Civis Mundi Digitaal #73
Feyerabend aan de afwas
Wetenschapsfilosofie deel 7 Paul Feyerabend II: wetenschap in een vrije samenleving
Omdat Feyerabend geen essentieel verschil ziet tussen wetenschap en andere ideologieën, ook niet qua methode, vindt hij dat wetenschap en staat net als kerk en staat dienen te worden gescheiden in de vrije samenleving. Dat bepleit hij vooral in zijn tweede boek Science in a Free Society en beknopter in een lezing ‘How to Defend Society Against Science’, waarin hij provocerend stelt dat wetenschap een (soort) religie is geworden (https://anarcosurrealisti.noblogs.org/files/2010/10/Feyerabend-Paul-How-to-defend-society-against-science.pdf). In volgende paragrafen wordt steeds verwezen naar de Duitse editie van Science in a Free Society: Erkenntnis für freie Menschen (1980).
Er zijn aanknopingspunten met The Open Society and Its Enemies van Popper (zie deel 3), maar Feyerabend legt andere accenten. De rol van de wetenschap is bij hem meer betrekkelijk dan bij Popper, die ook het belang van andere vormen van kennis erkent, maar zich niet uitlaat over niet westerse kennistradities die toen nog niet zo actueel waren.
Gelijke rechten voor tradities – geen monopolie van de wetenschap
Feyerabend stelt gelijkberechtiging voor van diverse kennistradities. Gelijke rechten betekent niet alleen maar gelijke toegang tot de traditie van blanke mannen, die min of meer wordt opgedrongen (p 127). Het betekent ook niet dat alle tradities gelijk zijn, effectief zijn of allemaal dezelfde waarde hebben. Dat valt nader te onderzoeken door vrije discussie van vrije burgers, niet alleen door deskundigen. De ‘onheilige alliantie van wetenschap, rationalisme en kapitalisme’ en het monopolie van de gevestigde wetenschap en de door de staat gesteunde geneeskunde wil hij doorbreken. Gaat de wetenschappelijke geneeskunde niet de richting uit van het ‘wetenschappelijk socialisme’, dat dogmatisch wordt geïnstitutionaliseerd met een door de staat gesteund monopolie zonder noemenswaardige concurrentie van andere benaderingswijzen?
“De macht van de ‘wetenschappelijke’ geneeskunde over leven en dood, lichaam en ziel, gezondheid en ziekte is vergelijkbaar met de macht, die de Kerk ooit uitoefende over alle stadia van het leven. Al vanaf de geboorte bepalen ‘wetenschappelijke’ artsen de voeding van de moeder en de vooruitzichten van de foetus en zien toe op zijn ontwikkeling. Als de kleine ter wereld komt, bemerkt hij helle lichten, glinsterende instrumenten. Als hij kon denken zou het hem lijken alsof hij uit retorten en automaten is voorgebracht en niet uit een levend menselijk lichaam. Vervolgens worden ‘wetenschappelijke’ methoden van voeding, leren en vrije tijd op hem uitgeprobeerd.”
“Haast alle wetenschappelijke disciplines zijn op onze scholen verplichte vakken. Terwijl de ouders over de religieuze vorming van hun kind kunnen beslissen, bestaat een dergelijke vrijheid niet in het geval van de wetenschappen. Natuurkunde, astronomie, geschiedenis [enz.] moeten geleerd worden. Men kan ze niet door magie, astrologie of een studie van legenden vervangen. Zelfs de kerken, die eens de wetenschappelijke grootheidswaan aan banden legde met een verwijzing naar het woord van God, bemoeit zich er niet meer mee om niet nog minder populair te worden. Geboorte, opvoeding en onderwijs, geestelijk welzijn, genezing – alles is tegenwoordig in de handen van de wetenschappen” (1980, p 117-119).
Een wetenschappelijk of ander monopolie is onverenigbaar is met het onbedorven bestaan en de ongerepte groei van andere culturen (p 129). “De overheersing van de wetenschap bedreigt de democratie.” Dat geldt ook voor “de daarmee verbonden minachting en onderwaardering van andere culturen,” inclusief hun geneeswijzen die vaak kunnen bogen op enige effectiviteit die de moderne geneeskunde kan aanvullen en mogelijk kan verbeteren (p 123). De scheiding tussen politiek, religie en wetenschap werd eerder benadrukt door Max Weber bij de toenmalige discussie over waardevrijheid.
Wat betreft de bijdrage aan de zingeving van het leven en het oplossen van wezenlijke problemen is het de vraag of wetenschap altijd beter scoort dan andere kennistradities. Dat zou een interessant vergelijkend onderzoek kunnen zijn. Volgens de filosofie van Feyerabend zal het echter lastig zijn maatstaven aan te dragen om kennistradities te vergelijken.
Beslissingen door rijpe vrije burgers in onderlinge uitwisseling en samenwerking
De uiteindelijke beslissing legt hij bij vrije burgers, niet bij wetenschappers en deskundigen, die meebeslissen als onderlegde burgers. Hij gaat ervan uit dat een samenleving van vrije burgers bestaat uit rijpe mensen, niet uit “een kudde schapen, die door een groep van beterweters wordt geleid. Rijpheid ligt niet op straat, men dient het te leren. Men leert het ook niet op school, tenminste niet in de huidige onderwijsinstellingen,.. maar door actieve deelname aan beslissingen. Rijpheid is belangrijker dan wetenschappelijke specialismen.”
“Natuurlijk geloven de wetenschappers dat er niets beters is dan de wetenschap. Maar burgers van een vrije samenleving kunnen zich met een degelijke vroom geloof niet tevreden stellen” (1980, p 168, 169). Bovendien hebben we gezien, dat deskundigen het vaak niet met elkaar eens zijn en theorieën vaak snel weer achterhaald zijn, dus een veranderlijke basis voor besluitvorming zijn.
