Leven en werk van Albert Camus
Deel 3A: De invloed van zijn vriend en docent Jean Grenier

Civis Mundi Digitaal #95

door Piet Ransijn

 

Voorafgaand aan de bespreking van de essays van Camus volgt hier een bespreking van de invloed van zijn vriend en vroegere docent Jean Grenier. Dit is van belang om de essays van Camus beter te begrijpen. Deze komen aan de orde komen in volgende delen van deze serie over Camus,. Deel 4 gaat over zijn vroege essays in Keer en tegenkeer en deel 5 over de daaropvolgende bundel essays Bruiloft. Deel 6 en 7 gaan vervolgens over zijn minder bekende filosofische doctoraalscriptie over Plotinos en Augustinus Neoplatonisme en vroegchristelijk denken. Deel 8 over zijn latere essaysbundel De zomer en deel 9 over zijn verhalenbundel Koninkrijk en ballingschap. In al deze werken is de invloed van Grenier merkbaar.

Van alle schrijvers die hij las, is Camus het meest beïnvloed door de betrekkelijk onbekende Jean Grenier (1898-1971), zijn 15 jaar oudere filosofiedocent met wie hij zijn leven lang bevriend bleef. Ook Francine, de vrouw van Camus, kon goed opschieten met Grenier. Hij is als een van de weinige vrienden bij de jonge Camus op bezoek geweest in het ouderlijk huis en heeft ook zijn moeder gekend. Boeken van hem zijn uitgegeven bij de uitgever en werkgever van Camus. Verder is Grenier afkomstig uit het dorp waar de vader van Camus begraven ligt en schreef hij een boekje over Lourmarin in de Provence, waar Camus de laatste jaren van zijn leven ging wonen. Zo zijn er diverse raakpunten met het leven van Camus, afgezien van de literaire en filosofische verwantschap.

Om het werk van Camus beter te begrijpen is het van belang op de filosofische visie van Grenier in te gaan. Het voert hier te ver om ook uitgebreid op de invloed van andere schrijvers in te gaan, die Camus hebben beïnvloed. Overeenkomsten en invloeden van de visie van Grenier zijn bij Camus herkenbaar. Maar dan is het wel zaak Grenier’s visie samen te vatten, waardoor de mystieke kant van Camus, die door politieke verwikkelingen op de achtergrond raakte, meer uit de verf komt.

Camus wordt bij uitstek gezien als een vernieuwende moderne schrijver en denker. Sartre en anderen noemden hem echter ook een klassiek schrijver. Hij sluit aan bij andere schrijvers en denkers “in the beste Franse traditie” (Olivier Todd, Albert Camus: A Life, p 153, 155). “Camus is een product van Franse geschiedenis, Franse cultuur en Franse opvoeding” [en onderwijs], ook al groeide hij op in “de onzekerheid van het leven op de grens” (Conor Cruise O’Brien, Albert Camus, p 88). Camus voelde zich echter behalve met Franse schrijvers ook verwant met Nietzsche en andere Europese denkers en schrijvers en daarnaast vooral met de oude Grieken. Dat gold ook voor zijn docent en geestverwant Jean Grenier. Camus had verder enige affiniteit met vroege christelijke denkers zoals Augustinus en Pelagius. Grenier was meer geïnteresseerd in de mystiek van Oosterse religies. Camus was meer gericht op het fysieke, aardse leven. Toch is het werk van beiden sterk verwant.

Grenier heeft grote invloed op Camus gehad. Meer dan Malraux, Gide en Sartre, die vaak meer aandacht krijgen wat betreft hun relatie met Camus. Grenier was bevriend met Gide, Malraux en Paulhan, de redacteur van uitgeverij Gallimard, die over de publicaties van Camus besliste. Vooral Sartre wordt vaak in één adem met Camus genoemd, ondanks hun verschillen en wellicht juist door hun hoog oplopende geschillen. Camus is meer door andere schrijvers en minder door Sartre beïnvloed dan vaak wordt aangenomen. Camus wordt vaak met het existentialisme van Sartre geassocieerd, terwijl hij zich daarvan distantieerde, ondanks een zekere verwantschap. Hij had evenals Grenier van meet af aan kritiek op het existentialisme en de politieke en literaire ideeën van Sartre c.s. (Verrips, Albert Camus: Een leven tegen de leugen,  p 125). Ook daarom is het interessant zijn oorspronkelijke inspiratiebronnen, die betrekkelijk weinig aandacht hebben gekregen: de neoplatoonse en vroegchristelijke filosofie en het denken van Grenier, te onderzoeken. De ‘mystieke’ visie van Camus is verwant met die van Grenier, maar toont ook duidelijke verschillen. Voor een dieper begrip van Camus is het van belang nader in te gaan op de invloed van Grenier, Plotinos en Augustinus.

