Leven en werk van Albert Camus (1913-1960)
Deel 1: Algemene typering van Camus

Civis Mundi Digitaal #93

door Piet Ransijn

De fotobiografie van zijn dochter

 

Het einde van Camus

Zestig jaar geleden overleed de schrijver,  journalist, filosoof, regisseur en acteur Albert Camus op 4 januari 1960 bij een auto-ongeluk. Hij was op slag dood. Zijn gezicht “zag er kalm uit, een beetje verdwaasd als het ware,” alsof hij vrede had met zijn leven en zijn einde (Morvan Lebesque, Albert Camus, voorpagina). Hij had weleens het gevoel dat hij niet lang zou leven en had zich al verzoend met de eindigheid en absurditeit van het leven sinds zijn zeventiende, toen hij tuberculose kreeg. Het was een reden om het eindige leven intens te leven, waarvan hij in zijn veelzijdige geschriften verslag heeft gedaan.

In zijn zakken vond men een geldig treinkaartje. Op het laatste moment had hij besloten met zijn vriend en uitgever Michel Gallimard mee te rijden, die twee dagen later overleed aan zijn verwondingen. Diens vrouw en dochter Anna waren licht gewond. Ze hadden bij Camus de 18e  verjaardag van Anna gevierd. De vrouw en kinderen van Camus waren een dag eerder met de trein naar Parijs gegaan, omdat de kinderen naar school moesten. Ze waren in de kerstvakantie naar het buitenverblijf van Camus in Lourmarin in de Provence gekomen. Zijn laatste roman werd onvoltooid in zijn tas in het autowrak gevonden in een bijna onleesbaar, snel en kriebelig geschreven handschrift. Zijn vrouw heeft het later ontcijferd.

In zijn boek De dood van Camus probeert de Italiaanse schrijver Giovanni Catelli te bewijzen dat de Russische geheime dienst de KGB achter het ongeluk zat, omdat Camus het communisme bekritiseerde. Een omstreden visie. “De theorie wordt ook niet onderschreven door de dochter van Camus,” aldus Trouw (8 dec 2019, ‘Was de dood van Albert Camus wel een ongeluk?’).

Toen Francine, de vrouw van Camus, het vreselijke bericht hoorde, verloor zij het bewustzijn. Ze kwam net terug van de school waar zij les gaf en trof een aantal verslaggevers voor de deur. Niemand durfde het haar te vertellen, tot ze opving dat hij overleden was. Op vele plaatsen op de hele wereld werd geschokt gereageerd. Pas in 1994 werd het genoemde onvoltooide manuscript door zijn dochter Catherine gepubliceerd. De anti-Camus stemming was toen allang weer voorbij. Dit anti-gevoel was in gang gezet door zijn voormalige vrienden en collega-schrijvers Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir en anderen , omdat Camus het totalitaire communisme bekritiseerde en het niet eens was met hun politieke ideeën. Na de val van het communisme en het bekend worden van de Goelagarchipel en andere strafkampen, sloeg de stemming om. De kritiek van Camus, die was gebaseerd op verklaringen van Russische vluchtelingen, bleek terecht.

De humanistische visie en de menselijke waarden waar Camus voor stond blijven actueel. Gerechtigheid is een hoofdthema in zijn leven. Hij verzette zich tegen onrecht en onderdrukking, oorlog en geweld. Een ander hoofdthema is de absurditeit van het leven waarin we zelf zin dienen te vinden en te scheppen door ondanks alles te genieten van het leven. Juist omdat het eindig en absurd is, vol problemen, beperkingen en tegenstrijdigheden. Zo heeft Camus zijn leven ook ervaren. Zijn tragische, maar in zekere zin ook heroïsche levenshouding van verzet en levensaanvaarding, blijft velen raken. In zijn leven komen de grote keerpunten in de geschiedenis van de twintigste eeuw indringend en heel persoonlijk naar voren, alsof je het als lezer meebeleefd in de ervaringen, lotgevallen en dillema’s van Camus.

 

De actualiteit van Camus: recente artikelen in Trouw

In Trouw verschenen op 14 dec. j.l. twee artikelen over Camus, die nog steeds veel gelezen en geprezen wordt: een interview met de Franse filosoof en socioloog Jean-Pierre Le Goff en een stuk van schrijfster, acteur en filmregisseur Yolanda Entius. Zij typeert Camus vooral als levensgenieter en bespreekt voornamelijk zijn eerste bestseller De vreemdeling. “Zwemmen, zonnen, eten, vrijen. Meer heb je niet nodig – welk meer zou er moeten zijn?” Uit zijn werken blijkt echter dat Camus veel meer te bieden heeft dan dit ongecompliceerde hedonistische levensgeluk.

Camus is enerzijds een man uit één stuk, anderzijds een tegenstrijdig man van uitersten, een complexe en fascinerende persoon, die niet gemakkelijk te begrijpen is, zo blijkt uit zijn werk en de biografieën die ik over hem gelezen heb. Le Goff gaat iets dieper: In La peste schrijft Camus bij monde van hoofdpersoon Dr. Rieux: “’Wat ik zou willen is dat we leven en sterven aan waar we van houden.’ We moeten het volgens hem zoeken in liefde, vriendschap, een esthetische dimensie – natuur en schoonheid – maar ook in waarheid en rechtvaardigheid.” Camus verwachtte geen enkel heil van een pseudoreligie als het communisme, maar wel van het echte leven. Hij werd erom verketterd. “Hoe kon je beweren dat je links was en de revolutie afwijzen? Hij zou een naïeveling zijn, een voorstander van principiële geweldloosheid. Maar Camus was geen utopist die beweerde dat geweld afgeschaft zou moeten worden. Hij sprak zich uit tegen elke vorm van legitimering van geweld. Hij had een hekel aan de radicale pose van mensen die vol zijn van zichzelf en een ideologie, maar die de blik afwenden om niet de lijken te hoeven zien die hun heilsleer achterlaat.”

Hier belanden we volgens Le Goff bij een andere kern van het denken van Camus: zijn antitotalitarisme, een uitzondering in het Frankrijk van de Koude Oorlog. Het communisme was lang toonaangevend bij de intelligentsia. De grootste fellow traveler, Jean-Paul Sartre, verdedigde de gruwelen van het communisme in naam van een glorieuze toekomst. Camus verzette zich juist tegen deze marxistisch-hegeliaanse geschiedfilosofie, waarin tragische en moorddadige perioden zoals de Grote Terreur van Stalin (1936-1938) ‘etappes’ waren, die uiteindelijk zouden bijdragen aan een positief resultaat… Het humanisme van Camus accepteert beperkingen en grenzen, benadrukt Le Goff. “‘Vrijheid zonder grenzen is tirannie’, schreef hij. Je moet leren leven met het idee dat het leven niet af en tragisch is.”

