Civis Mundi Digitaal #88
Historici als Christopher Lasch en vele sociologen hebben hun reserve geuit wat betreft het vooruitgangsgeloof1. De keerzijde van de moderniteit kwam uitvoerig aan de orde in het tweede deel van mijn bespreking van het laatste boek van Couwenberg over de moderniteit in nr 76. Net als Couwenberg verbindt Lasch conservatieve en progressieve elementen met elkaar. Hij wijst op het belang van ‘conservatieve’ thema’s als gezin, religie en gemeenschap en stelt zich kritisch op ten opzichte van elites in The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy. Zij hebben hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ingeruild voor eigenbelang in mondiaal verband en vormen een bedreiging voor de democratie die steeds meer neigt naar een plutocratie, waarin de macht van het geld de dienst uitmaakt. Daarom is het niet verwonderlijk, dat het vertrouwen in politiek en bestuur te wensen overlaat. Laschis vooral bekend geworden door zijn bestseller Culture of Narcissism. American Life in an Age of Diminishing Expectations, dat een tempering van de vooruitgangsverwachtingen lijkt aan te geven.
Bij Couwenberg blijft het vooruitgangsgeloof in de vorm van ‘cyclische progressie’ gehandhaafd als basisingrediënt van zijn moderniteitsvisie, die bij hem in de plaats van het RK geloof lijkt gekomen. Een enigszins vergelijkbare progressieve dialectische visie vinden we ook bij de socioloog Pitirim Sorokinen de evolutiewetenschapper Peter Turchin2. Er is volgens hen geen lineaire, progressieve vooruitgang, maar het deze gaat in fasen, cycli en fluctuaties. Er is geen eindpunt van de vooruitgang en ook geen voordurende voortgang. Sociologen als Max Weber en Emile Durkheim schreven dat er geen verzadiging optreedt van het voortdurende streven naar vooruitgang. Onze verlangens lijken onverzadigbaar, althans op het materiële vlak. Daardoor wijkt het doel van de vooruitgang steeds verder weg tot in het oneindige en is het onbereikbaar. In die zin kan het door Lasch een illusie worden genoemd
De toekomst van een illusie
Aan het einde van The Revolt of the Elites10 relativeert Lasch onze vooruitgang en niet alleen daar. “De prachtige machines die wij door de wetenschap kunnen construeren… hebben ons in staat gesteld onszelf voor te stellen als meesters van ons eigen lot. In een tijd die zich vrij van illusies waant, blijft de illusie van beheersing en meesterschap hardnekkig aanwezig. Maar we beginnen de grenzen van onze beheersing over de natuur te realiseren als een illusie die erg twijfelachtig is - om naar Freud te verwijzen. Een illusie die meer problematisch is dan de toekomst van de religie”. Lasch doelt op het boek van Freud over religie: De toekomst van een illusie. De beheersingsideologie die samenhangt met het vooruitgangsgeloof lijkt eerder een illusie dan de religie. Met Jung meent Lasch dat moderniteit te harmoniseren is door de ontwikkeling van een toestand van “ruimer en hoger bewustzijn.”
In relatieve zin valt er echter op diverse gebieden wel degelijk vooruitgang vast te stellen, die echter ook zijn manco’s en keerzijde heeft, zoals Couwenberg te kennen gaf. Na een relativerende analyse van het vooruigangsgeloof door de sociologen Emile Durkheim en Max Weber gaan we in op het realiseren van een ruimer bewustzijn, dat een ander licht werpt op het vooruitgangsideaal en een mogelijkheid tot vervulling daarvan biedt vanuit een spiritueel perspectief of paradigma.
https://mijnafvalprogramma.nl/onverzadigbaar-9-punten-waarom
Durkheim: onverzadigbare, onbegrensde wensen
Emile Durkheim3a schrijft: “Een levend wezen kan niet gelukkig zijn, zelfs niet bestaan, tenzij zijn behoeften adequaat verband houden met zijn middelen… Onze verlangens bereiken echter vroeger of later een grens die zij niet kunnen passeren. Hoe kunnen wij de hoeveelheid welzijn, comfort en luxe vaststellen die rechtmatig verlangd kan worden? Er lijkt in de organische en psychologische menselijke constitutie niets te zijn dat een grens stelt aan onze wensen… Het is een onverzadigbare en bodemloze afgrond… Onbegrensde wensen zijn per definitie onverzadigbaar… Zij kunnen niet worden vervuld… Een mens wil vooruitgaan en geen vergeefse pogingen ondernemen. Men gaat echter niet vooruit als men geen doel nadert of het doel in het oneindige ligt. Welke weg we ook nemen, de afstand tussen ons en het doel blijft hetzelfde, alsof wij er niet naar toe bewegen… De afgelegde afstand kan slechts deceptie en een misleidende bevrediging geven, want de afstand vermindert niet.
