Wetenschapsfilosofie, deel 8B: De consensustheorie van Habermas

Civis Mundi Digitaal #74

door Piet Ransijn

Aansluiting met voorgaande delen

We vatten eerst de wetenschapsfilosofische bevindingen samen van mijn vorige artikelen,  Bij Popper komt wetenschap neer op het toetsen of falsifiëren van theorieën aan ervaringsfeiten. Hij legt het accent op de vorming van hypothesen en theorieën als zoeklichten voor het ervaringsgebied. Begrippen en theorieën geven structuur aan onze ervaring. Louter zintuiglijke ervaring zou een ongestructureerde brei van impulsen opleveren.

Thomas Kuhn legt het accent op rivaliserende theorieën en paradigma’s. Aan de hand van toetsingsprocedures kan empirisch noch theoretisch worden vastgesteld welke theorie de voorkeur geniet en beter is. Dat wordt bepaald door de wetenschappelijke gemeenschap. Daarbij spelen belangen, normen, waarden en levensbeschouwelijke opvattingen van buiten de wetenschap een belangrijke rol, waaronder ook irrationale elementen. De voorkeur voor een theorie wordt niet uitsluitend op grond van rationele overwegingen bepaald.

Wetenschappelijke groeperingen kunnen van meningen verschillen over wat geldige toetsing is, wat geldige theorieën zijn en welk paradigma geldig is. Dit opent de deur voor de anarchistische wetenschapsfilosofie van Feyerabend, ‘waarbij alles geoorloofd en niets waar is’. Zo luidt het syllogisme van Iwan Karamazow uit de roman De gebroeders Karamazow van Dostojewski. Er is volgens Feyerabend geen standaard wetenschappelijke methode en er zijn geen rationele criteria om wetenschap van andere kennis te onderscheiden. Er blijken diverse theorieën en methoden te worden gebruikt bij baanbrekende wetenschappers. ‘Anything goes,’ luidt de slogan van Feyerabend. Zo simpel is het echter in de praktijk niet. Enige diversiteit aan methoden en benaderingen betekent nog niet dat alles zomaar kan en dat wetenschappers maar ‘wat kunnen aanklooien’. Zo bedoelt Feyerabend het ook niet. Veeleer dat zij hun creativiteit en inventiviteit, die onmisbaar is voor wetenschappelijke vooruitgang, niet door standaard methoden aan banden moeten laten leggen.

Lakatos probeert met zijn theorie van researchprogramma’s de rationaliteit te herstellen, door de voorkeur voor een researchprogramma te baseren op de progressieve ontwikkeling en ‘levensvatbaarheid’ of vruchtbaarheid ervan ten opzichte van degeneratieve researchprogramma’s, die op termijn minder goed blijken te werken, minder kunnen verklaren en minder vaak (en) adequaat getoetst kunnen worden.

 

De wetenschapstheorie van Habermas

Zoals we zien, is wetenschap is geen eenvoudige bezigheid. Dat geldt ook voor de theorieën van Habermas, die de kroon spant met zijn lange Duitse volzinnen. De socioloog Harry Kunneman, met wie ik ooit een werkcollege kennissociologie heb gevolgd, heeft de wetenschapsfilosofie en sociologie van Habermas proberen samen te vatten in zijn boek Rondom Habermas: Analyses en kritieken, vooral in hfst. 4 ‘Rationaliteit en waarheid’, p  95-123. Citaten zijn ontleend aan een soort samenvatting van Habermas in  ‘Wahrheitstheorieën’ in: Vorstudieën und Ergänzungen zur Theorie des Kommunikativen Handelns (1984, p 127 e.v.).

Kunneman stelt vast dat sinds Kuhn “de fundering van het objectieve en rationele karakter van de wetenschap is ondermijnd, doordat de empirie niet langer als onafhankelijke toetsingsinstantie kan worden beschouwd”. Onze waarnemingen worden namelijk niet alleen door de empirie maar ook door de begrippen, de theorie en de interpretatie bepaald. Feiten zijn geen dingen in de wereld of ervaringen, maar (uitspraken over) de interpretatie daarvan, aldus Habermas (p 98). “Waarnemingsaanspraken veronderstellen altijd een bepaalde theoretische interpretatie van de werkelijkheid als geldig” (p 102). Zo verschuift de focus van de empirische werkelijkheid naar de relatie tussen de theoretische kaders en de werkelijkheid.

