Waarom Europa nauwelijks vordert op sociaal gebied

Civis Mundi Digitaal #82

door Jan de Boer

Europa, Brussel, is de geijkte zondebok voor Europese burgers, waar de lidstaten vaak dankbaar gebruik van maken. Ik ben de laatste die zegt dat ‘Europa’ geen verbeteringen behoeft, maar de lidstaten zitten daartoe niet op één lijn wat wel nodig is omdat veranderingen alleen maar doorgevoerd kunnen worden als alle lidstaten daarachter staan. In dit artikeltje geef ik als voorbeeld het antwoord op de vraag: waarom Europa nauwelijks vordert op sociaal gebied.

De toename van ongelijkheden mee veroorzaakt door de financiële crisis wordt gezien als een belangrijke factor van de instabiliteit van de westerse gemeenschappen en de oplossingen die ‘Brussel’ tot dusverre heeft gepresenteerd om deze crisis te lijf te gaan, zijn uiterst beperkt. De oorzaak daarvan is dat de Europese Unie zwaar verdeeld is en ook een tekort aan competenties heeft.

In tegenstelling tot zijn voorganger, José Manual Barroso, heeft de huidige president van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, – zijn mandaat eindigt in oktober van dit jaar – de sociale zorgen weer op een eerste plaats gezet. Deze stap van deze christen- sociaal democraat, zoon van een metaalarbeider, die zijn politieke carrière begon als staatssecretaris van werkgelegenheid en sociale zekerheid in het Groothertogdom Luxemburg, is geen misleiding, geen schijnbeweging. Deze stap had de stilstand kunnen doorbreken maar was onvoldoende om in de laatste vier jaar een sociale ommezwaai te maken. Voorbeelden? Juncker was één van de grote voorvechters van de ‘Europese sokkel voor sociale rechten’ met veel luister aangenomen op een Europese topconferentie in Göteborg (Zweden) eind 2017. Dit programma bepaalde twintig « principes en rechten: « Iedere persoon heeft recht op een allesomvattende, kwalitatief hoge scholing; de gelijke behandeling en de gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen moet verzekerd worden en op alle gebieden gepromoot worden; werkers hebben recht op een rechtvaardig salaris dat hun in staat stelt op een fatsoenlijk niveau te leven, etc, etc; ». Maar geen van deze principes had een dwingend karakter en de uitoefening ervan bleef zo symbolisch. Een bewijs daarvan: de staatshoofden van Polen, Tsjechië en Hongarije die dit programma mee opgesteld hebben, waren tegenstanders van te beschermende wetteksten voor loontrekkers want die werden geacht te protectionistisch te zijn… En de staatshoofden uit Noord-Europa: Finland, Zweden Denemarken hebben tot op heden hun geavanceerde systemen van sociale bescherming met kracht verdedigd omdat zij bang zijn dat initiatieven uit Brussel wat dat betreft nivellerend naar beneden werken, etc.

Een ander voorbeeld van grote verdeeldheid in het Europese Parlement gebaseerd op puur nationalistische belangen, is de vertraging inzake het innemen van een gemeenschappelijke positie over de arbeidsvoorwaarden in het transport, dat ernstige misstanden kent. De nieuwe richtlijn die een zeker evenwicht tussen brengt tussen het professionele en het privéleven van de chauffeurs en aangenomen werd op 24 januari jongstleden, betekent hooguit een bescheiden vooruitgang maar lost de problemen in de transportsector beslist niet op.

De Brusselse tekst voerde een ouderschapsverlof in van tenminste vier maanden, maar de vergoeding met « een voldoende niveau » zou ter beoordeling van de aparte lidstaten blijven. Dit keer was Frankrijk één van de landen die dit conceptvoorstel van de Europese Commissie, dat voorstelde de ouders op het niveau van ziekte-uitkeringen te vergoeden, blokkeerde omdat het te duur werd beoordeeld.

In deze context zijn er ook maar weinig experts in Brussel die het voorstel van een Europees minimumsalaris realiseerbaar achten: een voorstel verdedigd door de Franse president Macron. Zeker, het Europees Economisch en Sociaal Comité ( EESC) heeft in februari van dit jaar een advies gegeven om een richtlijn aan te nemen die een minimum inkomen invoert. Maar de vertegenwoordigers van de werkgevers in dit raadgevend orgaan van de Europese Unie stemden tegen omdat zij voor de zoveelste keer herhaalden dat dit vraagstuk op nationaal niveau behandeld moet worden. Dus komt het er nooit van.

En dit zijn slechts een paar voorbeelden waarom Europa op alle beleidsterreinen niet vordert. In de Raad van de Europese Unie wordt steeds weer door de vertegenwoordigers van de lidstaten, die daar allemaal hun beperkte eigen belang verdedigen en waar unanimiteit bij stemmingen vereist is, noodzakelijke vorderingen om Europa verder te brengen hetgeen ook geopolitiek gezien bittere noodzaak is, wil Europa niet door de grootmachten ‘opgegeten’ worden, op de rem getrapt. Voorstellen om unanimiteit bij stemmingen te vervangen door meerderheid bij stemmingen, worden ook systematisch naar de prullenmand verwezen. Europa zou van ‘ons’ moeten wezen, maar in werkelijkheid is het een Europa van « ik en ik en ik… »