Wat is er van het CDA geworden?

Civis Mundi Digitaal #81

door Wim Couwenberg

I Wie bepaalt nu de koers? De vergissing van KVP-voorzitter Fons van der Stee

Bij de ideologische voorbereiding van het CDA drong KVP-voorzitter Fons van der Stee er bij mij als woordvoerder van de deconfessionaliseringstroming in die partij op aan mijn verzet tegen een exclusief evangelisch-radicale oriëntatie van het CDA, zoals van protestantse zijde nu eenmaal gewenst, te staken. Als KVP zijn wij in het CDA verreweg het grootst en kunnen wij de koers en het beleid van die partij dus het meest naar onze hand zetten. En daar gaat het uiteindelijk toch om, hield hij mij voor ogen. Het bijbels gefundeerde idealisme zoals de ARP dat beleefde, was in de KVP vreemd cultuurgoed, waar men alleen om praktisch politieke redenen een beleefde buiging voor maakte. In een zo sterk gouvernementele partij als de KVP werd idealisme überhaupt met scepsis bejegend, want als politiek naïef niet serieus genomen.

Als we zijn verwachting over de toekomstige ontwikkeling van het CDA inmiddels toetsen aan de feiten, dan blijkt, dat hij zich daarin nogal vergist heeft. Met Buma en Brinkman als respectievelijk fractie voorzitter van het CDA in de Tweede en de Eerste Kamer en met mevrouw Peetoom als CDA-voorzitter wordt het beleid van die partij bepaald door exponenten van de oorspronkelijk protestantse bloedgroep. Niet dat dat nu nog veel uitmaakt. Sinds de oprichting heeft die bloedgroep wel een sterk stempel kunnen drukken op de ideologische uitstraling van het CDA met een evangelisch-radicale oriëntatie en bijbel gefundeerde idealen als leidraad. Pragmatisme en een politieke middenpositie evenals conservatisme werden in lijn hiermee principieel afgewezen, waarbij CDA premier Ruud Lubbers van KVP-huize zich gemakshalve aansloot. En de Duitse CDU werd daardoor ook gewantrouwd als christen-democratische partij, want teveel rechts georiënteerd. Maar van dit alles is weining of niets meer over. De ironie van de christen-democratische geschiedenis is dat het CDA onder Buma de Duitse CDU royaal ingehaald heeft in rechts geëtiketteerde gezindheid. Maar dat neemt niet weg dat de protestantse bloedgroep sinds Balkende als CDA leider en premier de uit de KVP afkomstige katholieke vleugel in politieke macht en invloed beduidend overvleugeld heeft.

Deconfessionalisering van christelijke partij vorming stuitte bij de voorbereiding van het CDA nog op krachtig verzet, vooral bij een protestants-christelijke beginsel partij als de ARP die mij als exponent daarvan ook met groot wantrouwen bejegende. Maar dat christelijke beginseldenken klopt niet meer, zo stelt nu de protestantse theoloog en hoogleraar aan de Vrije universiteit G. Harinck in het Nederlandse dagblad van 5 oktober jongstleden. Zoals er geen christelijk soort voetballen is, is er ook geen christelijk soort politiek. Ook die kentering maakt deel uit van de postideologische ontwikkeling van de politiek sinds het einde van de Koude oorlog.

 

II Wat is nu de koers van het CDA? Machtsherstel door zich als oppositie partij nu beter te profileren dan onder Paars

Bij de laatste algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer die nog maar weinig beantwoordden aan de oorspronkelijke idee van die beschouwingen , was een van de vragen wat nu de koers is van het CDA. Met nog slechts nog 13 zetels moet het CDA zichzelf opnieuw uitvinden.

Het CDA is een partij die langzaam, maar zeker aan het verdampen is en worstelt met de prangende vraag hoe haar dreigende overbodigheid af te wenden, zo werd tijdens de leiderschapscrisis in die partij in 2001 al opgemerkt[1]. Dankzij de Fortuynrevolte in 2002 heeft het CDA een herkansing gekregen en kon het zijn politieke spilpositie zodoende heroveren. Daar is nu naar het zich laat aanzien voorgoed een einde aan gekomen. Het moet evenals als alle andere partijen zijn bestaansreden bij iedere verkiezing opnieuw waarmaken op een kiezersmarkt met overwegend zwevende kiezers.

