Wetenschapsfilosofie, deel 8D: Commentaar op de visie van Habermas

Civis Mundi Digitaal #74

door Piet Ransijn

Rationaliteit bij Habermas en Weber

Het gaat er bij Habermas vooral om dat de instrumentele doelrationaliteit wordt aangevuld door waarderationaliteit in termen van Weber, die bij Habermas begrepen wordt als communicatieve rationaliteit, als het weloverwogen nastreven, realiseren en bespreken van waarden, die onder druk staan van de dominante eigen dynamiek van de technisch-rationele industriële sector. Weber onderscheidt daarnaast affectief, charismatisch en traditioneel gedrag in zijn actietypen, zie mijn artikel in nr 67. Bij de meer omvattende communicatieve rationaliteit krijgen traditioneel en affectief gedrag bij Habermas ook een plaats en bij de rechten van culturen op hun eigen tradities.

Affectief gedrag is impliciet aanwezig bij sociaal gedrag en communicatie, maar speelt als zodanig geen prominente richtinggevende rol bij Habermas, evenmin als charismatisch of religieus gedrag. Dit speelt een meer prominente rol speelt bij Weber, die met lede ogen aanziet hoe ethiek en religie worden verdrongen door instrumentele rationaliteit. Ook bij communicatie spelen gevoelens vaak een grotere rol dan rationele argumenten. Het beste argument blijkt vaak vooral een retorisch opgewekt gevoel. Het krachtigste overtuigingsmiddel waarover een spreker beschikt is diens ethos, volgens retoricadeskundige Sutorius. Dat werkt vooral in op gevoelens. Sommige politici zijn daar meesters in. De Franse president Macronschoot ook daarin tekort  aldus Sander van Walsum in De Volkskrant 12 dec 2018.

Bij Habermas voert rationeel gedrag in ruimere zin de boventoon, hoewel ook gevoelens niet weg te denken zijn in de moderne maatschappij. Affectief gedrag verandert wel maar lijkt niet te verminderen, aldus Wilterdink (Samenlevingen, hfst 3 Affectieve  bindingen). Dat geldt ook voor religieus gedrag, dat van geïnstitutionaliseerde religies is verschoven naar de privésfeer en ondanks de secularisatie en ontkerkelijking niet is verdwenen, maar zich manifesteert in andere vormen van zingeving (zie deel 2 over Weber).

In De Volkskrant Bijlage 17 nov 2018, p 22-23 zegt de Britse filosoof John Grey: ‘atheïsme is ook een geloof’. In plaats van God is een ander principe gekomen met een weinig grijpbaar metafysisch karakter, zoals de mensheid, de vooruitgang, de evolutie, de rede. De vaak dogmatische denkkaders zijn hetzelfde gebleven. Ze kunnen desastreuze gevolgen hebben, zoals bij het nazisme, het communisme en het neoliberalisme. Grey voelt zich het meest aangetrokken tot het filosofische en het ‘mystieke atheïsme van  de stilte’. Dat vinden we bijv. in de atheïstische religies van het boeddhisme en het taoïsme, zie Patricia van Bosse in nr 71. Kortom het atheïsme verdringt religie niet, maar is er zelf een seculiere uiting van.

 

 

 

Hoe is religie en spiritualiteit verenigbaar met de moderniteit?

“Hoewel Habermas geplaatst kan worden in de verlichtingstraditie, ziet hij plaats voor religie in de moderne maatschappij. De hedendaagse post-seculiere maatschappij wordt immers gekenmerkt door pluralisme met betrekking tot geloofsopvattingen. Habermas stelt dat godsdienst door de religieuze revival geen verdwijnend verschijnsel is en men niet kan stellen dat we in een post-seculiere wereld leven. Een wereld zonder godsdienst kan zo als een terugval in de achterlijkheid beschouwd worden” (Wikipedia, zie zijn boeken Geloven en weten, en De kracht van religie in de publieke sfeer en Dialectiek van de secularisering, samen met Ratzinger/ Paus Benedictus).

