Civis Mundi Digitaal #90
In de begintijd van het christendom stierven christenen de marteldood
Augustinus en Camus behoren tot de weinige filosofen die uitvoerig over suïcide schreven. Ook over hun verwerping daarvan en verzet daartegen. Suïcide onderscheiden we van euthanasie, die in bepaalde gevallen beschouwd kan worden als specifieke vorm van suïcide op verzoek of met de woorden van Jared Diamond: “zelfdoding met hulp of als moord met goedvinden van het slachtoffer” (p 251). Wat oude en moderne filosofen schrijven over suïcide, kan relevant zijn wat betreft euthanasie en het ‘zelfgekozen einde’.
Augustinus schrijft over suïcide in de context van zijn Grieks-Romeinse en christelijke visie. Hij pleit voor een geestelijk leven, zijn latere landgenoot Camus voor een humaan leven van inzet voor anderen en verzet tegen onmenselijke situaties. Dat zou je een actief geestelijk leven kunnen noemen, zoals ook Augustinus dat heeft geleid.
Augustinus over suïcide
De christelijke visie die door Augustinus mede is vormgegeven, heeft nog steeds grote invloed bij onze houding tegenover suïcide en euthanasie. In hoeverre de visie van Augustinus nog geldt en het christelijke denken gaat hier te ver en laten we buiten beschouwing. In de Civitate Deï (I,17-27) bespreekt en verwerpt Augustinus de volgende argumenten voor suïcide:
Hierbij mogen we in aanmerking nemen dat dit in een heel andere tijd geschreven is, in de nadagen van het Romeinse Rijk rond 400 na Chr. Wat hij zegt heeft soms nog enige relevantie voor onze tijd, maar we kijken er nu ook vaak anders tegenaan. Als een van de weinige filosofen die uitvoerig over suïcide heeft geschreven, is zijn visie richting gevend als opening van een dialoog hierover met andere filosofen: Camus en Peter Singer, die soms (afwijzend) naar Augustinus verwijst.
Onder de titel “De kwestie van suïcide veroorzaakt door angst voor straf of schande (17),” schrijft hij enigszins empathisch, maar toch streng: ”Sommige vrouwen hebben zichzelf gedood om het leed te vermijden van iets dergelijks [verkrachting]. En een mens met compassie zal zeker direct bereid zijn hen te excuseren en de gevoelens die hen hiertoe leidden. Sommigen weigerden zichzelf te doden omdat zij aan de criminele daad van een ander niet wilden ontsnappen door een misdaad van henzelf… Als niemand het persoonlijke recht heeft om zelfs een schuldig persoon te doden (en geen wet staat dit toe), dan is iemand die zichzelf doodt zeker een moordenaar.” Dat geldt ook voor een onschuldig iemand die suïcide pleegt: “Waarom zou iemand die geen kwaad heeft gedaan, zichzelf kwaad doen?... Waarom zou hij zichzelf doden en daardoor een schuldig mens verhinderen dit te doen?”
Ook als er “het gevaar is door de lust van een ander te worden verontreinigd” verwerpt Augustinus suïcide. Een mens raakt zijn zuiverheid (van geest) niet kwijt door wat er onder dwang en met geweld met zijn lichaam gebeurt. Als dat wel het geval zou zijn, zou zuiverheid geen kwaliteit van de geest, maar van het lichaam zijn. Wat een ander doet, de lust van een ander, kan de morele kwaliteiten als de zuiverheid van geest niet wegnemen.
“Daarom heeft een vrouw geen reden zichzelf te straffen met een vrijwillige dood, als zij zonder haar instemming wordt verkracht. En nog minder voordien… omdat het vergrijp dan nog onzeker is” (I,18).
“De schuld treft alleen de verkrachter, en in het geheel niet de vrouw die met geweld wordt verkracht zonder enige instemming van haar kant.” Dit onderwerp is in deze tijd van #Me Too nog steeds actueel. De visie van Augustinus komt erop neer, dat onschuldige vrouwen die met geweld worden vernederd, niet dienen te worden gestraft door suïcide en ook niet door gevoelens van schuld, schaamte en onreinheid.
