide groep van " de Armeense diaspora ", de " joodse lobby", " de rente-lobby " en de "zoroasters ": een religueuze pre-islamitische minderheid. De prediker Gülen, onaantastbare
" vriend" van het regime in wiens naam zijn officieren van justitie en rechters een werkelijke
Staatsterreur uitoefenden, werd van de ene op de andere dag geclassificeerd als chef van de
" terroristisch gestructureerde organisatie van de parallelle Staat".
Een economische groei bevorderd door een buitensporige schuldenlast heeft de " doctrine Erdogan" het land aan de rand van een economische ineenstorting gebracht, maar de verantwoordelijkheid daarvoor heeft de Turkse president in de schoenen van de "rente-lobby" en " het westen " geschoven dat volgens hem jaloers is op " ons derde vliegveld van Istanboel" dat weldra zijn naam zal dragen.
Aan de vooravond van de verkiezingen op 24 juni jongstleden liet hij " in alle bescheidenheid " weten dat hij met Poetin, de enige grote internationale leider is. Net als de Russische autocraat en kleptocraat weet hij, dat in een crisissituatie hij kan rekenen op zijn macht anderen hinderlijk in de weg te zitten en op de capitulatie van de democratische landen voor de macht van de onliberale of pseudo-democratieën.