Een radicale spirituele visie op de milieuproblematiek

Civis Mundi Digitaal #87

door Piet Ransijn

Bespreking van: Paul Kingsforth, Confessions of a Recovering Environmentalist and Other Essays. Londen, Faber & Faber, 2017.

 

Een breder ecologisch kader

Bovengenoemd boek plaatst de vervuiling en de vergiftiging van ons milieu in een bredere context. De VPRO zond er een documentaire over uit op 16 dec 2018 bij Tegenlicht. Kingsnorth is een Engelse schrijver van artikelen, essays, gedichten en romans, voormalig milieuactivist en redacteur van The Ecologist. Onlangs verscheen zijn nieuwste boek Savage Gods. A Crisis of Words. Het antwoord op de milieucrisis zocht hij eerst in activisme. Nadat hij zich bewust was geworden van de betrekkelijkheid van het milieuactivisme, is hij naar het Ierse platteland verhuisd en probeert daar een zelfvoorzienend bestaan te leiden. Zijn beweegredenen geeft hij aan in onderstaand citaat. Het milieu omvat ook het klimaat, dat tegenwoordig veel aandacht krijgt en een meer omstreden aspect is  van  de milieuproblematiek. “De milieubeweging heeft steeds minder te maken met een oprechte zorg om de natuur, constateert hij… In de strijd tegen klimaatverandering staart de milieubeweging zich blind op het terugdringen van broeikasgassen, terwijl ze de ogen sluit voor ecologische vernietiging.” (www.groene.nl/artikel/een-glorieuze-hunkering, in een bespreking van zijn roman The Beast). Activism is predicated on finding an enemy. So you find the bad guys, and then you go out and you campaign against the bad guys in any number of different ways.”1 De milieucrisis hangt samen met onze verhalen en -ook met een crisis van onze ideeën, ideologieën en woorden, een soort geloofscrisis. Waar geloven we (nog) in? “De sublieme ervaringen die hij najaagt liggen uiteindelijk buiten het bereik van de taal” (De Groene).

Tussen uiteenlopende persoonlijke wederwaardigheden en ontboezemingen, schrijft Kingsforth treffende dingen over onze omgang met de natuur en ons milieu, dat steeds meer door techniek en industrie wordt overheerst. De grootschaligheid daarvan ziet hij als de kern van de problematiek, niet zozeer de industrie als zodanig. Als deze meer kleinschalig zou zijn, zou deze  beter hanteerbaar zijn, zoals E. F. Schumacher al uiteenzette in zijn boek Small is Beautiful. “Bedrijven zijn zo groot geworden dat zij democratieën overheersen en een wereldwijde plutocratie creëren die hun eigen belangen dient… In plaats dat groei het leven dient, moet nu het leven de groei dienen”, met name de groei van de productie (p 10, 12). Zien we zoiets ook niet bij de agrochemische industrie?

 

 

Het vooruitgangsgeloof

“It seemed to me for years that the notion of progress is the religious story that we tell ourselves in western civilization. It’s the story that everything will keep getting better, because it just has to. And the more I look around me, the more I think that we don’t really know how to deal with the possibility that that might not be true.”1 Het vooruitgangsgeloof is eerder bekritiseerd door Christopher Lasch in The True and Only Heaven: Progress and Its Critics en vele anderen.

Bij velen echter heeft “het populaire geloof in wetenschap en techniek  plaats gemaakt voor vrees. Biotechnologie en wereldwijde industrie, drones en internet surveillance hebben de democratische belofte omgevormd in een autoritaire dreiging. Ondertussen heeft de door de wetenschap aangewakkerde vooruitgang evenzeer schade aangericht als verbeteringen gebracht… Met oceanen waarin industrieel afval drijft, residueen van chemisch afval in moedermelk en de bloedstroom wordt het moeilijker voor techno-optimisten”.

