Civis Mundi Digitaal #89
De auteur is gepensioneerd tropisch landbouwkundig ir.
Piet Ransijn schrijft: “Duizenden jaren was landbouw mogelijk zonder gif. Waarom zou dat in het industriële tijdperk, waarin we tot meer dan ooit tevoren in staat lijken, ook niet mogelijk zijn?”
Het bestrijdingsmiddelengebruik (herbiciden, insecticiden en fungiciden) in de industriële landbouw wordt voornamelijk veroorzaakt door monoculturen. Grote arealen onder één variëteit van één gewas is vragen om moeilijkheden (net zoals monoculturen van dieren). In voorgaande eeuwen waren monoculturen niet gebruikelijk, net zoals op dit moment veel kleine Afrikaanse boeren ook nog mixed cropping, intercropping en relay cropping toepassen. In Wageningen is recent onderzoek gestart naar gemechaniseerde strokenteelt, waarbij verschillende gewassen in stroken naast elkaar geteeld worden. Zie bijvoorbeeld het interview met Ernst van den Ende, directeur van de Plant Sciences Group, in de Resource van 21 augustus, waarin hij ook terecht benadrukt dat we terug moeten naar meer systeemonderzoek [1]. Zoals ik aangeef in mijn reactie op het interview vereist daadwerkelijke verandering ook aandacht voor de onderliggende, impliciete wetenschappelijke paradigma’s. Het gebrek aan aandacht voor onderliggende wetenschappelijke paradigma’s met betrekking tot landbouwpolitieke keuzes, ecomodernistisch technologiegebruik, en ecologische landbouwmethoden heb ik eerder ter sprake gebracht in een drietal artikelen in Civis Mundi [2].
Ransijn citeert Paul Kingsnorth, die schrijft: “We komen met argumenten voor meer van hetzelfde, meer technologisch ingrijpen”.
Dit is de insteek van het ecomodernisme met de nadruk op technologisch-geavanceerde, intensieve en efficiënte landbouw, en naar ik vrees ook de insteek van veel onderzoek in Wageningen. Maar met ‘meer van hetzelfde’ gaan we het niet redden. Zie hiervoor hoofdstuk 7 (About holism) in mijn proefschrift [3]. Zo kan technologisch geavanceerde strokenteelt en precisielandbouw in Nederland (met behulp van robotica, gps en ict) de milieudruk ongetwijfeld verlagen, wat een gunstige ontwikkeling is, maar met een blijvende nadruk op bulkproductie tegen laagst mogelijke kosten verandert het onderliggende economische, politieke en waarden-systeem niet werkelijk. Een andere grondhouding naar de natuur (een ecologische spiritualiteit als u wilt) komt hier niet ter sprake [4]. En voor Afrikaanse kleine boeren is gerobotiseerde strokenteelt sowieso heel veel bruggen te ver. Ook de door minister Carola Schouten gewenste transitie naar een kringlooplandbouw dient meer te omvatten dan een nieuw technologisch jasje [5].
M.b.t. glyfosaat (merknaam Roundup) schrijft Ransijn: “Op ingenieuze wijze is dit voor elkaar gekregen door genetisch gemanipuleerde gewassen te ontwikkelen en te promoten, die resistent waren tegen glyfosaat, waardoor boeren ze ongelimiteerd konden bespuiten en ongekende markten zich openden”.
Er is heel veel literatuur verschenen over de ecologische, economische en politieke aspecten van Roundup gebruik, waardoor het moeilijk is om door de bomen het bos nog te zien. Het lijkt mij echter voor de hand liggend dat een herbicide dat ongelimiteerd op gewassen kan worden gespoten nu niet direct bijdraagt aan vermindering van herbicidegebruik. Op zich heb ik niets tegen cis-genetisch gemodificeerde gewassen (d.w.z. zonder soortvreemd DNA in te brengen). Met trans-genetisch gemodificeerde gewassen (zoals bij glyfosaat-resistente gewassen) zou ik voorzichtiger zijn. Het gebruik van nieuwe technieken zoals cis-genetische CRISPR-Cas (CC) biedt ongetwijfeld kans op een snellere en wellicht ook veiligere plantenveredeling dan de conventionele variant, die gebaseerd is op klassieke mutagenese. Echter, elke nieuwe landbouwtechnologie dient beoordeeld te worden vanuit een landbouwbedrijfssysteem-perspectief. Een vraag is dan of CrispCas als technologie voornamelijk gericht is op het verdere ‘uitknijpen’ van de natuur of op ‘samenwerken’ met de natuur binnen ecologische principes? Oftewel, gericht op een voortzetting van het huidige, conventionele bio-industriële landbouwsysteem of op een daadwerkelijke kringlooplandbouw?
Is CrispCas een technological fix die de eerder veroorzaakte problemen in de conventionele landbouw moet oplossen? Indachtig Einsteins beroemde uitspraak kan men zich afvragen of men problemen kan oplossen op hetzelfde niveau waarop ze veroorzaakt zijn? Oftewel, is CC voornamelijk ‘meer van hetzelfde’? Gaat CC ‘dieper’ dan symptoombestrijding op het ecologische en technologische vlak? Technologie ontwikkeling is geen soort onvermijdelijk natuurverschijnsel, het is en blijft mensenwerk. Met betrekking tot economische en politieke factoren kan men zich afvragen of CC voornamelijk tot meer winstmaximalisatie en machtsconcentratie zal leiden?