Heisenberg, de grondlegger van de kwantummechanica, schreef dat de fysica zich niet zozeer bezig houdt met de werkelijkheid maar met onze kennis van de werkelijkheid. De werkelijkheid kan niet los gezien worden van onze kennis en onze theorieën daaromtrent (zie mijn artikel in nr 26). De klassieke fysica geeft een andere werkelijkheidsopvatting dan de kwantumfysica. Onze theoretische veronderstellingen of paradigma’s zijn bepalend voor onze zienswijzen en interpretaties. Met name de consensus over de aanvaardbaarheid van deze theoretische kaders, zoals bij de consensustheorie van Habermas.

Thomas Kuhn leert dat interne, logische en methodologische factoren in de wetenschap niet los gezien kunnen worden van externe sociaal-culturele, psychologische factoren en economische belangen. Wetenschapsfilosofie gaat zo over in wetenschapssociologie. Wetenschap wordt mede bepaald door sociale context waarin zij zich bevindt. Deze bestaat uit levensbeschouwingen, machtsverhoudingen en groepsprocessen in de wetenschappelijke gemeenschap en daarbuiten.

Verder dragen wetenschap en techniek niet alleen bij tot vooruitgang, maar brengen zij ook interne en mondiale problemen met zich mee, die zij in hun beperkte technische en wetenschappelijke kaders zelf niet kunnen oplossen. Dergelijke milieuproblemen, bewapeningsproblemen, sociaaleconomische problemen enz. vragen dringend om oplossingen vanuit een breder kennisperspectief dan de wetenschap biedt. Er is dus een ruimer kader nodig.

In deze wetenschappelijke en maatschappelijke context komt Habermas met een omvattende kennistheorie, die een uitweg biedt uit deze problematiek. “Als een van de weinige hedendaagse filosofen houdt Habermas vast aan het idee dat de geldigheid van wetenschappelijke kennis rationeel gefundeerd kan worden. Daarmee doelt hij op de communicatieve basis van kennisverwerving, die volgens hem rationeel kan worden uitgelegd in zijn bredere communicatieve rationaliteitsbegrip.” Zijn consensustheorie sluit aan bij Kuhn, bij wie de wetenschappelijke gemeenschap uiteindelijk beslissend is. Maar daarbij opent Kuhn ook de deur voor minder rationele motieven en overwegingen die in gemeenschappen leven.

Habermas echter legt de nadruk op de verruimde rationaliteit van de communicatie. De manier waarop mensen tot consensus of overeenstemming komen, kan worden gefundeerd op rationele grondslagen. Ook de externe sociale, culturele, economische en politieke invloeden kunnen worden gehanteerd als rationele invloeden, als er open, rationeel en vrij van dwang en macht over gecommuniceerd kan worden in de ‘machtsvrije communicatie’, die cruciaal is bij Habermas.

 

 

Het ‘blauwe monster’, het hoofdwerk van Habermas van 1175  blz.

 

Wetenschap als vorm van communicatieve rationaliteit

Onder communicatief handelen verstaat Habermas het tot stand brengen van gemeenschappelijke omschrijvingen van situaties. Daarbij kan over de geldigheid van die omschrijvingen gediscussieerd worden. Er is dus kritiek en discussie mogelijk. Bij twijfel is ‘Diskurs’ vereist. Deze discussie kenmerkt zich door rationele argumentatie in de zin van de communicatieve rationaliteit die hij verder uitlegt. (Rationele) argumentatie kan niet adequaat plaatsvinden onder druk. Macht is geen argument, maar belemmert argumenten. Daarom is vrijheid van communiceren zonder macht en dwang essentieel voor een open discussie. Ook wetenschap bestaat uit machtsvrije communicatie, behoort dat althans te zijn, hoewel er wel publicatiedwang is en de invloed van belangenverstrengeling lijkt te zijn toegenomen, zie deel 9.