“In een vrije samenleving lost men problemen niet op met theorieën, maar door de beslissingen van de betreffende mensen. Deze beslissingen worden natuurlijk door theorieën beïnvloed, maar die theorieën hebben niet het laatste woord. Het laatste woord is aan de vrije burgers en hangt af van hun tradities en het daardoor bepaalde zicht op de problemen en oplossingsvoorstellen (in vrije samenwerking tussen tradities)… Het filter dat bruikbare van onbruikbare ideeën en maatstaven scheidt, bestaat niet uit rationalistische maatstaven, religieuze overtuigingen of humane opwellingen, maar uit burgerinitiatieven… De beste vorming bestaat uit de deelname aan alle aspecten van het sociale proces, waarbij beoordeling van wetenschappelijke theorieën is inbegrepen… Mensen hebben de vrijheid hun medeburgers als privépersonen te beïnvloeden; grotere werkzame invloed wordt hen niet toegestaan” (p 77-78).
Feyerabend meent dat het beter is een vrije samenleving niet alleen op wetenschappelijke en rationalistische tradities te baseren, maar op diverse tradities, die van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen aanvullen en complementeren in een vrije respectvolle uitwisseling en samenwerking, waaraan ook wetenschappers deelnemen, zonder deze uitwisseling te bepalen en te domineren (p 72, 134, 179). In de consensus- en communicatietheorie van Habermas wordt het hoe en waarom van een dergelijke discussie en besluitvorming verder uitgewerkt. Habermas de nadruk legt op een ruimere vorm van communicatieve rationaliteit die ook van toepassing is op de wetenschap en een antwoord geeft op het irrationele relativisme van kennisvormen en benaderingen dat Feyerabend voorstaat.
Enkele bedenkingen tegen de visie van Feyerabend
Feyerabend heeft veel kritiek en veel vragen opgeroepen. Zijn relativistische eclecticisme kan tolerantie bevorderen en starheid en dogmatisme verminderen, maar kan ook leiden tot heftige tegenstellingen en strijd. Om de ‘rijpheid’ te bevorderen die hij bepleit, worden diverse benaderingen aanbevolen. Deze variëren van burgerschapsvorming bij Couwenberg tot meditatie bij Toon van Eijk. Feyerabend ziet het meeste perspectief in actief meedoen met de besluitvorming. ‘Rijpheid’ komt overeen met wat Spinoza weldenkendheid noemt, zoals Toon van Eijk uitlegt in zijn boek(bespreking) over Spinoza.
Pluralisme van visies – geen monopolie
De vraag is of door de radicale benadering van Feyerabend niet een kans bestaat dat de klok wordt teruggezet en onredelijk bijgeloof wordt binnengehaald naast zinvolle praktische en spirituele kennis. Het is de vraag “of de kannibaal of de antisemiet zij aan zij met ons in onze vrije samenleving kunnen leven… Dergelijke vragen zijn vanouds door bisschoppen en kardinalen gebruikt om... één ideologie, één religie, één wijze van denken te verdedigen met uitsluiting van andere ” (p 133).
Volgens Feyerabend is een pluralisme van visies essentieel. Hij keert zich tegen een monopolie van welke ideologie dan ook. “Er is geen enkele ideologie die helemaal alleen het geheim van de vrijheid bevat. Ideologieën zijn vaak ontaard tot dogmatische religies (voorbeelden: het christendom en het marxisme). De ontaarding begint met het eerste aantoonbare succes en bereikt zijn hoogtepunt met de vernietiging van de tegenstander. De triomf van ideeën en instituties is gewoonlijk ook hun eindstadium… Dezelfde onderneming die eens mensen de kracht gaf zich van angsten en vooroordelen te bevrijden, maakt hen tot slaaf van hun eigen belangen.”
“Als we voorbijgaan aan de liberale retoriek en de show van tolerantie en vragen of propagandisten van de wetenschap bereid zijn de ideeën van de Hopi-indianen of van Genesis een plaats willen geven in het onderwijs of handoplegging in ziekenhuizen in te voeren, dan merkt men hoe eng de grenzen van deze tolerantie worden getrokken” (p. 121, 122). Een bekende wijze Hopi-indiaan is overigens Zwarte Eland, zie het boek Black Elk Speaks. Daar valt nog veel van te leren. De Hopi-indianen staan bekend om hun vredelievende cultuur in tegenstelling tot andere Noord-Amerikaanse stammen.
We zien nu bijv. ook dat de monopoliepositie en de triomf van het neoliberalisme na de val van de Berlijnse muur en de val van het communisme in Oost Europa bedenkelijke kanten heeft, nu deze visie niet meer in evenwicht gehouden wordt door het socialisme en de sociaal-democratie verzwakt is als complementaire ideologie. Feyerabend beperkt zich tot wetenschapsfilosofisch anarchisme en uit geen voorkeur voor een politieke ideologie. Zijn maatschappelijke visie lijkt op een radicaal liberalisme, dat affiniteit heeft met de liberale filosofie van John Stuart Mill in het door hem geroemde werk On Liberty.
Beschermende wetten en rechten van staatswege
Hoe zit het met de voorgestelde gelijkberechtiging van tradities als op grond van tradities die niet meer van deze tijd zijn besnijdenis ofwel verminking van vrouwen of heilige oorlogen worden voorgeschreven? De vrijheid van de ene groep kan die van een andere groep of traditie belemmeren. Het antwoord ligt in de bescherming die de staat aan burgers en burgerrechten dient te bieden.
“Een vrije samenleving berust niet op een bijzonder geloof of een bijzondere filosofie. Zij berust bijv. niet op rationele overwegingen. De grondslag van een vrije samenleving is niet een religie of filosofie, al is deze nog zo verheven of humanitair, maar een structuur die bescherming biedt (Schutzstruktur). Deze grondslag geeft het samenleven geen inhoud, maar beschermt dit tegen storende invloeden,” nl. door wetten, gerechtshoven en een sterke politiemacht, maar niet door op de macht van ideologieën te vertrouwen, die de menselijke vrijheid bedreigen (1980, p 73, 151). Dit impliceert dat volgens Feyerabend tradities beschermd dienen te worden tegen geweld en onderdrukking, waardoor de grenzen van de vrijheid worden gemarkeerd.