De vraag is of een betere balans tussen bredere maatschappelijke overwegingen en technologisch/financiële overwegingen bereikt kan worden binnen het kader van een gelijkblijvend neoliberaal, markt-gestuurd beleid? Oftewel, gaan grote multinationals nu vanwege de beschikbaarheid van CC ‘opeens’ maatschappelijker verantwoord functioneren? Of kan er met CC juist nog sneller meer winst gemaakt worden (en dat regelmatig zonder belasting te betalen)? Als de Syngenta CEO als voorbeeld een nieuwe droogtetolerante maisvariëteit noemt, ontwikkeld met behulp van CC, dan is een vraag waarom dat al niet eerder een speerpunt was m.b.v. conventionele veredelingstechnieken? Een andere vraag in deze context is of de zeer scheve verhouding de afgelopen decennia tussen conventionele en ecologische landbouw m.b.t. de hoeveelheid geld besteed aan onderzoek, onderwijs en voorlichting, nu gaat veranderen?
Ransijn schrijft: “De rechtszaken konden worden aangespannen nadat een onafhankelijk internationaal team van kankerdeskundigen van het Internationale Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) van de World Health Organization (WHO) in 2015 verklaarde dat glyfosaat voor mensen waarschijnlijk kankerverwekkend is … Het probleem is echter dat het moeilijk te bewijzen valt dat landbouwgif de oorzaak is … De aanvaarbare dagelijkse inname (ADI) is per land verschillend. In de VS bijv. het dubbele van in de EU … Gebleken kankerverwekkende effecten werden als een statistisch niet significante ‘normale biologische variatie’ voorgesteld” (mijn cursivering).
Mijn cursiveringen in bovenstaande tekst geven aan hoe moeilijk kwalitatief hoogstaand epidemiologisch onderzoek is uit te voeren. Op de website van Foodlog (www.foodlog.nl) wordt veel geschreven over voeding, milieu en landbouw. Ook daar blijkt hoe ingewikkeld epidemiologisch onderzoek kan zijn. Mijns inziens is het onderzoeken van het effect van één stofje uit een uitermate complex ecosysteem op een even complex menselijk lichaam eigenlijk ondoenlijk. De talloze, meestal onbekende interacties tussen legio stoffen en factoren maken het bij voorbaat een erg ingewikkelde onderneming, waarin altijd wel gaten te schieten zijn (vooral voor groepen met veel geld). Wellicht is het voorzorgprincipe hier relevant: bij twijfel niet doen. Te veel naïef ‘geloof’ in wetenschap, statistiek en technologie kan desastreus uitwerken. In mijn proefschrift heb ik dat eerder ‘de illusie van het intellectuele holisme’ genoemd (Van Eijk 1998). Met ons intellect alleen kunnen we complexe holistische systemen nu eenmaal niet overzien. Een combinatie van gezond boerenverstand en spirituele ontwikkeling biedt wellicht uitkomst.
Ransijn schrijft: “Door ‘research en development’ naar organische landbouw en ook door combinatie van biologische en industriële landbouw is waarschijnlijk veel meer mogelijk”.
De vraag is wel of een combinatie van organische/biologische/ecologische landbouw en conventionele industriële landbouw überhaupt mogelijk is zonder een bezinning op onderliggende wetenschappelijke paradigma’s en bijbehorende grondhoudingen naar de natuur. In Wageningen gaat men er nogal gemakkelijk vanuit dat technologische aanpassingen van het conventionele industriële systeem aan stringentere ecologische voorwaarden voldoende zal zijn. Ik heb daar mijn twijfels over.
Ransijn schrijft: “Ecologie lijkt een wetenschap van de toekomst, waaronder bodemecologie en bodemmicrobiologie om de vruchtbaarheid te vergroten”.
Ecologie is altijd al cruciaal geweest, agronomie = ecologie zou ik zeggen. Wel is het zo dat bodemecologie en bodemmicrobiologie tot recentelijk weinig aandacht hebben gekregen, simpelweg omdat bodemleven niet zichtbaar is en moeilijk te onderzoeken. Ook hier geldt weer dat talloze interacties tussen micro-organismen in de bodem, fysieke structuur van de bodem, mineralen in de bodem, en gewassen en dieren op de bodem, diepgravend en grondig onderzoek ingewikkeld maken. Leren van de praktijkervaringen van de heel kleine minderheid van biologische boeren die al decennia bezig zijn is een optie, evenals meer aandacht voor het intuïtief functioneren van boeren (zie ook hoofdstuk 12: Intellect and intuition in mijn proefschrift: Van Eijk 1998).
Eindnoten
[1] https://resource.wur.nl/nl/wetenschap/show/De-voedseltransitie-van-WUR-Meer-systeemonderzoek-doen-.htm?utm_source=Measuremail&utm_medium=email&utm_campaign=Resource
[2] Van Eijk, T. (2017), Toekomstige voedselzekerheid vereist onorthodoxe landbouwpolitieke keuzes en mentale transformatie. Civis Mundi digitaal # 53, december 2017.
Van Eijk, T. (2018), Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.), Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.
Van Eijk, T. (2019). Tovenaars en profeten in de landbouw: heel de wereld. Civis Mundi Digitaal #82, april 2019 (II).
[3] Van Eijk, T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.
[4] Zie ook subhoofdstuk 8.2 (Basic attitudes towards nature and ecological spirituality) in Van Eijk 1998.
[5] Reactie op website van Resource, 26 oktober 2018. Kringlooplandbouw: oude ideeën en praktijken in nieuw technologisch jasje?