In de toespraak die Camus hield bij zijn aanvaarding van de Nobelprijs in 1957, zegt hij: “Ongetwijfeld denkt elke generatie dat zij is voorbestemd om de wereld te verbeteren. Die van mij weet inmiddels dat dit er niet in zit. Maar haar taak is misschien nog wel veel groter: voorkomen dat de wereld uit elkaar valt.” “Het licht heeft altijd zijn schatten over mijn armoede uitgestort”, zal hij bij een heruitgave van zijn debuut Keer en tegenkeer schrijven. “Door de ellende verleerde ik te geloven dat alles in het leven en in de geschiedenis altijd even goed en heerlijk is; de zon leerde mij in te zien dat de geschiedenis niet altijd het laatste woord heeft. Als tegenwicht tegen mijn aangeboren onverschilligheid was ik genoodzaakt op de grens tussen ellende en zonlicht te leven.” https://www.trouw.nl/religie-filosofie/de-anderen-zijn-vergeten-camus-blijft-een-kompas~b27376d0/; https://www.trouw.nl/cultuur-media/zestig-jaar-na-camus-dood-is-zijn-werk-nog-springlevend~b80c02f8/

 

Herontdekking van Camus

Beide schrijvers in Trouw werden door Camus aangesproken toen ze hem ontdekten, soms vergaten en weer herontdekten. Zo is dat ook bij mij gegaan. Ik hoorde voor het eerst van hem op de HBS bij godsdienstles. Het ging over het existentialisme. Dat sprak mij niet erg aan, zoals ik in mijn artikel over Camus in nr 90 heb geschreven. Voor het vak Frans las ik De vreemdeling en La peste toen ik 14 of 15 jaar was. Twee van de zes titels van Camus. Ik heb er toen weinig van begrepen. Frans was mijn slechtste vak, steevast onvoldoende. Dat kwam ook omdat de Franse juf mij niet lag. Toch is het beeld van Dr Rieux, de nobele arts die zich inzette om levens te redden, mij altijd bijgebleven. En ook de absurditeit van het merkwaardige, zinloze leven van De vreemdeling, dat mij minder aansprak dan het leven van Dr Rieux. Zo’n drie jaar later las ik De mythe van Sisyphus en De mens in opstand, waarin Camus zelfmoord en (revolutionair) geweld verwierp en een geweldloze opstand tegen onrecht en onderdrukking verdedigde. Ook dat is mij bijgebleven.

Maar de vonk sloeg pas echt over bij de herontdekking van Camus, toen ik mijn artikel over euthanasie en suïcide schreef voor nr 90. Dit was een reactie op het laatste artikel van Wim Couwenberg en verwees naar Augustinus en Camus als filosofen die uitvoerig over suïcide hebben geschreven. Het boek van Robert de Luppé over Camus opende mijn ogen voor de diepgang van zijn werken. Ik ging toen al zijn romans, verhalen en essays lezen en enkele biografieën: de fotobiografie door zijn dochter Catherine, Ger Verrips’ Albert Camus, een leven tegen de leugen, de uitgebreide en veelgeprezen geautoriseerde biografie van Olivier Todd, die inzage kreeg in de nagelaten brieven en geschriften en de uitvoerige studie van F. O. van Gennep, Albert Camus: Een studie van zijn ethische denken, waarmee de auteur cum laude promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.

Behalve Nietzsche, Plato en Augustinus heeft geen denker me zozeer aangesproken als Camus, die aansluit bij deze filosofen. Daarnaast is hij geïnspireerd door Pascal, voorsocratische filosofen zoals Heraclitus, Griekse mythen en filosofische schrijvers zoals Tolstoi en Dostojewski, Melville en Kafka. Zij schreven over existentiële en sociale kwesties, zoals de zin van het leven, vrijheid en onderdrukking.

Waarom spreekt Camus nog steeds aan?

Waarom spreekt Camus mij nog steeds zo aan? Hoewel zijn werk te maken heeft met de grote problemen van de vorige eeuw, waarin de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog centraal staan, heeft zijn werk ook een tijdloos karakter. Het blijft relevant. Het snijdt problemen aan die van alle tijden zijn, zoals deze worden weergegeven door Griekse mythen en tragedies, Russische romans en de moderne existentiefilosofie van Nietzsche en Kierkegaard tot Jaspers en Sartre.

Zijn werk raakt het hart. Het geeft uitdrukking aan eerbied voor het leven in de zin van de ethiek van Albert Schweitzer en de inzet voor medemensen. Bij alle armoede en ellende in het absurde leven blijft Camus beschrijven hoe mooi het leven en de natuur is. Het is de moeite waard er iets van te maken en optimaal te genieten in ons sterfelijke leven, dat opeens kan eindigen, zoals hij zich bewust was door zijn ziekte. Hij geeft zijn ervaringen en het levensgevoel van de twintigste eeuw in lyrische en absurde beschrijvingen weer, die voor velen herkenbaar zijn. Ondanks alles blijft hij van het leven en de mensen houden, wat er ook gebeurt. Hij leidt een intens leven met een grote filosofische diepgang. Wat hij schrijft sluit aan bij wat recente en klassieke filosofen schreven over het leven, dat niet door abstracties kan worden weergegeven.

Camus is een schrijver die zichzelf niet zag als een intellectueel, maar als een levend, voelend, denkend en handelend mens die zich verzet tegen onrecht. Hij is meer een man van het hart, een intuïtieve, dichterlijke filosoof. Hij put zijn inspiratie niet op de eerste plaats uit het intellect, maar uit het leven en uit zijn inzet en liefde voor zijn medemensen. Hij is een echt mens onder de mensen, die ten volle mens wilde zijn. Niets menselijks is hem vreemd (Terentius). “Voila, un homme,” zei Napoleon tegen Goethe. Dat kan ook van Camus worden gezegd. Een oprecht mens, die het goede, het moreel juiste, wil doen, maar ook toegeeft aan andere drijfveren en zwakheden. In De val legt hij hiervan een bekentenis af, zoals Augustinus dit deed op zijn manier in zijn Belijdenissen. Hij wil intens leven zonder scrupules, maar volgt tevens zijn geweten. Dat maakt hem een man vol tegenstrijdigheden. Hij worstelt geregeld met zichzelf, maar kan ook diepgaand van het leven genieten. Hij zoekt de gezelligheid en saamhorigheid met zijn vrouw en kinderen, vrienden en vriendinnen, maar ook vaak de scheppende eenzaamheid, waarin hij zijn werken schrijft en zijn leven verwerkt. Het is fascinerend om te zien hoe zijn leven in zijn werken wordt weerspiegeld, waardoor zijn werk nog levensechter wordt.