Algemeen geldt dat “informatie uitgewisseld wordt tegen de achtergrond van een gedeelde leefwereld.” Met zo’n gedeelde achtergrond praat het gemakkelijker. Vanujit verschillende leefwerelden praten we eerder langs elkaar heen. Verschillende ervaringen en informatie of twijfels daaromtrent ontdoen uitspraken, geldigheids- en waarheidsaanspraken van hun vanzelfsprekendheid. Dit vraagt om discussie en argumentatie om consensus te vormen en te funderen. Hierbij dient ‘het betere argument’ te gelden. Onder dwang verliezen argumenten de geldige basis, die zij krijgen in geweldvrije communicatie zonder dwang.

 

Discussie en argumentatie

Argumentatie kan worden onderbouwd met gegevens gecombineerd met algemene uitspraken of wetmatigheden, waaruit conclusies kunnen worden getrokken met behulp van ondersteunde gegevens (‘backing’), volgens het werk van zijn Britse collega Stephen Toulmin, The Uses of Argument. Overtuigingskracht betekent consensus genereren ofwel consensus genererende kracht. Uiteindelijk komt de geldigheid van argumenten en gegevens neer op de aanvaardbaarheid van (theoretische) vooronderstellingen, zoals eerder toegelicht. Hoe kan daarover worden beslist en consensus worden bereikt?

De relatie tussen theoretische kaders en de werkelijkheid, hoe wij de werkelijkheid waarnemen en kennen, hangt af van ‘cognitieve schemata’, die het resultaat zijn van een cognitief ontwikkelingsproces, aldus de ontwikkelingspsycholoog Piaget. Ook bij Thomas Kuhn speelt de socialisatie en ‘enculturatie’ van wetenschappers een belangrijke rol bij de paradigma-handhaving en verandering (zie deel 4 over Kuhn onder normale wetenschap).

 

Aangeleerde cognitieve schema’s

“Deze cognitieve schema’s zijn enerzijds afhankelijk van socialisatieprocessen (Bildingsprozessen) die afhankelijk zijn van de ervaring. Anderzijds staan ze tegenover de ervaring die erdoor worden georganiseerd en daarbij apriori gelden” (dwz voorafgaand aan de ervaring, p 103). Hier sluit Habermas aan bij de filosoof Kant en zijn leer van de (denk- en ervarings)categorieën, waarmee wij onze ervaring structureren.

“In een zeldzame poëtische opwelling stelt Habermas vast dat slechts voor een engel, een metafysische geest die niet de geest van onze geest is, directe toegang (Zugriff) mogelijk zou zijn” (p 104). In termen van Kant zou dit apriori kennis voorbij en voorafgaand aan de zintuigen zijn: het ‘Ding an sich’, dat voor ons onkenbaar is’. Habermas laat zich daarover verder niet uit. Hij zegt dat het proces van (in)passen van de werkelijkheid in theoretische kaders met cognitieve schema’s het resultaat is van een cognitief ontwikkelingsproces dat door argumenten wordt gestuurd in een communicatief rationeel proces.

“Samengevat: waarheid werd door Habermas in eerste instantie gedefinieerd als een geldigheidsaanspraak, waarover in een discussie op goede gronden overeenstemming is bereikt. De consensus genererende kracht van argumenten, stelde hij, kan niet zonder meer herleid worden uit het feit dat over hun geldigheid overeenstemming is bereikt, maar moet verklaard worden uit de structuur van de gesprekssituatie waarbinnen wordt geargumenteerd” (p 104). Consensus wordt niet gefundeerd als deze op consensus wordt gebaseerd in een cirkel redenering. De gesprekssituatie dient vrij van macht en dwang te zijn, waardoor argumenten hun geldigheidsaanspraken verliezen.

Uiteindelijk zijn de gemeenschappelijke theoretische kaders van waaruit we consensus kunnen genereren gebaseerd op “het cognitieve leerproceswaarbinnen theoretische kaders ontwikkeld worden”. Daarbinnen is argumentatie mogelijk als de discussie voldoet aan de voorwaarden van openheid en vrijheid van macht en dwang, die argumenten zouden ontkrachten en overvleugelen. Alleen onder die voorwaarden “bestaat de mogelijkheid de grondslagen waarin ervaringen worden geïnterpreteerd’ te ondervragen, bij te stellen en te vervangen... Alleen dan kan een met argumenten bereikte communicatie gelden als criterium voor waarheid,” aldus Habermas (p 105). Deze voorwaarden vormen de basis van open discussie en consensus, waar wetenschap op berust. Als deze wordt afgedwongen is de discussie niet vrij en de consensus niet echt en waarachtig, maar een afgedwongen schijnconsensus.