Het impliceert volgens Feyerabend ook dat de menselijke vrijheid bescherm dient te worden tegen de hegemonie van de wetenschap die van staatswege het onderwijs en bijna alle regionen van de samenleving bepaalt. Het betekent volgens hem niet dat de rationele humanitaire mentaliteit de grondslag van de samenleving dient te zijn om mensen te beschermen tegen ‘barbaarse tradities’ door de eigen wereldbeschouwing tot universeel criterium van het menszijn te verheffen.
In termen van het nieuwe boek van Paul Scheffer, De vorm van vrijheid en ook zijn eerdere boek De vrijheid van de grens, geldt dat er grenzen zijn aan de vrijheid, zoals ook Feyerabend daarvan de wettelijke grenzen aangeeft, die geen geweld toelaten. “Zonder grens gaat het niet, zonder natiestaten gaat het niet, zonder veiligheidsbeleid gaat het niet,” NRC 12 okt. 2018, p C11. Het gaat om beschermde vrijheid, anders is die vrijheid wankel en kwetsbaar. Het gaat bij Feyerabend ook om vrijheid die in onderlinge dialoog en samenwerking van gelijkberechtigden gestalte krijgt.
Kritiek op de vanzelfsprekende alleengeldigheid van westerse visies
“Zo beschouwt men bijv. ook de ‘wetenschappelijke’ geneeskunde vanzelfsprekend als de juiste behandelwijze van alle ziekten in alle tradities. Daarbij neemt men aan dat de westerse geneeskunde ‘ziekten’ beter geneest (in de zin van die geneeskunde) dan alle alternatieve geneeswijzen en dat deze westerse ideeën over ziekte, genezen en vooral gezond leven als enige maatgevend zijn… De eerste aanname is empirisch en kan wetenschappelijk worden onderzocht. Daarvoor zijn controlegroepen nodig, die met andere benaderingen worden behandeld. De vorming van dergelijke controlegroepen is echter in vele landen wettelijk verboden, omdat men de mensen wil ‘beschermen’. Maar hoe kan men ze beschermen, als men niet weet wat hen meer bedreigt – de westerse geneeskunde of de oude vormen van genezen? De aanname die aan de bevoordeling van ‘wetenschappelijke’ geneeskunde ten grondslag ligt en die toegankelijk is voor wetenschappelijk onderzoek wordt niet onderzocht en dogmatisch als waar gesteld.”
“De ‘wetenschappelijke’ geneeskunde behandelt haar patiënten echter niet als mensen [zoals bij oudere geneeswijzen] maar als complexe materiële systemen… De geldigheid van het onderliggende mensbeeld dat de mens tot een schepsel van de materiële wereld maakt, wordt niet onderzocht… Het humanitair-wetenschappelijk-rationele mensbeeld berust niet op onderzoek maar op de mode, de culturele trend. En dan komt de vraag op of deze trend de mens niet afstompt en van zijn godgelijkende aard berooft en of dit gedachteloze vermoorden van de ziel niet erger is dan het toedienen van het aardse leed. De vraag rijst of de ontwikkeling van de laatste eeuwen niet een nieuw mensensoort heeft met vele talenten maar zonder ziel… Welk recht hebben wij ons eigen mensbeeld niet alleen tot maatstaf van ons handelen, maar tot sociale voorwaarde van het handelen van alle mensen te maken?” (p 154, 155).
De sociaal-culturele context nu en de tijd van Feyerabend
Eerder is gezegd dat we de recalcitrante visie van Feyerabend in de context van zijn tijd dienen te zien, zoals iedere visie. Ook in de context van zijn persoonlijke ontwikkeling en achtergrond, die de toenmalige Amerikaanse samenleving betrof, waarin Indianen, negers en traditioneel denken Chinezen “op een muur van verboden, wetten, schrikreacties en dogmatische overtuigingen stuitten” (p 157). Hij was een voorstander van mondigheid, gelijke rechten en vrije keuze om de eigen weg te gaan in plaats van ‘staatsrationalisme’.
In zijn respect voor andere culturen gaat hij voorbij aan de interne problematiek van deze culturen en gaat hij vooral in op de problematische relatie met de overheersende westerse cultuur. De problematiek van het fundamentalisme, het fanatiek en dogmatisch teruggrijpen op de eigen traditie en het verzet tegen de westerse cultuur waas toen nog niet zo actueel en bedreigend als nu. Alleen Black Power stak de kop op en de vuist op. Feyerabend zal ongetwijfeld nota hebben genomen van de burgerrechtenbeweging onder leiding van Martin Luther King. In zijn tijd was de problematiek van de radicale islam nog niet levensbedreigend. Hoe zou hij in deze tijd gewelddadige moslims, die een heilige oorlog willen voeren, benaderen? Hij heeft reeds gewezen op de bescherming van wetten, rechten en politie, die geen geweld toestaan.
In het boek van Michiel Hegener, Leven op herhaling: Bewijzen voor reïncarnatie, staat “dat 36 procent van de Britse moslimmannen tussen 16 en 24 jaar voorstander is van de doodstraf voor afvalligheid. Als verder gegeven is dat geloof in wedergeboorte als teken van afvalligheid geldt, staat wel dat de komst van de islam naar het westen niet echt bevorderlijk is voor onbevangen onderzoek...” De islamitische wetgeving, de sharia is het niet eens met gelijke rechten voor tradities zoals Feyerabend bepleit, maar deze kan binnen wettelijke beperkingen wel worden gepraktiseerd. De westerse wetenschap biedt dan als ‘toonbeeld van tolerantie’ meer ruimte, hoewel de gevestigde wetenschap net zomin als de islam iets wil weten van reïncarnatie, dat hier wordt aangehaald als testcase van een anomalie.
Zolang de doodstraf niet wordt uitgevoerd en zolang ook andere visies en (westerse) wetten en rechten gelden, mag men hier van alles denken. Uiteindelijk zijn er toch gemeenschappelijke spelregels, normen en waarden nodig. Dit voorbeeld laat zien dat de spelregels van de wetenschap vaak meer ruimte bieden dan andere tradities. Reden waarom een monopolie van andere tradities, zoals de fundamentalistische islam, met minder tolerante wetten minder wenselijk lijkt dan de dominantie van de wetenschap, die overigens wel wat meer onbevooroordeeld onderzoek mag doen naar andere kennistradities. Om een antwoord te vinden op omstreden kwesties kunnen we streven naar breed gedragen criteria voor kennis en ethiek en een zekere voorzichtigheid en bescheidenheid ten opzichte van claims universele maatstaven te hebben gevonden, zoals Couwenberg herhaaldelijk pleit voor integraal én én denken in plaats van òf òf denken, zie zijn artikel in nr 68.