Volgens Le Goff schrijft Camus ‘glashelder’. Soms tegen het cynische aan om zo de absurditeit van het bestaan weer te geven. Maar ook mooi, lyrisch en gevoelvol om de schoonheid van het leven en de natuur weer te geven. Dat past bij de huidige ecologische levensvisie. Hij heeft hart voor zijn medemensen en veroordeelt niemand. Ook de Duitsers niet in zijn Brief aan een Duitse soldaat, maar wel het fascisme en nationaal socialisme. Zoals hij ook het communisme veroordeelde, waarmee hij aanvankelijk sympathiseerde, maar niet de Russen. Hij was gekant tegen extremisme, excessen en geweld waarbij het doel de middelen heiligt. Ondanks zijn pacifisme en antimilitarisme kan gedoseerd geweld soms nodig zijn, zoals tegenover het nazisme. Menselijke waarden verloor hij daarbij niet uit het oog.

Er zijn tal van redenen waarom Camus vele mensen blijft aanspreken.De Berlijnse krant Tagesspiegel noemt hem een “vriend en kriticus van de mensheid; zijn werk is 50 jaar na zijn dood meer relevant dan ooit. Hij liet een substantieel maar onvoltooid werk na van uitzonderlijke kracht en schoonheid. Als schrijver, journalist, denker en toneelproducent was Camus een man met uitzonderlijke vitaliteit, een gepassioneerde verdediger van vrijheid, die zijn kunst in dienst stelde van de mensheid. Hij streed voortdurend tegen onderdrukking en exploitatie en stelde een waardig voorbeeld dat tegenwoordig nog steeds veelzeggend is.” De Duitse schrijver Günther Grass voegt hieraan toe: “Wat we vooral van Camus kunnen leren is zijn vastberadenheid in moeilijke tijden… Het is een houding die in onze tijd zelfs nog belangrijker is dan in de tijd van Camus in het aangezicht van de catestrofale neergang van de economie, wereldvrede, het milieu en zoveel andere gebieden” (Catherine Camus, omslag).

Dochter Catherine Camus. Voor interview met haar bij de honderste geboortedag van haar vader zie: https://www.welt.de/kultur/literarischewelt/article121608724/Am-Ende-gewinnt-doch-immer-das-Leben.html

 

Verzet tegen exploitatie en onderdrukking

Zoals hij in La peste beschrijft, verzette hij zich tegen de pest die het zinnebeeld is van onrecht en onderdrukking en eigenlijk de oorlogssituatie beschrijft waarin het boek is geschreven. Al is de pest verdwenen, onze weerstand tegen andere besmettelijke ziekten en misstanden laat te wensen over. Onze westerse welvaart berust deels op overexploitatie van de natuur en andere levende wezens. De mensheid gedraagt zich in zeker opzicht als een rattenplaag of een sprinkhanenplaag die de aarde kaal vreet. De welvaart is volgens velen onrechtvaardig verdeeld. De ongelijkheid neemt toe, hetgeen maatschappelijke tegenstellingen en conflicten met zich meebrengt.

In niet-westerse landen lijken de conflicten nog groter. Daar zien we nog meer exploitatie van de bevolking door een corrupte bovenlaag en schending van mensenrechen in dictaturen en instabiele democratieën, zoals in het Algerije van Camus. ‘Het volk’ roert zich vaak, maar integere leiders zijn zeldzaam. Ideologieën hebben afgedaan. Er is geen heilsleer meer. Toch tiert het neoliberalisme welig, maar het lijkt steeds meer door de mand te vallen, mede vanwege toenemende van maatschappelijke tegenstellingen en problemen die niet worden opgelost.

Onder het koloniale bewind was de situatie in het Algerije van Camus mogelijk erger. De welvaart is inmiddels toegenomen door de olie maar ongelijk verdeeld en komt vooral ten gunste van de machthebbers. De opstanden in Noord Afrika tijdens de ‘Arabische lente’ enkele jaren geleden lijken eerder te hebben geleid tot militaire dictaturen dan tot meer democratie. ‘Wel verkiezingen, geen democratie’, luidde de kop van een recent artikel in de NRC van 11 dec. j.l., over opposanten die gevangen worden gezet. Camus werd indertijd uit Algiers verbannen en moest zijn kritische Algerijnse krant stopzetten. Het Algerijnse bevrijdingsfront uit de tijd van Camus heeft de koloniale bovenlaag verdreven om plaats te laten maken voor Algerijnse machthebbers. In veel andere landen is het niet wezenlijk anders.

De democratische en humane maatschappij die Camus voor ogen stond, is vaak nog ver te zoeken. Landen en steden worden niet meer belaagd door de pest, maar er zijn nog misstanden te over. Mensen hebben er nog steeds moeite mee in vrede met elkaar samen te leven en onderlinge verschillen te tolereren. Als er geld te verdienen valt wijken vrome idealen. Veel mensen hebben ook de neiging hun visie door te drukken ten koste van anderen.

Het ging Camus niet om een ideologie, waarbij het doel de middelen heiligt. Veeleer om een levenshouding van permanent geweldloos verzet tegen wantoestanden. Het ging hem om een onophoudelijk streven naar verbetering van het lot van lijdende  medemensen, zoals in La peste. Zijn ethische levensvisie had een menselijke intentie, geen ideologische richting. Dat laatste werd hem kwalijk genomen door linkse en rechtse intellectuelen, die zijn ideologisch onduidelijke positie bestreden. Ook over zijn stellingname tegen de doodstraf voor oorlogsmisdadigers, omdat hij de doodstraf categorisch afwees, werd vaak anders gedacht.