Een doel nastreven dat per definitie onbereikbaar is, betekent dat men gedoemd is tot een toestand van voortdurend ongeluk… Wat kan de toekomst bieden als er nooit een aanvaardbare positie of ideaal bereikt kan worden waarvan slechts een glimp wordt opgevangen? Dus hoe meer men heeft, des te meer men wil. De ontvangen bevredigingen stimuleren behoeften meer dan dat zij deze vervullen… Dit leidt tot rusteloosheid en ongelukkig zijn… Om een ander resultaat te bereiken dienen onze passies te worden beperkt. Alleen dan kunnen ze worden geharmoniseerd met onze vermogens en worden bevredigd. Omdat het individu geen manier heeft om ze te beperken, dient dit te worden bewerkstelligd door een kracht buiten hem… Deze kracht kan alleen moreel zijn.”3a Of spiritueel, zoals we zullen zien.
Weber: De vooruitgang raakt steeds achterhaald en lijkt doelloos en zinloos
De vooruitgang van nu is over enkele jaren weer achterhaald. Wat volgens Max Weber geldt voor de wetenschap, geldt in het algemeen voor de moderne tijd. In zijn beroemde lezing Wetenschap als roeping en beroep3b schrijft hij: “Iedereen weet dat wat we in de wetenschap hebben bereikt over tien, twintig, vijftig jaar achterhaald zal zijn. Dat is het lot waaraan de wetenschap onderhevig is… Iedere wetenschappelijke ‘vervulling’ roept nieuw vragen op; zij vraagt erom achterhaald te worden… We hopen dat anderen meer vorderingen maken dan wij. In principe gaat deze vooruitgang door tot in het oneindige.
“Dit brengt ons ertoe de betekenis van de wetenschap te onderzoeken… Waarom is men bezig met iets dat in werkelijheid nooit tot een eind komt en nooit tot een eind kan komen?... Wat hoopt men in deze gespecialiseerde organisatie, die eindeloos doorgaat, te bereiken dat van betekenis is in producties die bestemd zijn om achterhaald te worden?”
“Wetenschappelijke vooruitgang is een onderdeel, het meest belangrijke onderdeel, van het proces van intellectualisering [en rationalisering] dat al duizenden jaren aan de gang is… Het betekent dat er geen mysterieuze en onberekenbare krachten meer in het spel zijn, maar dat we in principe alle dingen kunnen beheersen door berekening. Dit betekent dat de wereld ‘onttoverd’ is.”
“Heeft dit proces van onttovering, dat al duizenden jaren aan de gang is in de westerse cultuur en heeft de vooruitgang in het algemeen, met de wetenschap als motiverende kracht, enige betekenis die verder gaat dan het zuiver praktische en technische? Deze vraag vinden we het meest principieel gesteld in de werken van Leo Tolstoi. Hij stelde de vraag op een opmerkelijke manier. Hij broedde uiteindelijk op de vraag of de dood al of niet een zinvol verschijnsel is. En zijn antwoord was, dat de dood voor beschaafde mensen geen betekenis heeft… Omdat de de dood zinloos is, is ook het beschaafde leven zinloos. Door zijn gerichtheid op ‘progressie’ en vooruitgang geeft het beschaafde leven de dood het stempel van zinloosheid… De dood [en ook het leven] hebben geen zin omdat het leven van geciviliseerde mensen in een oneindige ‘vooruitgang’ is geplaatst, die volgens zijn inherente betekenis nooit tot een eind moet komen; want er is altijd een verdere stap vooruit voor iemand die in het moeras van de vooruitgang staat. En niemand die sterft staat op de top die in het oneindige ligt. Abraham, of een of andere boer in het verleden, stierf ‘oud en verzadigd van het leven’, want hij stond in de organische cyclus van het leven. Want het leven had hem gegeven wat het leven hem had te bieden in termen van zin en betekenis aan de avond van zijn leven… Daarom kon hij ‘genoeg’ of ‘voldoende’ hebben van het leven.”
