Civis Mundi Digitaal #66
De zielenreis van Michael Newton bezien als een sociaalwetenschappelijk onderzoek
Samenvatting: verbeelding, vertekening en werkelijkheid
Dit stuk is een vervolg op de boekbespreking van De zielenreis door Michael Newton. Dit boek wordt hier bekeken als onderzoek op grond van beoordelingscriteria bij afstudeeronderzoeken, zoals het soort onderzoek, onderzoeksmethoden, betrouwbaarheid en validiteit of geldigheid van de gegevens en de interpretatie daarvan. Dit is een manier om de gerapporteerde gegevens te beoordelen qua betrouwbaarheid en geldigheid. Het boek van Newton is niet bedoeld als onderzoek en beantwoordt in beperkte mate aan deze criteria. Zijn onderzoek bestaat uit de rapportage van cliënten van ervaringen van regressie naar de situatie voor de conceptie. Hij gebruikt interviews onder hypnose in eerste instantie als therapeutische methode en achteraf onderzoeksmethode. Hij is een regressietherapeut, geen onderzoeker.
De vraag is in hoeverre deze ervaringen de ervaren werkelijkheid of de verbeelding (daarvan) weergeven en in hoeverre er sprake is van een vertekening in de weergave van de ervaren werkelijkheid. Uit onderzoek naar hypnose blijkt dat mensen onder hypnose gemakkelijke suggestief te beïnvloeden zijn. In de setting van regressietherapie kan de verwachting dat vorige levens ervaren kunnen worden dergelijke ervaringen ook oproepen. De vraag is dan in hoeverre dit de verbeelding of de ervaring van een werkelijke situatie weergeeft. De werking van hypnose is volgens onderzoekers nog niet duidelijk verklaard. Suggestie kan bij hypnose een significante rol spelen. Zie de boeken van Myers en Kelly. Er is meer onderzoek nodig om de beschrijvingen van Newton te kunnen beoordelen op hun geldigheid en betrouwbaarheid.
Newton lijkt ervan uit te gaan dat de beschrijvingen de ervaren werkelijkheid weergeven met een zekere vertekening in aardse termen en beelden. Als argument hiervoor noemt hij de grote overeenstemming tussen de ervaringen van cliënten met uiteenlopende achtergronden, die echter vrijwel allemaal Amerikanen zullen zijn geweest. Zijn interviewvragen komen niet suggestief over. De setting mogelijk wel. Hij gaat niet verder in op de mate van vertekening en verbeelding en geeft vooral de ervaringen weer, die hij categoriseert in fasen van een soort reis, de zielenreis. Je zou het een impliciete hypothese kunnen noemen, dat de ziel voor en na het aardse leven een soort reis maakt, Zo is ook het aardse leven als een levensreis te beschouwen. Dit is een klassieke, universele vergelijking. Het werk van Newton roept vragen op en vormt een aanzet en uitdaging voor verder onderzoek en vergelijking met ander onderzoek van hypnose, bijna-doodervaringen, reïncarnatie en ander postmortaal onderzoek.
Inleiding
In nr 64 staat een samenvattende bespreking van het boek De zielenreis Michael Newton, over ervaringen van regressie naar voor de geboorte en vorige levens. Het is echter niet duidelijk in hoeverre deze beschouwd kunnen worden als herinneringen aan de situatie voor dit leven. Dus in hoeverre deze ervaringen overeenkomen met een ervaren werkelijkheid en in hoeverre deze min of meer waarheidsgetrouw wordt weergegeven. In de wetenschap wordt het begrip verisimilitude gebruikt: overeenstemming met de waarheid of werkelijkheid, waarschijnlijkheid. Dergelijke onaardse ervaringen kunnen in een aards kader alleen vertekend worden weergegeven. Het is daarbij de vraag of er hierbij überhaupt sprake kan zijn van dergelijke herinneringen en er niet veeleer iets anders aan de hand is, dat ook mogelijk anders geduid kan worden dan bij Newton gebeurt. We kunnen ook categorieën als fantasieën en hallucinaties uitbreiden als containerbegrippen voor dergelijke ervaringen. Dan zijn we er gauw mee klaar. Maar zelfs als ze op fantasie zouden berusten, zijn deze ervaringen systematisch te onderzoeken door ze beschrijven, te vergelijken, te analyseren en te categoriseren, zoals bij Newton. Je kunt er ook over filosoferen, zoals bij Plato, in de Oepanishaden en bij de theosofie en antroposofie bij Rudolf Steiner en Hugo Verbrugh, waarbij ook existentiële en andere ervaringen aan de orde komen.
Beoordeling van het boek van Newton als onderzoeksproject
Mijn eerdere boekbespreking is meer een samenvatting dan een kritische beoordeling. Daar was eerder geen ruimte en tijd meer voor. Het artikel was al uitgebreid genoeg en vraagt ook de nodige tijd voor reflectie. Geïnspireerd door de uitvoerige en grondige reactie van Hugo Verbrugh die in een volgend nummer komt, kwam het idee op om het onderzoek van Newton te behandelen als een onderzoeksverslag, al wordt het niet expliciet als onderzoek gepresenteerd. Dat is wel het geval bij de studie van Pim van Lommel, die zijn wetenschappelijke pretenties expliciet naar voren brengt.
De laatste jaren van mijn onderwijsloopbaan was ik als docent sociologie begeleider en beoordelaar van afstudeeronderzoeken. Het boek van Newton is geen afstudeeronderzoek is maar een non-fictie boek. Het heeft echter wel kenmerken van een onderzoek en wordt gepresenteerd als systematische rapportage van ervaringen van regressie onder hypnose, die teruggaat naar voor de geboorte en vorige levens. Het hoeft niet te voldoen aan beoordelingscriteria voor onderzoeksprojecten. Maar aan de hand van dergelijke criteria kan de merites van de rapportage en de pretenties, betrouwbaarheid en validiteit van de ervaringsgegevens nader worden geanalyseerd en geëvalueerd. Hierbij ga ik uit van de beoordelingscriteria waarmee ik eerder heb gewerkt.