Typerend voor Camus is de tendens om tegenstellingen te verzoenen vanuit principiële menselijke waarden en verzet tegen onrecht. Zo probeerde hij ook Frankrijk met Algerije te verzoenen en in Algerije de Franse minderheid met de Arabische meerderheid, ook omdat zijn familie er woonde. Zijn verzoeningspoging bleek niet realistisch. Hij verzette zich niet tegen een groep die niet de zijne was, maar tegen onrecht en het absurde bestaan in het algemeen, ook het onrecht van zijn eigen groepering, de Franse Algerijnen en de linkse intellectuelen. Hij omarmde de wereld, de mensheid, de natuur en de vrouwen die hij liefhad. Hij streefde naar het onmogelijke, faalde voortdurend, ook in zijn eigen ogen, maar bleef dapper doorgaan tot zijn onverwachte dood een einde maakte aan zijn moeilijke positie met onmogelijke doelstellingen.

 

Multiculturele achtergrond

Camus groeide op in een multiculturele samenleving in Algiers met een dominante Franse minderheid, een grote meerderheid van arme ongeletterde islamitische Arabieren, die werden geregeerd door een elite van koloniale machthebbers. Daarnaast waren er Joden, Spanjaarden, Italianen en Grieken. De moeder van Camus was van Spaanse afkomst (Menorca bij Mallorca). Zijn vader stamde uit de Elzas. Wij leven nu in een multiculturele samenleving die anders is dan die van Camus. Islamitische bevolkingsgroepen vormen bij ons een minderheid. Hoewel onze tijd verschilt van de zijne, blijft de visie van Camus van vreedzaam en verdraagzaam samenleven van verschillende bevolkingsgroepen relevant. In zijn tijd steeds werd deze visie overstemd door gewelddadige polarisatie en de roep om revolutie. In onze tijd zien we ook een toenemende polarisatie en staat de tolerantie onder druk.

De visie van Camus tolereert echter geen misstanden en onrechtvaardigheid. Onrecht, geweld en onderdrukking wees hij af. Als journalist beschreef hij misstanden onder de Arabische bevolking en kwam hij voor hen op, hoewel hij vooral omging met Franse Algerijnen. Er was toen weinig intercultureel contact, hoewel de bevolkinggroepen naast elkaar woonden in dezelfde arbeiderswijk, waar Camus is opgroeid. Deze multiculturele arbeidersachtergrond heeft Camus mede gevormd. Hij heeft er wel enige afstand van genomen, maar zich er niet van vervreemd en gedistantieerd toen hij ging studeren, hogerop kwam, en er een andere wereld voor hem open ging. Ook niet toen hij als voormalige volksjongen tot de intellectuele en culturele elite ging behoren.

 

De Algerijnse opstand

“Camus is de eerste journalist van formaat, die zowel in 1939 in de Alger Républicain als in 1945 in Combat, uitvoerig gedocumenteerd heeft gewezen op de bestaande situatie. Hij wist van het opkomend nationalisme, van de racistische vooroordelen… De verhoudingen zijn in zoverre koloniaal dat in 1957 slechts 19% van de mohammedaanse kinderen naar school gaat, één miljoen Arabieren ondervoed zijn, negentiende van het jaarinkomen van het land naar de Europese bevolking gaat… “Regeren is stelen’, laat hij Caligula zeggen.”

Het onrecht laat hij cynisch zien in De vreemdeling: het doden van een Arabier is minder erg dan de gevoelloosheid van de hoofdpersoon tegenover zijn moeder. Het absurde gerecht meet met twee maten, namelijk voor Fransen en Algerijnen, terwijl Camus ook opkomt voor de Arabieren, zoals blijkt uit zijn artikelen over Algerije. Klassejustitie is niet zijn visie, zoals sommigen menen.

“Hij constateert hoe het voortgezette kolonialistische systeem, de verbroken beloften, de vervalste verkiezingsuitslagen, de verregaande onrechtvaardigheid in de agrarische verhoudingen, de beledigende en vernederende voogdij der Fransen over de Algerijnen deze situatie in de hand hebben gewerkt.” Als we het eerdergenoemde artikel ‘Wel verkiezingen, geen democratie’ in de NRC van 11 dec. j.l. erop naslaan, lijkt de situatie onder de huidige machthebbers niet heel veel beter en anders. Alsof zij niet alleen de macht maar ook veel van het systeem hebben overgenomen. Het orkest kreeg een andere dirigent maar het repertoire lijkt niet wezenlijk veranderd.

“De inhoud van Camus’ artikelen over Algerië is een niet aflatend pleidooi voor begrip aan beide zijden en een waarschuwing tegen de bijzonder gevaarlijke kanten van de Algerijnse opstand… Het toenemend extremisme aan beide zijden doet Camus besluiten zich voorlopig niet meer uit te spreken… ‘Ik keur niets goed van wat men zowel links als rechts zegt’... Camus heeft gezwegen om de tegenstellingen niet nog meer uit te vergroten… in zijn pogingen aan alle partijen recht te doen” (Van Gennep, p 220-27). Bovenal was hij tegen geweld en wreedheden van beide kanten. Zijn poging tot verzoening bleek vergeefs. De onafhankelijkheid van Algerije bleek onafwendbaar.

Zijn betrokkenheid en standpunt werd mede bepaald door het feit dat zijn moeder en zijn familie er woonden. Hij voelde zich verbonden met het Algerije omdat hij er geboren en opgegroeid is, als kind van dat land. Zijn essays en verhalen geven uiting aan een concrete, maar ook haast mystieke, liefde voor het koninkrijk van zijn jeugd. Daarin kon hij zich één voelen met de alom aanwezige natuur, de eeuwig bruisende innemende zee en de overslepende zon, die gelijkelijk schijnt voor allen. Ondanks alle misstanden die hij later ontdekte, bleef Algerije voor hem een land waarin uiteenlopende mensen in vrede konden leven. De armoede, de uitbuiting en de ongelijke verdeling van de welvaart zou dan door geweldloze sociale hervormingen kunnen verbeteren.

 

Religieuze achtergrond

Camus heeft zo goed als geen religieuze opvoeding gehad. Hij heeft zich verdiept in de Griekse filosofie en de christelijke religie, maar niet in de islamitische godsdienst van de meerderheid van zijn landgenoten. Bij hen leek de godsdienst geen grote rol te spelen, net zomin als bij de meeste Franse Algerijnen. Zijn religieuze affiniteit heeft hij als volgt gekenschetst: “Ik geloof weliswaar niet in God, maar dat betekent niet dat ik een atheïst ben’… Hij was geïnteresseerd in de dialoog tussen gelovigen en ongelovigen en hij discussieerde over religie met pater A.” (Todd, p 356). Hij was bevriend met verschillende paters, onder hen een jeugdvriend die koos voor het kloosterleven en Pater Bruckberger, met wie hij in het verzet zat. Pater Paneloux in La peste, die samen met Dr. Rieux de pest bestreed, is hierop geïnspireerd, hoewel Bruckberger wellicht meer vrijzinnig was.

