De voortdurende strijd om hulpbronnen: voedingsbodem voor oorlogen

Civis Mundi Digitaal #72

door Jan de Boer

In het begin van de 20e eeuw ontstaan er grote internationale spanningen om zich te voorzien van grondstoffen. Er zijn historici zoals Avner Offer die het destijds geruchtmakende boek ’The First World War, an Agrarian Interpretation’ schreef, die dit gegeven beschouwen als de achtergelegen diepere oorzaak van de eerste wereldoorlog, laat de wetenschapper Pierre-Cyrille Hautcoeur mij weten.

En inderdaad gedurende tientallen jaren die aan deze verschrikkelijke oorlog vooraf gingen zochten de grote mogendheden de controle over de in hun ogen lege gebieden: van het westen van Amerika tot Siberië om grote delen van Afrika niet te vergeten. De redenen van deze expansiepolitiek zijn natuurlijk veelvuldig, maar één daarvan werd in het begin van de 20e eeuw om strategische redenen zeer belangrijk: de zekerheid om zich te kunnen voorzien van natuurlijke hulpbronnen met daarbij de controle over de zeeroutes. De Europese industrieën werden meer dan ooit afhankelijk van geïmporteerde grondstoffen van katoen en olie tot koper en rubber. Ook de groei van de bevolking vereiste steeds meer import van voedingsmiddelen zoals Amerikaans en Russisch graan, Argentijns en Australisch vlees, koffie en suiker uit Brazilië.

De sinds 1880 snelle ontwikkeling van de Duitse marine werd door Engeland gezien als een bedreiging niet alleen voor hun admiraliteit maar ook voor hun industriële en handelsbelangen. Duitsland daarentegen voelde zich bedreigd in zijn economische groei door het risico van zijn bevoorrading afgesloten te worden door de Britse marine in geval van internationale spanningen, terwijl Rusland de vele hulpbronnen in het oosten van Europa controleerde en exploiteerde met zijn Franse en Britse bondgenoten.

 

Gedurende de eerste wereldoorlog was de samenwerking tussen de geallieerden betreffende de voorziening van natuurlijke hulpgoederen één van de sleutels van hun succes zowel wat betreft militaire uitrusting als burgerlijke behoeftes, onmisbaar om het moreel van de troepen hoog te houden en voor het behoud van de steun van de bevolking. Daartegenover speelde de schaarste door het blokkeren van Duitsland een essentiële rol in het zwakker worden van het Duitse leger en het moreel van de bevolking. Een aantal politieke leiders en groot-industriëlen wilden deze samenwerking in tijden van vrede overeind houden, maar ongelukkigerwijze sloot het Amerikaanse isolationisme van president Wilson deze coördinatie uit en het vredesverdrag van Versailles werkte ook niet mee aan een oplossing voor dit probleem. Integendeel, dit vredesverdrag verzwakte de internationale samenwerking en creëerde aan aantal zeer kwetsbare staten in Oost-Europa die al gauw een aanlokkelijke prooi voor Nazi-Duitsland werden. Vanaf het moment dat de crisis van 1929 de kwetsbaarheid van de internationale integratie van Duitsland toonde op het gebied van handel en zijn bevoorrading bedreigde, zag de Duitse aanspraak op ’ lebensraum’ in het oosten opnieuw het licht zoals ook die van Japan in Azië. De buitengewone capaciteit van de Duitse industrie om "Ersatz"-producten te fabriceren voor veel geïmporteerde goederen was onvoldoende om de verdwenen import te vervangen hetgeen een cruciale rol speelde in het uitbreken van de tweede wereldoorlog.

 

Ik voorspel u, dat als de wereldgemeenschap er niet in slaagt de opwarming van de aarde af te remmen, wij heel wat minder bang moeten zijn voor de migratie vanuit de arme landen dan voor de gewapende conflicten tussen de rijke, machtige mogendheden die zich van de noodzakelijke hulpbronnen willen verzekeren ter wille van het behoud van hun rijkdom en macht.