Kingsnorth geeft uiting aan het gevoel dat “we een monster hebben losgelaten, dat we niet meer kunnen beheersen… en deze planeet hebben geruïneerd… Onze politieke systemen zijn niet in staat onze technologische en economische ambities te beteugelen, en individuele hebzucht en verlangens worden onbeheersbaar… Door zijn gevoel van onvernietigbaarheid heeft de techno-industriële samenleving niet de intellectuele en spirituele uitrusting om zijn rommel op te ruimen. We komen met argumenten voor meer van hetzelfde, meer technologisch ingrijpen… Onze samenleving zal de vooruitgang en de technologie blijven romantiseren… tot haar intellectuele kader, en wellicht haar fysieke kader, bezwijkt onder haar gewicht” (p 32, 33, 35).

 

 

 

Een beschavingscrisis

“We leven in wat met gemak de ecologisch meest destructieve beschaving in de menselijke geschiedenis kan worden genoemd… Hoe is het zover gekomen?... Welke fouten hebben hiertoe geleid? Zijn het dezelfde fouten die ons zover hebben gebracht dat we bereid en in staat zijn landerijen met toxische pesticiden te besproeien en enorme populaties van insectenleven uit te roeien?”

“We zijn erin geslaagd een cultuur te creëren waarin we ons van het overige leven hebben vervreemd. We doen moeite om onszelf ervan te overtuigen dat deze vervreemding vrijheid is… Dit is helemaal geen vrijheid. We hebben onszelf tot gekooide dieren gemaakt en alle ‘gadgets’ ter wereld kunnen niet compenseren wat we zijn verloren” (p 53, 56). Het doet denken aan de ‘ijzeren kooi’ waar Max Weber voor waarschuwde en de vervreemding die Marx kenmerkend vond voor de industriële maatschappij. De industriële landbouw en veeteelt, die vervuilend is en veelvuldig gebruik maakt van bestrijdingsmiddelen is daarvan een onderdeel.

Wat we zijn verloren is bijvoorbeeld een sterrenhemel zonder lichtvervuiling, frisse lucht, zuiver water en voedsel, een diepe verbondenheid met de dieren en de hele natuur, natuurlijk leven zonder stress en de ongerepte schoonheid van maagdelijke landschappen, waarin je gelukkig kunt zijn door er alleen maar in te zijn. Niet alleen het milieu is vervuild, ook de sterrenhemel wordt bedreigd. “Straks zien we haast geen sterren meer – alleen nog maar kunstmanen,” luidt een kop van de NRC (8 juni 2019) over lichtvervuiling.

 

De ontheiliging van de natuur

We hebben ons respect en ons religieuze ontzag voor de natuur grotendeels verloren. “We don’t have a religion in the broad sense of the word… We don’t have a sense of anything that’s greater than us, that we have to bow our knee to, that we have to humble ourselves before – whether it’s a god or a goddess, or the divinity of nature itself. We don’t recognize those terms really. We see them as antiquated. We see them as old-fashioned and backward and reactionary. Part of the myth of progress that we believe in is the notion that we’re evolving beyond religion. […] It’s been a long journey for me to realize that if we don’t have anything that we believe is above us, then we become destroyers.”1

Als een groot verlies noemt Kingsnorth het verdwijnen van de mystieke band met de natuur, die zelden meer als groots en ‘heilig’ wordt beleefd en ons vervult met eerbied en ontzag, zoals tijdens de Romantiek meer naar voren is gekomen. Ervaringen van natuurvolken worden vaak geromantiseerd en zullen anders zijn geweest dan wat Kingsforth beleefde in de grot van Niaux in de Franse Pyreneën, waar hij  de 15.000 jaar oude magisch-religieuze wandschilderingen bekeek. Naar de ervaringen van de prehistorische mensen kunnen we slechts gissen. Hoewel hij zich een voorbeeldig atheïst noemt, had hij daar opmerkelijke spirituele en religieuze ervaringen. Richard Dawkins, de missionaris van het atheïsme, zou trots op hem geweest kunnen zijn, maar nu niet meer. “Ik schop tegen gehoorzaamheid, verering en geestelijkheid… Ik geloof niet in God… als een alziende bovennatuurlijke entiteit… Later begon ik in te zien dat dit [religie] een algemene interpretatie was van een ervaring van iets dat groter was dan het individuele ego”. Hij zag toen de overeenkomst met de ervaringen die hij als kind al had in de natuur, waarbij hij “zich overweldigd voelde door iets dat veel groter was dan mijzelf ” (p 159-60)

 

 

Hoe nu verder?