Camus was niet geïnteresseerd in dogmatische religie, wel in religieuze ervaringen en symboliek. Zijn werken zijn ‘doordesemd’ met mythische, heidense en christelijke religieuze symboliek. Sommige titels roepen bijbelse associaties op: De (zonde)val, De bruiloft, de verdrijving uit het koninkrijk (Koninkrijk en ballingschap) en La peste eindigt met het ideaal van een heilige zonder God. Deze symboliek, neemt in sommige werken, zoals De zomer, de vorm aan van een soort natuurmystiek. Hij verbindt zijn aardse spirituele visie met sociale rechtvaardigheid en aardse bevrijding en verlossing van verdrukking en onrecht, zoals in de joods-christelijke religie vaker het geval is geweest en door het socialisme is overgenomen. Ook dit maakt zijn werk fascinerend, zoals onder meer theoloog van Gennep laat zien in zijn eerdergenoemde proefschrift.

Camus leek zich vaak een roepende in de Algerijnse woestijn te voelen in zijn tijd waarin polarisatie, nationalisme, wederzijdse discriminatie en onderlinge strijd gewelddadige vormen aannamen voorafgaand aan de Algerijnse onafhankelijkheid. Zijn visie van vreedzaam samenleven van verschillende bevolkingsgroepen blijft echter ook in onze tijd van polarisatie relevant. De Franse Algerijnen werden vreemdelingen in hun eigen land en trokken en masse naar Frankrijk.

In een samenleving met veel diversiteit is behoefte aan universele waarden, die verschillende groepen kunnen aanspreken en een dialoog mogelijk maken. Dit is misschien een reden waarom het werk van Camus overal op de wereld zoveel mensen aanspreekt. Hij zocht naar de wortels van onze cultuur bij de oude Grieken, die ook leefden in een tijd van toenemend intercultureel contact, en zochten naar een universele visie en algemeen geldige waarheden, waarden en maatstaven (Zie J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur). Camus liet zich inspireren door Griekse en christelijke waarden als gerechtigheid, naastenliefde en solidariteit. Door zich te verdiepen in zijn eigen wortels hoefde hij zich niet af te zetten tegen andere bevolkingsgroepen en culturen, waarmee hij juist in dialoog wilde gaan. Hij stond kritisch tegenover onverdraagzame totalitaire regimes, die geen ruimte boden voor een dialoog in verscheidenheid en vrijheid van visie. Mede door zijn beroep op algemeen menselijke waarden, zoals solidariteit en opkomen voor de verdrukten, werd zijn werk wereldliteratuur, die velen blijft inspireren.

Verdere typering van Camus

Aan bovenstaande typering valt het volgende toe te voegen. Camus verenigde in zijn persoon verschillende tegenpolen. De fotobiografie van zijn dochter Catherine noemt hem Solitair en solidair. Hoewel hij vaak omgeven was door vrienden en vooral ook vriendinnen, leefde hij ook vaak op zichzelf, bijna als monnik of kluizenaar. “Sommige brieven ondertekende hij met ‘Broeder Albert O.D’. (Orde der Dominicanen). Het geregelde leven en veel voldoening over vorderingen met het schrijven stemden hem tevreden met zijn monnikkenbestaan” (Verrips, p 163). Dat kwam ten goede aan zijn gezondheid en was soms noodzakelijk voor hem als tuberculosepatiënt.

Hij leefde met de dood voor ogen en het perspectief dat hij niet oud zou worden en heeft het leven inclusief de dood diepgaand aanvaard in al zijn absurditeit. Dit verklaart wellicht zijn levenshouding om het leven serieus te nemen en er tegelijk zoveel mogelijk van te genieten en zich in te zetten voor het leven van anderen, in het bijzonder voor ter dood veroordeelden. Hij heeft ervoor gezorgd dat velen gratie hebben gekregen door brieven naar de president en de premier te schrijven. Bij president De Gaulle, die hij persoonlijk had ontmoet als Nobelprijswinnaar, sorteerde dat effect.

Behalve een solitaire schrijver en journalist was hij ook een succesvol theaterdirecteur en regisseur, omringd door acteurs en actrices, met wie hij diverse verhoudingen heeft gehad. Onder meer met zijn grote liefdes, de actrices Maria Casarès en Catherine Sellers. Dat gaf spanningen met zijn vrouw, die hem altijd trouw gebleven is en hij op zijn manier ook aan haar. Hij wilde niet scheiden en bleef op zijn manier ook van haar houden als zijn vrouw, maar noemde haar ook zijn zus, omdat zij veel gemeen hadden. Zijn vrouw zag dat wellicht anders. Camus was een man met een groot hart die van vele mensen en van meer dan één vrouw hield. Daarover schrijft hij uitgebreid in zijn bekentenis in De val. Een oprechte en tevens hypocriete monoloog die verwijst naar het christendom en ook een bekentenis is aan zijn vrouw, die zijn biecht anders begrepen zal hebben dan andere lezers.

Camus had een complex, gepassioneerd maar ook een tragisch liefdeleven vol verwikkelingen, vriendschappen en liefdesrelaties met verschillende vrouwen van wie hij tegelijk ook op zijn manier bleef houden. Zijn relaties behoren tot de meest complexe aspecten van zijn roerige leven. Hij wilde de vrouw(en) van wie hij hield niet kwetsen, maar deed dat wel. Zijn vrouw heeft er erg onder geleden en ook hijzelf. Zij werd depressief door zijn ontrouw en kreeg suicidale neigingen waardoor zij uit het raam sprong van de inrichting waarin zij was opgenomen. In feite slaat de titel van het boek De val, ook op deze val en op zijn zondeval en de zonden die hij opbiecht. “Albert’s feelings for his wife remained complex and he mentioned in a letter to her cousin Nicole Chaperton how he was moved by the generosity of Francine, ‘whom I never stopped loving in my bad way’… He said that Francine had ‘forgiven’ him.”(Todd, p 342-47, 373, Verrips, p. 150).