Deze beoordelingscriteria betreffen het onderzoeksdoel, de onderzoeksopzet en het soort onderzoek, de motivatie en relevantie, de definities, het begrippenkader en eventuele hypothesen, de afbakening van het onderzoeksgebied en de dataverzameling, de onderzoeksmethoden en de steekproef, de validiteit of geldigheid en de betrouwbaarheid, de operationalisering en categorisering, analyse, eventuele toetsing, conclusies, beperkingen en aanbevelingen voor verder onderzoek.
De voorlopige conclusie is dat het onderzoek van Newton veel te wensen overlaat. Dat is niet verwonderlijk, want zijn boek niet is opgezet als onderzoeksproject, hoewel het wel een onderzoeksverslag weergeeft. Newton is geen onderzoeker maar een therapeut die zijn ervaringen deelt. Dit zijn gegevens die onderzoekers verder kunnen onderzoeken. Het ontbreken van verwijzingen en aansluiting bij andere literatuur en ander onderzoek is reeds opgemerkt bij de boekbespreking. Het boek berust op de casussen van eigen onderzoek, dat staat of valt met de validiteit en betrouwbaarheid van de onderzoeksmethoden, waarop het nodige valt aan te merken, zoals we zullen zien. Deze beoordeling is bedoeld om na te gaan wat het het onderzoek van Newton oplevert aan geldige en betrouwbare informatie en hoe het kan worden aangevuld. Hij heeft vooral veel beschrijvingen verzameld, geduid, vergeleken, geanalyseerd en gecategoriseerd en ze ook in een bepaald theoretisch kader geplaatst, zoals we nader gaan beschouwen.
Naast een meer methodologische beschouwing is een wetenschapsfilosofische beschouwing van onderzoek zoals dat van Newton interessant voor een volgend artikel. In de bijlage staat een aanzet hiertoe. Bij zijn kritische beschouwing van het onderzoek van Newton wil ik de volgende methodologische kanttekeningen plaatsen op grond van eerder genoemde beoordelingsaspecten wat betreft onderzoeksopzet, relevantie, begrippenkader en eventuele hypothesen, afbakening en dataverzameling, onderzoeksmethoden en steekproef, validiteit en betrouwbaarheid, operationalisering en categorisering, analyse en conclusies.
Aanleiding en relevantie van het onderzoek van Newton
De ervaringen die Newton onderzocht, waren voor hem allereerst therapeutisch relevant. Hij gebruikt hypnose als therapeutische methode, niet zozeer als onderzoeksmethode. De ervaringen die deze therapie heeft opgeleverd behandelt hij als onderzoeksgegevens, zonder zijn methode hier zorgvuldig op te hebben afgestemd. Myers zag al veel eerder en meer expliciet de relevantie van hypnose als onderzoeksmethode en zag als geen ander in dat er aangepast onderzoeksmethoden nodig zijn, die toegang geven tot ruimere ervaringsgebieden om het postmortale onderzoeksterrein te kunnen onderzoeken. Zie Kelly e.a. Irreducible Mind. Toward A Psychology of The 21th Century, p 104, 583.
De aanleiding tot het onderzoek van Newton was de ‘toevallige’ ontdekking dat herinneringen of ervaringen onder hypnose ook kunnen teruggaan naar voor de conceptie zoals hij dat interpreteerde. Ook andere therapeuten hebben deze regressie beschreven. Hij was ook niet de enige die (bij toeval) ontdekte dat mensen last kunnen hebben van traumatische ervaringen uit vorige levens en dat deze onder hypnose verwerkt kunnen worden door regressie. Daarbij zou een soort herbeleving plaatsvinden, die mogelijk vergelijkbaar is met benaderingen bij de psychoanalyse van Freud, Jung en anderen en de psychosynthese van Assagioli wat betreft de verwerkingen en integratie van onbewuste aspecten van de persoonlijkheid.
Er zijn de laatste decennia meer reïncarnatietherapeuten gekomen. Zij voorzien onder meer in de wijd verspreide hang naar bijzondere ervaringen zoals exotische reizen. De zielenreis van Newton en Eindeloos bewustzijn van Van Lommel sluiten eveneens aan bij een dergelijke behoefte. Daarnaast is er ook een behoefte aan zelfontplooiing en eigentijdse zingeving nu oude religieuze kaders steeds meer wijken voor open vragen naar de zin van ons bestaan en de dood als mogelijk einde of nieuw begin, zie de titel van een boekje van Verbrugh. De relevantie van het onderzoek van Newton strekt zich dan ook uit naar het terrein van de zingeving en het antwoord op levensvragen, in het bijzonder de laatste vragen naar het hierna en het waarvoor. Het boek werd een wereldwijde bestseller en voorziet kennelijk in een behoefte aan duiding van de dood en invulling van het daarna. Wat betreft zingeving lijkt het meer te voorzien het in een behoefte dan als onderzoek. Het lijkt ook meer bedoeld te zijn om mensen verhalen te geven om hun leven en sterven zin te geven dan als betrouwbaar en valide onderzoek. Daarop is dan ook het nodige aan te merken.
Onderzoeksdoel, onderzoeksopzet, soort onderzoek en theoretisch model
Het onderzoek van Newton is bedoeld als verslag, analyse en categorisering van de ervaringen van regressie van cliënten naar vóór hun huidige leven, die hij ruim dertig jaar lang heeft verzameld. Daarom heb ik het een beschrijvend onderzoek genoemd. Het heeft ook kenmerken van een verkennend onderzoek, maar lijkt niet gericht op het formuleren van hypothesen. Het geeft een beschrijving van ervaringen van regressie naar voor de conceptie, die verder gaat dan een terreinverkenning. De ervaringen worden in chronologische volgorde geplaatst als een ‘zielenreis’, waarin Newton verschillende stadia onderscheidt. Bovendien categoriseert hij zijn cliënten in opeenvolgende ontwikkelingscategorieën. De veronderstelde zielenreis en de ontwikkelingscategorieën zijn echter hypothetisch te noemen. Om zijn casussen te ordenen gaat Newton gaat min of meer uit van zijn indeling als een interpretatiekader. Dit kader is enerzijds (achteraf) gebaseerd op een patroon dat hij in deze casussen meent aan te treffen. Anderzijds lijkt hij ervan uit te gaan als verondersteld model. Hij begint met zijn impliciete theorie van de ‘zielenreis’ en de opeenvolgende ontwikkeling van jonge en oude zielen en gebruikt zijn model als observatie- en interpretatiekader voor de ervaringen van zijn cliënten. Het is zijn goed recht als onderzoeker om ordening aan te brengen in zijn verzamelde gegevens. De lezer zou anders kunnen verdwalen in een wirwar van onsamenhangende casussen, die hij nu min of meer vooraf gestructureerd krijgt aangeboden. Maar daarmee wordt hij ook onvermijdelijk deelgenoot van het model en de categorieën van Newton, die een andere indeling en ordening min of meer uitsluiten.