 

Jean Grenier als jonge docent

De mystieke invloed van Jean Grenier

“Zal ik ooit weten hoeveel ik hem verplicht ben,” schreef de 20-jarige Camus in 1933, nadat hij het boek Les Iles van Grenier gelezen had, dat met La condition humaine van Malraux de meeste indruk maakte van de boeken die hij toen las (Todd, Albert Camus: A Life, p 19, 27, 267). “Overpeinzingen van een man die de diepere zin van het leven in de natuur zoekt,” heeft de bibliotheek erbij geschreven. Een typering die ook van toepassing is op de vroege essays van Camus. Omdat de lyrische essays en de visie van Grenier model hebben gestaan voor de essays van Camus, is het de moeite waard er dieper op in te gaan. Camus blijft echter dichter bij de aarde en het aardse, terwijl Grenier meer in metafysische termen schrijft.

Behalve qua inhoudelijk qua thematiek heeft Grenier ook stilistisch invloed op Camus gehad.  Keer en tegenkeer en De mens in opstand zijn aan hem opgedragen. De titel De mythe van Sisyphus is door het werk van Grenier geïnspireerd (Todd, p 146). “De filosofische veronderstellingen van L’ étranger zijn zonder Grenier’s filosofie niet denkbaar” (Van Gennep, Albert Camus: Een studie van zijn ethische denken , p 65).

Er is een verwantschap met de mystiek van Jean Grenier met de natuurmystiek van Camus, hoewel deze meer op het aardse leven is gericht dan Grenier. De significante invloed van Grenier wordt door Van Gennep, Todd en Verrips genoemd. Camus bleef zijn leven lang met Grenier bevriend, zoals ook blijkt uit De eerste man.  Hun briefwisseling, die door Grenier is gepubliceerd. “Het is opvallend dat er tot nog toe nergens een poging werd gedaan de invloed van Grenier te peilen… Er bestaan artikelen over de invloed van Dostojewski, van Malraux of van Simone Weil op Camus, maar men  gaat voorbij aan het denken van de man, met wie Camus tot zijn dood het het nauwst verbonden is geweest” (Van Gennep, p 60). Ook is er relatief weinig aandacht voor de impliciete mystieke en spirituele kant van Camus, die zijn ethische visie van binnenuit bezielde. Daarom geven we daar nu aandacht aan.

Grenier kwam uit Bretagne en was Rooms-katholiek “in de ruimste zin des woords”. Zijn affiniteit met mystiek heeft misschien Keltische wortels, maar lijkt meer christelijk dan Keltisch. Zijn visie wordt getypeerd als ‘atheïstisch mysticisme’. Hij scheef ook over het taoïsme, in L’esprit de Tao (1957). “Het woord scepticisme zou bij Grenier evenmin misstaan… Via Grenier’s mystiek kan men zijn nihilisme en zijn scepticisme met het christendom verbinden. In zijn Godsbegrip is er een voortdurende aarzeling tussen een onpersoonlijk en een persoonlijk Absolutum, in zijn woordgebruik een voorkeur voor het onpersoonlijke… Het is [echter] onbenoembaar. Iedere benoeming zou een begrenzing betekenen van iets dat principieel niet begrensd kan worden… Grenier kan moeilijk worden ingedeeld. Hij is… in eigen woorden onorthodox,.. zweeft tussen christendom en atheïsme” (Van Gennep, p 62-65).

“De ontmoeting met Grenier is voor Camus vermoedelijk de meest beslissende ontmoeting van zijn leven geweest… Hij vindt in diens filosofie een raam, waarbinnen hij zich aanvankelijk ontwikkelt. Zijn erkenning of afwijzing van andere filosofieën komt vrijwel steeds met die van Grenier overeen,...  Zijn visie op Hegel, op Nietzsche en op de existentiefilosofie, maar ook op Plato, Plotinos, Descartes en Pascal is in grote trekken dezelfde… Na de oorlog verwijdert hij zich in zijn ethische interesse van Grenier… Grenier’s invloed geldt echter [vooral] Camus’ verticale periode, waarin hij in zijn werk geabsorbeerd blijkt te zijn door de mystieke relatie met de natuur… [Door] de oorlogservaringen… maakt de mystieke verrukking plaats voor de ethiek, voor de solidariteit” (idem p 65-66). De verschillen met Nietzsche, de filosoof bij wie hij expliciet aansluit, vooral in De mens in opstand, zijn groter dan ten opzichte van Grenier. Camus is meer ethisch en sociaal gericht dan Nietzsche en gaat het nihilisme voorbij. Ook heeft Camus een meer positieve kijk op het christendom en de filosofie van Plato en het neoplatonisme.

