Het drama Spanje

Civis Mundi Digitaal #90

door Jan de Boer

Sinds het ontwaken van de Catalaanse vulkaan loopt er van alles mis in Spanje, dat een chronische instabiliteit kent. Minderheidsregeringen en interim-regeringen wisselen elkaar af. Op 10 november gaan de Spanjaarden voor de vierde keer binnen minder dan vier jaar weer naar de stembus. De schrijver-diplomaat Angel-Ganivet schreef eind 19e eeuw: » Spanje is een onmogelijke, absurde en abstracte natie, maar het absurde is haar kracht en haar voornaamste steun ». Het beleid inzake de Catalaanse crisis geeft hem gelijk. In december 2015, toen de koorts zich al meester gemaakt had van Barcelona, verloor de rechtse Spaanse premier, Mariano Rajoy, zijn absolute meerderheid en bleek hij niet in staat een coalitie te vormen. De Spanjaarden gingen in juni 2016 weer naar de stembus. Rajoy won de verkiezingen, maar kreeg geen meerderheid. Twee jaar later werd zijn regering omvergeworpen door de socialist Pedro Sanchez. Na een jaar organiseerde deze in april een parlementsverkiezing die hij won, maar die hem nog altijd niet in staat stelde een stabiele regering te vormen.

De ontploffing van het politieke landschap werd veroorzaakt door de komst van twee nieuwe politieke partijen: de uiterst linkse Podemos en de centrumrechtse Ciudadanos, die een einde maakte aan de twee-partijenregeringen van de rechtse volkspartij (PP) en de socialistische partij, maar het Catalaanse psychodrama verhinderde het spel van het aangaan van coalities. Voor de onafhankelijkheids-tsunami onderhielden de Catalaanse partijen goede betrekkingen met de Madrileense partijen die aan de macht waren. Zij ondersteunden deze partijen en wisten daardoor bij elke gunstig verlopen stemming steeds belangrijker graden van autonomie in de wacht te slepen. Dat vond zijn hoogtepunt in de aanname van een autonomie-statuut in 2006 door de socialistische regering van José Luis Zapatero. De rechtse PP bestreed dit statuut en slaagde erin verschillende essentiële artikelen van dit Statuut door het grondwettelijk gerechtshof in 2010 ongeldig te laten verklaren.

Sindsdien neemt de malaise tussen Barcelona en Madrid zienderogen toe. Alles begon in een vreedzame sfeer tijdens de « Diada », het nationale Catalaanse feest, met zijn lange optochten en zijn menselijke piramides, waar op iedere 11 september de wens voor onafhankelijkheid van Catalonië wordt uitgesproken. Dit sentiment wordt overigens door de meerderheid van de bevolking in deze provincie niet gedeeld. Met de komst aan de macht van de rechtse Carles Puigdemont in 2016, kwam dit proces in een stroomversnelling. Tussen hem en de zwijgzame Rajoy was er geen enkele dialoog mogelijk. De Catalaanse regering organiseerde een referendum voor onafhankelijkheid, ondanks het justitiële verbod vanuit Madrid. De beelden van de politie die de stembureaus bezetten, gingen de hele wereld over. De belangrijkste Catalaanse figuren werden vervolgd en werden zo politieke martelaren. Na de tragikomische vlucht van Carles Puigdemont naar België werden andere personen in hechtenis genomen.

De meesten van hen zijn nog steeds in de gevangenis en blijven daar ook na hun, naar mijn oordeel te zware, veroordelingen door het werkelijk onafhankelijke Hooggerechtshof (maar waarvan de leden naar mijn overtuiging niet geheel vrij zijn van oude franquistische gedachten): jarenlange gevangenisstraffen voor hen die (in)direct de massamanifestaties hebben georganiseerd. » Het bestaan van geweld is bewezen, » aldus het Hooggerechtshof. Ik merk daarbij op dat in tegenstelling tot wat er in Spaans Baskenland gebeurde met de ETA, geweld niet het wapen is geweest van de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging, die overigens gevoed wordt door uiterst rechtse en linkse partijen die elkaar onderling politiek de tent uitvechten. Deze veroordelingen helpen natuurlijk niet mee de geesten te kalmeren. Integendeel, bepaalde media en (ultra) rechtse volksvertegenwoordigers vinden, mede met de bedoeling om hun tegenstanders te vernederen, de straffen te licht, en vragen of eisen uitzonderlijke maatregelen als het onder bestuurlijke voogdij stellen van deze regio. Het is ook onbegrijpelijk dat de Catalaanse president, Quim Torra, actief deelneemt aan het op hol slaan van de voorstanders van onafhankelijkheid door de manifestanten aan te moedigen acties van burgerlijke ongehoorzaamheid te ondernemen. Het gevolg is dat een deel van met name de jongeren radicaliseert. Het huidige geweld – nog altijd verre in de minderheid- wordt overigens ook gepleegd door extreem-linkse en-rechtse groeperingen die de manifestaties voor onafhankelijkheid gebruiken/misbruiken voor hun eigen doeleinden.

Nu de parlementsverkiezingen op 10 november plaatshebben, is het onverantwoord dat de politieke partijen van beide kanten spelen op emoties en geïrriteerde reacties in de hoop dat dat electoraal voordeel oplevert. Met dat spel zullen er ongetwijfeld alleen maar verliezers zijn. De peilingen voor deze parlementsverkiezingen geven de socialistische partij van Pedro Sanchez een duidelijke voorsprong en andere partijen hebben nu eindelijk laten weten eventueel bereid te zijn om een coalitie te vormen als Pedro Sanchez geen meerderheid behaalt. Pedro Sanchez heeft al zijn hand uitgestoken naar de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging: een nog grotere autonomie, maar wel binnen het Spaanse Koninkrijk. Je mag hopen dat de Catalaanse politieke partijen, met hun interne onverzoenlijkheid en één gezamenlijke wens: onafhankelijkheid om de welvaart van Catalonië niet meer uit solidariteit met arme Spaanse regio’s te hoeven delen, deze uitgestoken hand na de parlementsverkiezingen aannemen.