Het doodzwijgen van een intrigerend filosofisch en wetenschappelijk object van reflectie en onderzoek

Civis Mundi Digitaal #68

door Wim Couwenberg

Een filosofisch serieus te nemen concept

In esoterische kringen leeft het menselijke heilsverlangen voort in utopisch getint toekomstdenken met een spirituele achtergrond. Dit geldt in het bijzonder voor het Nieuwe Tijds-denken (New Age), een eigentijdse variant van westerse esoterie die een synthese beoogt van wetenschap en religie zoals vroeger confessioneel-christelijke universiteiten beoogden en daarbij inhaakt op de mentaliteit van een postmaterialistisch type mens dat behoefte heeft aan geestelijke groei en verdieping in het mysterie-karakter, de dieptedimensie van de werkelijkheid en dat zoekt in en door persoonlijke ervaring.

In zekere zin leeft dat heilsverlangen ook voort in het streven het oeroude esoterische geloof in karma en reïncarnatie te transformeren in een filosofisch serieus te nemen concept, dat in staat is een bevredigend antwoord te geven op de elementaire menselijke behoefte aan een aardse bedeling die ondanks alle ongerijmdheden, alle absurditeiten, die ons in dit leven zo vaak verbijsteren, als rechtvaardig en zinvol ervaren kan worden. Alles wat we doen of nalaten, bepaalt in dat concept mede ons verdere levenslot. Leven is een continu leerproces, ook in moreel opzicht. Van dit inzicht gaat een disciplinerende werking uit die vergelijkbaar is met het christelijke hiernamaalsgeloof. Vanwege die werking maakte dat geloof ook deel uit van de burgerlijke religie die Rousseau noodzakelijk achtte als sluitstuk van zijn bekende leer van het sociale contract.

In het gemoderniseerde concept van karma en reïncarnatie zoals ontwikkeld door de arts/filosoof Hugo S. Verbrugh wordt uitgegaan van de hypothese dat het menselijk bewustzijn via een cyclisch leerproces van in- en excarnaties tot zijn uiteindelijke bestemming komt.[1] We hebben in zijn ogen als mensen geen toekomst als dat concept niet het leidmotief wordt van onze moderne cultuur. Het is een concept dat zich als alternatief van het christelijke hiernamaalsgeloof aandient, nu dat onmiskenbaar tanende is. Op de ‘god is dood’-theologie is namelijk een ‘dood is dood’-theologie gevolgd. En die luidt resoluut de ultieme secularisering van het christelijke geloof in.

Een religieuze intuïtie die zich leent voor empirisch onderzoek?

Inherent aan het concept van karma en reïncarnatie is uiteraard de ontkenning van de eenmaligheid van dit bestaan. Uit die hoofde spreekt het vooral mensen aan die zich vertwijfeld afvragen hoe aan dat eenmalige bestaan met al zijn absurditeiten en ongerijmdheden een bevredigende zin te geven. ‘Einmal ist keinmal…’ Wat maar eenmaal gebeurt, hoeft net zo goed helemaal niet te gebeuren. Als er maar één leven is, hoeven we net zo goed helemaal niet te leven’, meent de oorspronkelijk Tsjechische schrijver Milan Kundera[2]. Die eenmaligheid is op de keper beschouwd een vreselijke gedachte in het licht van de ontelbare levens die de eeuwen door buiten hun schuld geheel of grotendeels mislukken of gezien het ontbreken van reële levenskansen al bij voorbaat tot mislukken gedoemd zijn. De Nederlandse diplomaat en dichter Maarten Mourik had ook grote moeite met die eenmaligheid en leefde in existentieel verzet tegen de dood als zinloze vernietiging en onoverkomelijk schandaal. Is het geen schande dat ons de weelde van het bestaan geschonken wordt, maar dat dit met de dood voor eens en altijd in het niet verdwijnt?[3]

In het heersende materialistische, mechanistische en nihilistische wereldbeeld wordt de eenmaligheid van ons bestaan probleemloos als feit geregistreerd. Als het menselijk bewustzijn niet meer is dan het product van de werking van onze hersens, zoals 90% van de neurowetenschappers veronderstelt, is dat reïncarnatieconcept natuurlijk apekool. De wis- en natuurkundige C.W. Rietdijk denkt daar niettemin anders over. Die anticipeert allang op een paradigmawisseling in zijn concept van een rationeel verantwoorde religie. In dat concept is het z.i. wetenschappelijk gezien niet langer onzinnig de evolutie van het menselijke lot te concipiëren als een doelgericht en dus zinnig gebeuren. In het idee van karma en reïncarnatie ontwaart hij een religieuze intuïtie die zich met behulp van parapsychologisch onderzoek wel degelijk leent voor empirisch-wetenschappelijk toetsing en dus niet als een louter metafysische speculatie van de hand te wijzen valt.[4]

