Economische groei: een zegen of een ramp?

Civis Mundi Digitaal #84

door Jan de Boer

Je kunt je afvragen of we niet volledig schizofreen zijn. Een twee weken geleden waren er alleen maar klaagzangen te horen bij de aankondiging door de IMF en de OESO inzake de mondiale vertraging van de economische groei die in 2019 niet hoger zou zijn dan 3,3 procent. Eind 2017 waarschuwde evenwel het rapport van het Programma voor het milieu van de Verenigde Naties zich verheugend over de stabilisering van mondiale uitstoot van CO2 sinds 2014: « Deze tendens zou kunnen verkeren in het tegendeel als de mondiale economische groei gaat versnellen ». Als zowel haar groei als haar vertraging dezelfde ongerustheden oproepen, wat dan te denken van economische groei: is deze uiteindelijk het beste of het slechtste van alle zaken?

Economische groei – dat wil zeggen het groeipercentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP) is heel lang gezien als het beste wat ons kan overkomen. Zelfs Adam Smith, de vader van de moderne economische wetenschappen (1723-1790) was er al van overtuigd dat meer productie goed was voor de naties en dat overvloed uiteindelijk ook ten goede kwam aan de laagste sociale klassen. En hoe te ontkennen dat economische groei gepaard ging met onvoorstelbare vooruitgang op het gebied van gezondheid, voeding, onderwijs en dagelijks comfort? En dat zodanig dat de vooruitgang als synoniem werd ervaren met het groeipercentage van het BBP en als uiterste doel van het maatschappelijk welzijn van naties.

Maar toch vanaf de jaren 1960-1970 werd er felle kritiek geleverd op economische groei. Het rapport Meadows « The Limits to Growth » (1972) deed de aandacht vestigen op de fysieke verslechteringen als gevolg van economische groei (met name betreffende de toename van milieuvervuiling en het schaarser worden van natuurlijke hulpbronnen). Het rapport voorspelde een ineenstorting van de menselijke samenlevingen voor het jaar 2100 als men op deze wijze voortging. De door de ‘Meadows’: de Club van Rome, voorziene evoluties zijn geverifieerd en volledig juist bevonden (« A Comparison of the Limits to Growth with Thirty Years of Reality », Graham Turner, 2008). Talrijke schrijvers van Jacques Ellul tot Ivan Illich hebben in dit voetspoor de schade veroorzaakt door economische groei betreffende de kwaliteit van het leven met name de kwalijke gevolgen van overconsumptie, duidelijk beschreven. Ook ik heb in dat kader met mijn boekje « Samenleven en overleven: een geschiedenis van economie, ecologie en macht » geprobeerd een analyserende bescheiden bijdrage te leveren voor een in alle opzichten gezondere samenleving. Als gevolg van de economische crises en de stijging van de werkloosheid begin jaren 1980 had men geen oog en geen oor meer voor deze kritiek. Sinds kort wordt er weer naar deze kritieken geluisterd nu men zich bewust wordt van een komende planetaire ecologische ramp.

De oplossing: groene economische groei. Sinds we met angst en beven de opstapeling van CO2 -uitstoten volgen die een waterval van catastrofes aankondigen, gaan we toch rustig door met het aanbidden van economische groei en we smeken dat deze weer fors zal toenemen omdat wij ervan overtuigd zijn dat het hebben van een groene economische groei alles anders zal doen zijn en geen ongeluk brengt. Wij denken nog dat het mogelijk is gelijktijdig economische groei en steeds betere levensomstandigheden voor mensen op deze onherbergzame planeet te combineren omdat technische vooruitgang – dat wil zeggen het menselijk genie – ons wel van de schadelijke effecten van economische groei zal bevrijden. Maar heel wat wetenschappelijk onderzoek betwijfelt in sterke mate deze mogelijkheid: de econoom Michel Husson heeft bijvoorbeeld aangetoond, dat zelfs als de intensiteit van CO2 twee keer zo snel zou dalen als in de afgelopen veertig jaar, een jaarlijkse daling van 1,8 procent van het mondiale BBP nodig zal zijn om de indertijd in Parijs gestelde doelen die toch al veel te laag waren, te halen …De combinatie van gelijktijdig economische groei en nog betere levensomstandigheden voor een ieder op deze aarde kunnen we dus vergeten.

De conclusie is dus, dat we aan een samenleving moeten bouwen die zich niet als belangrijkste doel het streven naar van individuele profijt en economische groei stelt, maar een antwoord weet te geven op sociale behoeften, een antwoord gebaseerd op kwaliteit en duurzaamheid. Vandaag de dag is het belangrijkste objectief het verminderen van de productie van CO2 en andere broeikasgassen en dat op een zo egalitair mogelijke manier inbegrepen de acceptatie van individuele CO2-quota’s. Wij moeten ons indicatoren verschaffen die dit proces kunnen volgen. Zo’n totaal andere benadering van menselijke samenlevingen is niet één twee drie te realiseren. Het noodzaakt een lange termijnplanning met zeer concrete scenario’s die de wegen van de energie-transitie naar het gebruik van duurzame alternatieve energiebronnen, naar thermische renovatie van gebouwen en minder energieverbruik, etc.; etc. duidelijk aangeven. Het betekent niet meer en niet minder de noodzaak van een totale verandering van onze economie. Wij hebben ook een nieuw fundament voor onze wetenschappen nodig voor een nieuwe know-how, een nieuwe taal en nieuwe categorieën om de wereld en ook de relaties tussen mens en natuur uit te beelden.

Dit alles is vandaag de dag– zeker ook politiek gezien - een ‘ver-van-mijn- bed-show’, terwijl daarbij de haast retorische vraag gesteld kan worden of we voor deze « ommekeer van waarden « nog wel voldoende tijd hebben. Zacht gezegd betwijfel ik dat.