“Grenier kent een natuurmystiek, die niet tot pantheïsme leidt… De natuur valt niet met het Absolutum samen. Zij blijft intermediair. Soms… doorzichtig tot op de naamloze leegte, die haar grond is. Bij de ervaring van de leegte begint het denken. Het is het cartesiaans nulpunt en uitgangspunt… van alle filosofie… Het is ‘de wortel van het Zijn… De leegte vormt de metafysische essentie van de wereld’… De ontmoeting met het niets leidt tot het gevoel der absurditeit… In dit gevoel wordt positief de transcendentie van het zijn ervaren.., [waarbij] wij ons afwenden van de alledaagse werkelijkheid… Zo komt de mens tot aanschouwing van de leegte door een ‘renversement’ [omkering, of naar binnen keren]… Grenier wijst echter ieder houvast in de vorm van eeuwige waarheden, kategorieën of ideeën af” (idem, p 66-67).

.

Het absolute, ‘indifferentie’ en kiezen voor waarden

“De natuur bemiddelt ons contact met het zijn. Er zijn momenten waarop de natuur de mens… een inzicht verschaft in het Absolutum, dat aan de veelheid der verschijningen ten grondslag ligt. In die momenten komt een mens tot mystieke dronkenschap en het is niet onmogelijk dat hij… op zoek is naar deze staat van ‘plénitude’ [volheid]… Ieder afzondelijk ding ademt de eenheid van het zijn” (p 68).

Absoluut betekent losgemaakt, het staat los van het (menselijk) bestaan en biedt dus geen aanknopingspunt voor zekere kennis. Vandaaruit bekritiseert Grenier absolutisme, zowel bij het communisme als het rooms-katholicisme. Hij benadrukt evenals Camus het belang van de individualiteit tegenover het collectief. In (mystieke) grenssituaties wordt de individualiteit opgenomen in een groter geheel. “Daar kun je geen ik meer zeggen” (p 69). Grenier spreekt van een ‘indifferente toestand’, die geen antwoord geeft op vragen. Het vragen houdt op. Het lijkt een nihilistische toestand in de zin van het ontbreken van waarheden en waarden en kan worden ervaren als een waarheid die geen waarden kent. We kunnen echter wel zelf kiezen voor waarden om te ontkomen aan een volstrekt nihilisme (p 70, verwijzend naar zijn boek Choix). Zo kiest ook Camus voor waarden als rechtvaardigheid en solidariteit, die voortvloeien uit de verbondenheid met de kosmische orde en met onze medemensen en medeschepselen die daarvan deel uit maken. In hetgeen volgt wordt dit toegelicht: mystieke verbondenheid kan naast indifferentie ook eerbied voor het leven en empathie met zich meebrengen. Dat zien we ook bij Grenier, vooral in het verhaal overn zijn kater (zie deel 3B).

“Om te kunnen handelen heeft een mens een vast punt, een waarde nodig… waaruit gedragsregels kunnen worden afgeleid.” Die regels worden niet geboden door het absolute, dat daar los van staat. “Grenier is een filosoof met een sterk contemplatieve inslag, terwijl Camus ethisch georiënteerd is… en zoekt naar de mogelijkheid van waarde-vol handelen… Ook Grenier laat ruimte voor de ontplooiing van vrij initiatief, mits men zich bewust blijft van de relativiteit van de existentie.” (p 73-74)

 

 

Overeenkomsten en verschillen tussen Camus en Grenier

“De invloed van Grenier op Camus kan men in hoofzaak onder drie punten samenvatten” (p 74):