In het laatste beroemde gesprek is het thema: Hoe is het te verhinderen dat de moderniteit ontspoort? Kan religie grenzen stellen aan de rede en omgekeerd? Bij dit debat was men geneigd Habermas te beschouwen als de belichaming van de seculiere rationaliteit tegenover de kardinaal als belichaming van het geloof. Het lijkt erop dat zijn bij hun dialoog de consensustheorie van Habermas in praktijk brachten. Ratzinger begroet ‘het goddelijke licht van de rede’ als correctief van het religieuze geloof. Habermas omgekeerd ziet religieuze ervaringen als mogelijk betekenisvolle inzichten voor een filosofie voorbij het primaat van de rede. Zowel de rede als het geloof kunnen tot gevaarlijke pathologieën leiden, waaraan grenzen gesteld dienen te worden. De seculariseringsthese dat modernisering en secularisering samengaan, blijkt niet meer op te gaan, gezien de wereldwijde blijvende invloed van religies, die zich aanpassen aan de moderniteit.

Religie en modernisering blijken te kunnen samengaan, zoals Saint-Simon en Comte reeds hadden voorzien. Religieuze visies blijven ook relevant bij de meningsvorming en besluitvorming. Habermas pleit voor tolerantie en respect voor andere visies en er niet op neer te kijken als achterhaald, premodern of onwetenschappelijk vanuit wat hij ‘Verlichtingsfundamentalisme’ noemt als contradictoir effect van de dialectiek van de Verlichting.

De seculiere rationaliteit blijkt niet universeel maatgevend te zijn, gezien de blijvende invloed van religies, maar doet denken aan westerse hybris. Door andere culturen niet terzijde te schuiven, maar er kennis van te nemen, krijgen we toegang tot de wezenlijke waarden, die zo een wezenlijke kracht kunnen worden die de wereld verbindt. (www.eurozine.com/die-dialektik-der-sakularisierung/? Blätter für Deutsche und internationale Politik 4/2008 n.a.v.  een lezing aan de Universiteit van Tilburg en www.polphil.de/?q=content/j%C3%Bcrgen-habermas-u-joseph-ratzinger-dialektik-der-s%C3%A4kularisierung-%C3%Bcber-vernunft-und-religion, boekbespreking).

 

Geloven en weten en voorwetenschappelijke intuïtie bij Habermas

In een lezing ter gelegenheid van de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel met de titel Geloven en weten stelt Habermas zich zoals vaker kritisch op ten opzichte van het de seculiere rationaliteit en de wetenschappelijke wereldbeschouwing van het ‘sciëntisme’, ‘de tendens om alles zonder meer vanuit wetenschap te willen verklaren en beheersen’. “Het sciëntistische geloof in een wetenschap, die op een dag ons persoonlijke zelfbesef door een objectieve zelfbeschrijving niet alleen invult  maar ook opheft, is geen wetenschap, maar slechte filosofie” (p. 20). Hij uit bedenkingen tegen een seculier ‘Verlichtingsdogmatisme’ (p 26). Zijn meer omvattende communicatieve rationaliteit laat ruimte voor andere vormen van kennis en voor waarden en geloof in een ‘wereldbeschouwelijk pluralisme’ (p. 14).

Het aardige van deze lezing is dat Habermas zijn levensbeschouwelijke visie formuleert, waarin hij de wetenschap een bescheiden plaats geeft ten opzichte van menselijke waarden zoals vrijheid, gelijkheid en religiositeit. De overgang tussen het seculiere en religieuze ziet hij als vloeiend. Het secularisatieproces, de ontwijding van het sacrale en de onttovering van de wereld hebben een religieuze oorsprong. Ook de morele grondslagen van de seculiere liberale staat hebben een religieuze herkomst, die respect verdient. Religieuze idealen zoals de verwerkelijking van Gods rijk op aarde worden door het socialisme geprofaniseerd en geseculariseerd. Religieuze argumenten bereiken meer mensen als ze worden vertaald in een seculiere taal (p 21). Habermas vertaalt zelf zijn onuitgesproken humanistische geloof in de menselijke gelijkenis met God in seculiere termen.