We kunnen niet meer terug naar vroeger, naar het verleden dat we geneigd zijn te idealiseren, terwijl het leven toen vaak ‘nasty, brutish and short’ was in de woorden van Thomas Hobbes. Het ‘natuurlijke’ leven van kleine boeren wordt soms geromantiseerd terwijl de hardheid en de armoede worden onderschat (waarvan ik na de oorlog nog een sprankje heb gezien). In de toekomst is een milieuvriendelijke industriële cultuur en technologie niet uitgesloten. Dit vraagt echter een verandering van onze denk- en levenswijze, milieubewust gebruik van onze productiemiddelen en zeggenschap erover. Bewustwording van de consequenties van ons handelen, onder meer van wat we eten en welk werk we doen voor wie of wat, kunnen daarbij een eigen bijdrage vormen. Dat werkt anders dan ‘Bad Men in Power’ verantwoordelijk te stellen of Big Bad Companies. Het is echter wel van belang hun grote invloed in de gaten te houden.

“But what if you’re the bad guy? What if you are the one on the airplane, you are the one driving the car, you are the one using the central heating, you are the one doing the things that are destroying the planet? Which you are! And I am, and everybody watching this is, right? And that’s not a blame game. That’s not anyone’s fault. We’re just born. We’re just living our lives. But by being born into this world, we are part of the problem that we are creating.”1

Het is mogelijk dat de industriële beschaving de milieuvervuiling overleeft of deze herstelt, dat de technologie uitkomst biedt en dat de aarde de vernietiging van biodiversiteit en het merendeel van het planetaire leven overleeft, zoals toen de dinosaurieërs uitstierven na de grootste ons bekend milieuramp. De toekomst is beslist onzeker. Het is mogelijk dat destructieve tendensen worden gekeerd omdat mensen verder willen leven, ook de (invloed)rijken, door de natuur en de techniek op meer harmonische en levenwekkende wijze te integreren.

Zonder natuur kunnen we niet leven. Maar zonder tecniek en industrie tegenwoordig ook niet meer. We staan voor de taak om beide te verzoenen. Techniek kan constructief en destructief worden gebruikt. Een mes kan gebruikt worden om groenten klaar te maken of om anderen te verwonden. Technische ontwikkelingen kunnen in principe worden gestuurd. De grootschalige ontwikkelingen waarvan wij afhankelijk zijn geworden, zijn echter steeds moeilijker te sturen. Een rijdende trein kan nog worden gestopt door aan de noodrem te trekken. Een boot kan keren door het roer om te gooien. Maar in hoeverre de industriële samenleving zich laat sturen zal de toekomst leren. Het vraagt enige overeenstemming, die er nog niet is. Misschien pas als de nood aan de man komt en dat in brede lagen van de bevolking doordringt. Het probleem hierbij is dat toekomstige ontwikkelingen onduidelijk en discutabel zijn. Dat geldt ook voor de gewenste richting en de rol van de techniek hierbij. Diverse technologische en andere oplossingen komen in de volgende paragrafen aan de orde.

 

 

 

Robotbijen – een bizar voorbeeld van een technologische oplossing

Volgens een onderzoek van de Harvard universiteit in 2014 zou de massaal toegenomen bijensterfte het gevolg van pesticiden zijn, die hun hersenenbeschadigen. Een technische afdeling werkte aan het maken van een kolonie van ‘robo(t)bijen’. Men “vroeg zich af of mechanische bijen niet alleen het individuele gedrag, maar het unieke gedrag van de interactie van duizenden bijen zou kunnen vervangen” (p 52). Het is een bizar voorbeeld van een technocratische benadering om milieuproblemen op te lossen. In plaats van pesticiden te vermijden, probeert men resistente bijen te maken. In de Volkskrant van 29 juni j.l. staat er een stukje over met foto.