“Christenen hebben niet het gezag om suïcide te plegen onder welke omstandighjeden dan ook” (I, 20). In de heilige boeken is geen toestemming voor zelfdoding te vinden. “We dienen het te begrijpen als verboden door de wet ‘Gij zult niet doden’… Sommige mensen hebben geprobeerd het bereik hiervan uit te breiden naar wilde dieren en huisdieren… Maar waarom zouden we het dan ook niet toepassen op planten en alles wat geworteld is in de aarde en wordt gevoed door de aarde? Want het wordt ‘levend’ genoemd, hoewel het zonder gevoel is, en kan dus gedood worden als het geweld wordt aangedaan.”
Dergelijke ideeën van de Manicheërs, waarbij hij negen jaar betrokken is geweest, gaan Augustinus te ver, maar zijn in onze tijd weer actueel, nu het leven en de aarde aan alle kanten worden bedreigd. Hij meent dat het alleen geldt voor mensen en dat het leven van irrationele schepselen “ondergeschikt is aan onze behoeften”. Tegenwoordig denken velen daar anders over. Zie onder meer mijn artikelen over ethicus Peter Singer en bioloog E.O. Wilson in nr 81, 83 en 87.
‘Is suïcide een kenmerk van grootheid?’
Augustinus vindt het plegen van suïcide geen kenmerk van ‘grootheid van geest’ of wijsheid en gezond verstand, meer eerder een gebrek aan geestkracht om ontberingen, misdaden of onderdrukking van anderen te doorstaan, of het oordeel van de massa over schuld en schande, dat vaak onjuist is vergeleken bij ‘het zuivere licht van het geweten’. Hij schrijft dat een zekere Theombrotus zichzelf het leven benam, nadat hij Plato’s boek over de onsterfelijkheid van de ziel, dat een positieve visie van het hiernamaals geeft vergeleken bij de misstanden hier op aarde, had gelezen.
Volgens Augustinus verwierp ook Plato zelfdoding. “Als dezelfde intelligentie die Plato de visie van de onsterfelijkheid van de ziel had gegeven, hem niet in staat had gesteld te beslissen dat deze stap (suïcide) niet gezet mag worden en verboden was, dan zou Plato de eerste zijn die deze daad gepleegd zou hebben en anderen dit hebben aanbevolen” (I, 21).
Augustinus vindt het ook geen acceptabele reden dat “mensen zich het leven ontnemen om te voorkomen dat ze in handen van de vijand vallen”. De kwestie is niet alleen of ze dit deden maar of ze dit behoorden te doen. De profeten en de apostelen handelden zo niet. Vluchten wordt wel beschreven als aanvaardbare manier om vervolging te ontlopen (zie bijv. Matteus 10:23). Hij noemt ook Romeinse voorbeelden van mensen die weigerden zichzelf geweld aan te doen toen ze verslagen waren, hoewel ze niet bang voor de dood waren, en besloten de overheersing van de vijand te verduren.
Suïcide om toekomstige problemen en misdaden te vermijden
Augustinus ziet geen enkele reden om suïcide toelaatbaar te vinden. Ook niet om toekomstig kwaad te voorkomen: “een zonde dient niet te worden vermeden door een andere zonde… Niemand dient weloverwogen zijn eigen dood teweeg te brengen als een manier om tijdelijke moeilijkheden te voorkomen uit angst dat hij voortdurende beproevingen te verduren krijgt; ook niet vanwege de verkeerde daden van anderen… want de zonden van een ander kunnen iemand niet verontreinigen;…of uit verlangen naar een beter leven waarop na de dood wordt gehoopt, want degenen die schuldig zijn aan hun eigen dood ontvangen geen beter leven na de dood” (I, 26). Het is dan ook niet acceptabel, maar dwaas en absurd om suïcide te plegen om zonden of misdaden te voorkomen. Kortom, “er bestaat geen geldige reden om suïcide te plegen” (I, 27).