Een dergelijk procedé past bij beschrijvend onderzoek. Bij de verwerking van statistische gegevens bijv. worden deze ook in vooraf opgestelde categorieën geplaatst. Bij antropologisch veldwerk als schoolvoorbeeld van beschrijvend onderzoek gaat de beschrijving anders in zijn werk, hoewel respondenten daarbij al gauw in een sociaal kader worden geplaatst, qua leeftijd, geslacht, familie en verwantschapsrelaties, status, macht, bezit en invloed, beroep en andere sociale verbanden.
Afgezien van zijn hypothetische indeling komt Newton gaandeweg tot een aantal min of meer impliciete hypothesen. Allereerst het voortbestaan van ‘de ziel’ als uitgangspunt. Vervolgens de ontwikkelingsweg van de ziel, die hij in eerste instantie als reis weergeeft. Bij deze reis en ontwikkelingsweg zijn er gidsen, leraren en meesters in opeenvolgende ontwikkelingsstadia. Deze ontwikkeling wordt ook beschreven als louteringsproces. Dat is een veel voorkomend idee, dat Newton ongetwijfeld kende en mogelijk heeft overgenomen. Het vagevuur heet bij Dante Purgatorio, vertaald als ‘louteringsberg’, een titel die voor meer boeken is gekozen.
Newton definieert het begrip ziel als een energetische substantie, maar werkt zijn theorie van de menselijke persoonlijkheid als een samengesteld geheel niet verder uit in termen van een samenhangend begrippenkader, zoals Myers en Kelly doen. Zijn onderzoek is vooral een beschrijving en duiding van ervaringen. Een deel van de persoon blijft voortbestaan en neemt herinneringen zijn levens mee. Met het lichaam lijkt ook het sterfelijke deel van de persoonlijkheid te sterven en te eindigen. Hoe dat zit, is een onderzoeksgebied dat wordt verkend door Newton en anderen, zoals Plato, Myers en Assagioli.
Het onderzoek is vooral gebaseerd op een gekozen steekproef waarin de verschillende stadia op een niet controleerbare wijze als categorieën worden gerepresenteerd. Hoewel de indeling plausibel lijkt, is deze ontsproten aan het inzicht van Newton, afgezien van het klassieke esoterische idee de ziel na de dood een reis maakt en dat er ontwikkelingsstadia zijn van meer ontwikkelde ‘oudere’ zielen en minder ontwikkelde ‘jongere’ zielen. Verbrugh noemt dit een ‘vage overlevering’ en schrijft dat er geen enkele aanwijzing is voor de realiteit daarvan, afgezien van de bevindingen van Newton en theosofen, die hun inzichten voor een groot deel aan Indiase leringen ontlenen. Zie verder bijlage 2 over ontwikkelingsstadia van meer en minder ontwikkelde zielen.
Onderzoeksmethoden,validiteit en betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid en de validiteit of geldigheid van deze ervaringen is een volgende kwestie. Validiteit heeft te maken met wat wat deze ervaringen nu eigenlijk weergeven en voorstellen, bijv. of ze kunnen gelden als ervaring van het hiernamaals. Of de beschrijving een geldige weergave is die overeenkomt met de werkelijkheid die wordt beschreven. Met andere woorden, in hoeverre “de geregistreerde waarde van een variabele gelijk is aan de werkelijke waarde,” aldus J. Segers, Sociologische onderzoeksmethoden, p.199.
Wat de onderzoeksgegevens weergeven hangt ook direct samen met hun betrouwbaarheid, die betrekking heeft op wijze van weergeven en registratie. De vraag is dan: in hoeverre geeft de rapportage van Newton de werkelijkheid of de werkelijke ervaring van voor de conceptie betrouwbaar weer of veeleer de verbeelding of verbeelde vertekening daarvan? De voorlopige conclusie is dat het een vertaling in aardse termen is van een veronderstelde werkelijkheid, die vertekend wordt weergeven. Het kan echter niet alleen een vertekende werkelijkheid zijn maar ook een verbeelde werkelijkheid, waarbij de weergaven volgens Newton vaak een treffende overeenstemming vertonen.
Newton gebruikt als onderzoeksmethoden open diepte-interviews en observatie. De open vraagstelling van Newton lijkt erop gericht te zijn zoveel mogelijk informatie te verkrijgen. Zijn open vragen komt niet suggestief over en worden letterlijk, dus controleerbaar weergegeven. Hij stelt zijn vagen aan cliënten onder hypnose. Zijn regressietherapie gaat retrospectief terugkijkend naar herinneren van vroegere ervaringen. Die herinnering is uiteraard meestal enigszins vertekend en subjectief en dus niet volkomen betrouwbaar als een waarheidsgetrouwe weergave van het gebeurde. Maar het zal mogelijk ook geen louter fantasie zijn.
Bij herinneringen van vorige onaardse levens - aangenomen dat deze er zijn zoals de ervaringen van mensen onder hypnose lijken aan te geven - komen daar nog complicerende factoren bij, omda onaardse ervaringen in een aards referentiekader vertekend worden weergegeven. Als men onaardse taal zou gaan praten, zou het niet meer te volgen zijn. Voor de weergave van de veronderstelde ervaringen gelden deze restricties van vertekening, die bij iedere subjectieve ervaring gelden en bij oncontroleerbare ervaringen onduidelijk zijn.