Een bijenkolonie is een nogal complex geheel, leert het werk van ‘insectoloog’ Wilson, die gespecialiseerd is in de sociobiologie van insectensamenlevingen, die complexer zijn dan bij gewervelde dieren, met uitzondering van mensen. Daarom is de kans levensgroot dat dit project mislukt. “Als je negen miljard mensen bij elkaar roept om een vlieg te maken, dan kunnen ze dat niet. We maken ten hoogste een onding dat we een robot noemen. We zijn [zelf] niet meer dan een klein beestje op aarde,” zegt burgemeester Aboutaleb (NRC 8 juni 2019). Bovendien bieden robotbijen geen oplossing voor de milieuproblematiek en nemen ze de oorzaak van de insectensterfte en de milieuproblematiek niet weg, maar bieden ze ‘meer van hetzelfde’, in dit voorbeeld ‘luchtvervuiling’ met mechanische bijen.

Hoe zijn we zover gekomen zoiets moois als zoemende honingbijen te willen vervangen door robotbijen? Geldt iets dergelijks niet voor het vervangen van prachtige dieren als paarden door auto’s en tractoren? Vroeger heb ik nog boerenwerk gedaan met een trekpaard. Dat vond ik mooier dan een trekker, net als de boeren die onze buren waren. Ik heb ergens gelezen dat er nog nooit zoveel paarden geweest zijn als nu we ze niet meer nodig hebben als rij- en trekpaarden. Het valt me op dat er veel meer paarden in de weiden lopen dan vroeger. Veel mensen houden (van) paarden. Ze hebben een nieuwe bestemming gevonden als vrijetijdsbesteding. Technologische oplossingen zoals schone techniek en industrie kunnen echter bijdragen tot de oplossing van milieuproblemen. Zoals eerder gezegd zie ik perspectief in een geïntegreerde verscheidenheid van oplossingen, zoals ook de natuur een voorbeeld is van diversiteit.

 

www.alamyimages.fr/photo-image-la-technocratie-une-caricature-de-pessimiste-

1933-winsor-mccay-il-represente-un-grand-monstre-compose-de-pieces-mecaniques-chargeant-59780471.html

The real problem of humanity is the following: we have paleolithic emotions; medieval institutions; and god-like technology. And it is terrifically dangerous, and it is now approaching a point of crisis overall.” E.O. Wilson

 

Het grootschalige ‘technium’

Het probeem met de huidige techniek en industrie is volgens Kingsnorth de omvang. De crisis hangt samen met de grootte en grootschaligheid, die voor mensen niet hanteerbaar en te sturen is. We zijn afhankelijk geworden van onze eigen creaties en leven in een nieuw soort slavernij ten opzichte van consumptiegoederen en de productie daarvan. “Vanaf de schaalgrootte van de moderne staat zijn alle systemen onderdrukkers geworden. Het veranderen van het systeem of de ideologie waarop het geinspireerdis, zal die onderdrukking niet kunnen voorkomen – zoals een aantal revoluties heeft laten zien – omdat het probleem niet het systeem maar de grootte is… Bedrijven zijn zo groot gewoorden dat ze democratieën overheersen en een wereldwijde plutocratie bouwen om hun eigen belangen te dienen” (p 11).

We hebben een “wereldomvattend, massaal verweven systeem van technologie” gecreëerd, “dat om ons heen vibreert, dat zijn eigen leven leeft en zijn eigen ‘geest’ [mind] heeft” (p 240). Dit wordt het ‘technium’ genoemd door Kevin Kelly in What Technolgy Wants. Dit ‘technium’ is “een netwerk  van zichzelf versterkende processen en onderdelen met een opmerkelijke autonomie.. en wordt steeds meer als een zeer complex organisme dat zijn eigen drijveren volgt”. Het heeft als het ware een eigen wil. “Het technium is een even grote kracht in de wereld als de natuur en is vergelijkbaar onstuitbaar” (p 241). Het is andere term volor het WTE complex van wetenschap, techniek en economie, waarover in eerder artikelen is geschreven.

