Civis Mundi Digitaal #92
De Parti Socialiste Catalan (PSC) heeft op de vooravond van zijn congres in Barcelona (13 -15 december) een taboe doorbroken. De leiding van de PSC wil het taalbeleid in Catalonië normaliseren. Het Catalaanse taalbeleid bepaalde sinds 1983 dat in het onderwijs de lessen in het Catalaans gegeven moeten worden en dat de lessen in het Castiliaans - de officiële Spaanse landstaal – ook wat betreft de Spaanse literatuur beperkt moeten worden tot slechts twee tot drie uur in de week. De PSC wil nu het Castiliaans versterken, met name in de gebieden waar het Catalaans sterk domineert.
Bij het einde van het fascistisch bewind van Franco vonden de twee toen heersende partijen in Catalonië, de PSC en de rechtse nationalisten van de « Convergence et Union « (CiU) elkaar in de volledige onderdompeling in het Catalaans om zo het Catalaans te doen opleven. Dat zou de sociale cohesie bevorderen door meer gelijke kansen te geven aan de kinderen van arbeiders die in de jaren 1960 massaal uit de rest van Spanje naar Catalonië waren gekomen. Dat Catalaanse taalbeleid wordt nu door de Catalaanse separatisten gebruikt voor hun project: de constructie van een nationaal onafhankelijk Catalonië. De PSC stelt, dat « het onafhankelijkheidsproces de taal voor zijn doeleinden gebruikt » en waarschuwt voor het gevaar dat « de moedertaal zich verandert in een factor van sociale tweedracht «.
De president van de Catalaanse regering, de radicale Quim Torra, zegt dat de PSC « onverantwoord » bezig is. En in een artikel in het Catalaanse dagblad « El Periodico « schrijft Joan Tarda van » Catalaans Republikeins Links » (ERC) dat het « onacceptabel is om te zeggen dat de taal tweedracht zaait ». Het is overigens goed om te weten dat de onafhankelijkheidspartijen elkaar onderling verder programmatisch de tent uit vechten.
Maar als 94,4 % van de inwoners van Catalonië Catalaans begrijpt, 81,2 % het spreekt en 65,3 % het ook schrijft (tegen 37% in 1981), is het duidelijk dat er toch een relatie bestaat tussen de moedertaal en politieke keuzes. De stem voor onafhankelijkheid is verreweg in de meerderheid bij hen die het Catalaans als moedertaal hebben, terwijl de stem tegen onafhankelijkheid overheerst bij hen die Castiliaans spreken.
« De voorstanders van onafhankelijkheid hebben onze consensus verbroken en de burgerlijke eenheid kapot gemaakt », verzekert mij de woordvoerster van de PSC, Eva Granados, en herinnert eraan dat « de Catalaanse minister van cultuur één van de ondertekenaars van het manifest Koiné is. Dat manifest dateert van 2016 en pleit ervoor dat het Catalaans de enige officiële taal in Catalonië moet worden. En deze Catalaanse minister van cultuur heeft de immigratie van arbeiders uit de rest van Spanje vergeleken met een « taalkundige kolonisatie «. En dat terwijl het Castiliaans er al sinds de zestiende eeuw gesproken wordt.
De strijd wordt ook geleverd op verenigingsterrein. Het Platform voor de Catalaanse taal heeft een rapport gepubliceerd over het meerderheidsgebruik van het Castiliaans tijdens de pauzes op school, terwijl de Vereniging voor een tweetalige school regelmatig tegen de marginaliteit van de Spaanse cultuur in het onderwijs protesteert.
Als deze linguïstische onderdompeling bedoeld is om in Catalonië « un sol poble » (één volk) te creëren, het is overduidelijk dat het onafhankelijkheidsproces de Catalaanse samenleving heeft verdeeld en gepolariseerd in twee blokken waarin steeds meer identiteitscriteria overheersen. En dat terwijl 39 % van de Catalanen zegt zich zowel Catalaan als Spanjaard te beschouwen, tegen 6,7 % als alleen Spanjaard en 23 % als alleen Catalaan.
Arm Catalonië, maar daar hebben de verblinde leiders van de niet vrij van corruptie zijnde onafhankelijkheidspartijen ERC, CiU en CUP geen enkel oog voor.