Achtergrond van de visie van Feyerabend
Het is verhelderend om de oorsprong van de anarchistische ideeën van Feyerabend te beschouwen en de in de ontwikkeling ervan in hun sociale context, de ‘sociogenese’ van zijn visie, met een term van socioloog Norbert Elias. Zo gaat Lewis Coser te werk in zijn boek Masters of Sociological Thought, waarin hij ook de sociale en de intellectuele context onderzoekt. De pluralistische bedoelingen van Feyerabend worden zo nog duidelijker, alsmede zijn verzet tegen de ‘slavernij’ van een rationalistische wetenschappelijke ideologie. Het is boeiend om te zien hoe ideeën worden gevormd in de sociale interactie en uitwisseling in een (wetenschappelijke) gemeenschap, zoals ook Thomas Kuhn liet zien. We zien ook hoe overeenkomstige of complementaire ideeën bijna tegelijk bij verscheidene mensen kunnen opkomen. Dat geldt bijv. voor de kwantumfysica, zie mijn artikelen hierover in nr 26 en 27. Ook de relativiteitstheorie van Einstein bouwt voort op het werk van eerdere fysici en het basisidee is eerder naar voren gebracht door een Hongaars fysicus(als ik me goed herinner, bij gebrek aan een referentie).
Toneelstukken
Na de oorlog, waarin Feyerabend gewond raakte door drie kogels, begon hij een theaterstudie in Weimar. Hij was betrokken bij theaterstukken over het vooroorlogse verzet van onder meer de toneelschrijver Berthold Brecht. Hij vond dat er moreel gezien weinig of geen verschil was met de eerdere illegale nationaal-socialisten (mogelijk wel met de latere nazi’s!). “Edelmoedigheid noch menselijkheid kan verschil uitmaken; ieder beweging heeft schurken en edele mensen” (1980, p 215). Bestaat er dan niet zoiets als een ‘foute’ ideologie, als deze mensen tot moord aanzet en tot onderdrukking leidt? Een bevriende oude officier die met de geallieerden had gestreden vertelde mij eveneens dat hij geen essentieel verschil kon vinden tussen de mentaliteit van de Geallieerden en de Duitsers, afgezien van hun kopstukken. Zie ook mijn boekbespreking van Tessa de Loo, De tweeling in nr 38.
Moraliseren leidde tot zwart-wit toneelstukken. Het werd hem duidelijk “dat het oordeel aan de toeschouwers overgelaten diende te worden… als ons denken tot stilstand komt, voelen wij een weerstand en afkeer. Wij oordelen niet meer, wij reageren,.. wij zijn thermometers van goed en kwaad… Dit vermogen maakt ons tot mensen. De stukkenschrijver dient niet de beslissingen van de toeschouwers weg te nemen en te vervangen door zijn beslissingen… en dient geen ‘morele’ [moraliserende] kracht te zijn. [Deze] maakt mensen tot slaven, ook slavernij in dienst van God, of in dienst van de mensheid.” Deze visie komt sterk overeen met zijn visie van vrije burgers die zelf beslissingen nemen en dit niet overlaten aan moraliserende deskundigen, zoals wetenschappers en ‘zaakwaarnemers’. We vinden hier al het begin van zijn ideeën beslissingen door over vrije burgers.
Lezingen bij de Kraft Kreis
Een andere levenservaring was zijn deelname aan de Kraft Kreis tijdens zijn vervolgstudie in Wenen, genoemd naar medeoprichter Kraft. Dat was een soort Wiener Kreis van voornamelijk studenten, waar professoren werden uitgenodigd voor lezingen. Onder hen ook Wittgenstein en Ehrenhaft, een experimenteel fysicus. Deze kon met zijn experimenten het tegendeel bewijzen van allerlei gevestigde wetmatigheden en theoretische abstracties, waaronder de relativiteitstheorie en de kwantumtheorie. Op een seminar onder leiding van Popper in 1949 daagde Ehrenfest de academische fysici uit. Popper stond aan zijn kant. Het leek op de experimenten van Galileo met de telescoop tegenover de kardinalen. De onconventionele benadering van Copernicus en Galileo was een belangrijk gegeven in Against Method. De basisideeën ontstonden bij de Kraft Kreis lezingen. Feyerabend en medestudenten stichtten aanvankelijk een club om de theoretische fysica te redden van de uitdagingen van Ehrenfest. Pas later keerde hij zich tegen de gevestigde wetenschap. Een lezing van Philip Frank maakte hem duidelijk dat Copernicus en Galileo “naar onze huidige maatstaven volkomen ‘onwetenschappelijk’ te werk gingen” (p 222). Door Ehrenfest werd hij attent gemaakt op de cruciale rol van onconventionele experimenten, zoals bij Galileo.
Hij werd ook door marxistische intellectuelen aan het denken gezet. Zij vestigden de aandacht op de maatschappelijk werkelijkheid in plaats van positivistische theorie. “Ik werd een realist, maar het historisch en dialectisch materialisme heb ik toen niet overgenomen” (p 225).
Een andere lezing die indruk op hem maakte was die van Elizabeth Anscombe, een Britse collega van Wittenstein die diens werk vertaalde. Het ging onder meer over de invloed van taal en begrippen op onze waarneming. Verschillende werkelijkheidsvisies hangen samen met verschillende ‘taalspelen’, met een term van Wittgenstein. Je kunt dit ook paradigma’s, waarnemingsprincipes of theorieën noemen, die bij wetenschappelijke revoluties veranderen, zie Thomas Kuhn. Het heeft ook te maken met het idee van de incommensurabiliteit, onvertaalbaarheid of onverenigbaarheid van theorieën en waarnemingswijzen, dat door Feyerabend is bedacht. Dit idee kwam naar voren in een seminar van Popper in 1952 in Oxford bij Anscombe.
