Civis Mundi Digitaal #72
Wat tegenwoordig als racisme geldt en als zodanig veroordeeld wordt, zoals uitingen van kolonialisme, heb ik zelf nog meegemaakt als volstrekt legitiem, opgegroeid als ik ben in het interbellum, toen Nederland een gevestigde en gevierde koloniale mogendheid was. Aan de universiteiten van Leiden en Utrecht bestonden toen speciale opleidingen voor een koloniale carrière, die druk bezocht werden tot de Tweede Wereldoorlog. Via die oorlog veranderden de machtsverhoudingen in de wereld zo snel, dat kolonialisme als een erkend internationaal instituut vrij snel zijn legitieme status verloor, dus ook Nederland. Toch zijn uitingen van kolonialisme nog steeds niet uitgeroeid, zoals het Israëlisch-Palestijns conflict als laatste sluitstuk van Europese dekolonisatieprocessen leert.
De anti-apartheidsstrijd is een conflict geweest dat het best gesitueerd en geïnterpreteerd kan worden als een van de laatste resten van het na-oorlogse dekolonisatiedrama. Het apartheidsbewind was immers een saillant voorbeeld van intern kolonialisme en daarmee samenhangende apartheid.[1]
Op dit punt is er een duidelijke verwantschap met de positie van Israël in het Israëlisch-Palestijnse conflict[2]. Daar is namelijk eveneens sprake van intern kolonialisme zoals Zuid-Afrika dat gekend heeft. Het herinnert aan het Europese kolonialisme, waarvan ontstaan en ontwikkeling van de staat Israël een laatste restant is. Het gaat hier namelijk om een koloniaal project, dat na de eerste wereldoorlog van zionistische zijde met steun van Engeland als koloniale mogendheid in Palestina in gang gezet is. De zogenaamde terugkeer van Joden uit Europa en andere delen van de wereld naar Israël is in de literatuur geïnterpreteerd als een specifieke – i.c. interne - vorm van kolonialisme en als zodanig vergelijkbaar met het interne kolonialisme in Zuid-Afrika onder het apartheidsbewind.[3]
Het ziet eruit als apartheid, het riekt naar apartheid, het voelt als apartheid, maar op de een of andere manier wil de wereld dat niet zien, constateert Arjan El Fassed, een Nederlander met een Palestijnse achtergrond.[4] Bij een onbevangen beoordeling toont de oprichting van de exclusief joodse staat Israël op een aantal punten, lijkt mij, onmiskenbaar verwantschap met het streven van Afrikaner nationalisten naar een zuiver blanke (apartheids)staat zoals dat in Zuid-Afrika sinds 1948 operationeel gemaakt is.
Alleszins reden dat conflict eveneens te situeren in het perspectief van dat Europese dekolonisatiedrama en wel als sluitstuk ervan.[5] Dat stuit in de officiële Nederlandse politiek nog op grote weerstand. Die politiek heeft grote moeite de koloniale achtergrond van dit conflict onder ogen te zien en daarmee samenhangende apartheid. Een verwijzing daarnaar wekt nogal wat irritatie. Die irritatie valt te begrijpen.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog koestert Nederland immers een bijzondere emotionele band met Israël vanwege het extreme geweld dat Joden in die oorlog is aangedaan en vanwege de bijzondere religieuze en historische relatie tussen joden- en christendom. Ook schaamte over het wegkijken bij de Jodenvervolging in eigen land speelt daarbij een rol.[6] In het licht hiervan is het niet verwonderlijk dat de Nederlandse media over het algemeen pro-Israël zijn[7] evenals het buitenlandse beleid van dit land dat zich krachtens onze grondwet in dienst stelt van bevordering van de internationale rechtsorde, maar desondanks de ogen sluit voor de talrijke schendingen van internationaal recht door Israël.[8]
Bij dit alles komt nog, dat apartheid in Nederland een heel kwalijke betekenis gekregen heeft sinds de anti-apartheidsstrijd in de jaren ‘70 en ’80, toen kolonialisme een groot taboe was geworden evenals het daarmee verbonden apartheidsverleden; een verleden, dat Nederland ook gekend heeft, toen het Nederlands-Indië als koloniale mogendheid bestuurde. Het is moeilijk in deze kwestie objectief te blijven. Toch nopen de regels van wetenschappelijke integriteit waaraan wetenschappers zich dienen te houden, tot een reflectie op dit conflict, waarin zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan de feiten, zoals zij zich bij dat onderzoek voordoen, ook al botst dat op gevestigde en emotioneel verankerde vooroordelen.
