Frankrijk en het gevaar van een algemene islamofobie

Civis Mundi Digitaal #90

door Jan de Boer

Heeft de moordenaar van de Prefectuur van de politie in Parijs gehandeld uit een vlaag van waanzin of uit een gevoel doordrenkt van wrok van een islamitische ideologie opgedaan op internet of/en in een frequent bezoek aan salafistische milieus? Het huidige onderzoek daarnaar kan misschien helderheid verschaffen. In afwachting daarvan is er een groeiende en legitieme zorg: tot hoever en hoe lang nog bedreigt deze radicale «islam-kanker» onze veiligheid, ons samenleven en onze democratie? De publieke machten schijnen onmachtig te zijn om dit kwaad terug te dringen en verzoeken om meer toezicht, meer controle, meer preventieve maatregelen nemen toe. Omdat de huidige terroristische aanslagen grotendeels opgeëist worden vanuit het islamitische geloof zijn er steeds meer mensen die denken dat het onderscheid tussen islamisme et islam geen zin meer heeft, omdat in wezen alle wreedheden bedreven worden vanuit het geloof. De bezorgdheid van de regeringsleiders en een groot deel van de intelligentsia in de laatste veertig jaar om de islam en de moslims in zijn algemeenheid niet te stigmatiseren, wordt in twijfel getrokken. Voor veel mensen moet iedere moslim ambtenaar, soldaat, ingenieur, werknemer, imam, etc. onder drastisch toezicht gesteld worden. Net als in de jaren 1947-1957 in de Verenigde Staten van Joseph McCarthy toen duizenden mensen ten onrechte verdacht werden van het heulen met het communisme en er een heksenjacht op hen plaatsvond.

Zich overgeven aan de verleiding te generaliseren en de islam alleen maar te beoordelen naar haar gewelddadige uitingen en in iedere moslim een bedreiging te zien, is onrechtvaardig en gevaarlijk. Een maatschappij waarin ongeveer 10 procent van de bevolking –Frankrijk telt ongeveer 6 miljoen moslims- als een binnenlandse vijand wordt gezien, kan leiden tot een volledig gespleten maatschappij en zelfs een risico in zich dragen voor een burgeroorlog…want zonder vertrouwen is er geen toekomst. Als de moslims in Frankrijk op een algemene manier het stempel opgedrukt krijgen: «van nature gevaarlijk» kan dat hen collectief in de armen storten van groepen die de Franse maatschappij en andere democratische en pluralistische maatschappijen willen vernietigen. Het impliceert ook de bevestiging van de paranoïde redeneringen van de ideologen van de radicale islam of de ultraorthodoxe islam, want deze beide ontwikkelingen van de islam zijn in werkelijkheid niet vreemd aan elkaar.

De moslims hebben ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de tegenstellingen die bezig zijn zich te versterken. Als zij zeggen dat al deze aanslagen de islam niet verwoorden (alleen het duistere deel van de islam, want elke realiteit kent licht en donker) terwijl zij ook moslims zijn, hebben zij zich afgesloten voor kritische zelfreflectie. Bovendien is een groot aantal van hen die pretenderen een islam met respect voor de Franse republiek en de meerderheid van de niet-moslim inwoners te vertegenwoordigen, uitermate hypocriet. De moslims die de salafistische stromingen en de aanhangers van de Moslim Broederschap veroordelen en een islam bevrijd van de invloed van hun oorspronkelijke landen voorstaan, zijn vaak ook dezelfde moslims die financiële steun als «goede moslims» zoeken in Saoedi-Arabië (de bakermat van het salafisme) of in Qatar (de Staat die overal stromingen van de Moslim Broederschap financiert) en meestal ook krijgen. Bijna iedereen binnen de georganiseerde islam zwijgt zo gauw het gaat om de vraag of bepaalde identiteitseisen of nadrukkelijk religieus vertoon niet het samenleven aantasten.

Een parallelle hypocrisie kenmerkt de leiders van de Franse maatschappij. Het salafisme wordt met kracht afgewezen, maar staat de ondertekening van samenwerkingsakkoorden voor het organiseren van de islam in Frankrijk (!) met Saoedi-Arabië, de moeder van het wahhabitische salafisme, kennelijk niet in de weg. In ieder geval verkoopt Frankrijk wapens aan deze obscure monarchie zonder zich af te vragen of deze wapens ook burgerslachtoffers, met name in Jemen, maken. De Egyptische maarschalk Sissi wordt gefeliciteerd met zijn strijd tegen en de overwinning op «zijn» leden van de Moslimbroederschap, maar men legt Qatar dat in de hele wereld bewegingen van de Moslimbroederschap ook financieel ondersteunt na het afsluiten van contracten in de watten. Burgemeesters zowel van rechts als van links die zich, zeer betreurenswaardig, wegens electorale redenen toegevend opstellen tegenover islamitische broeinesten die uit zijn op een breuk met de Franse Republiek, met haar scheiding van kerk en staat en met haar waarden, zijn niet op één hand te tellen.

Het samenleven wordt te vaak beschouwd als een aardig en zelfs wat schattig concept. Het is evenwel vandaag de dag een ernstig bedreigde vitale noodzaak. Het ontketenen van een soort heksenjacht om moslims waarvan men denkt dat zij zich zouden kunnen bekeren tot de radicale islam proberen het land uit te jagen, is pure dwaasheid. Daarentegen moet het de hoogste prioriteit krijgen om wat ingaat tegen het respecteren van personen te bestrijden en de gelijkheid van individuen ongeacht hun geslacht, hun etnische afkomst of religieuze overtuiging binnen overheidsinstellingen, ondernemingen, onderwijsinstellingen en binnen publieke ruimten te waarborgen. Ieder gedrag dat de harmonie, het samenleven aantast, moet bestraft worden. De jeugd moet zodanig opgevoed worden dat zij op haar beurt zin krijgt om de democratie te verdedigen. De moraal van dit verhaal geldt in grote lijnen ook voor Nederland.