Naast deze algemene slag om de arm wat betreft betrouwbaarheid en vertekening, geeft Newton nauwelijks aan in hoeverre zijn steekproef representatief is, hoewel hij wel rekening houdt met een representatieve ‘dekking’ of invulling van de categorieën die hij onderscheidt. De steekproef van ruim dertig casussen biedt op zich al voldoende onderzoeksmateriaal om vergelijkende conclusies te kunnen trekken en indicaties uit te kunnen afleiden, zonder deze als representatief voor een grotere populatie te beschouwen. De generaliseerbaarheid van zijn bevindingen laat dus ook te wensen over omdat niet bekend is hoe representatief zijn steekproef is.
De vraag naar de validiteit, naar wat hij eigenlijk beschrijft en of zijn weergave een geldige beschrijving is van de ‘werkelijke’ situatie voor zover deze in termen van onze werkelijkheid is weer te geven. Wat beschrijven zijn cliënten eigenlijk als zij teruggaan naar hun situatie voor hun huidige leven? Beschrijft en meet hij wat hij meent te beschrijven en te meten? In hoeverre kunnen we de beschreven ervaringen beschouwen als herinneringen of een min of meer betrouwbare of onbetrouwbare maar toch een weergave van de ervaring van de situatie voor hun conceptie?
Bij de boekbespreking is al naar voren gebracht dat er in principe alternatieve verklaringen mogelijk zijn, waarbij de ervaringen niet gelden als weergave van een eerder leven of de situatie tussen twee levens. Fantasie, hallucinaties e.d. lijken volgens Newton tekort door de bocht en niet aannemelijk. Als het fantasieën zouden zijn, hebben zij een meer veridiek of waarheidsgetrouw karakter, en hebben ze voor de betreffende personen een bijzondere betekenis.
We kunnen met het nodige voorbehoud en enige behoedzaamheid en distantie voorlopig uitgaan van het onderzoek van Newton zoals hij het presenteert, en er vervolgens kritisch naar te kijken vanuit methodologisch perspectief. De vraag naar de validiteit en wat hij eigenlijk beschrijft wordt door Newtin niet gesteld. Hij gaat ervan uit dat het geen fantasieën of hallucinaties zijn vanwege het coherente karakter. Hij ziet de ervaringen als een beschrijving van de situatie voor de conceptie, die beeldend en zoekend naar woorden met een zekere spontaniteit wordt weergegeven. De overeenstemming van de beschrijvingen noemt hij als argument dat de discutabele betrouwbaarheid ten goede komt.
Hypnose als onderzoeksmehode
Een ander punt is het gebruik van hypnose. Als therapeutische methode wordt hypnose gebruikt door diverse therapeuten. Als onderzoeksmethode lijkt hypnose minder gebruikelijk. Myers, Freud en andere psychoanalytici maakte er ook gebruik van bij hun onderzoek naar het onbewuste. Om een onbekend gebied te benaderen en bloot te leggen zijn ook volgens Myers en Popper grensverleggende onderzoeksmethoden en theorieën nodig, anders blijven we (steken) bij het conventionele. Volgens Popper hebben theorieën onder meer de functie van een zoeklicht om onbekende verschijnselen te onderzoeken. Dit zou een onderwerp voor een volgend artikel kunnen zijn.
Een motto van Maharishi Mahesh Yogi ontleend aan de Indiase filosofie is dat de werkelijkheid en onze ervaring verschillend is in verschillende bewustzijnstoestanden, die hun eigen werkelijkheid hebben en verschillend is tijdens de waaktoestand en de slaaptoestand. “Een tijger in de droomtoestand kan niet geschoten worden met een geweer in de waaktoestand, maar alleen met een droomgeweer.” Hypnose en de toestand na de dood zijn ook andere bewustzijnstoestanden die wellicht overeenkomsten kunnen vertonen met waken, dromen en slapen. De werkelijkheidsbeleving is totaliter aliter, volkomen anders en toch enigszins vergelijkbaar en kan nader onderzocht worden. Myers heeft hiertoe een aanzet heeft gegeven in Human Personality and Its Survival of Bodily Death. Zo tonen mythen in mythische taal en beelden een mythische werkelijkheid. Als we deze letterlijk nemen zoals beschrijvingen van de aardse werkelijkheid, bijv. door het zinrijke bijbelse paradijsverhaal of andere verhalen en Griekse en andere mythen letterlijk te nemen, missen we een rijkere betekenis en diepere werkelijkheid. Als classicus was Myers zich hiervan bewust.
Mogelijke vertekeningen en veronderstellingen door hypnotische suggestie
We dienen ons op zijn minst af te vragen wat de invloed is van de toestand van hypnose op de betrouwbaarheid van de weergegeven ervaringen. Het is bekend dat mensen onder hypnose zeer suggestibel of vatbaar voor suggestie zijn. Wat hen wordt aangepraat als werkelijk kunnen ze als werkelijkheid beleven, aldus Myers. Als iemand onder hypnose meent naar een vorig leven te gaan dan zal hij dit beleven als werkelijk. Het theorema van de socioloog W I Thomas, ‘What people define as real, will be real in its consequences’, geldt niet alleen in de waaktoestand. Dan blijft de vraag: waar haalt de persoon de gerapporteerde ervaringen dan vandaan? Uit zijn fantasie? Uit zijn onderbewuste? Uit het subliminale bewustzijn met een term van Myers? Uit het gebied waar dromen vandaan komen?
Een wezenlijk punt is dat de setting in hoge mate suggestief lijkt, ook al geldt dat niet voor de vraagstelling. Impliciet wordt de suggestie en de verwachting gewekt dat de cliënt onder hypnose ervaringen van voor de conceptie zal ervaren, want daar komt hij vaak voor. Myers schrijft dat proefpersonen onder hypnose de suggestie dat ze op de Noordpool zijn als werkelijk interpreteren en ervaren en dan beginnen te rillen. Bij suggestie in te tropen te zijn, beginnen ze te zweten. Zouden er beschrijvingen gevraagd worden, dan zal een beschrijving van een poolgebied of een tropisch landschap kunnen volgen. Ook al zijn respondenten daar nooit geweest, zij hebben zich daarover voldoende beelden gevormd om deze min of meer overtuigend weer te kunnen geven.