Zowel voor de VS als voor Europa is het verloop van het Israëlisch-Palestijns conflict in hoge mate gênant. Amerika heeft zijn officieel zo sterk gekoesterde morele principes en antikoloniale denken in dit geval zonder scrupules ondergeschikt gemaakt aan machtspolitieke belangen. Die belangen schaadt het echter door de indruk te wekken altijd weer de kant van Israël te kiezen als het erop aankomt en daarmee het anti-amerikanisme in het Midden-Oosten in de kaart te spelen. En Europa heeft de delging van eigen schuldgevoelens over eeuwenlang antisemitisme, culminerend in de Holocaust, gemakshalve afgewenteld op de Palestijnen die part noch deel gehad hebben aan de polarisatie tussen christenen en joden en het daarmee samenhangende antisemitisme dat ook de voedingsbodem geworden is waaraan het zionisme in de 19e eeuw ontsproten is.
Palestijnen zijn het kind van een Europese rekening geworden die met de stichting van de staat Israël vereffend moest worden tegenover het eeuwenlang in Europa vernederde joodse volk. Die Europese rekening wordt gemaskeerd door een tendens die na de Tweede Wereldoorlog steeds meer ingang vindt, de neiging namelijk om de Europese beschaving te relateren aan de Joods-christelijke traditie als inspiratiebron. Maar het Europese antisemitische verleden blijft die beschaving niettemin onverminderd belasten.[9]
Via een effectieve machtspolitiek van voldongen feiten is Israël stap voor stap bezig dit conflict in zijn voordeel te beslechten. Intern steunt het daarbij op zijn nucleair onderbouwde militaire superioriteit en extern op een ijzersterkte Israëlische lobby die er van uitgaat dat Israël altijd moet worden verdedigd ondanks de feiten, omdat het in de ogen van die lobby het morele gelijk aan zijn kant heeft. Het is een lobby die in het Westen, in het bijzonder in Amerika buitengewoon doeltreffend opereert. En dat is ook wel nodig. Want de Israëlische machtspolitiek blijft alleen effectief en succesvol, zolang zij zeker is van westerse, in het bijzonder Amerikaanse steun. Door tegenkrachten in Europa en de VS wordt die steun wel meer en meer ter discussie gesteld. Maar talrijke pleidooien voor economische sancties tegen Israël vinden nog altijd onvoldoende weerklank.
[1] Zie Kolonisatie en dekolonisatie: een evaluatie in historisch en mondiaal perspectief, Civis Mundi 2, 1989
[2] Zie o.a. S.W. Couwenberg, Tijdsein, Civis Mundi Jaarboek 2011, pp. 167-174; idem, Verwantschap van Israël met het apartheidsbewind in Zuid-Afrika een leugen? Een verantwoording, Civis Mundi Digitaal 8, 2011.
[3] Zie o.a. C.A.O. van Nieuwenhuijze en L.A.V. Metzemaekers, Dekolonisatie en intern kolonialisme in: Kolonisatie en dekolonisatie: een evaluatie in historisch en mondiaal perspectief, Civis Mundi 2, 1989; en S.W. Couwenberg, De staat Israël als voorbeeld van intern kolonialisme, Civis Mundi 4, 1998.
[4] Zie A. El Fassed, Niet iedereen kan stenen gooien, 2008.
[5] Zie discussiethema 8 van Civis Mundi Digitaal.
[6] Zie P. Griffioen en R. Zeller, Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België 1940-1945. Overeenkomsten, verschillen, oorzaken, 2011; en Ad. Van Liempt e.a., Jodenjacht. De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog, 2011. Van de Franse Joden overleefde 75% de Shoah, van de Belgische 60% en van de Nederlandse Joden slechts 25%.
[7] Zie Krantenberichten in voordeel Israël, NRC Handelsblad 26 september 2011.
[8] Zie Sleutel tot vrede in het Midden-Oosten, Civis Mundi, 4, 2008.
[9] Zie o.a. F. van Vree, Beroep op joods-christelijke traditie lijkt vanzelfsprekend, maar is pervers, NRC Handelsblad, 27/28 maart 2010.