Hij neemt behoedzaam een middenpositie in tussen geloven en weten, die hij baseert op een ‘voorwetenschappelijke intuïtie’. “Hersenonderzoek leert ons over de fysiologie van het bewustzijn. Maar verandert dit daarmee het intuïtieve bewustzijn van het auteurschap en de toerekeningsvatbaarheid die al onze handelingen begeleidt?.. De neurofysiologie en de evolutieleer ontsocialiseren ons zelfbewustzijn. Dat kan alleen als de intentionaliteit van het menselijke bewustzijn en de normativiteit van ons handelen in een dergelijke zelfbeschrijving restloos opgaan.” De semantiek, de betekenisgeving van taal kan evenmin als intentionaliteit biologisch worden verklaard, volgens recent onderzoek van Kelly, e.a. Irreducible Mind: Toward a Psychology of the 21th Century.

Habermas gaat niet uit van mensen als objecten, die objectief zijn te beschrijven, maar van mensen als subjecten, die hun gedrag kunnen rechtvaardigen en het zin kunnen geven. Dat gaat verder dan de beschrijvingen en verklaringen van de wetenschap. Naar aanleiding van de discussie over genetische manipulatie van embryo’s noemt hij het argument dat God de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis (Genesis 1:27). “Om te begrijpen wat met die gelijkenis wordt bedoeld, hoef je niet te geloven dat God, die liefde is, in Adam en Eva vrije wezens schiep, die op hem lijken. Er kan geen liefde zijn zonder erkenning daarvan in anderen, er kan geen vrijheid zijn zonder wederzijdse erkenning… Door zijn gelijkenis wordt de ander als schepsel van God voorgesteld. Gezien zijn herkomst [als schepsel] kan hij niet gelijk zijn aan God. Dit geschapen zijn van de gelijkenis drukt een intuïtie uit, die ook degene die niet religieus is iets te zeggen heeft… De goddelijke vormgeving betekent namelijk geen determinering, waardoor voor de mensen zelfbestemming in handen valt. Deze Schepper, die schepper en bevrijder is, dient niet als technicus naar natuurwetten te opereren zoals een informaticus naar regels en codes. De in het leven roepende stem van God communiceert van meet af aan binnen een moreel ervaren universum. Derhalve kan God de mensen in zekere zin zo ‘bestemmen’, dat hij hen gelijktijdig tot vrijheid in staat stelt en verplicht,” theologiseert Habermas.

“Men hoeft niet in theologische premissen te geloven om de consequentie te begrijpen, dat er een heel andere causaal voorgestelde afhankelijkheid in het spel komt, als het verschil verdwijnt dat in het begrip schepsel wordt aangenomen, en er een gelijke van God voor in de plaats komt, als mensen naar eigen voorkeur in de toevalscombinatie van chromosomen zouden ingrijpen, zonder daarvoor consensus met de betroffen ander bereikt te hebben.” Doelt Habermas er hier op dat mensen het recht niet hebben om zonder consensus “naar eigen believen, de ander vast te leggen in diens natuurlijke zijn en de vrijheden teniet te doen die onder gelijkwaardigen bestaat”? De gelijkheid en de vrijheid van de mensen is overigens religieus gezien door God gegeven, waardoor de mensen als gelijkwaardige schepselen niet het recht hebben elkaar de vrijheid te ontnemen en teniet te doen. Habermas toont zich hier van een religieuze kant als een soort theoloog die religieuze argumenten in seculiere termen vertaalt.