Wittgenstein, Popper, Schrödinger en Van Weizsäcker
Feyerabend wilde zijn studie afmaken bij Wittgenstein. Toen deze overleed werd de nog relatief onbekende Popper zijn supervisor, “die zich wezenlijk onderscheidde van de latere establishmentfilosoof” (p 228). Via Popper en kwantumfysicus Schrödinger kreeg hij een docentschap in Bristol, nadat hij een uitnodiging om assistent te worden van Popper liet afwees. Hij ontmoette ook de kwantumfysicus en filosoof C F von Weizsäcker - voormalig collega van Heisenberg, de grondlegger van de kwantummechanica - die aantoonde hoe de kwantumtheorie op grond van concreet onderzoek was ontstaan. “Om een probleem op te lossen dient men volledige vrijheid te hebben en zich niet door regels, normen en maatstaven te laten inperken… Von Weizsäcker is in grote mate verantwoordelijk voor mijn overgang naar het ‘anarchisme’, maar was niet blij toen ik dat later zei” (p 231).
Sociale problemen van etnische minderheden
De distantie tot het rationalisme en de ideologie van de intellectuelen kwam vooral voort uit de sociale problemen die hij tegenkwam, zoals milieuproblemen, energieverdeling, onderwijs, armoede, minderheden, ouderen, enz. Bij dergelijke problemen gebeurt er eerst niets. Als mensen onrustig worden, oefenen zij druk uit op politici. Deskundigen bemoeien zich ermee en maken plannen, sociologen, psychologen, demografen enz. Zij hebben theorieën en schuiven zich tussen de problemen en de getroffen mensen. “Zelden bedenken zij dat de oplossing van die problemen niet hun zaak is, maar die van de betrokken mensen. Ze vinden het vanzelfsprekend dat alleen hun ideeën tellen en dat de rest die slikken moet” (p 232). Dezelfde problematiek werd door Prof. Köbben, bij wie ik colleges volgde in culturele antropologie, naar voren gebracht als hoogleraar inzake maatschappelijke tegenstellingen in zijn inaugurele rede over ‘de zaakwaarnemer’. Dat is “een persoon die opkomt voor de belangen – zoals hij die ziet – van een bepaalde groep in de samenleving, zonder zelf tot die groep te behoren of daartoe door die groep te zijn gekozen of aangesteld” (Henk Smeets in Wetenschap en partijdigheid: Opstellen voor André F J Köbben, p 454)
In 1958 werd Feyerabend professor in Berkeley, Californië en collega van Thomas Kuhn, met wie hij intensief contact had, evenals eerder met Popper en Lakatos. “In 1964 kwamen veel Mexicanen, Indianen en ‘zwarten’ op mijn colleges, die nieuwsgierig, met spottende blik, maar ook gewoon verward hoopten een opleiding te krijgen. Welk een gelegenheid voor een profeet op zoek naar schapen… om bij te dragen tot de verbreiding van de rede en de verbetering van de mensheid… Het werd mij duidelijk dat... de geraffineerde argumenten en verhalen die ik tot dusver had voorgedragen… reflecties van de inbeelding van een kleine groep ideeënfascisten, die het gelukt was alle overige mensen aan banden te leggen met hun rationalisme.”
“Wie was ik om deze mensen te vertellen wat zij moesten denken? Ik had geen vermoeden van hun problemen… Ik kende hun belangen niet, hun gevoelens, hun angsten en hun hoop, hoewel ik wist dat zij wilden leren… Waren de droge abstracties die filosofen door de eeuwen heen hadden verzameld en die liberalen met smeuïge frasen smaakvoller hadden gemaakt, het juiste aanbod voor mensen die men van hun land, hun cultuur, hun waarde had beroofd en die nu de dorre ideeën van hun menselijke slavendrijver geduldig moesten opnemen en herhalen?”
“Zij wilden weten, ze waren bereid te leren, ze wilden de vreemde wereld om hen heen begrijpen – verdienden zij geen betere kost? Hun voorouders hadden levende beschavingen, kleurrijke talen, harmonische ideeën over de betrekkingen van mens tot mens en tot de natuur ontwikkeld, waarvan de overblijfselen een levendige kritiek op de separistische, analytische, egoïstische tendensen van de westerse cultuur bieden. Deze culturen hadden belangrijke verworvenheden op de gebieden die we nu sociologie, psychologie en geneeskunde noemen en geven uitdrukking aan allang verhulde mogelijkheden van de menselijke existentie. En toch zijn deze niet onderzocht met het respect en de aandacht die zij verdienen. Ze worden belachelijk gemaakt en volkomen vanzelfsprekend verdrongen en vervangen, eerst door de religie van de broederlijke liefde en dan door de religie van de wetenschappen.”
“Daarna hoort men een heleboel over liberalisme en vrijheid – maar wat betekenen deze woorden? Betekenen zij gelijkheid van deze tradities met die van de blanke mannen? In het geheel niet. Gelijkheid betekent dat zij de gelegenheid hadden aan de manie van de blanke mannen deel te nemen… Deze gedachten gingen door mijn hoofd, als mij gehoor voor mij zat en met afkeer schrok ik terug. Want deze opdracht was die van een onderlegde voorname slavenhandelaar. En ik wilde geen slavenhandelaar zijn” (p 233-34).
Op zoek naar een oplossing
Deze ervaringen leerden hem de betrekkelijkheid van benaderingen met abstracte begrippen en hij ging onderzoeken hoe het intellectualisme de oudere culturen overwon.
“Waarom volkeren met een rijke en complexe cultuur ten offer vallen aan de opname van abstracties en hun taal, hun denken en hun wereldvisie laten verstommen. Ik wilde weten, hoe het intellectuelen gelukt om ongestraft te moorden, want het is moord, moord van de ziel van een cultuur, die jaar in jaar uit wordt begaan op scholen, universiteiten en op missies in verre landen.”