Kerkvader Ambrosius, die Augustinus heeft gedoopt en een belangrijk aandeel had in zijn bekering, deelde niet alle bezwaren van Augustinus, zoals vermeld in een voetnoot. Dat zal voor meer christenen gelden. Ambrosius prees de martelares Pelagia, die aan wandaden ontsnapte door uit haar huis te springen. Als er onder kerkvaders al geen eenstemmigheid is omtrent de veroordeling van suïcide, zal dat onder andere christenen nog minder het geval zijn. Ambrosius laat zien hoe moeilijk het is suïcide onder alle omstandigheden te verwerpen.
Meer recente voorbeelden van heldhaftige suïcide vinden we bij verzetstrijders die zo wilden voorkomen dat ze mensen bewust of onbewust zouden verraden als ze zouden worden gemarteld en hun zelfcontrole zouden verliezen. Peter Singer geeft ook uitzonderlijke voorbeelden van het opofferen van levens om erger te voorkomen. In sommige uitzonderlijke situaties zijn er verzachtende omstandigheden waarvoor wij op zijn minst begrip kunnen hebben. “Laat degene die voor dezelfde keus gestaan heeft, oordelen,” zei Churchill over een legeraanvoerder die voor onmogelijk keuzen stond (Jared Diamond, p 252).
Augustinus geschilderd door Sandro Botticelli
Wat is de relevantie van de visie van Augustinus bij euthanasie?
Zijn de argumenten en beschrijvingen die Augustinus geeft, nog relevant bij euthanasie? “Sommigen hebben zichzelf gedood om leed te vermijden… Een mens met compassie zal zeker direct bereid zijn hen te excuseren en de gevoelens die hen hiertoe leidden,” zo begint Augustinus zijn exposé, dat van toepassing is op euthanasie. Het verschil is echter dat het hier gaat om uitdrukkelijk gevraagde levensbeëindiging met behulp van een ander bij ondragelijk lijden.
Volgens Augustinus worden morele en geestelijke kwaliteiten niet weggenomen door fysiek geweld. Geldt dat ook voor fysieke aftakeling? In elk geval voor de uitdrukking van deze kwaliteiten. We zien hoe geestelijke vermogens verminderen bij dementie. Het is dus maar de vraag in hoeverre de ‘zuiverheid van geest’ bewaard blijft bij de aftakeling van het lichaam door ‘het geweld van ziekte en ouderdom’. Dat ‘de geest zijn zuiverheid bewaart’ lijkt dan geen valide argument tegen euthanasie bij een ondragelijke aftakeling van het lichaam.
Toch blijft een mens moreel gezien een mens en voor de wet een rechtspersoon, voor wie de onaantastbaarheid van het lichaam blijft gelden volgens art 11 van de grondwet. “Als niemand het persoonlijke recht heeft om zelfs een schuldig persoon te doden (en geen wet staat dit toe)”, dan valt daar ook uit af te leiden dat het doden van een onschuldig persoon zeker niet rechtmatig is. Volgens de euthansiewet mag het alleen onder stringente voorwaarden. Augustinus verwijst naar het gebod ‘Gij zult niet doden’, dat uiteraard nog steeds van kracht is.
Het getuigt volgens Augustinus van ‘grootheid van geest’ en geestkracht als mensen ontberingen, misdaden of onderdrukking doorstaan, of het oordeel van de massa over schuld en schande, dat vaak onjuist is vergeleken bij ‘het zuivere licht van het geweten’. Betekent dit dat ondragelijk lijden aanvaardbaar is door een beroep te doen op geestkracht? Volgens Augustinus is het leven gericht op geluk en vervulling. Het gaat om het verkrijgen van de schoonheid en goedheid, die ons goed en gelukkig maakt (Civitate Dei, XIX,1,3). Ieder verlangen zoekt bevrediging, vrede en vervulling. Dat is het tegenovergestelde van ondragelijk lijden.
Elders schrijft hij: “het bestaan zelf is wenselijk door een zekere natuurlijke kracht, zodat zij die ongelukkig zijn niet willen omkomen… zelfs onredelijke dieren… tot de kleine wormpjes geven met alle mogelijke bewegingen aan dat zij willen voortbestaan… Zelfs de lichamen, waaraan gevoel en vegetatief leven ontbreekt… willen het zijn volgens hun aard bewaren” (Civitate Dei, XI, 27). Dezelfde natuurlijke kracht bepaalt dat wezens weliswaar willen voorbestaan, maar ook niet ondragelijk willen lijden. Bij mensen die een zelfgekozen einde verkiezen boven ondragelijk lijdend voortbestaan, wordt een grens van het meest wenselijke gepasseerd en kiezen zij voor ‘eeuwige vrede’. Hier geldt nogmaals dat “een mens met compassie zeker direct bereid zal zijn hen te excuseren en de gevoelens die hen hiertoe leidden”.