 

 

 

De gnostische inspiratie van Habermas

Habermas toonde zijn spirituele interesse al vroeg in zijn proefschrift over Schelling, de filosoof van de Romantiek Das Absolute und die Geschichte: Von der Zweispältigkeit in Schellings Denken (1954), dat aansluit bij de dualistische gnostische visie van goed en kwaad, als duisternis en licht, en “de goddelijke oorsprong van het innerlijk van de mens… die wordt overmand door heimwee en verlangen naar het Licht… Wanneer de mens de roep van het Licht goed tot zich door laat dringen, kan hij één worden met God. Vanaf dat moment is hij bevrijd van de demonische machten… De mens wordt volledig in beslag genomen door het streven naar een technische beheersing van de natuur, en heeft verleerd de aanspraken van de natuur te eerbiedigen en die natuur te behoeden. Door de voortwoekering van de technische rationaliteit zijn bovendien nieuwe vormen van verpaupering ontstaan. Habermas ziet het als zijn voornaamste taak om die noodlottige toedracht zichtbaar te maken en aan de kaak te stellen… De mens staat altijd voor de keuze of hij zich met zijn ziel zal onderwerpen aan het hogere… of het hogere zal negeren en zich zal overgeven aan aan zijn gevoelens en driften. Met zijn ziel staat hij in contact met de goddelijke liefde, en met zijn gevoel met zijn natuurlijke basis” (Van Dijk, p 276-77). Deze spirituele, gnostische inspiratie heeft Habermas ook ontleend aan de filosofie van Heidegger. De verlichting heeft diepere wortels en een diepere betekenis dan alleen rationele verlichting en mondigheid, die bij Habermas de nadruk krijgen.

Religie lijkt nu meer en meer te worden geseculariseerd en ‘gehumaniseerd’ in de zin van een meer humanistische mensgerichte oriëntatie op de realisatie van humane waarden en mensenrechten. Dit gaat gepaard met individualisering en mondialisering van affectief gedrag en betrokkenheid bij de hele mensheid als wereldburgers. Zie Norbert Elias in Die Gesellschaft der Individuen en Wilterdink, Samenlevingen, hfst 1 en 3 over individualisering en mondialisering. Het toenemende nationalisme lijkt voor alsnog meer op een zoeken naar nationale fundering en matiging van de internationalisering dan op een omkering van een globaliseringsproces dat moeilijk lijkt te keren.

Ook de wetenschap als een grenzen overschrijdende internationale onderneming drukt zijn stempel op de mondialisering en draagt bij tot een mondiale rationeel-wetenschappelijke wereldbeschouwing. De wetenschap dient volgens Feyerabend en Habermas ruimte te bieden aan andere tradities om een overheersend monopolie te voorkomen. Andere visies kunnen onze beperkte visie op zingeving en oplossen van (levens)problemen complementeren.

Auguste Comte, grondlegger van de sociologie, wijst evenals Sorokin in zijn latere werk op het belang van liefde, affectiviteit en altruïsme. Deze visies en thema’s vonden weinig aansluiting bij de overheersende rationele wetenschappelijke mainstream. In de boeddhistische wetenschappelijke belangstelling lijkt meer aandacht te zijn voor altruïsme en compassie, een sleutelterm in het boeddhisme, en ook voor mindfulness, bewustwording en persoonlijke ontplooiing. Het kennisleidende belang daarvan wordt ook in wetenschappelijk onderzoek onderkend, dat ook in boeddhistische kringen wordt aangemoedigd. In de zich ontwikkelende mondiale samenleving dienen we ook andere kennistradities grondig te onderzoeken. In aanzet hiertoe volgt in deel 10.

 

Wat is er van de visie van Habermas terecht gekomen?

Habermas beweegt zich tussen een verlichtingsideaal en de werkelijkheid, die zich soms als volgt wat cynisch laat beschrijven. De gewenste democratische politiek lijkt te verzanden in een politieke show, waarin de publieke discussie een onderonsje wordt van politici en het volk zich laat vermaken door de show. Tot zij daar geen genoegen meer mee nemen en in opstand komen, zoals in Frankrijk. De discussie dreigt vaak te worden overstemd door de harde stem van de zogenaamde sterke man, die vooral een grote mond heeft en daarmee indruk maakt door te appelleren op de emoties van het volk. Het opkloppen van emoties verdringt zo de rationele meningsvorming, waarin diametrale standpunten zich lijken toe te spitsen en te verharden, soms in onverwachte gewelddadige uitbarstingen.