“Maar de beschaafde mens, geplaatst te midden van de voortdurende verrijking van de cultuur door ideeën, kennis en problemen, kan ‘moe van het leven’ worden, maar niet ‘verzadigd van het leven’. Hij pakt maar een miniem stukje van wat het leven van de geest steeds opnieuw voortbrengt, en wat hij oppakt is altijd voorlopig en niet definitief, en daarom is de dood voor hem een zinloos verschijnsel. En omdat de dood zinloos is, is het geciviliseerde leven zinloos. Juist door zijn gerichtheid op vooruitgang geeft het de dood een stempel van zinloosheid. In zijn late romans komen we deze gedachte tegen als kernpunt.”3b
Als de zin van het leven lijkt te liggen in de vooruitgang, valt de zin daarvan weg met het ophouden ervan door de dood, waarin de vooruitgang prematuur eindigt, hoewel deze überhaupt niet tot een einde kan komen en zijn uiteindelijke doel niet kan bereiken. Daardoor heeft het moderne leven iets voorlopigs en is het altijd onaf, onvoltooid, onvervuld en onverzadigd. Hoe kunnen we uit deze onbevredigde situatie geraken? Het antwoord ligt m.i. op het vlak van innerlijke vervulling, bevrijding, verlichting en verruiming van het bewustzijn.
Het belang van religie bij het voorbij gaan van beperkingen
Durkheim, Weber en anderen wijzen op het belang van religie en ethiek om onze ongelimiteerde wensen te begrenzen en af te stemmen op onze middelen en vermogens en de wensen van andere mensen. Op het materiële vlak is geen uiteindelijke vervulling te vinden zolang er een verlangen naar meer is. Op het geestelijke vlak zou wel vervulling mogelijk zijn in de zin van bevrijding, verlossing, verlichting, vereniging met God en/of het goddelijke of Zelfverwerkelijking of welke woorden met aan geeft volgens beschouwende visies in de grote religies en spirituele tradities.4
Volgens filosoof Douwe Tiemersma5, die op de volgende pagina’s uitvoeriger aan de orde komt, zijn religies gericht op het voorbijgaan van de beperkingen en eindigheid van het bestaan. “Bij alle uiterlijke en innerlijke religieuze vormen gaat het om mensen die een besef hebben van de beperktheid van hun eigen bestaan. Niet alles kun je in je leven regelen; je leefwereld is maar klein en het leven kort.” En de vooruitgang is beperkt.
“Maar, meteen houdt dit besef van eindigheid een besef van een ruimere sfeer in, waarin die beperkingen niet gelden. Als je een ervaring of een idee van een grens hebt, betekent dit zowel dat je jezelf binnen die grens ervaart, als dat je weet dat er wat over die grens ligt van de gewone mensenwereld, wat transcendent is ten opzichte van deze wereld. Deze relatie [tussen het gewone en het ‘transcendente’ dat eraan voorbij gaat] behoort tot het meest fundamentele en intieme van het bestaan, zo vinden veel mensen.”
“Het transcendente wordt in verschillende vormen voorgesteld en van verschillende namen voorzien.” ‘Het Zijn is één, de wijzen geven er verschillende namen aan’, Ekam sat, vipra, bahudha vadanti’, zegt de Indiase Rig Veda. “Zo zijn er [bijv.] bovenmenselijke natuurverschijnselen en natuurkrachten, bovenmenselijke wezens, een almachtige en alwetende persoon… Gedeeltelijk zijn ze niet onderworpen aan menselijke beperkingen zoals sterfelijkheid. De godenwereld (de hemel, devaloka) wordt meestal voorgesteld als een oord waarin geen leed is, waarin men geniet van alles waarnaar hier op aarde wordt verlangd: onbeperktheid van licht, liefde, ruimte, tijd.”
“Je kunt [ook] zomaar ervaren dat je wordt opgenomen in het licht, de pracht, de zachtheid… daar waar alles alleen maar goed is… De hemel kan ook op aarde zijn, soms tenminste. Dan is er vrede bij de mensen van het welbehagen… De structuur van de religieuze ervaring laat vaak een scheding zien tussen mens en God, het goddelijke. Deze dualiteit wordt vooral in het monotheïstisch jodendom, christendom en islam duidelijk gesteld… waarbij de mens zich klein, zondig en ontoereikend voelt… Als er sprake is van religieuze mystiek… is die afstand te overbruggen. Er is een weg mnaar eenwording of tot een herkennen van eenheid met het transcendente.”