“Deze trend moet omgekeerd worden, dacht ik, wij moeten beginnen te leren van hen die wij tot slaaf hebben gemaakt, want zij hebben ons veel te bieden en hebben in elk geval het recht om te leven zoals zij dat wensen en zeker wanneer zij deze rechten niet zo agressief verdedigen als hun westerse veroveraars… Ik zocht eerst naar een intellectuele oplossing… een onderwijsprogramma voor andere mensen te ontwikkelen… dat gevoed zou worden vanuit een rijk reservoir van verschillende standpunten, waaruit iemand dan het standpunt kan kiezen dat hem het meeste aanspreekt… een soort ideeëntheater in de stijl van Brecht… Want waarom academisch proza?” (p 235). Plato schreef dialogen. Voor Aristoteles en Nietzsche was de tragedie filosofisch. Zo zijn er heel andere vormen van kennisoverdracht.
Dadaïsme
Feyerabend bestudeerde de kunststroming van het dadaïsme, vooral de ideeën over taal van de dadaïsten, en noemt zich naast anarchist ook wel eens dadaïst. “Zij onthulden de opmerkelijke overeenkomst van de taal van filosofen, politici, theologen met lawaai. Hun lofreden over patriottisme, waarheid, rationaliteit, menselijkheid, vrijheid, die ons onderwijs en onze politiek vullen gaan ongemerkt over in lawaai… Waarom zien mensen er het domste uit als zij hun diepste overtuigingen onthullen? Is het spel van overtuigen… niet een terugval in de bestialiteit? Kan een dergelijke ontaarding worden verhinderd? Ik meende dat een pluralisme van ideeën verbonden met een pluralisme van gevoelens een oplossing zou kunnen zijn, zodat wij kennis omwille van de liefde willen krijgen, niet omwille van de waarheid. Kennis als een persoonlijke verworvenheid, een creatie, niet als het na-apen van objectieve verbanden… Tegenwoordig beschouw ik dit als een voorbeeld van rationalistische stompzinnigheid en intellectuele verwaandheid. Het is kortzichtig te menen dat men oplossingen heeft voor mensen bij wie men niet aan hun leven deelneemt en van wie men de problemen niet kent.”
Burgerinitiatieven
Zo kwam hij tot zijn visie van deelname aan burgerinitiatieven. “De tijd is voorbij dat grote geesten... het leven van de overige mensen kunnen dirigeren. Steeds meer beschavingen betreden het toneel van de wereldpolitiek en worden herontdekt. Een mens kan aan deze tradities deelnemen of hij moet zijn mond houden – hij kan ze niet opvoeden en onderwijzen als leerlingen in een schoolklas. Geruime tijd was ik zelf een deelnemer aan een tamelijk beperkte pseudowetenschappelijke traditie – ik kon nu beginnen van binnenuit deze tendensen die mij na aan het hart liggen, te ondersteunen. Dit stemt overeen met mijn neiging de ideeëngeschiedenis aan te wenden ter verklaring van onduidelijke verschijnselen in de geschiedenis van de wetenschap en te experimenteren met andere uitingsvormen. Maar een dergelijke bezigheid interesseert me allang niet meer. Laat vakken als wetenschapsleer of moderne logica een rustige dood sterven door het geld aan hen te onttrekken.” Er zijn meer onderhoudende manieren om mensen bezig te houden. “Een lachend mens toont zich van zijn beste kant… De scherts, het amusement, de illusie, niet de ‘waarheid’ maakt ons vrij” (p 239). Zo ziet Feyerabend discussie ook als een soort spel, waarin hij zich uitdagend opstelt, met Lakatos, Popper en Kuhn als medespelers.
Mogelijke consequenties van de visie van Feyerabend
Als we zijn gechargeerde relaas ook enigszins als onderhoudende scherts opvatten en de moraal van het verhaal vatten, dan lijkt zijn stellingname en hoe hij hiertoe is gekomen duidelijk, ook al wil hij niet moraliseren. De vraag is echter wat er gebeurt bij een pluralisme van tradities met gelijke rechten en hegemonie van de westerse wetenschap en rationaliteit. Vindt er dan een soort ‘survival of the fittest’ plaats, of zoeken mensen samen uit wat hen het beste past en blijkt min of meer vanzelf welke kennis zinvol en bruikbaar is en sterven ineffectieve praktijken en bijgeloof dan vanzelf uit, hoewel dat soms lang kan duren?
Feyerabend laat zien hoe politieke ideologieën mensen in hun greep kunnen krijgen en houden, zoals de geschiedenis bij tijd en wijlen laat zien. Hij zal ongetwijfeld beïnvloed zijn door het nationaalsocialisme. Dat blijkt uit zijn betrokkenheid bij het naoorlogse theater met Bertold Brecht, al meent hij dat de oorlog zijn denken niet erg heeft beïnvloed. Hij toonde geen schuldgevoel, hoewel hij dapper meevocht aan het oostfront en het antisemitisme aan hem voorbijging als hij er niet aan deelnam. “Pas veel later begonnen mij de morele problemen van het hele tijdperk te interesseren. Het lukte mij niet deze op te lossen” (p 214). Zie ook een bespreking van zijn autobiografie Tijdverspilling in De Groene Amsterdammer 25 april 2007, www.groene.nl/artikel/alles-werkt.
Zijn de problemen op de door hem aangegeven wijzen op te lossen? “Dat zal de toekomst leren,” zo besluit hij zijn relaas, dat in onze multicultureel genoemde samenleving actueel is gebleven. Dat culturen van andere culturen kunnen leren, lijkt een open deur als wij daar doorheen naar de geschiedenis kijken. Maar we zien ook dat sommige culturen meer leren van andere culturen dan omgekeerd. Dat zou te maken hebben met het niveau van complexiteit van een samenleving, om de term ontwikkelingsniveau te vermijden, zoals bedoeld bij ontwikkelingshulp aan ontwikkelingslanden. Ook van premoderne traditionele culturen kunnen wij het een en ander leren en van uitgestorven of uitgeroeide culturen. Zie o.m. evolutiebioloog Jared Diamond en winnaar van de Pullitzerprijs, Erfenis: Wat wij kunnen leren van traditionele culturen.