Een demasqué van de politiek lijkt te volgen op het terugtreden van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, die onder invloed van schandalen aan geloofwaardigheid en gezag hebben ingeboet. Daarvoor in de plaats zijn profvoetballers en bekende Nederlanders, BN ers, en een paar bekende wetenschappers gekomen als opinieleiders in een publieke discussie die zich voornamelijk op de TV afspeelt in talkshows. Daarbij lijkt het vaak meer te gaan om de sensatie dan om de informatie en de argumentatie.

De kritische theorie is al lang geleden verstomd in een spraakverwarring van linkse studenten die zich fixeerden op een achterhaalde interpretatie van Marx. Nu worden ze onder meer door een tempobeurs in het gareel gehouden om hun vereiste studiepunten te behalen. Eindeloze discussies leveren geen studiepunten op. Harry Kunneman heeft over de studentenbeweging geschreven in Rondom Habermas: Analyses en kritieken, ‘Over de compenserende kracht van de compensaties en toekomst van de studentenvereniging’, p 211 e.v. Als er niet kritisch wordt gekeken naar het maatschappelijk belang van de wetenschap, dan weet de industrie wel raad met de instrumentele en industriële belangen van de wetenschap. Zo kunnen we doorgaan. Is het bovenstaande relaas een te cynische visie na de inspirerende visie van Habermas? Verder komt de vraag op of de communicatieve rationaliteit en de consensustheorie van Habermas oplossingen bieden voor bijv. de situatie in Frankrijk of de Brexit. De gesprekssituatie is daar bepaald niet ideaal. Toch lijkt redelijk overleg of communicatieve rationaliteit een uitweg uit een gevaarlijke spiraal van dwang en geweld, die we hier niet verder toelichten. Als redelijk overleg niet werkt en de bevolking en/of politici niet voor rede vatbaar zijn, dreigt geweld. “Geweld gebruiken betekent het failliet van de rede.” (Van Dijk, p 278)

Het leven kenmerkt zich echter door een zelfherstellend aanpassingsvermogen. Dat geldt ook voor het bewustzijn, het geestelijk leven en de samenleving, waaronder sociale instituties zoals de wetenschap en de democratie. Er zijn ook soorten en samenlevingen die zijn verdwenen en uitgestorven ondanks dit zelfherstellende vermogen. Zal de democratie en onze cultuur en samenleving in staat blijven zich  aan te passen aan de veranderende omstandigheden en wat is daarvoor nodig? Volgens Habermas, Feyerabend en Couwenberg is daarvoor onder meer een vrije publieke discussie nodig waarin uiteenlopende visies elkaar kunnen aanvullen. Maar die discussie heeft ook zijn beperkingen. Dat is echter een reden temeer om ertoe bij te dragen.

 

Commentaar: de grootste gemene deler en het publieke debat

Het bereik van het publieke debat wordt vaak beperkt tot de grootste gemene deler. Dat hoeft niet de meest adequate visie te zijn. Opinieleiders hebben vooral succes met het verkondigen van wat men graag wil horen en zij kunnen beter formuleren wat er in brede kringen leeft, zoals we zagen bij bovenstaande exposées over politiek. Bij de publieke discussie, maar ook in meer persoonlijke kring, vinden dissidente visies vaak geen aansluiting. Soms worden ze begrepen, vaak gemeden, doodgezwegen of weggehoond in het ergste geval. Dit valt te verklaren met de paradigma-theorie van Kuhn. Dominante opinies zijn vaak weinig tolerant en willen gelijk hebben of het gelijk aan hun zijde houden. Kennis is macht. Dat geldt ook voor gevestigde ideologieën. Van afwijkende visies kunnen soms verrassende creatieve oplossingen komen, zoals wetenschappelijke revoluties leren, zie Kuhn in deel 4.

