De Europese Unie en oneerlijk wegtransport

Civis Mundi Digitaal #63

door Jan de Boer

Op 14 juni jongstleden stemde de transportcommissie van het Europees Parlement over een pakket maatregelen dat nieuwe regels voor het wegtransport vast moet stellen. Bijna niet te geloven dat met deze nieuwe regels professionele chauffeurs langer mogen werken met minder rusturen. En dat waar het wegtransport geen eenvoudig werk is: voortdurend opletten, veeleisende klanten en lange werkdagen. De transportsector komt na de landbouw op de tweede plaats wat betreft mensen die meer dan 48 uur per week in touw zijn. Vermoeide wegtransport-chauffeurs zijn een gevaar voor hun zelf en voor anderen. Volgens officiële cijfers wordt 14 procent van de dodelijk verongelukte fietsers en 42 procent van dodelijk verongelukte voetgangers op een of andere manier veroorzaakt door grote commerciële voertuigen. Menselijk falen is de belangrijkste oorzaak van deze incidenten. Het is meer dan verbazingwekkend dat de transportcommissie van het Europees parlement met deze hervormingen chauffeurs van vrachtwagens en autobussen toestaat 2 uren per week meer te werken. Erger nog, al deze chauffeurs mogen volgens deze nieuwe regels hun vrachtwagens en autobussen besturen gedurende drie opeenvolgende weken met slechts twee rustperioden van 24 uur. De werkgevers in de transportsector zullen van deze mogelijkheid zeker gebruik van maken. De Europarlementsleden trekken zich zo niets aan van een arrest van het Europese Hof van Justitie met als gevolg dat internationale vrachtwagenchauffeurs door hun werkgevers straks gedwongen kunnen worden om gedurende 12 opeenvolgende nachten in de slaapcabine van hun vrachtwagen te overnachten. Daarna hebben ze weliswaar het recht op een langere pauze buiten hun vrachtwagen, maar in de nieuwe regels blijft de mogelijkheid bestaan dat zelfs deze pauzes doorgebracht mogen worden in de slaapcabines van hun langs de weg geparkeerde vrachtwagens om hun voertuigen tegen diefstal te beschermen. Arme chauffeurs!

 

Nog niet zo lang geleden heeft de Europese Unie besloten een einde te maken aan de discriminerende salariële situaties waarin buitenlandse werkers de arbeidsplaatsen van lokale werkers in konden nemen, met de regel: hetzelfde salaris voor het zelfde werk op dezelfde plaats. Maar dit principe wordt op voorstel van de Europese Commissie door de transportcommissie van het Europese parlement niet gevolgd. Zo kan straks een Portugese chauffeur onder Roemeens contract een vrachtwagen van Italië naar Nederland rijden tegen slechts een laag Roemeens salaris. Het zijn straks “brievenbusfirma’s” die chauffeurs aannemen tegen de goedkoopste contracten. Chauffeurs worden zo gedwongen of contracten met een laag salaris te accepteren of werkeloos te worden.

 

Willen we werkelijk zo’n geliberaliseerde Europese markt? Moet alles steeds weer zwichten voor de eisen van werkgevers? Met deze hervorming van de Europese transportmarkt riskeren we meer doden op de weg en een populistische reactie tegen de exploitatie van chauffeurs en oneerlijke concurrentie. Willen we dat?

 

De transportcommissie van het Europese parlement heeft zich weliswaar voor deze hervormingen uitgesproken, maar gelukkig moet dit advies nog bekrachtigd worden in een vergadering van het gehele Europese parlement. Veel leiders van de arme Europese landen zeggen hun werkers te verdedigen met het recht op slecht betaald werk, maar op de lange termijn leidt alleen een belangrijke salariële gelijkberechtiging naar economische ontwikkeling. Een verdere volgens Brussel noodzakelijke liberalisering van de transportsector is een ander woord voor het legaliseren van salariële exploitatie en sociale dumping. Hoe bij de komende Europese verkiezingen een dergelijke hervorming van de Europese transportsector het geloof in een sociaal Europa moet verstevigen, is voor mij totaal onbegrijpelijk. Je mag hopen, dat het Europese Parlement deze hervorming van de Europese transportsector vastberaden afwijst.