Een mes of een spade, zelfs een computer is nog hanteerbaar en kan daarom ten goede of ten kwade worden gebruikt “afhankelijk van wat we ermee doen” (p 240). Maar van dit technium zijn wij afhankelijk geworden. het overheerst ons. Zonder technologie kunnen we “niet langer dan een paar maanden overleven” (p 242). Marx heeft al  lang geleden geschreven over vervreemding: “De eigen daden zijn een vreemde macht geworden, boven ons geplaatst en tegen ons gericht in plaats van door onszelf beheerst” (Das Kapital, in Erich Fromm, De gezonde samenleving, p 94).

Kingsnorth noemt nog een ander punt: “Niemand werd verslaafd aan een spade. Maar we zijn zeker verslaafd geworden aan het technium… Tel op straat het aantal mensen van wie de ogen aan hun smartphones kleven.” We leven steeds meer in een virtuele werkelijkheid.  “Het is een gevangenis waaruit we niet lijken te willen ontsnappen… en als we zouden willen ontsnappen, zouden we het niet kunnen” (p 247). Met dit technium hebben we een nieuw soort god gecreëerd, een afgod. Fromm vergeleek vervreemding met afgoderij en het aanbidden van zelfgeschapen goden, waarvan we ons afhankelijk hebben gemaakt. “De afgoden aanbiddende mens knielt voor het werk van eigen handen. Het idool vertegenwoordigt onze eigen levenskrachten en vermogens in een vervreemde vorm… Zijn handelingen met hun gevolgen zijn over hem gaan heersen als tirannen” (Fromm, p 95, 94).

 

 

www.littletoller.co.uk/the-clearing/paul-kingsnorth-the-bay

 

Het herstellen van het contact met de natuur

De uitweg uit het technologische labyrinth is onszelf te versterken, ons meer bewust te worden van de bron van scheppende kracht in ons, die door oude wijzen goddelijk is genoemd en onze verbondenheid met de natuur te herstellen, die eveneens goddelijk is genoemd. Want zonder de natuur kunnen we niet leven. De techniek kan de natuur slechts in beperkte mate vervangen en aanvullen. “We hebben de grote conversatie verbroken… Alle rampen die nu gebeuren zijn de consequentie van dit spirituele ‘autisme’,” schrijft Thomas Berry. “Dit is evenzeer van toepassing op het niet menselijke leven als op onze relaties met andere mensen.” (p 221).

“Het kan zijn dat de levende wereld veel sensitiever en meer bewust is dan we onszelf toestonden om te geloven… Recentelijk hebben studies laten zien dat planten bijvoorbeeld met elkaar kunnen communiceren op een manier die wijst op een zekere graad van zelfbewustzijn… Ze geven signalen aan elkaar… Wetenschappers die het bewustzijn van dieren en planten onderzoeken, halen ons met moderne middelen echter terug naar de oudere zienswijzen van primitieve wilden die het bos bezingen” (p 226-27)1.

We kunnen meer oog hebben voor de intelligentie van de natuur, die grootser en ingenieuzer is dan onze menselijke scheppingen. Geweldloze samenwerking met de natuur biedt wellicht meer perspectief dan exploitatie van de natuur. Daarvoor is het nodig onszelf weer te zien als onderdeel van de natuur in plaats van ervan afgescheiden en er tegenover. “We zijn de enige soort die de natuur heeft aangevallen en hebben gewonnen,” dat menen we althans. Maar we zijn ook “de eerste generatie die omringd wordt door de evidentie dat onze poging om onszelf van de natuur te scheiden een ernstige mislukking is… We kunnen de eerste soort zijn die in staat is het leven op aarde te elimineren. Dit lijkt een hypothese die we lijken te willen testen” (p 264, 266). Alsof we de tak afzagen waar we zelf op zitten.