“In de Vedische tijd ontstond in India de notie van Brahman als Dat wat voorafgaat aan alle vormen en voorbij gaat aan alle vormen, als Dat wat in alle dingen aanwezig is als essentie en fundament, maar wat toch hiervan onafhankelijk is… Het doordringt alles en is zo immanent aan de kosmos. Het blijft er [ook] onafhankelijk van… Dan wordt er vanaf de oude Upanishaden (8e eeuw v Cghr.) gezegd: ‘Dat ben jij’. De oneindigheid of het absolute dat je vindt als je doordringt tot het fundament van de kosmos, is ook in jezelf te vinden. Een zelfonderzoek en zelfmeditatie laat dit zien. Dat wat je intuïtief buiten je ervaart als [het kosmische] Brahman, herken je als je Zelf.”5 Deze ervaring biedt de vervulling die voor het vooruitgangsgeloof gedeeltelijk en voorlopig wordt bereikt en verder wijkt naar het onbereikbare. Om dit te ervaren is het niet nodig om religieus te zijn. Hoewel deze ervaring vaak in een religieuze context wordt geplaatst, kan deze ook voorkomen in een niet religieuze context van natuurbeleving of het opgaan in kunst, muziek, sport of wat al niet.
Het ‘Nirvana-principe’ bij Freud: verstilling van verlangens
Ook Freud6 begreep dat vrede en bevrediging mogelijk is door ‘voorbij het lustprincipe’ te gaan, dat in principe onverzadigbaar is, en het velangen te ‘stillen’ door het tot rust te laten komen. Hij noemde dit het ‘Nirvana principe’, ontleend aan het boeddhisme. Hij associeert dit principen met de ‘doodsdrift’, die in religieuze termen ook beschouwd kan worden is als een tendens tot transcendentie en verstilling. Dit principe stelde hij tegenover het lustprincipe dat vaak gepaard gaat met toenemende excitatie en opwinding, waarna een tijdelijke bevrediging kan plaatsvinden tot het onverzadigde verlangen weer opnieuw de kop opsteekt. Zo kunnen we ons hele leven bezig blijven zonder blijvend vervulling te vinden, almaar streven naar vooruitgang en verbetering zonder dat er blijvende vrede en vervulling wordt gerealiseerd. Het boeddhisme is besproken in mijn artikel in nr 74 over reïncarnatie.
Het beheersen en het stillen van verlangens en begeerten is een belangrijk thema in religies en geestelijke stromingen. Max Weber4, Sorokin2 en anderen onderscheiden ascetisme, gericht op zelfbeheersing, en mysticisme, gericht op mystieke eenwording. Zelfbeheersing kan leiden tot repressie en onderdrukking. Dat zou volgens psychologen in het voetspoor van Freud niet gunstig zijn voor de psychische ontwikkeling. Er zijn ook niet-repressieve, meditatieve en meer directe wegen tot bewustwording en zelfreflectie. We beperken ons hier tot de visie van bioloog en filosoof Douwe Tiemersma, die gedragen wordt door direce ervaring. Hij doceerde evenals Couwenberg aan de Erasmus Universiteit.
De open dimensie van het onbegrensde bewustzijn bij Douwe Tiemersma
Tiemersma verwoordt zijn bevindingen in termen van de Indiase advaita vedanta filosofie, die de nadruk legt op de directe bewustwording van transcendentie. Hij noemt deze bewustzijnsdimensie bij voorkeur ‘de openheid’. Transcendentie betekent lettelijk overstijgen, voorbij gaan van verlangens en beperkingen van gedachten, gevoelens en andere gewaarwordingen, die onze werkelijkheid beperken en het realiseren van de open dimensie van het bewustzijn, die begrenzingen voorbij gaat. Beschrijvingen en woorden kunnen deze ervaring niet adequaat weergeven, maar kunnen wel een herkenning oproepen van dergelijke ervaringen, die algemeen menselijk zijn. Bijv. natuurbeleving, ervaringen van diepe liefde en overstelpende schoonheid, relgieuze ervaringen, vergezichten en ervaringen van diepe stilte en ontspanning. Op zulke bevredigende momenten van vervulling en verstilling komt ons verlangen en de vooruitgangsdrang tot rust en is er vrede en voldoening.