 

Voorwaarden voor open kritische discussie

Er zijn vier voorwaarden voor kenniskritiek, die Habermas nodig acht voor “deze structurele mogelijkheid om vanzelfsprekende theoretische vooronderstellingen zèlf nog ter discussie te stellen en met alternatieven te confronteren”. We hebben gezien dat de mogelijkheid van kritiek en de kritische vergelijking met de mogelijkheid van weerlegging van theorieën essentieel is voor wetenschapsbeoefening. Zie Popper, Kuhn, Lakatos en Feyerabend.

Ook Habermas geeft aan kritische discussie een centrale rol. Hij fundeert en verbindt die mogelijkheid tot kritiek met voorwaarden voor open communicatie, discussie en kritische reflectie. Daarbij kunnen geldigheidsaanspraken, vooronderstellingen en argumenten en ook het cognitieve ontwikkelingsproces ter discussie worden gesteld. Deze voorwaarden houden in dat deelnemers gelijke kansen hebben om hun suggesties, ideeën, kritiek enz. in te brengen, zonder machtsverschillen en onwaarachigheid, dus geen machtsuitoefening en valse voorstelling van zaken, zodat ‘de kracht van het beste argument’ kan gelden.

 

Rationele consensus

“Wanneer aan deze voorwaarden voldaan is en er wordt argumenterende onderlinge overeenstemming bereikt, dan kan een dergelijke argumentatief gefundeerde consensus als een rationele consensus worden beschouwd en daarmee als criterium voor waarheid… Een dergelijke overeenstemming heeft geen onaantastbaar karakter, maar is principieel herroepbaar. De groei van kennis is immers afhankelijk van de mogelijkheid om de heersende veronderstellingen steeds opnieuw ter discussie te stellen” (p 107). Het is dus een relatieve waarheid: te beschouwen als de meest waarheidsgetrouwe ‘waarheid’, ‘verisimilitude’ in de zin van Popper. Bij Habermas komen hoofdthema’s van eerdere wetenschapsfilosofen samen in zijn integrale communicatie-theorie.

Daarmee geeft Habermas een rationele fundering aan de wetenschap. Deze baseert hij op consensus en maakt hij minder afhankelijk van irrationele psychologische en sociaal-culturele factoren zoals bij Kuhn. Deze factoren kunnen worden opgenomen in de discussie en kunnen zo een communicatief rationeel kader krijgen. Bij Habermas kan over alles rationeel worden gecommuniceerd en gediscussieerd, waardoor het gefundeerd kan worden op een rationele consensus. Ook over de invloed van sociaal-culturele invloeden op de wetenschap is rationele overeenstemming mogelijk. Door kritische reflectie kan die invloed worden gerationaliseerd en verliest deze zijn irrationele, ongrijpbare karakter. “Ook over de juistheid van normen kan in principe een rationeel gefundeerde overeenstemming worden bereikt… langs het rationele compromis” (p 118).

Aan bovengenoemde voorwaarden voor een ideale gesprekssituatie in een machtsvrije open discussie zonder verschillen in invloed en kansen hoeft niet volledig te zijn voldaan. Communicatie is altijd onderhevig aan menselijke en tijdruimtelijke beperkingen, die een volledig voldoen aan deze voorwaarden uitsluiten. Het gaat erom dat er in voldoende mate aan kan worden voldaan. “De beperkingen kunnen gecompenseerd en geneutraliseerd worden door institutionele regelingen in hun uitwerking op het gestelde doel van de gelijke verdeling van kansen” (p 111). Met name in de wetenschap zijn hiervoor institutionele regelingen getroffen voor discussie, kritiek, weerlegging en vrijheid van dwang, behalve publicatiedwang.