Albert en Francine Camus https://actualites.mytoc.fr/evenements/elle-l-a-toujours-aime

Dochter Catherine Camus schreef haar fotobiografie omdat “mijn kinderen en kleinkinderen, mijn neefjes en nicht hem niet kennen… Ik wilde deze warme, belangstellende man, zijn lach, zijn frivoliteit, zijn edelmoedigheid herontdekken en tonen wie Albert Camus was.” Biograaf Olivier Todd, die zijn biografie niet heeft geschreven als heiligenleven, schrijft dat Camus ook bruusk en onaardig kon zijn, maar meestal begripvol en vriendelijk was. “Hij was kwetsbaar en trouw in vriendschap en liefde, ondanks zijn vele affaires… Grote werken zijn niet gebaseerd op haat en afgunst. Wie werkelijk schept verzoent zich met mensen…” (Todd, laatste pagina).

 

Bibliografie met typerende titels

Er valt aan deze algemene typering nog veel toe te voegen. Dat kan het beste aan de hand van zijn werken. De titels zijn vaak typerend. Zijn doctoraalscriptie Néo-Platonisme et Pensée Chrétienne: Plotin et Saint Augustin (1936) beschrijft vroege inspiratiebronnen en zijn voorkeur voor de Griekse visie. Zijn eerste toneelwerk is Révolte dans les Asturies (1936). Het woord revolte kenmerkt zijn werk, niet alleen L’homme révolté, De mens in opstand.

Daarna verscheen L’ envers et l’endroit (1937), vertaald als Keer en tegenkeer, in het Engelsals Betwixt and Between, in de fotobiografie van zijn dochter als Back and Front. A l’ envers betekent averechts, verkeerd, omgekeerd, binnenstebuiten, ondersteboven, het onderste naar boven gekeerd, achterstevoren, verward, onthutst, in de war. L’endroit betekent zoiets als ergens, een plek, of de goede kant. Je kunt iets dus van de goede kant, maar ook van de andere kant of de keerzijde bekijken. Dit typeert Camus, die het niet eens was met extreme meningen, maar in de oorlog wel de goed kant koos. Hij was niet altijd even zeker van zichzelf en van wat hij schreef. Vaak was hij ook een dissident die iets van een andere kant bekeek.

Bruiloft (1938) bevat lyrische essays over zijn geboorteland Algerije met gevoelvolle natuurbeschrijvingen en toont zijn liefde voor de natuur, waarin hij zich voelt opgenomen door een huwelijk van mens en natuur, zon en zee, hemel en aarde. Zijn eerste, pas later uitgegeven roman De gelukkige dood uit die tijd typeert zijn streven om te leven vanuit een dieper bewustzijn voorbij dood en leven, van waaruit hij vrede kon hebben met het leven en de dood. Dat boek wordt beschouwd als een voorloper van zijn eerste bestseller De vreemdeling (1942). Deze titel typeert Camus als vreemdeling die ontheemd en tevens thuis is in verschillende landen en culturen, nl. de Franse en de Algerijnse. Het geeft ook het absurde levensgevoel weer dat het onderwerp is van de roman en typerend is voor de oorlog en de tijd daarvoor en daarna.

De mythe van Sisyphus (1942) geeft behalve de betrekkelijke zingeving aan het absurde leven het mythische, filosofische karakter van zijn werk weer en zijn achting voor antieke helden. Hij heeft ook een (hoofd)stuk gewijd aan Prometheus in De zomer.

Brieven aan een Duitse vriend (1945) laat zien dat hij tegenstanders als mens niet veroordeelt, ook al hebben ze een andere nationaliteit of andere opvattingen die hij verwerpt. Camus heeft het niet gemunt op medemensen, maar op ideologieën, die hij verwerpelijk vindt als deze de menselijkheid aantasten en misdaden tegen de menselijkheid begaan.

Zijn toneelstuk Het misverstand (1945) geeft een onderwerp weer dat ook typerend is voor zijn leven en werk, dat vaak niet goed begrepen is en tot misverstanden leidde. In het stuk leidde een fataal misverstand tot moord. Dat geldt ook voor verkeerde ideeën en ideologieën, die hij bestreed. Het absurde toneelstuk Caligula (1945) verwijst naar de Romeinse keizer die leed aan perverse, waanzinnige machtswellust. Het laat de verwerpelijkheid en betrekkelijkheid daarvan zien en verwijst ook zijdelings naar Hitler.

La peste (1947) is al uitvoerig toegelicht. Het symboliseert de oorlogssituatie. Camus overwoog ook de titel Terror volgens Todd. Het toneelstuk L’ état de siège, De staat van beleg (1950) gaat over de Spaanse dictatuur van Franco waar Camus een fel tegenstander van was, zoals van alle totalitaire dictaturen. Les Justes, De rechtvaardigen (1950) geeft een leidend thema en principe in zijn leven en werk weer: rechtvaardigheid. Dat geldt vooral ook voor De mens in opstand (1951), dat reeds is toegelicht, ook in mijn artikel in Civis Mundi nr 89.

De zomer (1954) bevat lyrische en zonnige essays over zijn geboorteland Algerije, over de zon en de zee en de overstelpende, maar ook onbarmhartige natuur. Het laat de zonnige kant van het leven zien, maar ook de dood als de keerzijde. De titel van De val is al toegelicht, evenals L’exil et le royaume, Koninkrijk en ballingschap (1957), opgedragen aan zijn vrouw Francine, die uit Oran komt. Het gaat eveneens gaat over zijn dierbare geboorteland Algerije dat hij noodgedwongen moest verlaten.

Réflexions sur la guillotine (1957)is geschreven tegen de doodstraf, waar hij een principieel tegenstander van was op grond van zijn menselijke waarden en eerbied voor het leven. Discours de Suede (1957) bevat zijn lezingen bij de Nobelprijs. Actuelles I, II en III bevat een aantal artikelen voor kranten en tijdschriften over actuele onderwerpen en geeft een selectie uit zijn journalistieke werk weer. Deel 1 (1948) bevat De getuige van de vrijheid, De ongelovige en de christenen en Waarom Spanje?; deel 2 (1953) bevat de polemiek met Sarte c.s. over De mens in opstand; deel 3 (1958) bevat de Algerijnse kroniek.

De eerste man (1994) is zijn laatste postuum verschenen autobiografische roman, waarvan de titel reeds is toegelicht. Hij gaat op zoek naar informatie omtrent zijn gesneuvelde vader en komt bij zichzelf terecht.

De vreemdeling, De mythe van Sisyphus, De gelukkige dood, De pest en De mens in opstand zijn reeds besproken in Civis mundi nr 89. Daar valt nog veel aan toe te voegen. De volgende delen van dit artikel gaan vooral over de andere werken, om te beginnen De eerste man. Die gaat over zijn jeugd, achtergrond, onderwijs en opvoeding en is volgens sommigen zijn meest ontroerende werk.