Als de hypnotiseur hen zou suggereren dat ze naar de maan gaan of naar Mars, zouden ze mogelijk vanuit hun fantasie een beschrijving van de maan of van Mars geven, of van een ander onbekend gebied. Zo kunnen zij ook ervaringen van vorige levens en van tussen levens beschrijven die oncontroleerbaar zijn en waarbij ze kunnen fantaseren en hun verbeelding kunne laten spreken. Hun fantasieën kunnen ook dan gerelateerd worden aan een of andere opgedane dus werkelijke traumatische ervaring die overeenkomt met een feitelijke pijn ergens in hun lichaam, die in hun beschrijving bijv. van een pijl afkomstig kan zijn die een Indiaan in een vorig leven op hen heeft afgeschoten.
De vertekeningen die door hypnotische suggestie van alleen al de setting en de verwachting of veronderstelling dat vorige levens ervaren kunnen worden, ontneemt aan het onderzoek een solide ervaringsbasis. Dit betekent niet dat deze ervaringen fantasieën zijn, maar de mogelijkheid van vertekening onder invloed van de verbeelding is niet uitgesloten. Je zou ze veridieke of waarachtig overkomende suggestieve ervaringen kunnen noemen in parapsychologisch jargon, veeleer dan veridieke pseudo-hallucinaties of iets dergelijks, in termen die Verbrugh en Myers gebruiken.
De beschrijvingen kunnen echter ook op waarachtige en plausibele ervaringen berusten, waarvan de juistheid niet aangetoond kan worden, althans niet met de onderzoeksmethode van Newton. Dit relativeert zijn onderzoek en wijst op de noodzaak van aanvulling met andere onderzoeksmethoden en een grondigere analyse van de validiteit en de betrouwbaarheid van de gerapporteerde ervaringen.
Het onderzoek van Myers gaat uit van uiteenlopende gegevens, waaronder ervaringen onder hypnose, die hij kritisch bespreekt. Hij biedt een aanvulling voor het onderzoek van Newton, dat bij nadere beschouwing minder valide gefundeerd is dan het lijkt. De overeenkomsten tussen de ervaringen van cliënten kunnen bijv. verklaard worden uit hun gemeenschappelijke culturele achtergrond, ongeacht religieuze verschillen. Het is echter niet uitgesloten dat de meer letterlijke interpretatie van Newton meer waarheid bevat dan alleen suggestie en verbeelding. Een suggestie bij mijn keuzemodulen over intuïtie en bewustwording was om intuïtieve ingeving vooral te toetsen aan de waarneming en het gezonde verstand, want mensen kunnen zichzelf van alles wijsmaken.
Conclusies
De analyse en de conclusies zijn al in eerdere boekbespreking samengevat. Newton beschrijft de orde in de ‘zielenwereld’ in termen van een soort sociale structuur van betrekkingen tussen zielen die hij volgens de beschrijvingen van zijn cliënten aantreft in het ‘hiervoormaals’ en het ‘hiertussenmaals’. Dat is de situatie tussen twee levens, met een term van Verbrugh. Newton onderscheidt een soort subtiele hiërarchie van meer en minder ontwikkelde zielen. De rijpere zielen fungeren hierbij als gidsen en leraren voor de jongere zielen. Het ontwikkelingsniveau wordt beschreven in termen van de mate van begrip, empathie en mededogen. Het begeleiden van anderen vraagt een groter invoelend vermogen, inzicht en wijsheid. Dat komt plausibel over. Zie verder mijn boekbespreking.
In het algemeen geldt aan Verbrughontleende motto totaliter aliter,vrij vertaald als totaal anders (maar toch in grote lijnen) hetzelfde, zoals hier. De beschrijvingen in het boek van Newton komen over alsof het zo zou kunnen zijn. Maar het kan ook anders zijn. Hoe kunnen wij dat weten?
Newton beschrijft overeenkomsten en verschillen tussen de onaardse ‘zielenwereld’ en de aardse werkelijkheid, die volgens zijn bevindingen in het verlengde van elkaar liggen. In het licht van de reïncarnatiehypothese bouwen ervaringen in opeenvolgende levens op elkaar voort in een langdurig ontwikkelingsperspectief. Dat geldt ook voor de veronderstelde verwerking ervan tussen de levens. Het eind van deze ontwikkeling lijkt nog niet in zicht, tenzij men de komende dood als eind beschouwt.
We leven in een redelijk vrij land. Iedereen mag in vergaande mate denken wat hij wil en heeft ook het recht om kritiek te leveren op anderen. Bij voorkeur inhoudelijk en opbouwend zonder op de persoon te spelen, zoals vaak het geval is, afhankelijk van het empathische (begrips)vermogen. Door aanvullende visies komen we dichterbij de waarheid, die slechts incompleet en onaf te bevatten is. Zoals bij de bewoners van de grot van Plato die slechts schaduwen kunnen zien. Een enkeling aanschouwt het licht en wordt vervolgens niet begrepen. Ook al zouden we een sprankje licht ontwaren vanuit een andere dimensie, bijv. de dimensie voorbij de dood, dan komt dat vaak ongeloofwaardig en verwerpelijk over omdat het niet past in het schaduwrijk dat wij gewend zijn.
Volgens een collega met een Duitse moeder zou het in het Nederlandse poldermodel minder acceptabel zijn het hoofd boven het maaiveld uit te steken en een afwijkende visie te koesteren, terwijl Duitse dichters en filosofen bekend zouden staan om hun soms hemeltergende of juist mystieke visies. Men denke aan Fichte, Schelling, Hegel, Schopenhauer, Nietzsche, Marx, enz. Spinoza als Nederlands grootste filosoof leidde hier een kwijnend bestaan en is eeuwenlang verguisd, omdat hij pantheïstisch en onchristelijk dacht. Hoewel dit ook elders voorkomt, zou het opgeheven vingertje typisch Nederlands zijn, ondanks de fameuze veronderstelde Hollandse tolerantie, die vaak gepaard gaat met een voortdurend redetwisten.