 

 

 

Machtsverhoudingen, economische en politieke invloeden

Habermas is zich welbewust van de economische, politieke en culturele invloeden op de wetenschap, zoals reeds bleek uit Erkenntnis und Interesse en Wissenschaft als ‘Ideologie’. Het economisch systeem is niet alleen de leefwereld binnengedrongen, maar ook de wetenschap dreigt door de belangenverstrengeling te worden gekoloniseerd en zijn onafhankelijkheid verder te verliezen, zoals we zullen zien in deel 9. Ook de wetenschap staat min toenemende mate in dienst van de accumulatie van kapitaal en het militair-industriële complex. De benadering van Habermas brengt de heersende machtsverhoudingen aan het licht en de invloed ervan op communicatieve processen waarbij de ‘machtsvrijheid’ in het geding is. Daardoor zijn de communicatieve randvoorwaarden voor rationele communicatie en wetenschapsbeoefening niet adequaat vervuld. De consequentie is dan een “ongereflecteerde combinatie van cognitieve rationaliteit en normatieve irrationaliteit.., die geldigheid van wetenschappelijke theorieën aantast”. Aldus besluit Kunneman zijn exposé over de consensustheorie van Habermas.

 

Het belang van normen en waarden bij wetenschappelijke toepassingen

Ook bij de toepassing van wetenschap is normatieve rationaliteit en consensus van belang. Toepassingen worden worden mede door de wetenschapsfinanciering in vergaande mate bepaald door het bedrijfsleven en gericht op het verhogen van winsten en rendement. Dit leidt tot “een blinde  ongelimiteerde accumulatie van kapitaal, waaraan de leefwereld onderworpen wordt” (p 121, zie ook deel 9 over belangenverstrengeling). De wetenschap is voor winstbejag een belangrijk middel geworden, waaraan we mede onze welvaart danken ten koste van duurzaamheid en andere waarden, die het onderspit delven in het ongelimiteerde streven naar winst. Toepassingen van de wetenschap dienen gefundeerd te zijn in communicatieve rationaliteit op basis van brede normatieve consensus in plaats van de willekeur van bedrijven.

“De juistheid  van normen kan niet zoals de waarheid van uitspraken rationeel gefundeerd worden.” Bijv. de algemene norm ‘wetenschappelijk onderzoek dat direct bijdraagt tot de vermindering van menselijke lijden dient in financieel opzicht prioriteit te krijgen’ boven de ongebreidelde accumulatie van kapitaal ten koste van het milieu en algemeen menselijke waarden als vrijheid en gelijkheid (p 115). Deze accumulatie dient te worden onderworpen aan normatieve restricties  vanuit de leefwereld. In plaats daarvan wordt onze leefwereld onderworpen aan de imperatieven van het bedrijfsleven en de kapitaalaccumulatie, die rationele communicatieve besluitvorming blokkeren en zich onttrekken aan democratische controle (p 121).

 

In dienst van de industrie draagt wetenschap bij tot kolonialisering van de leefwereld

“De inschakeling van de wetenschappen in de heersende machtsverhoudingen… en de externe culturele en economisch-politieke invloeden in het kader van een kapitalistisch georganiseerde economie met een daaraan dienstbare staat en een gekoloniseerde leefwereld moeten als irrationeel worden aangemerkt” (p 122). Dat geldt evenzeer of nog meer voor een communistisch georganiseerde economie. Wetenschappelijke toepassingen dienen niet te worden onderworpen aan de economie, maar aan democratie met een brede consensus. Wetenschappers dienen hun ziel niet te verkopen aan het kapitaal en de economie, zoals Faust zijn ziel verkocht aan Mefistofeles (zie deel 1).

Zoals we in het volgende deel C zullen zien, ligt de diagnose van het kernprobleem van de moderne maatschappij volgens Habermas in de de dominantie van de beperkte instrumentele rationaliteit van de economie over onze hele leefwereld en over andere instituties zoals politiek, religie, moraal, onderwijs en wetenschap. Dit leidt onder meer tot kolonisering en fragmentering van onze leefwereld. Het dient andersom te zijn. Instituties dienen in dienst te staan van ons leven en onze leefwereld te verrijken.