 

Technologische, politieke, wetenschappelijke en creatieve visionaire ‘oplossingen’

“What do you think the problem is with this society that we’ve got to this point? I don’t think it’s a technological problem. I think it’s a cultural problem, even a spiritual problem that we’ve got in our relationship with the rest of life, in our relationship with our own desire and our own greed, and our notion of what we mean by progress – which is usually very narrowly defined. To me, there’s a kind of spiritual emptiness at the heart of it. We don’t really know what relationship we want to have with the earth. Okay, maybe you can fuel your capitalist growth society on solar power instead of oil. But you’ve still got the same problems in terms of the world that you’re eating, the amount that you’re consuming, the values that you have, the individualism, the kind of digital narcissism that we have as a culture. It’s not a healthy culture we live in.”1

“Dagelijks horen we ook over vele ‘oplossingen’… die gewoonlijk op neerkomen de noodzaak van urgente politieke overeenstemming en wettelijke toepassing van het menselijke technologische genius… Misschien moet het sneller, urgenter” (p 265-66).

Echter, “ecocide vraagt een antwoord. Dat antwoord is te belangrijk om te worden overgelaten aan politici, economen, conceptuele denkers, cijferaars en te alomvattend om aan activisten en campagnevoerders te worden overgelaten” (p 273). “We probeerden de wereld te beheersen; we probeerden te handelen als de beheerder van God, toen probeerden we de menselijke revolutie te entameren en het tijdperk van de rede en isolatie [van de natuur]. We faalden bij dit alles, en ons falen vernietigde meer dan datgene waarvan we ons bewust zijn” (p 279).

De wetenschap is eveneens beperkt, want “de werkelijkheid omvat intuities van waarde en betekenis, liefde, schoonheid, mystieke extase en goddelijkheid. De wetenschap heeft niet de intellectuele instrumenten  om met deze aspecten van de realiteit om te gaan… De wetenschap kan ons de werking van het universum laten zien… en ons perspectief radicaal veranderen. Maar kan ons niet zeggen wat ertoe doet in ons leven en waarom… en wat we moeten doen,” schreef Aldous Huxley (p 174). Daarom is een religieuze, wijsgerige en kunstzinnige aanvulling nodig, zoals in eerdere artikelen over wetenschapsfilosofie is toegelicht.

Kingsnorth doet een beroep op kunstenaars, schrijvers en dichters, die vaak meer visionair, origineel en creatief zijn. “Schrijven geeft perspectief aan een beschaving… Geen politiek schrijven, waarmee de wereld reeds wordt overspoeld” (p 274).

“One impulse from a vernal wood

may teach you more of man

of moral evil and of good

Than all the sages can”

William Wordsworth, ‘The Tabels Turned’ (p 279).

“Once you drop from your shoulders the self-imposed burden of having to save the world from everything, you can kind of breathe a sigh of relief and say, ‘Ah, okay, now what can I actually still do?’ For me it comes down to the work you have to do on yourself. What values have you got? What sort of person do you want to be? How can you use the few skills you have got to do what you need to do? […] Whatever it is that you have the skills and the ability to do.”1

Hij doet ook een beroep op onszelf, op een andere levenswijze en gelooft niet in technlogische of politieke ‘oplossingen’. Hij trekt de verhalen waarop onze beschaving is gebaseerd in twijfel: de mythe van de vooruitgang, van het centraal staan van de mens en de mythe van onze scheiding van de natuur. We kunnen ons beter verbinden met de niet-menselijke natuur dan ons te verliezen in theorieën en ideologieën. Met de woorden van de dichter Robinson Jeffers: “We must uncenter our minds from ourselves… [Like] the stars boiling with light… each one the lord of his own summit; and I was the darkness outside the stars I included them, they were part of me… How can I express the excellence I have found, that has no color but clearness” (p 230, 219). Het boek eindigt met acht principes om ons te ontworstelen aan onze beschaving.