Verbrugh, Newton, Couwenberg menen dat de reïncarnatiehypothese een meer omvattende verklaring biedt voor kwesties rond leven en sterven. Deze hypothese lijkt een groter verklarend vermogen te bieden dan andere hypothesen. Zie bijlage 1 over reïncarnatie. Ook qua zingevingsperspectief en ontwikkelingsmogelijkheden lijkt deze hypothese meer perspectief te bieden, mits anders geïnterpreteerd dan eeuwenlang in India het geval zou zijn geweest. Door de latere passieve en fatalistische interpretatie is de oorspronkelijke meer dynamische leer uit de Bhagavad Gita en de Oepanishaden vervormd geraakt. De moderne interpretatie biedt juist meer ontwikkelingsmogelijkheden en een perspectief van keuzen.
Als uitgangspunt liggen de boeken van Newton voor ons om te bevragen en te beoordelen. Het is hier niet mijn bedoeling alleen kritiek op Newton te leveren wat betreft zijn beschrijving en verkenning van een onbekend gebied. Hij presenteert ‘stoutmoedige hypothesen’ (bold conjectures – Popper) als zijn bevindingen omtrent een onderzoeksterrein waarvan niemand het fijne weet en bijna iedereen ronddoolt in de duisternis van niet weten. Afgezien van een materialistische visie die zekerheid veronderstelt omtrent de dood het absolute einde is of christenen die menen in de hemel te komen of het hellevuur deelachtig te worden of de vage variant van het vagevuur.
Newton heeft de moeite genomen ruim dertig jaar onderzoek te ordenen en te inzichtelijk publiceren in een boeiend boek, dat aansluit bij behoeften en wensen van velen. Hij heeft geen wetenschappelijke pretenties, hoewel hij wel een bijdrage meent te verlenen aan waarheidsvinding en zingeving. Hierbij doet hij concessies aan het grote publiek zonder zijn onderzoekscriteria te expliciet verantwoorden. Hoewel hij geen specifieke onderzoekscriteria in acht heeft genomen, is het interessant om zijn boek te beoordelen als onderzoek en de vraag te stellen wat hij aantoont met welke mate van betrouwbaarheid en validiteit. Ondanks methodologische tekortkomingen en verschillende interpretatiemogelijkheden beschrijft het onderzoek van Newton een hypothetische werkelijkheid die belangwekkend genoeg is om nader te onderzoeken.
Na ruim dertig jaar onderzoek mogen we veronderstellen dat Newton zo langzamerhand bij benadering weet waarover hij het heeft. Er kunnen echter vertekeningen zijn door de suggestieve setting die tot de verbeelding spreekt en verwachtingen wekt. Maar ook fantasieën kunnen uiting geven aan een onbewuste werkelijkheid en laten zich nader onderzoeken. Zoals bij kinderen de beleving van hun leven zich onthult in hun verbeelding en zij in tekeningen uiting kunnen geven aan opgedane ervaringen. De Rorschachtest bijv. is gebaseerd op wat mensen projecteren in inktvlekken. Zo zijn er meer voorbeelden van onbewuste ervaringen die zich uiten in verbeelding en fantasie.
Deze beschouwing impliceert niet dat de onderzoeksresultaten gefalsificeerd of weerlegd zijn als ongeldig. Er worden wel vraagtekens geplaatst bij de validiteit van de ervaringen en gevraagd wat deze nu eigenlijk weergeven en in hoeverre deze vertekend worden door de suggestieve setting die bepaalde verwachtingen kan oproepen die vervolgens in de geboden beschrijvingen verwoord worden. Om een gedegen antwoord te kunnen geven dat recht doet aan het onderzoek van Newton is meer onderzoek nodig. Onder meer van mogelijke vertekening en verbeelding door suggestie en suggestieve ontvankelijkheid bij hypnose voor onuitgesproken verwachtingen. En bijv. ook naar verschillen en overeenkomsten tussen verbeelding, fantasieën en de ervaringen die Newton rapporteert. Enzovoort. Het behoort bij de onderzoekstaak van Newton om suggesties voor verder onderzoek te doen. Hij heeft dat deels ter hand genomen in vervolgpublicaties. Zijn laatste boek lijkt op het repliceren van zijn onderzoek door collega’s.
Het is interessant om op dit vrijwel onontdekte gebied als ontdekkingsreizigers samen te werken in plaats van elkaar de pas te willen afsnijden of in de richting van een ravijn te wijzen. De uitnodiging van Hugo Verbrugh om er samen verder over te filosoferen en dit onderzoeksgebied verder te verkennen inspireert hiertoe. Dat geldt ook voor de eerdere uitnodiging van Wim Couwenberg om over dit onderwerp te schrijven in eerdere artikelen.
Als schoolkind wilde ik ontdekkingsreiziger worden en las ik boeken over ontdekkingsreizigers. Daarna wilde ik cultureel antropoloog worden en heb in dat vak een propedeuse gehaald om verder te gaan met sociologie na een afgebroken psychologiestudie, die weinig inzicht bood in het bewustzijn. Het bewustzijn en het onbewuste interesseerde mij meer dan andere psychische functies en processen. Het individuele en collectieve bewustzijn, het onderbewuste en onbewuste is mij blijven boeien als goeddeels onontdekt gebied waar ontdekkingsreizen nog mogelijk zijn, zoals De Zielenreis van Newton laat zien.