Een voorbeeld. In de discussie rond de inburgeringsvoorstellen van minderheden van Couwenberg in 1983, toen ik hem leerde kennen, bleek vaak een vijandige reactie van de dominante meerderheid die het publieke debat beheerste en weinig tolerant was.  Inburgeringscursussen zijn nu gemeengoed geworden. Enige ervaring en inzicht in de problematiek van allochtonen leert onder meer, dat zij zijn gebaat met het leren van de taal, zoals Prins Claus als prominent allochtoon ooit benadrukte. En ook met elementaire kennis om enigszins de weg te weten in onze samenleving, willen ze hier niet ronddolen als een kat in een vreemd pakhuis. De communicatieve rationaliteit in het publieke debat wordt vaak beperkt door de gevestigde meningen van een dominante meerderheid.

Couwenberg is een voorbeeld van iemand die te vroeg of niet op het meest opportune moment met nieuwe ideeën kwam. Hij kwam ook te vroeg met het idee van een christendemocratische partij als doorbraak van de verzuilde politiek, zie zijn jaarboek Wereldgebeuren sinds de jaren ‘60: Van linkse dominantie tot liberale triomf (2018, p 24) en zijn jaarboek Hoe universeel is de westerse idee van de moderniteit? (p 18). Zijn visie op de moderniteit heeft raakvlakken met die van Habermas op rationaliteit (p 20). In 1975 zijn hieraan twee themanummers van Civis Mundi gewijd Wetenschap en politieke ideologie  (1975) en Wetenschap en politiek (1992)  “mede ter rechtvaardiging van zijn utigangspunten” (2018, p 20, 66).

Couwenberg wilde ook het links-rechts, progressief-conservatief schema doorbreken, waarin hij een middenpositie meent in te nemen met zijn integrale benadering (2018, p 36, 70). Zijn ideeën komen vaak niet overeen met het gemeengoed van de middenmoot, maar komen veeleer dissident over of worden voor conservatief aangezien, terwijl ze vaak progressief zijn in de zin dat ze de tijd vooruit zijn. Zijn visie van reïncarnatie als reëel alternatief voor de vigerende dood-is-dood visie lijkt bijv. uitgesproken dissident, maar mondiaal gezien vanuit andere culturen is deze veeleer universeel te noemen.

Wat betreft zijn relatieve gebrek aan erkenning en aansluiting bij de dominante intellectuele bovenlaag staat Couwenberg niet alleen. Ook Auguste Comte, grondlegger van de sociologie en de positivistische (wetenschaps)filosofie, kwam op de verkeerde momenten met de verkeerde publicaties en theorieën en telde niet mee met het publieke debat van zijn tijd (Van Dijk, p 30). Ideeën die niet passen in de tijd, zoals bijv. de Unzeitgemässe Betrachtigungen en andere werken van Nietzsche, vinden geen weerklank en sluiten vaak niet aan bij het publieke debat, dat vaak weinig open is en onderhevig lijkt aan mode en stemmingen van ‘the public mood’, in termen van socioloog Wright Mills in The Power Elite. Als het publieke debat door ‘the public mood’ wordt beheerst, roept dit  vraagtekens op bij de rationele argumentatie. 

 

Dissidente visies en meerderheidsstandpunten

Is de reserve ten opzichte van meningen van de meerderheid ook van toepassing op de consensustheorie van Habermas? Daarbij dienen volgens hem alle argumenten op tafel te kunnen komen en er ruimte voor kritiek en alternatieve visies te zijn. Consensus betekent dat alle deelnemers het erover eens zijn, een soort compromis. De inbreng van iedereen wordt meegenomen. Anders dan bij meerderheidsstandpunten, die reserve kunnen oproepen bij dissidenten met afwijkende visies.