“And the conclusion – if there is a conclusion, maybe it’s just a step on the road –, isif there’s going to be any future for the kind of culture we’re in or whatever it turns into, it’s got to be in finding some sense of the sacred in nature itself. It’s got to be going back to or going forward to some almost pagan or animist sense of the divinity in everything: the gods in the sea, the gods in the stones, the spirits of the air. I don’t know how you would put it. But if you can’t recognize this web of life that we are part of is anything more than just a resource that you think you can understand and harvest, then you’re doomed.”*

 

 

Conclusie en commentaar

Kingsnorth wijst terecht op de noodzaak van een andere leefwijze, zoals onder meer De Geus deed in zijn boek Filosofie van de eenvoud, besproken in nr 32. Terug naar de natuur en daar een exemplarisch leven leiden, waar hij naar neigt, lijkt echter geen algemene oplossing. Hij wijst ook op de beperkingen van milieuactivisme. Het hangt ook af van de wijze waarop. Als wetenschappers zoals E.O. Wilson en Peter Singer hun morele verantwoordelijkheid nemen en zich activistisch opstellen door lezingen te geven is dat iets anders dan met geweld megastallen te bezetten en heeft dat een attentiewaarde bij de collectieve bewustwording  van de problematiek.

Zowel producenten en consumenten zijn als complementaire kanten verantwoordelijk voor ons productie- en consumptiepatroon en de belasting daarvan voor het milieu. In plaats van alleen naar anderen te wijzen, waartoe wij volgens Wilson van nature geneigd schijnen te zijn, is het op de eerste plaats zaak onze eigen bijdrage te leveren, zoals Kingsforth doet.

Een meer respectvolle houding ten opzichte van de natuur als deelgenoot in plaats van exploiteur lijkt ook essentieel voor natuurbehoud. Dit gaat samen met een ethische en spirituele visie, die Albert Schweitzer als ‘eerbied voor het leven’ kenschetste en Peter Singer als ‘the point of view of the universe’ (zie nr 81). Dit impliceert een meer biocentrische en minder antropocentrische visie, die eigenlijk kenmerkend is voor religie in  de zin van een meer kosmische visie die boven de mens uitgaat, zoals Kingnorth beschrijft.2

 

Sociologisch commentaar

Kingsnorth visie op de milieuproblematiek heeft raakvlakken met het werk van de grondleggers van de sociologie, zoals dat door Robert Nisbet is weergeven in The Sociological Tradition aan de hand van vijf kernthema’s of ‘unit ideas’: de thema’s gemeenschap, gezag, status, het heilige (religie) en vervreemding. Lang voor de milieuproblematiek actueel werd, beschreven deze sociologen de keerzijde van de industriële samenleving. (Zie ook nr 76 over de keerzijde van de moderniteit.)

  1. de gemeenschapsbanden met medemensen en de natuur staat onder druk
  2. gezag wordt bepaald door macht en rijkdom, maar ook door kennis en inzicht
  3. we ontlenen daaraan ook onze status en aan opzichtige consumptie (Veblen: conspicuous consumption, zie nr 32), met alle gevolgen wat betreft milieubelasting.
  4. onze verbinding met het heilige (religie) is verzwakt
  5. dit alles gaat gepaard met vervreemding van onszelf, onze medemensen en de natuur.

Over deze thema’s is veel geschreven, dat hier slechts kan worden aangestipt. Het is zaak deze thema’s, die samenhangen met onze omgang met het milieu, te behartigen en er iets aan te doen om te komen tot een meer fundamentele oplossing die volgens Kingsnorth ligt in een meer natuurvriendelijke en milieubewuste vorm van beschaving en samenleving.