 

Aversie van oppositie rol

Een typisch bestuurders partij als het CDA mijdt het liefst een oppositie rol. Dat heeft mede te maken met de sterk verminderde bindende kracht van ideologieën en daarmee samenhangende programma’s. De zichtbaarheid van eigen machtsuitoefening in regering en bestuurscolleges moet dat verlies nu compenseren. Vandaar die drang van een bestuurderspartij als het CDA om zoveel mogelijk deel uit te maken van zichtbare machtsuitoefening. In dit licht is de intense moeite begrijpelijk die het CDA onder leiding van Maxime Verhagen na de dramatische nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen van juni 2010 gedaan heeft om koste wat kost als regeringspartij terug te kunnen keren in het nieuwe rechts geheten kabinet-Rutte I.

Het ergste dat het CDA kan overkomen is, zo constateerde ik in 2011 nog[2], in een oppositierol te belanden en zo verwijderd te raken van de vleespotten van de macht. Want in oppositievoeren is het door langdurige deelname aan regeringsmacht nauwelijks geschoold. De oppositieperiode van acht jaar tijdens de paarse kabinetten in de jaren ’90 leeft in het geheugen van het CDA-establishment dan ook voort als een ware nachtmerrie.

 

Leerproces oppositie voeren

Het electorale succes van de Fortuyn-revolte en daarna van de PVV van Wilders heeft niettemin aangetoond dat een met het nodige lef en elan gevoerde oppositie wel degelijk door kiezers gewaardeerd wordt als nuttige en nodige tegenmacht en in electoraal opzicht lonend kan zijn; in dit geval zelfs in bijzondere mate. Maar dat moet dan wel een oppositie zijn die afgestemd is op wat onder kiezers aan problemen en kritiek leeft. De oppositie van het CDA onder paars schoot daarin pijnlijk te kort. Die was veel te meegaand met onzichtbaarheid van die partij in de media. Nu het CDA sinds vorig jaar opnieuw in de oppositie is beland, heeft het het nodige geleerd van zijn treurige oppositie ervaringen onder paars. Wij gaan oppositie voeren voor het CDA, kondigde CDA fractie-voorzitter Buma aan bij de start. En dat doet hij nu inderdaad zonder enige gêne met een opvallende oppositie rol, waarbij hij slim inspeelt op de problemen en groeiende kritiek op het kabinet zoals die onder zoveel kiezers leven.

En zodoende slaagt het CDA erin zich nu veel beter dan onder Paars te profileren als oppositie partij die ertoe doet met machtsherstel als intens begeerde politieke vrucht. Door te appelleren op typische VVD thema’s zoals een kleinere overheid, minder lasten verzwaring en verzet tegen nivellering waarop de VVD nu niet kan hameren met het oog op de PvdA als coalitiegenoot, kan het CDA veel kiezers, die bij vorige verkiezingen van het CDA naar de VVD zijn overgelopen, terugwinnen. In de zogenaamde linkervleugel van het CDA roept dat natuurlijk verzet op. Het CDA dreigt de VVD rechts in te halen, luidt de kritiek. Met die rechtse koers treedt Buma in het voetspoor van Brinkman als kandidaat-lijsttrekker van het CDA begin jaren 90, constateert een woordvoerder van links Marcel ten Hooven. Onder premier Lubbers en daarna CDA premier Jan Peter Balkenende heeft het CDA een leidende rol gespeeld bij de aanpassing/hervorming van de verzorgingsstaat in neoliberale zin. Buma trekt die wending in neoliberale richting verder door ten koste van de oorspronkelijke christelijk-sociale oriëntatie van zijn partij. De vraag rijst, aldus ten Hooven, wat het CDA nog tot een christen democratische partij maakt.[3] Met het Herfstakkoord heeft de bijzonder combinatie van D66, Christen Unie en SGP (Paars met de bijbel) de constructieve oppositie rol van het CDA onder Paars overgenomen. Hoe dat electoraal zal uitpakken, kan volgend jaar al blijken bij de gemeenteraadsverkiezingen.

In 2002 lanceerde CDA-leider Jan Peter Bakenende als premier een waarden en normen debat. In het jongste nummer van Christen Democratische Verkenningen ziet hij het als een opdracht voor de christen democratie in een hernieuwd waarden- en normen debat als antwoord op de financieel economische crisis sinds 2008 nieuwe richting gevende normatieve perspectieven te openen. Maar is dat perspectief nu niet primair gericht op machtsherstel?


[1] M. Kranenburg, Sterfhuis CDA, NRC Handelsblad, 28 september 2001.

[2] Zie Tijdsein, Civis Mundi jaarboek 2011, p 129

[3] Zie zijn artikel  De Thee Partij, De Groene Amsterdammer, 24 oktober 2013