Wat de meerderheid vindt, hoeft niet de meest juiste visie te zijn. Met name in de revolutionaire wetenschap zien we vaak het tegendeel. Er komt opeens een dissident of outsider zoals Einstein met een andere theorie, waarover na veel wetenschappelijk ‘gesteggel’ consensus wordt bereikt. Vaak ook niet, zoals Kuhn heeft beschreven in deel 4. Dan ‘zijn de geleerden het er niet over eens’. Over veel kwesties is in de wetenschap geen consensus en zijn er concurrerende theorieën en researchprogramma’s. Volgens Habermas en andere wetenschapsfilosofen is consensus betrekkelijk en ontwikkelt deze zich verder door voortgaande informatie, communicatie, interpretatie, discussie en kritiek in een dynamisch proces. 

Van wat de meerderheid meent, klopt vaak iets niet of er ontbreekt nuancering. Kuhn heeft het over anomalieën, die niet in het plaatje passen. Dat nodigt uit tot studie en reflectie. Dit levert meer informatie op om gevestigde meningen bij te stellen of te weerleggen, zoals dat ook in de wetenschap gaat. Omdat het onmogelijk is om alles te onderzoeken zijn uitkomsten altijd voorlopig, maar meestal op grond van meer vergaarde en gelezen informatie dan bij ‘de meerderheid’, met het vizier open voor meer informatie en argumentatie, ook voor afwijkende informatie. Onontdekte gebieden zijn fascinerend, vooral onze ‘binnenwereld’, de dimensie(s) van ons bewustzijn, waar we nog relatief weinig van weten. Dat geldt ook voor veel objectieve gebieden, maar het subject, het bewustzijn, is een andere dimensie, die hier te ver voert. Daarover later meer.

Een voorbeeld. In De Volkskrant van 24 nov. 2018, p W6 stond een artikel “Je ware zelf? Dat bestaat niet’. Dat betekent dat psychologen daar nog weinig van weten. Er is iets in ons dat hetzelfde blijft. Daarom heet het zelf: dat wat het-zelf-de blijft en waarachtig onszelf blijft als we veranderen. Psychologen zijn geneigd te denken dat wij veranderende bewustzijnsinhouden zijn of het zelfbeeld, dat gebaseerd is op wat anderen vinden, enz. Maar hebben vaak niet of nauwelijks naar filosofen als Kant en de Indiase filosofie gekeken, waar een inhoudsloos ‘transcendent bewustzijn’ de verschijnselen waarneemt als onomstotelijk gegeven. Je kunt het direct ervaren als het denken even ophoudt en ook als de ‘instantie’ of het bewustzijn dat de gedachten en bewustzijnsinhouden waarneemt, al of niet met behulp van (transcendente) meditatie methoden. Zie hierover eerdere artikelen van Patricia van Bosse en Toon van Eijk en ook deel 10 van deze serie.

 

Collectief bewustzijn

In het boek Bewustzijn als bewapening ben ik ingegaan op publieke debat over de kernwapens in de jaren ‘80. De kernwapens werden niet geplaatst, want er kwam een het verdrag tussen de VS en Sovjet Unie, dat nu door Trump zou worden opgezegd. Dit debat ging vooral in op de militaire en politieke aspecten en ging voorbij aan diepere sociale en aspecten van het collectieve bewustzijn, spanningen en coherentie in het nationale en mondiale bewustzijn, die tot uiting kunnen komen in een polemische of een harmoniserende stellingname.

Hoewel hij heeft kennisgenomen van het werk van Freud, heeft Habermas heeft meer oog voor de rationele aspecten dan voor de meer emotionele en onbewuste aspecten van het collectieve bewustzijn en richt zich meer op rationele meningsvorming. Dit geeft in mijn sociologische optiek maar een beperkt aspect weer van het collectieve bewustzijn. Spanningen en incoherentie van het collectieve bewustzijn zijn m.i. bepalend of er consensus ontstaat of juist toename van meningsverschillen, die volgens van Dijk niet altijd worden opgeheven door de communicatieve rationele benadering van Habermas. In hoeverre is zijn benadering toepasbaar in gespannen conflictsituaties met dreigend geweld? De ‘gele hesjes’ beweging in Frankrijk is reeds genoemd. Conform de benadring van Habermas dienen de voorwaarden van de gesprekssituatie in acht worden genomen, met name het cruciale punt van ontbreken van dwang en geweld in een ‘machtsvrije’ dialoog vrij van geweld. Hoe kan aan dergelijke vooraarden worden voldaan? Door overleg en communicatie? Collectieve gevoelens, affectieve, morele en spirituele aspecten zijn in dit opzicht zeker zo belangrijk als rationele aspecten, hoewel deze in de verruimde conceptie van de communicatieve rationaliteit een rol spelen, omdat communicatie ook uitwisseling van gevoelens omvat.