Tenslotte noemt Augustinus het vermijden van toekomstig leed en problemen als ongeldige reden voor suïcide. Als dit leed ondragelijk is, vindt onze moderne wetgeving dit een geldige reden voor euthanasie en volgt deze wet daarin niet Augustinus, evenmin als de christelijke partijen, aangenomen dat Augustinus euthanasie als vorm van suïcide niet aanvaardbaar zou vinden. Maar het zou best kunnen dat hij er in onze tijd anders over zou denken. Tijdens zijn leven heeft is hij ook vaak van visie veranderd en heeft hij zijn christelijke visie herhaaldelijk bijgesteld, zoals blijkt uit zijn Retractationes (Nalezingen) waarin hij aan het eind van zijn leven zijn werken doornam en aangaf hij wat hij liever anders gezegd zou hebben.
Augustinus en Monica door Ary Scheffer (1846)
Het einde van zijn moeder
In zijn Belijdenissen schrijft Augustinus over het levenseinde van zijn moeder, voor wie het leven ‘voltooid’ was in moderne termen. Het leven had haar niet veel meer te bieden en zij zag uit naar haar einde. “Mijn zoon, ik vind in dit leven nergens meer genoegen in. Wat ik hier nog moet doen. Wat ik hier nog moet doen en waarom ik hier nog ben, ik weet het niet. Mijn verwachting van het leven is ten einde. Eén reden was er waarom ik nog wat in dit leven verlangde te blijven: de wens om jou alvorens ik zou sterven als katholiek christen te zien… Wat doe ik hier nog?”
“Na amper vijf dagen… ging zij met koorts naar bed… Op de negende dag van haar ziekte… is haar ziel van haar lichaam gescheiden. Ik drukte haar de ogen toe en in mijn binnenste stuwde zich een mateloze droefheid op, die in tranen dreigde over te stromen… Op dat ogenblik begon de jonge Adeodatus [zijn zoon] klagende kreten uit te stoten; hij werd tot bedaren gebracht. Op die manier werd ook iets kinderlijks bij mijzelf, dat in tranen dreigde uit te breken… tot zwijgen gebracht.”
“Mijn moeders sterven was echter niet deerniswekkend en zij stierf ook niet algeheel. Dat was onze overtuiging… berustend op een niet gefantaseerd geloof en stellige argumenten van de rede. Wat was het dan dat mij in mijn binnenste zo’n drukkende droefheid gaf?... Omdat ik aldus werd verstoken van de diepe vertroosting die zij voor mij was. Het ene leven dat ontstaan was uit het mijne en het hare werd om zo te zeggen stukgescheurd” (IX,10,26-12,30).
Aldus beschrijft Augustinus het verdriet om haar overlijden. Ook een natuurlijke dood kan diepe droefheid achterlaten. De wens om te sterven kan een alternatief zijn voor euthanasie. Het lichaam volgt vaak de diepere wensen van de ziel en geest. Augustinus werd getroost door de volgende versregels van bisschop Ambrosius, die hem gedoopt had:
“Schepper van al wat bestaat, bestierder van de hemel,
die de dag met edel licht bekleedt, de nacht met lieflijke slaap,
opdat de rust de moede leden weer bekwaam maakt voor hun taak
en murwe harten lichter maakt en losbindt van beklemmend leed” (IX,12,32).
‘Beklemmend leed’ kan tegenwoordig een situatie zijn waarin men euthanasie kan overwegen. Op grond van deze beschrijving van het einde van zijn moeder zou Augustinus mogelijk compassie hebben voor mensen die overgaan tot euthanasie en “bereid zijn hen te excuseren en de gevoelens die hen hiertoe leidden,” zoals hij schreef over mensen die zich tot suïcide genoodzaakt voelden.