  1. Het mystieke klimaat wordt weergegen door een afwenden van de alledaagse werkelijkheid door armoede en soberheid, natuurbeleving, zon, leegte, absurditeit, vervreemding, differentie en besef van zinloosheid. “Bij Camus bepaalt de mystiek wel de structuur maar niet de uiteindelijke inhoud van zijn denken. Camus komt vanuit mystiek naar ethiek” (p 75). Hij verwerpt de ‘mystiek van het absurde’ en verlaat het idee van de absurditeit dat rond het begin van de oorlog zijn leven markeerde. De verbondenheid met de natuur biedt bij geen van beiden maatstaven tot handelen, afgezien van empathie voor levende wezens
  2. Beiden zijn doordrongen van de begrensdheid van het menselijk bestaan, dat aan grenzen is gebonden. Camus zoekt de menselijke maat vanuit de verbinding met de kosmos. Hij kiest voor de mensen en voor menselijke waarden, die zin aan het leven kunnen geven, zonder absolute geldigheid te pretenderen die ertoe kan leiden dat het doel de middelen heiligt zoals bij totalitaire ismen. Het gevoel voor relativiteit en menselijke maat relativeert bijv. het perspectief van de revolutie.
  3. Beiden kenmerken zich door individualisme en de centrale plaats van de menselijke vrijheid. Bij Camus is vooral in zijn latere werk veel aandacht voor (solidariteit met) de medemensen.

Er zijn echter verschillen in temperament en accent. Camus heeft meer aandacht voor vitaliteit dan voor mystiek, voor ‘liefde tot het leven’ en lichamelijkheid. “Hij vindt in het leven zelf een volkomen zekere waarde en zijn ethiek concentreert zich rond de handhaving en het behoud van dit leven… Tegenover Grenier’s voorzichtigheid staat Camus’uitbundigheid” (p 77). Verder kun je zeggen dat de mystiek van Camus meer impliciet en immanent is in zijn natuurbeleving en wereldvisie, en bij Grenier meer expliciet en transcendent, minder gericht op handelen in de wereld, zoals uit het volgende deel 3B blijkt.

 

Enkele andere boeken van Jean Grenier

Cum apparuertit, Les terrasses de Lourmarin, Lourmarin de Provence, 1930. Opmerkelijk is dat Camus later in de Provence een woning zocht en vond in Lourmarin, waar hij begraven is.

Essai sur l’esprit de l’orthodoxie (1939). Dit boek heeft invloed gehad op de visie van Camus wat betreft totalitaire ideologieën.

Inspirations méditerranéennes (1940). De inspiratie en fascinatie van de landen rond de Middellandse zee deelt Grenier met Camus.

Le choix (1941), verkort verschenen als Absolu et choix. De keuze voor waarden is voor wezenlijk voor zowel Genier als Camus.

L’ indifference, in L’ existence (1945). Het indifferente absolute waaraan geen waarden een gedragsregels ontleend kunnen worden, contrasteert met de menselijke existentie waarin we voor keuzen staan. Camus beschrijft eveneens de indifferentie van de natuur op vergelijkbare wijze in zijn vroege essays, voordat dit werk van Grenier verscheen.

Entretiens sur le bon usage de la liberté (1948). Gaat over een juiste invulling van onze vrijheid. Ethisch handelen is bij Camus een belangrijk thema. Vrijheid impliceert eigen verantwoordelijkheid.

L’esprit du Tao (1957). Gepubliceerd voor de jaren ’60 toen de belangstelling voor oosterse filosofie gemeengoed werd met boeken als De Tao van de fysica van Fritjof Capra. De taoïstische filosofie van het niet-doen, d.w.z. het spontane handelen in overeenstemming met de natuur als levensgrond, vinden we ook tot op zekere hoogte bij Camus, toen hij afzag van politieke actie, die niet in overeenstemming was met zijn geweldloze visie. Het taoïsme toont enige verwantschap met het christelijke quietisme, waarover Grenier ook een boek schreef: Écrits sur le quiétisme (1984).

L’existence malheureuse (1957). De verzoening met de dood en andere ongelukkige kanten van ons bestaan is een ander thema dat Grenier en Camus gemeen hebben. Het komt ook naar voren in Sur la mort d’un chien (1957) en La vie quotidienne (1968).

Over Jean Grenier verscheen van Toby Garfitt, Jean Grenier, un écrivain et un maître(2010).

Behalve zijn correspondentie met Camus verscheen ook Albert Camus – Souvenirs (1968) van zijn hand. Grenier heeft tijdens zijn langere leven veel meer geschreven dan Camus en veel meer publicaties dan hier vermeld zijn. Bovendien schreef hij ook in kranten, literaire en wijsgerige tijdschriften. Met sommige daarvan was ook Camus verbonden, zoals Combat en L’Express. Behalve aan de universiteit van Algiers doceerde hij aan filosofische faculteiten te Alexandrië, Caïro, Lille en aan de Sorbonne, waar hij estetica en kunstgeschiedenis doceerde. Kortom: een veelzijdige persoon, met wie Camus zich kon meten.

Bronnen van deze bibliografie: Wikipedia en F.O. van Gennep, Albert Camus: Een studie van zijn ethische denken, p 356.