Tiemersma6, schrijft hierover in overeenstemming met Durkheim en Weber het volgende: “Is er ook een plafond aan onze ontplooiingsdrang? Het lijkt er niet op. Wanneer in een bepaalde fase iets is bereikt, gaan de verlangens weer verder: geld, kennis, macht, ruimte is er nooit genoeg. De tijd van ontdekkingsreizen op diverse gebieden is nog niet voorbij en het ziet er niet naar uit dat er ooit een eind aan komt. De openheid en vrijheid waar mensen naar verlangen is absoluut, zonder grenzen.”
Hij wijst hierbij op wat de transcendente dimensie van het bewustzijn wordt genoemd, o.m. door Toon van Eijk. Het bewustzijn heeft daar geen grenzen. Tiemersma noemt dit de openheid (van het bewustzijn). Hij verwijst hierbij vooral naar de Indiase filosofie van de Oepanishaden, waarvan hij een vertaling met commentaar heeft geredigeerd. Op het spirituele niveau van bewustzijn kan het verlangen naar meer en naar het doorbreken van grenzen vervulling vinden, niet op het materiële vlak.
“Toch zijn er grenzen. De mensen die meer en verder willen, lopen grote kans hun neus tegen een muur te stoten. Het blijkt onmogelijk te zijn alle beperkingen op te heffen. Het streven daarnaar loopt vroeg of laat vast. En wat is de reactie op deze ervaring?”
“In het beste geval een herbezinning op de aard van het verlangen en de aard van de openheid die verlangd wordt. Bij dit laatste vindt een bewustwording plaats van de eigen situatie… Wie of wat ben ik, dat ik in de absolute openheid in de wereld wil(de) bereiken? Lichamelijk en psychisch zijn er nu eenmaal grenzen gesteld. De tijd van leven is maar kort. Het gevoel, het denken en de aandacht zijn beperkt.”
Maar het gevoel en de aandacht kunnen alzijdig en onbegrensd worden. Als gevoel en aandacht kun je openheid bereiken. Aan het begin is gezegd dat iedereen een idee heeft van wat openheid is. Je hierop volledig richten is de snelste weg tot verwerkelijking ervan. Het is het principe van het werkelijk worden van wat eerst als vaag idee aanwezig is. Hierbij is het noodzakelijk dat je heel helder je eigen situatie bekijkt. Zie welke belemmeringen en grenzen er nog zijn die de openheid toedekken. Laat deze los.”
“In principe is de openheid er dus altijd, deze wordt ingeperkt door het zelf trekken van grenzen. Er worden hagen tussen tuintjes gezet, doolhoven aangelegd waarin de mensen verdwalen. We zijn echer vogels die kunnen vliegen en de wereld van een grote afstand kunnen bekijken. Dan wordt alles zo relatief dat het kan oplossen, verdampen in de Openheid. Die Openheid heeft alles in zich, zonder dat het haar beperkt. Er zijn dan geen vragen en problemen meer, geen ik en geen ander, alleen het Zelf, dat zo ijl wordt dat het overgaat in het absolute.”
Douwe Tiemersma (1945-2013)
Het leven lijkt gericht op verruiming naar openheid en onbegrensheid
Ook elders heeft Tiemersma zijn ervaringen en inzichten toegelicht.5 Ons leven is van nature gericht op vooruitgang, op meer en meer, op hoger en verder. Dat is een natuurlijke neiging van het leven. Vele filosofen en wetenschappers hebben daarover geschreven. Een prachtige tekst is bijv. de dialoog Symposium van Plato, die uitmondt in een onbegrensde open zee van schoonheid en liefde (zie nr 24 hierover). Zoals bij Plato en andere filosofen betekent volgens Tiemersma6 “de ontwikkeling in de richting van veruiming en verlichting meer ontspanning, zachtheid, lichtheid, schoonheid, goedheid, vreugde, geluk. Bij een grotere ruimte en helderheid kan zich meer tonen en kan het bestaan zich ontplooien. Er gaan nieuwe dimensies open. Bij het volledige opengaan blijken deze kwaliteiten zich volledig te manifesteren… Mensen waarderen een verruiming van hun bestaan en bewustzijn positief. Op allerlei wijzen streven zij deze na: door te reizen, door te lezen en te studeren, door meer bezit en macht te krijgen, door meer relaties, meer ervaringen, enzovoort. In de wetenschap probeert men steeds ruimere theorieën te ontwikkelen, dat wil zeggen, theorieën die meer verschijnselen kunnen verklaren.” Maar zoals Weber schreef, raken wetenschappelijke theorieën op termijn steeds weer achterhaald en is er geen einde aan de vooruitgang.