Waarom geloven zoveel mensen tegenwoordig in reïncarnatie, nu het christelijke geloof in een leven na de dood tanende is, vraagt de katholieke godsdienstpsycholoog J. Janssen zich af. Rationeel is dat moeilijk te begrijpen. Het is, zo veronderstelt hij, het geloof in een tweede kans. We kunnen niet meer omgaan met de eeuwigheid. Dat is verveling ten top. De menselijke maat is gebaseerd op afwisseling. Het idee van reïncarnatie past daar goed bij[5]. Maar is het niet meer dan dat? Gaat het uiteindelijk niet om de vraag of aan de evolutie, de geschiedenis der mensheid enigerlei zin en betekenis valt toe te kennen?

Leven op herhaling

Er is zopas een nieuw boek verschenen over reïncarnatie. Het is van de hand van de freelance journalist Michiel Hegener en is getiteld Leven op herhaling (Uitgeverij Ten Have, 2012). Hij presenteert zijn boek als eerste boek over reïncarnatie, dat grotendeels gebaseerd is op interviews met onderzoekers, getuigen, wetenschapsfilosofen en sceptici. Wat mij bij lezing van dit boek opvalt, is dat Hegener geen melding maakt van het diepgravende denkwerk, dat over dit onderwerp verricht is door de bekende arts/filosoof Hugo Verbrugh, die in dit nummer dit thema opnieuw oppakt. Hij is ook niet geïnterviewd, evenmin als de wis- en natuurkundige C.W. Rietdijk.

Civis Mundi heeft in samenwerking met Verbrugh in 1997 een jaarboek gepubliceerd onder de titel Karma, reïncarnatie en de roep om zingeving dat ook uitgangspunt was van een grote HOVO studieconferentie op de EUR. In aansluiting hierop publiceerde Civis Mundi in 1999 een themanummer, getiteld: Karma en reïncarnatie anno 1999: de stand van zaken; en daarna in 2009 in het themanummer: Is elk zijn tot niet-zijn geschapen? Postmortaal levensperspectief opnieuw ter discussie. Van een actief speurend journalist als Hegener mag verwacht worden dat hij van deze activiteiten toch op de hoogste kon zijn. Vandaar mijn vraag: vanwaar dat doodzwijgen ervan? Wat Hugo Verbrugh betreft, die heeft eind jaren ’90 in verband met zijn reïncarnatie-onderzoek de Stichting Kairos, Karma en Reincarnatie opgericht. De website van die stichting is: www.kairos-kr.nl. Verbrugh heeft zich met dit alles wat reïncarnatie-onderzoek betreft voldoende bekend gemaakt. Door dat alles te negeren schiet Hegener mijns inziens te kort als actief speurend onderzoeksjournalist.

Hij hoopt dat met zijn boek een einde komt aan het doodzwijgen van reïncarnatie als wetenschappelijk object van onderzoek. Zoals Verbrugh uiteengezet heeft, is het ook een intrigerend filosofisch onderwerp. In beiderlei richting stellen we het in dit nummer opnieuw aan de orde als tegenwicht tegen het nihilistische geestesklimaat dat Nietzsche al eind 19e eeuw heeft aangekondigd als een onheilspellende gebeurtenis met verschrikkelijke gevolgen[6] en in deze tijd in brede kring is doorgedrongen zonder dat dat enigerlei verontrusting wekt.

Met de menswording van de evolutie wordt die evolutie zich bewust van zichzelf en wordt zij daarmee een beschavingsproces. Daarmee groeit de behoefte aan reflectie op zin en betekenis ervan. De filosofie van karma en reïncarnatie biedt een levensvisie waarin aan dat beschavingsproces een positieve zin en betekenis kan worden gegeven evenals aan individuele levens en dat in een tijd waarin aan enigerlei zin en betekenis ervan sterk getwijfeld wordt of die zelfs zonder voorbehoud ontkend wordt. De bekende psychiater B.E. Chabot ziet in het zoeken naar enigerlei zin zelfs een uiting van psychische onvolwassenheid.[7]