 

Het verlies van zingevende kaders

“Het rationaliseringsproces dat in Webers ‘Religionssoziologie’ centraal staat [zie deel 2], heeft in het Westen geleid tot ‘onttovering’ van de werkelijkheid, tot het verloren gaan van zijn zingevende kaders. Voor ons doemen ‘stalen huizen van horigheid’ op, waarin de westerse mens aan alle kanten omgeven zal zijn door de koude wanden van de bureaucratische rationaliteit… Habermas is van mening dat de pathologische verschijnselen die in de westerse maatschappijen waarneembaar zijn, kunnen worden herleid tot de ongeremde monetarisering en bureaucratisering van maatschappelijke verhoudingen. Met name de verschijnselen die Weber met de begrippen ‘vrijheidsverlies’ en ‘betekenisverlies’ heeft aangeduid. Maar hij kan deze ontwikkeling veel preciezer omschrijven… in termen van kolonisering van de leefwereld door economie en staat. Deze dringen via de media van geld en macht binnen in de communicatieve verhoudingen die de leefwereld constitueren” (p 143).

Anders dan Weber, Horkheimer en Adorno blijft Habermas “rekenen op de mogelijkheid dat de leefwereld de verzelfstandigde systemen aan normatieve restricties kan onderwerpen”. Namelijk door verdere, ruimere rationalisering in communicatieve rationaliteit, waaraan de instrumentele rationaliteit onderworpen dient te worden via een brede democratische consensus. Daardoor kan het rationalisatieproces van richting veranderen en omkeren van kolonisering naar bevrijding, zoals oorspronkelijk bij de Verlichting de bedoeling was. Zo toont Habermas zich een Verlichtingsfilosoof in de traditie van Kant tot Marx.

 

Kritiek op de kolonialisering en fragmentering van de leefwereld

“Zijn Theorie des kommunikativen Handeln vormt een poging om problemen waar westerse maatschappijen mee te kampen hebben beter begrijpelijk te maken en een kader aan te geven, waarin verzet tegen de kolonialisering van de leefwereld effectiever gevoerd zou kunnen worden, zowel theoretisch als praktisch.”

“Hier openbaart zich een moeilijk probleem. Ondanks de maatschappijkritische strekking van zijn boek.., ontkomt Habermas er niet helemaal aan zelf bij te dragen tot een ontwikkeling die hij als fragmentering van het dagelijks bewustzijn heeft aangeduid. Dat wil zeggen de splitsing tussen de verschillende ‘deskundologische subculturen’ van wetenschappelijke experts aan de ene kant en het alledaagse bewustzijn aan de andere kant, dat beroofd is van de omvattende zingevende kaders die door traditie en religie werden verschaft… Aan Habermas’ begrippenapparaat kunnen geen duidelijke aanwijzingen worden ontleend hoe deze weer opgeheven zou kunnen worden. Zijn eigen suggesties dat dit ‘vanuit de praktijk’ moet geschieden is op zijn zachtst gezegd weing bevredigend,” aldus Kunneman (p 159-60).

Kunneman wijst impliciet op het belang van zingevende  levensbeschouwelijke kaders. Hij doceerde aan de Universiteit voor Humanistiek, waar een humanistisch kader een belangrijke rol speelt. Habermas laat ruimte voor religie en spiritualiteit. Hoewel hij een seculier denker in de lijn van Marx is, laat hij ruimte voor de herintegratie van religie en spiritualiteit in de leefwereld als noodzakelijke tegenhanger van de economische dominantie.

In volgende delen C en zal Habermas het belang van ruimere zingevend kaders beamen, maar van integratie van wetenschap en spiritualiteit in bijv. een wetenschappelijke religie van de mensheid à la Comte en Durkheim is bij hem geen sprake. Verder beperkt hij zich tot het rationalisatieproces in westerse samenlevingen. In oosterse culturen heeft dit proces een andere wending genomen, die onze cultuur kan aanvullen, zoals Patricia van Bosse toelicht in haar artikelen (zie nr 71). In dit opzicht hebben Indiase wijzen als Maharshi Mahesh Yogi in o.m. The Science of Being and Art of Living en Swami Ranganathanda in Science and Religion en Eternal Values for A Changing Society een significate bijdrage geleverd, die in deel 10 aan de orde komt.