 

Noten

*De Engelse citaten van Kingsnorth zijn overgenomen van https://mimeticmargins.com/2019/01/18/environmentalist-paul-kingsnorth-and-his-pagan-christian-spirituality door Frank Mulder

 

  1. In de Volkskrant van 9 juli 2019 staat een artikel met de kop: “Biologen zeker: planten hebben geen bewustzijn’, gebaseerd op een recent internationaal onderzoek Trends in Plant Science.  Bewustzijn wordt in het artikel niet gedefinieerd. Wat bewustzijn precies is, is nog geen uitgemaakte zaak, zoals Hans Komen heeft toegelicht in zijn artikelenserie ‘Bewustzijn, wat is dat?’. Ook plantkundigen gaan ervan uit dat er neurologische structuren nodig zijn om bewustzijn mogelijk te maken.
    “Als er dieren zijn die geen bewustzijn hebben, kun je er behoorlijk zeker van zijn, dat planten die geen neuronen hebben, laat staan hersenen, ook geen bewustzijn hebben,” aldus eerste auteur Lincoln Tanz van de Univeristeit van Californië. Botanisch filosoof Norbert Peeters is het met Taiz c.s. eens… Maar hij vraagt zich af of de afwezigheid van een breinachtige structuur voldoende is om te zeggen dat planten niet intelligent zijn… Peeters wijst erop dat planten in staat zijn signalen uit hun omgeving op te vangen en te verwerken. “Het is toch bijzonder dat worteltoppen van een gemiddelede roggeplant hun groei heel goed op elkaar weten af te stemmen. Wellicht zou je hier kunnen spreken van zwerm-intelligentie.” Planten zouden dus geen bewustzijn hebben maar wel intelligentie. Als deze termen niet worden gedfinieerd, blijft het echter onduidelijk waar het om gaat.
    Een ander artikel in de NRC van 5 juli over de Duitse filosoof Husserl van wie onlangs zijn boek over De crisis van de Europese wetenschappen in een vertaling verscheen over onder meer onethische toepassingen en blikvernauwing van de wetenschap, heeft als kop: ‘Verliefdheid is geen stofje in het brein’. Zo kunnen we tot dusver ook het bewustzijn niet verklaren uit ‘stofjes in het brein’, ook al lijkt hersenwerking nodig te zijn om bewustzijn te kunnen weergeven.
    Wat betreft de vermeende intelligentie van planten, geldt dat het hele universum intelligent in elkaar zit in de zin dat het een ordelijke structuur heeft en blijk geeft van scheppend en ordenend vermogen. De wetenschap onderzoekt deze ordelijkheid. “De ordelijkheid van de wereld lijkt echter zelf niet wetenschappelijk verklaard te kunnen worden. Waarom niet? Omdat wetenschappelijke verklaringen die orde wel eerst moeten veronderstellen om ünberhaupt iets te kunnen verklaren… Hier zou men kunnen zeggen, en het is niet irrationeel om dat te doen, dat het bestaan van die orde bewijs is voor het bestaan van God.” Dat wil zeggen voor het bestaan van een ordenend pincipe, als God zo zou worden omschreven, een bron van orde en/of creatieve intelligentie. Zie NRC 13 okt. 2019 ‘God leeft in de wetenschap’ met het prijswinnende essay van René van Woudenberg, hoogleraar geesteswetenschappen aan de UvA, over de vraag: ‘Is er in de wetenschap ruimte voor religie?’ van de Kon. Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.
  2. De socioloog Peter Berger geeft de volgende definitie: “Religie is de menselijke houding ten opzichte van een heilige orde, die al het zijn insluit – menselijk en anders. M.a.w het geloof in een kosmos, waarvan de betekenis de mens transcendeert en omvat… Het betreft de verbinding van de kosmische orde en de menselijke orde… Deze is ‘juist’ voor zover zij in overeenstemming is met de uiteindelijke ‘juiste’ orde van het universum.” (Berger, ‘Religious Institutions’ in N Smelser, Sociology, p 337-38, zie ook zijn boek Het hemels baldakijn / The Sacred Canopy, p 37).