Zolang het streven naar een plausibele empirische bewijsvoering tekortschiet – en ook Hegener schiet daarin te kort, al luidt de ondertitel van zijn boek Bewijzen voor reïncarnatie – blijft reïncarnatie filosofisch gezien vooralsnog een serieus te onderzoeken mogelijkheid met nog te beantwoorden cruciale vragen zoals bijvoorbeeld de vraag wat van mensen eigenlijk reïncarneert. Bij het speuren naar een antwoord op die vraag stuiten we tegenwoordig op het heersende natuurwetenschappelijke paradigma, waarin de ziel, de geestelijke dimensie van de mens en zijn zelfbewustzijn in de ban gedaan zijn als verzinsels en derhalve irrelevant, daarbij uiteraard uitgaande van een materialistisch mensbeeld. Op universiteiten worden niettemin nog steeds geesteswetenschappen serieus genomen en gedoceerd.

 

Waardering voor het bespreekbaar maken van dit thema

Hegener verdient in ieder geval waardering voor de moeite die hij zich getroost heeft reïncarnatie als object van wetenschappelijk onderzoek bespreekbaar te maken. Hij heeft dat gedaan in een goed opgebouwd betoog, waarin ook tegenargumenten aan de orde komen, waaronder de vraag of reïncarnatie als feit verenigbaar is met de gangbare westerse wetenschap. Als reïncarnatie als feit bewezen zou kunnen worden, dan komt het heersende natuurwetenschappelijke paradigma inderdaad in grote problemen, zoals Hegener stelt. Dan zou, betoogt van zijn kant de filosoof Paul Wouters, niet alleen de natuurwetenschap, maar ook de kritische intuïtie van eeuwen fundamenteel fout zitten op punten waar die niettemin in de loop der eeuwen buitengewoon betrouwbaar is gebleken. Zonder een materieel-energetische drager valt informatie nu eenmaal niet over te dragen.[8] De controverse die hier in het geding is, valt, lijkt me, te herleiden tot een botsing tussen een louter immanente, materialistische zienswijze zoals die de overhand heeft in de gangbare wetenschapsbeoefening en ook uitgangspunt is van seculiere levensovertuigingen; en daartegenover een in het defensief gedrongen denkwijze die zich openstelt voor een realiteit die de materiële werkelijkheid overstijgt, m.a.w. voor bewustzijn, denken, moraal, cultuur als niet volledig tot de materiële wereld te reduceren fenomenen

Er is over deze controverse geen zekerheid mogelijk. Hoed u trouwens voor mensen, die iets zeker weten, zoals een vrijzinnig denker en natuurkundige als Jan Terlouw de wereld toeroept in zijn nieuwe boek. En dat geldt zeker voor het onderwerp van deze controverse. Uitgaande van een transcendentalistisch paradigma zie ik reïncarnatie als een intrigerende mogelijkheid aan gene zijde van de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid die ik niet bij voorbaat uitsluit. Waarom zouden we die mogelijkheid van filosofische reflectie en wetenschappelijk onderzoek niet tentatief verkennen, zoals Verbrugh nu, evenals Piet Ransijn, bezig zijn te doen? Waarom dit bij voorbaat voor onzin uit te maken?

Hieronder volgt een nadere kritische bespreking van dit boek waarin een aantal zwakke punten bloot gelegd wordt.

 



[1] Zie H.S. Verbrugh, Karma en reïncarnatie - een filosofische analyse, 2000. Zie ook: I. Stevenson, Twenty Cases Suggestive of Reincarnation, 2e druk, 1974 met opvallende waarnemingen en ‘herinneringen’; voorts S.W. Couwenberg (red.), Karma, reïncarnatie en de roep om zingeving, Civis Mundi jaarboek 1997; en Postmortaal levensperspectief opnieuw ter discussie, Civis Mundi 1, 2009.

[2] Zie M. Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, 1985, p. 13.

[3] Zie M. Mourik, Afscheid der dingen, 1997.

[4] Zie C.W. Rietdijk, Experimenten met God, 1989; idem, Is een voortbestaan na de dood wetenschappelijk plausibel te maken, Civis Mundi 1, 2009.

[5] Zie J.Janssen, Individualiteit en engagement, in: H. Evers en J. Stappers, Het informatieparadijs, 2000, pp.64-103.

[6] Zie Paul van Tongeren, Het Europese nihillisme, Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren, 2012.

[7] B.E. Chabot, De wil om niet te geloven, Trouw, 3 juni 1995.

[8] Zie P. Wouters, Postmortaal levensperspectief opnieuw ter discussie, Civis Mundi, 2, 2009.