Noot
* De titel antropologie van het hiernamaals is ontleend aan Hans Ludwig, een bevrien antropoloog die zich onder meer heeft beziggehouden met de voorstellingen omtrent het hiernamaals in verschillende culturen, die een onderwerp kunnen zijn van sociaalwetenschappelijke studie. Dat geldt ook voor het effect van deze voorstellingen en de sociaal-culturele achtergrond ervan, zoals bijv. bij Max Weber in zijn beroemde studie De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme en andere godsdienst-sociologische studies. Hieruit blijkt dat de voorstelling van het hiernamaals grote maatschappelijke invloed kan hebben. Bij de protestantse ethiek gold dit voor de predestinatieleer. Zo heeft ook de reïncarnatiegedachte en de interpretatie daarvan significante maatschappelijke invloed gehad. Zie hierover een eerder artikel van Hans Komen. Dit artikel gaat niet over de maatschappelijk invloed van deze voorstellingen, maar over de validiteit en de betrouwbaarheid van het onderzoek naar de voorstellingen die voortkomen uit ervaringen van regressie onder hypnose.
Bijlage 1: wetenschapsfilosofie
Naast methodologie interesseer ik mij net als Hugo Verbrugh voor wetenschapsfilosofie, ook om deze toe te passen bij het onderzoek naar wat er met ons gebeurt als wij sterven en daarna. In het kader van de paradigmatheorie van Thomas Kuhn kunnen de door Newton gerapporteerde ervaringen worden beschouwd als anomalieën of afwijkingen die niet passen in de gangbare christelijke en materialistische paradigma’s die over het hierna(maals) eigenlijk weinig of niets kunnen zeggen, omdat dit de reikwijdte ervan te boven gaat. De gangbare christelijke visie is dat de ziel blijft voortbestaan in hemel, hel of vagevuur. Dante heeft hiervan een monumentale vertolking gegeven in zijn Divina Commedia, die niet als canoniek is geautoriseerd. De anomalieën die Newton weergeeft, kunnen worden ingepast in het paradigma van reïncarnatie. Reïncarnatie lijkt meer verschijnselen te kunnen verklaren dan de materialistische en christelijke paradigma’s. Een groter verklarend vermogen heeft te maken met de inhoud en omvang van een theorie, in termen van de wetenschapsfilosofie van Karl Popper, zie o.m. zijn autobiogafie Unended Quest, p 42.
De reïncarnatiehypothese is te beschouwen als een meer omvattende theorie, die meer verschijnselen kan verklaren en gerelateerd of getoetst kan worden aan relevante ervaringen. Welke ervaringen relevant zijn voor toetsing is een vraag die we ook kunnen loslaten op de ervaringen die Newton rapporteert. In hoeverre zijn deze relevant, geldig, valide en betrouwbaar om de reïncarnatiehypothese meer aannemelijk te maken? Voor de reïncarnatie-hypothese lijken meer ervaringen beschikbaar te zijn als indicaties en toetsingsmogelijkheden, onder meer déja vu en reïncarnatie-ervaringen. Er kan worden nagegaan in hoeverre de ervaringen van regressie die Newton weergeeft, daarvoor in aanmerking komen. Ook in ethisch opzicht verklaart de reïncarnatiehypothese verschillen tussen mensen meer bevredigend vanuit verdiensten in vorige levens, die vanuit hypothesen van een éénmalig bestaan onrechtvaardig en ongerijmd kunnen overkomen.
De gangbare materialistische en christelijke visies van de dood als het einde van het aardse leven zijn te beschouwen als twee varianten van de zgn. eenmaligheidshypothese van een eenmalig bestaan op aarde zonder terugkeer. Bij christelijke paradigma’s gaat de ziel elders verder, hetzij in een hemel, hel of vagevuur, maar niet meer op aarde. Bij materialistische paradigma’s bij is het bij de dood afgelopen met het persoonlijk bestaan. Het leeft slechts voort in herinneringen, maar heeft geen substantie meer. Er is daarbij geen ziel die verder gaat als mogelijke drager van een deel van de persoonlijkheid. De ziel of geest houdt op met functioneren als het lichaam ermee ophoudt. Bij het reïncarnatie paradigma kan de ziel – whetever it may be – een meermalig bestaan hebben op op aarde terugkeren in een volgende reïncarnatie in een ander lichaam. Zo kan de ziel of het reïncarnerende deel van de persoonlijkheid ook bestaan hebben in een eerdere reïncarnatie.
Reïncarnatie kunnen we beschouwen als een rivaliserend paradigma, dat een groter verklarend vermogen lijkt te kunnen hebben en ook meer toetsingsmogelijkheden of indicaties, naar het zich laat aanzien. De andere paradigmata beperken zich tot een min of meer dogmatisch geloof op grond van gezag of een aangenomen ogenschijnlijk onweerlegbare evidentie van de dood als definitief einde. Vanuit de wetenschapsfilosofie bezien is de benadering van het vraagstuk wat ons na de dood kan overkomen hiermee niet uitgeput en is een meer grondige bestudering mogelijk van diverse rivaliserende paradigma’s en theorieën. Verbrugh geeft hiertoe een grensverleggende aanzet in een nog volgend artikel en in eerdere publicaties.
Bijlage 2 Reïncarnatie en menselijke ontwikkelingsstadia
Inherent in het concept van reïncarnatie is echter een ontwikkelingsmodel van meer en minder gevorderde zielen. De opeenvolging van levens zou bedoeld zijn om om ontwikkeling in volgende levens mogelijk te maken. Een mogelijke teruggang is echter niet uitgesloten gezien de veronderstelde menselijke vrije wil.
Griekse filosofen als Pythagoras en Plato refereren ook naar (een vorm van) van reïncarnatie. Een dergelijke leer was in Europa meer wijd verspreid voordat deze mede door het christendom in diskrediet raakte. Bijv. bij Plato vinden we de opvatting van een samengestelde persoonlijkheid in drie zielendelen: het begerende, het strevende en het kennende zieledeel. Dit stemt overeen met de meer uitgebreide Indiase filosofie hieromtrent, die acht aspecten van de persoonlijkheid onderscheidt. Zie hierover o.m. C I Dessaur, De droom der rede, het mensbeeld in de sociale wetenschappen en H Groot, Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden. Bij Plato vinden we de volgende indeling:
1. mensen bij wie het begerende zielendeel met verlangens, pleziertjes en genot de overhand heeft, vormen de laagste klasse. Zij hebben vooral ijzer en brons in hun constitutie. De deugt die hen past is matigheid.