Een belangrijk punt is dat Habermas, evenals Weber, Popper, Feyerabend en vele anderen de wetenschap plaatst in een groter geheel van kennis en communicatie, waarvan hij het cruciale belang laat zien voor ons leven en samenleven. Zijn visie van redelijk overleg biedt hoop in bange tijden, waarin de invloed van autoritaire leiders lijkt toe te nemen. Het volk dient zijn verantwoordelijkheid te nemen en zijn steentje bij te dragen tot dit overleg, dat ook door andere drijfveren wordt vormgegeven dan alleen rationaliteit. Verhelderend zijn in dit opzicht de artikelen van Toon van Eijk over collectief bewustzijn en aanverwante zaken.

 

Slotwoord

Habermas geeft een actuele duiding en analyse van problemen van de moderne tijd. Hij ziet een oplossing ziet in communicatieve rationaliteit en democratische samenwerking. Kern van het probleem is de dominerende instrumentele rationaliteit van de economische, technologische en politieke systemen die onze leefwereld in toenemende mate bepalen. Enerzijds bracht dat meer welvaart, anderzijds verlies van traditionele waarden en zingeving. Habermas put hoop en inspiratie uit de waarden van de Verlichting.  Deze waarden kunnen in democratisch overleg en tolerantie ruimte kunnen geven aan uiteenlopende visies en door geweldvrije communicatie tot een consensus te komen.

Consensusgerichte communicatie lijkt tegenwoordig onder druk te staan van polarisatie. Verdeeldheid en tegenstellingen lijken toe te nemen en soms gewelddadige vormen aan te nemen. De diversiteit en de instroom van allochtone bevolkingsgroepen is bijv. een heikel discussiepunt. Onder invloed van autoritaire nationalistische leiders lijken problemen eerder op de spits te worden gedreven dan oplossingen te bieden, die onze fragiele welvaart en waarden behoeden. De democratische dialoog komt onder druk te staan van machtsstrijd, die geweldvrije communicatie belemmert. De Franse protesten bijv. lijkt zich een botsing te manifesteren van de leefwereld van veel gewone burgers met het politieke en economische systeem, dat hun belangen niet voldoende behartigt en zijn eigen gang gaat.

Habermas blijft wijzen op de mogelijkheid en de noodzaak van communicatief handelen vanuit wederzijds respect en tolerantie om in gezamenlijk overleg tot oplossingen te komen. De complexe problematiek plaatst ons voor de uitdaging om meer adequaat te communiceren in plaats van elkaar soms letterlijk de zwarte piet toe te schuiven. Om een structurele oplossing te bieden aan eigentijdse problemen blijft Habermas zijn kritische, integrerende en pragmatische visie uitdragen. Ook al lijken standpunten te verharden en systemen onbeheersbaar af te stevenen op recidiverende crises, blijft hij wijzen op de mogelijkheid van redelijk democratisch overleg, dat geen enkele bevolkingsgroep uitsluit. Zo blijft hij in deze kenterende tijd een baken van redelijk inzicht, hoop en inspiratie. Uiteenlopende bevolkingsgroepen, van vluchtelingen tot politieke en religieuze leiders, zoals Merkel en Ratzinger, alias de voormalige paus Benedictus, blijft hij op kritische wijze de hand reiken.

 

 

 

Habermas en leden van de koninklijke familie bij de Erasmusprijs in 2013

Daarbij werd hij ‘het filosofisch geweten van democratisch Duitsland’ genoemd