Een kritische visie op de eigen cultuur is echter geen reden deze te devalueren en andere culturen te idealiseren. Niet dat Feyerabend dat doet, wanneer hij respect toont. Hij past zelf ook in de kritische postmoderne westerse traditie, die zich niet beperkt tot een paar Franse filosofen, ouder is dan de sociologie en werd voortgezet door grondleggers en voortzetters van de sociologie. Zie Laeyendecker, De geschiedenis van de maatschappijkritiek en Bedreigde cultuur, besproken in nr31 en De dialectiek van de verlichting van Horkheimer en Adorno,die zich in zekere zin tegen zichzelf lijkt te keren in haar te ver doorgevoerde rationalisering en ‘ontwaarding van hogere waarden’. Zie mijn artikel over Max Weber in nr 67. Andere culturen of cultuurfasen geven daarvoor (ook) geen oplossing. Mogelijk wel een deeloplossing.
Spirituele ontwikkeling en altruïsme
Sommigen zien zoals Weber en Sorokin enig heil in toenemende spiritualiteit en altruïsme, of spiritualisering naast rationalisering. Hieraan kan op diverse wijzen gestalte worden gegeven, zoals grondleggers van de sociologie hebben aangegeven:
– Le nouveau christianisme van Saint-Simon,
– het altruïsme en de positivistische ‘religie van de mensheid’ bij Comte,
– zelfverwerkelijking en bevrijding bij Marx, die door de revolutie geen bewaarheid werd,
– charisma bij Max Weber,
– solidariteit en collectief bewustzijn bij Durkheim,
– een geïntegreerd, idealistisch en altruïstisch cultuurtype bij Sorokin, enz.,
Het spirituele thema lijkt bij modernere sociologen meer op de achtergrond geraakt. Wat die spiritualisering zou kunnen en dienen in te houden blijft een open vraag.
Recente studies zoals van evolutiewetenschappers als David Sloan Wilson, Does Altruïsm Exist? en Peter Turchin Ultrasociety: How 10.000 years of War Made Humans the Greatest Coöperators on Earth wijzen op het belang van altruïstisch gedrag. In de dominante politieke ideologie van het neoliberalisme krijgt dit weinig kans. Het wachten is op een reveil van menselijke waarden. Habermas doet in de volgende aflevering zijn best hiervoor, zie deel 8. In de NRC van 24 aug. 2018 stond een bespreking van een boek van de Britse zoöloog en schrijver George Monbiot Uit de puinhopen: Een nieuwe politiek in een tijd van crisis. Hij stelt een saamhorigheidspolitiek voor. "Kernbegrippen zijn kameraadschap, altruïsme, onderlinge hulp, een florerend gemeenschapsleven, respect voor mensen en respect, het tot leven wekken van democratie, geluk, vertrouwen en trots. Dit idealistische verhaal zal door critici onhaalbaar genoemd worden. Monbiot kent deze tegenwerpingen natuurlijk..." enz. Het gaat om menselijke waarden en principes in ’het verhaal’ van dit boek.
De ‘ziel’ van een cultuur
Feyerabend heeft het over ‘de ziel van een cultuur’, maar gaat daar verder niet op in.
Het betreft wellicht een collectief bewustzijn dat een transcendente of kosmische dimensie kent, waarbij de sociaal-culturele orde is afgestemd op een soort kosmische visie, als wij genoemde sociologen ongeveer volgen; bij Marx een soort seculiere eschatologische visie en socialistische religie.
Feyerabend pleit niet voor multiculturalisering of assimilatie en integratie en mengen van culturen. Wel voor ‘vrije uitwisseling’ en voor rechten, met name recht van spreken voor andere culturen en het recht tot zelfbeschikking in een vrije samenleving. Culturen en tradities kunnen daarbij hun eigen identiteit bewaren. Het is aan de mensen zelf wat zij van de westerse cultuur overnemen, die overigens niet altijd zo eenzijdig werd opgedrongen als Feyerabend schrijft.
Betekent dit ook niet dat westerse tradities in eigen land de oudste rechten hebben om hun identiteit en intellectuele integriteit te bewaren en te herstellen bij de ingrijpende grootschalige veranderingen die zich met de modernisering hebben voltrokken? Als genoemde rechten ergens serieus genomen worden, dan lijkt dat in het westen vaak meer het geval dan elders. Dat kan een reden zijn waarom vluchtelingenstromen naar het westen komen, omdat tolerantie en welzijn hier vaak meer lijken te gelden dan elders, niet in het minst dankzij de verworvenheden van de moderne wetenschap, zonder deze hiermee op een onaantastbaar voetstuk te plaatsen.
In westerse democratische naties bestaan grondwettelijke rechten en vrijheden, naast vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering in een mate die elders in de wereld vaak niet is te vinden en ook het recht tot zelfbeschikking van oorspronkelijk niet-westerse tradities zoals het Jodendom, en in een ver verleden het christendom en momenteel ook andere religies. Vandaar vluchtelingen hierheen komen, mede vanwege de welvaart en het welzijn, die op een of andere wijze samenhangen met vrijheid en menselijke grondrechten. De kritische democratische visie van Feyerabend e.a. kan ook andere culturen verrijken, en onze houding wijzigen.
Bijlage: eigen sociologische aanvulling op de visie van Feyerabend
Vanuit een belangstelling voor andere culturen ging ik aanvankelijk culturele antropologie studeren, daarna verder met sociologie. Dat lag in het verlengde van mijn jeugdige idee om ontdekkingsreiziger te willen worden. De westerse cultuur zou volgens mij verrijkt kunnen worden door elementen uit andere culturen, die meer in harmonie met de natuur leefden. Vanwege mijn ‘premoderne’ boerenachtergrond stond ik kritisch en letterlijk afstandelijk ten opzichte van de industriële stadscultuur, die andere accenten had dan de plattelandscultuur. Het verschil komt enigszins overeen met het boek van Ferdinand Tönnies, Gemeinschaft und Gesellschaft, dat onder meer een inspiratiebron was voor de cultuursociologie van Sorokin, mijn ‘favoriete’ socioloog. Later interesseerden mij vooral oosterse culturen en religies. Ik praktiseerde (transcendente) meditatie en zag dat als een belangrijk cultuurelement. Een en ander resulteerde in promotiestudie in India. Zie hierover mijn artikel in nr 48 en over de vorming van mijn identiteit nr 47.