2. mensen bij wie het strevende zielendeel de overhand heeft, vormen de middenklasse van de toezichthoudende klasse van ‘de wachters’, die zilver in hun constitutie hebben, met als passende deugd dapperheid. In India is dat gerechtigheid, dharma, recht en plicht.
3. mensen bij wie het kennende zielendeel de overhand heeft, zijn de bestuurders van de staat en ook de filosofen. Zij hebben meer goud in hun constitutie en de deugd die hen past is wijsheid. Zie Wikipedia, verwijzend naar De Staat (Politeia) en W T de Bary, ed. Sources of Indian Tradition.
India kent een vergelijkbare indeling naar de vier levenswaarden: 1. kama: genot en liefde, 2. artha: rijkdom en welvaart, 3. dharma: gerechtigheid en 4. moksha: geestelijke bevrijding door inzicht. Deze waarden corresponderen overwegend met resp. 1. het werkende volk, 2. de middenstand van handelslieden en ambachtslieden, 3. de krijgslieden en de overheid, 4. de priesters en intellectuelen. De vier Middeleeuwse standen boeren, burgers, adel en geestelijkheid komen hiermee enigszins overeen en lijken kenmerkend te zijn voor agrarische samenlevingen.
In het onderscheid van Nietzsche in heren- en slaven(moraal) uit Zur Genealogie der Moral wordt kracht en macht als hoogste deugd beschouwt. Virtue komt van het woord vir: kracht in zowel het Latijn als het Sanskriet. Dat lijkt enigszins strijdig met inzicht en bevrijding als hoogste deugd. Bij Nietzsche is echter ook de zelfbeheersing, gepaard gaand met zelfinzicht en zelfverwerkelijking een hoge deugd. Zie zijn posthume werk Der Wille zur Macht, later Umwertung aller Werte genoemd. Zo zijn er meer enigszins verwante en enigszins verschillende indelingen te vinden, naar een bepaalde rangorde van waarden volgens welke de menselijke ontwikkeling gestalte kan krijgen. In de moderne consumptiemaatschappij lijkt (in de huidige hedonistische verslavingsmoraal) lustbevrediging de hoogste waarde, samen met rijkdom en macht. Kennis en inzicht staan ten dienste van deze waarden in plaats van omgekeerd. Hoewel artsen en hoogleraren op de sociologische statusladder hoger scoren dan politici, filmsterren en miljonairs, is het aanzien van de leraar gedaald. Mensen die werken in dienstverlening door lustbevrediging scoren laag, zoals callgirl of escortboy. Opleiding, kennis en deskundigheid bepaalt status en inkomen in hoge mate en blijft van hoge waarde.
De discutabele en wat star aandoende indeling van Plato en het oude India met weinig mobiliteit sluit aan bij het concept van meer en minder ontwikkelde zielen, die in variabele mate door inzicht en minder door begeerten worden geleid en daardoor beter of juist minder in staat zijn anderen leiding te geven. De categorieën van Newton en van Plato tonen meer universele kenmerken die enigzins overeenstemmen met oosterse visies en met de humanistische en transpersoonlijke psychologie van Assagioli, Maslow, Fromm e.a.
Het idee dat mensen niet gelijk zijn (maar in potentie wel gelijkwaardig) lijkt enerzijds haaks te staan op moderne denkbeelden zoals het socialistische gelijkheidsideaal, maar is een moeilijk betwistbaar sociaal gegeven. Iedere samenleving kenmerkt zich door ongelijkheid en verschillen in bezit, macht en aanzien, zij het in variabele mate. Anderzijds is ongelijkheid en het concept van ontwikkelingsstadia inherent in het moderne evolutionaire denken, waarbij wezens zich in hun ontwikkeling verschillende stadia doormaken op weg naar een voorlopige bestemming of een nog onduidelijk einddoel.
Kortom, evenals de waarden die in variabele vorm meer algemeen en universeel naar voren komen, mogelijk zelfs in het hiernamaals en hiervoormaals, lijkt de veronderstelling van ontwikkelingsstadia een vrij universeel idee dat we in uiteenlopende vormen in diverse culturen aantreffen. Door Newton worden beide universalia in vermeende ervaringen van het hiernamaals wordt aangetroffen.
Literatuur
D Baarda en M de Goede, Basisboek methoden en technieken
W T de Bary, Ed. Sources of Indian Tradition
R Crookall, The Interpretation of Cosmic and Mystical Experiences
A D de Groot, Methodologie. Grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen
E Kelly e.a. Irreducible Mind. Toward A Psychology of The 21th Century
H Koningsveld, Het verschijnsel wetenschap. Een inleiding tot de wetenschapsfilosofie
Th Kuhn, De structuur van wetenschappelijke revoluties
I Lakatos en A Musgrave, Criticism and the Growth of Knowledge
F W H Myers, Human Personality and its Survival of Bodily Death
F Nietzsche, Zur Genealogie der Moral
idem, The Will tot Power
idem, Herwaardering van alle waarden
Plato, Collected Dialogues
K R Popper, Conjectures and Refutations
idem, Objective Knowledge
idem, Unended Quest. An Intellectual Biography
K R Popper en J Eccles, The Self and Its Brain
E Rietmeijer en J Tromp, De aanpak van onderzoek
M W Riley, Sociological Research. A Case Approach
J Segers, Sociologische onderzoeksmethoden
C. Selltiz e.a. Research Methods in Social Relations
Stichting ISIS, Reïncarnatie. Mystiek en maatschappelijk
N Verhoeven, Wat is onderzoek?
H s Verbrugh, Een beetje terugkomen. Reïncarnatie als denkbeeld en gegeven.
idem, Karma en reïncarnatie. Een filosofische analyse
idem, Reïncarnatie? Essay over de veranderende aard van de kennis
idem, Het verzuim
idem, De dood is een nieuw begin. Een essay met overwegingen en vragen i v m het concept ‘voltooid leven’, met de reïncarnatiegedachte, met ananmnesis en de vrije wil, met nabij de dood ervaringen en met enkele inzichten die in verband hiermee aandacht verdienen. Eerste voorlopige versie 2017.