Natuurbelevingen gaat soms samen met ervaringen van grondeloze openheid en transcendentie
“De ontwikkeling naar een grotere ruimte [d.w.z. een ruimer bewustzijn] wordt ook gewaardeerd, omdat in een groter geheel tegenstellingen worden opgenomen… Dat geldt voor psychische conflicten bij een ruimere bewustzijnssfeer en voor sociaal-politieke conflicten in een groter verband… De conflicten tussen Europese staten verdwijnen steeds meer naar de achtergrond naarmate de integratie in de Europese Unie vordert. De dialectische beweging naar meer eenheid leidt tot een grote eenheid waarin alles is opgenomen… Het gaat om het dóórbreken van de grondeloze en onuitsprekelijke openheid. De realisatie van deze werkelijkheid betekent een totale verruiming en openbreken van de persoonlijke sfeer, een loslaten van egocentrisme, groepscentrisme, antropcentrisme en een liefdevolle acceptatie van anderen en het andere. Pas in de liefde verdwijnen de beperkingen van het ego en kan de oneindige non-dualiteit zich tonen. Die liefde wordt overal als erg belangrijk gezien… Zij behoort tot het hoogste waarover we spreken.”
“Ook in het verlangen van mensen komt het hoogste tot uiting. Meestal is het verlangen op iets beperkt gericht. In het verlangen zit jij hier en is het verlangde daar. Als je het verlangde bereikt, gaat het verlangen verder omdat het verkregene beperkt is. Dat is een eindeloos proces. Daaruit blijkt dat het verlangen oneindig is. Als je je dat realiseert en met dat verlangen meegaat, wat blijft er dan over van jezelf en je wereld?... Iedereen zoekt de ruimte, vrijheid en eenheid. Dit blijven kwaliteiten met de hoogste waarde, zelfs als niet wordt gezien deze zich pas volledig kunnen tonen wanneer men zichzelf loslaat.”6 Iets dergelijks schrijft ook Plato in Symposium. Andere spirituele leraren hebben vaak vergelijkbare inzichten weergegeven.7 We beperken ons hier tot Tiemersma, mede vanwege zijn betrekkelijk nuchtere, wetenschappelijke en filosofische inzichten.
Ontspanning, yoga en meditatie kunnen volgens Tiemersma behulpzaam zijn om op ontspannen wijze de openheid te realiseren en belemmerende spanningen en beperkingen los te laten. Hij heeft daarover diverse boeken geschreven.8 Openheid en onbegrensdheid zijn te realiseren op het niveau van bewustzijn, niet op het materiële vlak. Daarom kunnen methoden behulpzaam zijn, die helpen om het bewustzijn te verruimen en te ontspannen. In geestelijk gerichte culturen zijn cultuurdragers gericht op verlichting, bevrijding en zelfrealisatie en maken hierbij gebruik van uiteenlopende bewustwordingsmethoden, zoals o.m. door Max Weber en Sorokin werd beschreven en in een sociaal-culturele en religieuze context werd geplaatst.9 Onze huidige cultuurfase zou volgens hen en vele anderen een meer geïntegreerde vooruitgang kunnen realiseren als geestelijke en materiële ontwikkelingsmogelijkheden worden geïntegreerd in een ‘geïntegreerde of idealistische cultuur’, in termen van Sorokin.
Het vooruitgangsgeloof kan enige aanvulling en bijstelling krijgen vanuit een meer spiritueel inzicht. Het gaat om balans, zoals Couwenberg zegt. Het streven naar verbetering is een natuurlijke neiging. Van nature neigen we naar verbetering en willen we gelukkiger zijn. Maar verbeteringen en vooruitgang waarvan we niet echt gelukkiger worden, geven te denken en vragen om bijstelling en (zelf)reflectie.
Noten