Omdat de westerse cultuur uiteindelijk richtinggevend is en andere culturen minstens zo problematisch lijken, verschoof mijn focus naar de sociologie; vooral naar de cultuursociologie van Sorokin en Max Weber. Sorokin is opgegroeid bij het Komivolk in Noord Rusland en heeft een niet-westerse achtergrond. Ook de sociologie van Emile Durkheim richt zich op andere culturen en cultuurfasen, met name zijn laatste grote werk Les formes élementiares de la vie religieuse. De visie van deze sociologen geeft inzicht in de mogelijkheid van een meer altruïstische samenleving met een meer ontwikkeld individueel en collectief bewustzijn, niet alleen in rationeel opzicht, maar ook moreel en spiritueel.
Als mensen hun individualiteit en spiritualiteit verdiepen door contact te maken met hun innerlijk kern, kan zich ook de culturele integriteit verdiepen. De ‘ziel van een cultuur’ en het collectieve bewustzijn van een samenleving kan meer tot leven komen als mensen contact maken met hun eigen ziel. Volgens het westerse materialisme zou de ziel geen eigenlijk bestaan hebben en berusten op hersenwerking. Dat zou ons reduceren tot zielloze wezens, overgeleverd aan multinationals en politieke ideologieën en dogmatische religies, waaronder het atheïstisch geloof in de materie en het fetisjisme van consumptieartikelen, met een term van Marx.
Mede door het westerse intellectualisme zou volgens Feyerabend bij immigranten ‘de ziel van hun cultuur’ zijn gedood. Als mensen zich bewust worden van hun spirituele kern, die in alle mensen aanwezig zou zijn, kan ook ‘de ziel van hun cultuur’ gevoed worden. De integriteit en waardigheid van de menselijke persoon gaan volgens Durkheim boven staatsbelang, en wordt ontleend aan de samenleving, die volgens hem in de religie een religieus karakter zou krijgen als substituut en representatie van het goddelijke. Zie mijn artikel in nr 31 over Durkheims interessante artikel L’ intellectualisme et les individuels, datargumenten geeft voor mensenrechten en een religie van de mensheid à la Comte.
Feyerabend heeft kritiek op de westerse kennis en culturele overheersing. Hij laat slechts summier blijken dat hij andere culturen heeft bestudeerd. Vergelijkende studie laat zien dat de westerse cultuur hoger scoort op uiteenlopende maatstaven, waarvan de meeste westers zijn, zoals de rechten van de mens, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, welvaart, gezondheid, integriteit versus corruptie, vrouwenrechten, enz. Er zullen ongetwijfeld ook gebieden zijn waarbij dat niet geldt. Het is echter niet voor niets dat vluchtelingen naar het westen vluchten. We kunnen echter ook zeker leren van andere culturen, ook van hun problemen en kunnen onze cultuur complementeren, zonder andere culturen te idealiseren en onze westerse cultuur te degraderen.
De uitdaging is een nationale, continentale en mondiale samenleving vorm te geven waarin niet multinationals en machtsblokken bepalend zijn, maar regionale, nationale en continentale culturen tot hun recht komen en geld en macht worden ingezet voor bovenpersoonlijke, gemeenschappelijke doelen en waarden. Feyerabends principe van gelijke rechten voor diverse tradities en het opheffen van de monopoliepositie van de wetenschap en de belangenverstrengeling van wetenschap, industrie en politiek biedt hierbij een uitgangspunt.
A;s docent sociologie was ik betrokken bij een studieonderdeel Transculturele Hulpverlening en Kennis van Culturen THKC, waarbij interculturele communicatie en begrip van andere culturen van belang waren, met name voor aanstaande hulpverleners. Dat heeft ook mijn inzicht in de situatie en de problematiek van allochtonen vergroot als burgers van twee culturen. Mijn langdurige verblijf in India tijdens mijn promotiestudie gaf een directe ervaring van het leven in een andere cultuur en de problemen aldaar, die door adoptie van de westerse cultuur niet worden opgelost, veeleer door een meer geïntegreerde cultuur op basis van een eigen identiteit. Sociale wetenschappers kunnen uitgaande van respect en begrip voor andere culturen, zoals bij Max Weber en Feyerabend, een bescheiden maar significante bijdrage leveren tot het verhelderen en oplossen van problemen, mits zij zich niet opstellen als ‘zaakwaarnemer’ in de zin van Köbben, maar meer als tolk en intermediair bij interculturele samenwerking.
Toevallig had ik tijdens het schrijven van dit stuk een afspraak bij de tandarts. In de wachtkamer was het enige interessante tijdschrift het Speakers Academy Magazine. Inderdaad, ik sloeg meteen een interview open met een Eskimo sjamaan Agaanquab Argakkorsuaq. Hij wees op de consequenties van het smelten van het poolijs, terwijl de weg van geest naar hart bevroren blijft. Het ging over het behoeden van moeder aarde en de positie van de vrouw. Bij de Eskimo democratie heeft de grootmoeder de leiding. Verder een interview met Thupta Junpa, een hoogopgeleide ex-monnik en vertaler van de Dalai Lama, over de integratie van wetenschap en de spiritualiteit van het boeddhisme, altruïsme en compassie. “Hoe meer licht we in de geest kunnen ontsteken, des te groter is de hoop voor de toekomst” (p. 177, 187). Over boeddhisme en wetenschap schreef de psycholoog Daniel Goleman, die het begrip emotionele intelligentie introduceerde, het boek Destructieve emoties: Een dialoog met de Dalai Lama. Zo zijn er talloze hoopgevende en grensverleggende voorbeelden te vinden. Vrije burgers en lezers weten hun weg naar andere tradities wel te vinden.
Hoe kan de wetenschap bijdragen tot het ontsteken van het licht in onze geest en de integratie van wetenschap en bewustzijnsonderzoek, waar Maharishi Mahesh Yogi naar refereerde in deel 1? Met begrippen als ‘licht in de geest’ weet de wetenschap niet goed raad. Hoe operationaliseer je dat? Met welke methoden ontwikkel je dat? Bijv. met meditatiemethoden. Alleen al wat betreft Transcendente Meditatie zijn 7 dikke delen Scientific Research on the Transcendental Meditation Programme geschreven onder redactie van David Orme Johnson e.a.