Camus with Michel Gallimard 

Camus met Michel Gallimard

Chronologisch overzicht van de belangrijkste personen in het leven van Camus

Deze gegevens zijn hoofzakelijk gebaseerd op de biografie van Olivier Todd en op te zoeken via het register. Er zijn uiteraard veel meer mensen belangrijk geweest in zijn leven. Vooral naar deze personen wordt het meest verwezen. Zij geven tevens een overzicht  van zijn leven en werk als schrijver, journalist, redacteur, toneelregisseur en charmeur, die een haast onweerstaanbare charme leek te hebben.

 

Familie en jeugdvrienden

Vader Lucien Camus (1885-1914), werkte op een wijnboerderij als een soort opzichter en sneuvelde aan de Marne toen Albert 11 maanden oud was.

Moeder Catherine Hélène Camus-Sintès, kon niet lezen en schrijven, deed ongeschoold werk. Was erg zwijgzaam vanwege een spraakgebrek door hersenletsel. Overleed 9 maanden nadat haar zoon was verongelukt op 76 jarige leeftijd.

Grootmoeder Catherine Sintès, onbetwist hoofd van de huishouding en de opvoeding.

Broer Lucien Camus, twee jaar ouder. Sliep naast Albert, die als jongere later enige tijd bij hem inwoonde.

Oom Etiènne Sintès, woonde in bij het gezin, maakte kuipen en had ook een hoor- en spraakgebrek. Albert ging geregeld met hem zwemmen en op jacht.

Jeugdvriend Pierre Fassina, met wie hij voetbalde, tenniste en naar school ging, ook naar het lyceum.

Onderwijzer Louis Germain, een soort plaatsvervangend vader. Zorgde dat Camus als uitblinkende leerling naar het lyceum kon gaan.

Filosofiedocent en schrijver Jean Grenier, 15 jaar ouder, eveneens een soort plaatsvervangend vader. Heeft grote invloed gehad op Camus als schrijver, filosoof en was levenslang één van zijn beste vrienden.

Schoolvriend Georges Didier, overtuigd katholiek, werd later Jezuït. Wekte bij Albert interesse voor religie en ethiek.

Schoolvriend Claude de Fréminville, medestudent en geestverwant, was politiek actief als communist en publicist.

Oom Gustave Acault. Camus woonde als student enige tijd bij hem en zijn vrouw om te herstellen van tuberculose. Hij was als een vaderfiguur voor hem en was een betrekkelijk welgestelde vrijdenker, vrijmetselaar en boekenliefhebber. Liet bij Albert geen meisjes toe op zijn kamer, dat gold met name voor de verleidelijke Simone Hié.

 Image result for jean grenier

Camus met zijn vriend en voormalig docent Jean Grenier

Vrienden en vriendinnen

Eerste vrouw Simone Hié. Was aan morfine verslaafd vanwege menstruatiepijnen. Ze trouwden in 1934, zij 19 jaar en Albert 20 jaar oud, en scheidden 2 jaar later, toen Simone een verhouding met haar arts bleek te hebben van wie ze morfine kreeg. Albert was ook niet trouw. Hij bleef later incidenteel corresponderen met haar moeder, die arts was.

Vriendinnen en medestudenten Marguerite Dobrenn en Jeanne Sicard, medeauteur van zijn eerste toneelstuk Révolte dans les Asturies (1936), twee onafscheidelijke, ontwikkelde en geëmancipeerde vrouwen, die zich niet lieten verleiden. Hij woonde enige tijd met hen en Christiane Galindo in hun ‘huis tegenover de wereld’, beschreven in De gelukkige dood.

Vriendinnen Christiane Galindo, Lucette Meurer en Yvonne Duncailar met wie hij liefdesrelaties had. Ze tikten ook zijn manuscripten.

Vriend Pierre Galindo, stond enigszins model voor De vreemdeling.

Vriend Charles Poncet, leidende figuurvan de anti-fascistische Amsterdan-Pleyel beweging in Algiers.

Tweede vrouw Francine Fauré. Pianiste en wiskundige, een ingetogen schoonheid. Camus werd  verliefd op haar in 1937. Ze liet zich niet meteen verleiden. Ze trouwden in 1940. Dat had hij haar beloofd, toen hij vertrok naar Parijs. Werden in de oorlog van elkaar gescheiden, toen zij in het niet bezette Algerije verbleef. Dat was een hoofdthema in La peste. Na hun hereninging in 1944 kregen zij het jaar daarop een tweeling. In de oorlog betreurde Camus het dat hij door de afwezigheid van zijn vrouw geen kinderen kon krijgen. Hun relatie was gecompliceerd, mede vanwege de ontrouw van Camus en de bemoeienis van haar moeder en twee zussen. Ze hadden ondanks alles een diepe, affectieve band en wilden niet scheiden.

 

https://www.intellectualtakeout.org/blog/camus-and-sartre-how-communism-drove-them-apart

Bevriende schrijvers en uitgevers

Schrijver en journalist Pascal Pia, vanaf 1938 mederedacteur bij de kranten Alger Républicain en Le Soir Républicain, Paris-Soir en de verzetskrant Combat. Pia vond werk voor Camus in Parijs bij Paris-Soir in 1940. Francine ging niet met hem mee, maar kwam later toen ze trouwden. Hij droeg De mythe van Sisyphus op aan Pascal Pia. Het kwam tot een breuk met hem toen Combat werd opgeheven in 1947. Vermoedelijk omdat Pia koos voor een persagentschap met de Gaullisten of vanwege geruchten dat hij Combat aan hen zou willen verkopen.

Schrijver André Malraux. Camus werd als journalist en schrijver door hem geïnspireerd en ontmoette hem in Parijs in 1940. Dankzij aanbevelingen van Malraux werd De vreemdeling gepubliceerd door Gaston Gallimard. Toen Malraux onder De Gaulle minister van cultuur werd, kreeg Camus via hem subsidie voor theaterproducties.

Schrijver André Gide. Camus bewoonde tijdens de oorlog een kamer in het appartement van Gide, die betrokken was bij het verzet. Met Malraux was hij één van de eerste linkse critici van het communisme.

Jean-Paul Sartre. Camus recenseerde in 1938 en 1939 zijn boeken La nausée en Le mur voor L’Alger Républicain. Van meet af aan had hij bezwaren tegen zijn existentialistische visie, ondanks een zekere verwantschap. Daarna heeft hij geen boeken van Sartre meer besproken. Camus heeft zich nooit een existentialist genoemd. Hij nodigde Sartre in de oorlog uit om voor Combat te schrijven en lunchte later bijna wekelijks met hem en Simone de Beauvoir. Na de negatieve recensies van De mens in opstand in Le Temps Modernes, de krant van Sartre, kwam het tot een polemiek en een breuk, omdat Camus zich expliciet keerde tegen geweld en revolutie en het communisme. Sartre liet zich wel lovend uit over de romans van Camus, die meer succesvol waren dan de zijne.

Simone de Beauvoir voelde zich aanvankelijk gecharmeerd door Camus, maar de liefde was niet wederzijds. Hoofdpersoon Henri in De mandarijen is op Camus gebaseerd, maar komt op belangrijke punten niet met hem overeen. Francine Camus voelde zich niet erg op haar gemak bij Sartre en Simone.

Uitgever Gaston Gallimard, uitgever van de boeken van Camus en werkgever. Camus werkte er tot zijn dood als ‘lecteur’ en redacteur. Camus was bevriend met de hele familie Gallimard.

Uitgever Michel Gallimard, neef van Gaston. Met zijn vrouw Janine behoorde hij tot de beste vrienden van Camus. De twee vrienden overleden bij hetzelfde auto-ongeluk.

Schrijver Jean Paulhan, collega-redacteur bij Gallimard, medeverantwoordelijk voor de publicatie van de boeken van Camus.

Secretaresse Suzanne Agnely-Labiche, verzorgde zijn omvangrijke correspondentie op toegewijde wijze en was op de hoogte van al zijn afspraken, die haar soms in ‘onhoudbare situaties’ brachten.

Dichter René Char, verzetstrijder, één van zijn beste vrienden, die hem in contact bracht met apotheker Urbain Polge en zijn  vrouw en kinderen, met wie het gezin Camus bevriend raakte toen hij in de omgeving van Avignon verbleef.

Pater Bruckberger, mede-verzetstrijder. Stond mede model voor pater Paneloux van La peste, maar was meer vrijzinnig.

 Image result for catherine sintes"

Maria Casares en Albert Camus

Liefdesrelaties

Actrice Maria Casarès, zijn grote liefde. Speelde vanaf 1944 hoofdrollen in toneelstukken van Camus, die blijvende indruk op haar maakte. Ze was negen jaar jonger.  Was met haar vader, die minister was, uit Spanje gevlucht toen Franco aan de macht kwam. Zij was meer gepassioneerd en uitbundig dan de wat meer gereserveerde en onzekere Francine. Toen Francine enkele maanden later kwam, werd zij zwanger. Hoewel Camus in zijn dagboek schreef “80% van menselijke liefdes zijn niet bestand tegen 5 jaar scheiding” (Todd, p 210), koos hij toch voor haar en trok Maria zich terug. De relatie werd hervat toen hij haar in 1948 weer ontmoette. Het kwam weer tot een verwijdering toen Francine wegens depressieve klachten en suïcidale neigingen werd opgenomen. Ze bleven corresponderen. Dochter Catherine heeft hun ruim 650 (liefdes)brieven gepubliceerd: 1200 blz.

Actrice Catherine Sellers speelde vanaf 1956 hoofdrollen in stukken van Camus in plaats van Maria Casarès, om Francine te ontzien. Ze was toen 25 jaar en bewonderde Camus als schrijver en regisseur. Ze was een onderlegde actrice, afgestudeerd in Engelse literatuur. Francine tolereerde deze relatie, zoals ze ook deed met zijn andere voor haar onverdraaglijke relaties.

Nawoord

Francine Camus overleed bijna twintig jaar na haar man en werd naast hem begraven. Ze heeft zich als volgt uitgesproken over Albert tegenover zijn vriend en voormalig docent Jean Grenier: “Als er een boek wordt geschreven over Albert Camus, zou men het Passion de la liberté moeten noemen; hij verdroeg het niet gebonden te zijn... Maar toen ik hem voorstelde dat hij zijn vrijheid zou hernemen, heeft hij dat aanbod niet aangenomen. Albert was zeer zelfstandig en gesloten… Hij was een uniek wezen, onvervangbaar, het enige wat ik wil is dat hij er nog was.” (Verrips, p 169).

“De allerlaatste dagboeknotitie die Camus heeft nagelaten bevat een ontboezemende bezinnig op zijn liefdes… Het is waar dat ik juist op dit moment behoefte heb aan de saamhorigheid die jij mij hebt gegeven… Ik weet dat ik alles heb gedaan om je van me te verwijderen. Zodra een wezen zich aan mij hechtte, heb ik in mijn hele leven alles gedaan om haar te doen terugdeinzen. Ik ben natuurlijk ongeschikt om me te binden… Het eerste wezen dat ik heb liefgehad en aan wie ik trouw was, is mij ontsnapt in de verslaving, in het verraad [zijn eerste vrouw]. Misschien zijn veel dingen daaruit voortgekomen, door ijdelheid, door angst om weer te lijden… Maar op mijn beurt ben ik sinds die tijd aan allen ontsnapt en heb ik op een bepaalde manier dat ontsnappen gewild… Je bent me tot op zekere hoogte dus toch ontglipt… Ik beschuldig mezelf soms niet in staat te zijn tot liefhebben. Misschien is dat waar, maar ik ben in staat geweest enkele wezens uit te verkiezen en voor hen, trouw, het beste van mijzelf te bewaren, wat zij ook deden” (Verrips, p 151). Het klinkt tegelijk als zijn vorm van onvoorwaardelijke liefde en een schuldbekentenis, die doet denken aan De val.

Wordt vervolgd

In volgende delen volgen samenvattingen en besprekingen van zijn minder bekende werken. De vreemdeling, De gelukkige dood, De mythe van Sisyphus De pest en De mens in opstand zijn al besproken in Civis Mundi nr 91.

Deel 2 betreft de onvoltooide laatste roman over zijn jeugd De eerste man (1993).

Deel 3 gaat over zijn vroege essays Keer en tegenkeer (1936) en Bruiloft (1938)

Deel 4 betreft Néo-Platonisme et Pensée Chrétienne: Plotin et Saint Augustin (1936), de invloed van de antieke filosofie, het vroege christendom en zijn docent Jean Grenier

Deel 5 gaat over zijn latere essays De zomer (1954)

Deel 6 betreft zijn bundel verhalen Koninkrijk en ballingschap (1957).