Oproep aan platform De Linker Wang
Deel 1: Inleiding. Filosofische antropologie en theologie

Civis Mundi Digitaal #95

door Frans Couwenbergh

“Christelijk, dus progressief”, zo luidde het gesprek dat Willem Pekelder met Hans Feddema had over De Linker Wang (DLW), in TROUW 25 feb.’20.

Nou, dat klinkt nogal uitdagend, vond ik, met het CDA in gedachte. Bij lezing bleek de titel het opschrift te zijn van de verkiezingsposter van de voormalige Evangelische Volks Partij, (EVP), in 1990 opgegaan met andere linkse partijen in GROENLINKS. Alleen het platform DLW resteert.

Feddema, één der ‘Urhebers’ van GroenLinks, is nu, met zijn 88 jaar nog steeds gezond en links, adviseur van het DLW-bestuur en columnist van het clubblad.
Hij blijkt echter te twijfelen aan de inbreng van de linkse christenen binnen de partij. Ook DLW-voorzitter Tjeerd de Jong noemt de invloed van zijn werkgroep in de partij ‘gering’. “We kunnen ons het best concentreren op kwesties waar levensbeschouwelijke waarden raken aan politiek.”
Deze laatste opmerking nu deed mij als humanosoof ‘naar de pen grijpen’. Een humanosoof is een niet-academische filosoof die doet wat noch de georganiseerde humanisten noch de academische filosofen doen: gevolg geven aan de ultieme opdracht van Kant, de vader de filosofische antropologie. Die opdracht is: het in kaart brengen van ‘de mens’, met gebruikmaking van zoveel mogelijk kennis; vandaag dus met gebruikmaking van de onderzoeksresultaten vanuit de menswetenschappen. Neo-Kantiaan Ernst Cassirer (1874-1945) beoogde dat, maar heeft de opbloei van de relevante menswetenschappen zoals antropologie, archeologie, paleoantropologie en ethologie niet meer mogen beleven. De humanosoof wél en acht zich derhalve ook neokantiaan (neo-Neokantiaan?).

 

 

Wat is ‘de mens’, Kants vraag in vogelvlucht
Het is eeuwenlang aan de kerken geweest: uit te mogen maken, in dienst van welke despotie dan ook, hoe ‘de mens’ van nature is; want het is een machtspositie. Tijdens de Verlichting werd die positie voor het eerst aangevochten.
Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) had als motto:sapere aude!: durf zelf te denken. Heel frech, maar hij meende dit te kunnen stellen in de luwte die de dictatuur van de ‘verlichte despoot’ Frederik II van Pruisen (1712-1786) had geschapen, met diens standpunt dat “ieder maar op zijn eigen manier zalig moest zien te worden”. Dat standpunt werd ook door veel (vooral Franse) intellectuelen van zijn dagen gehuldigd, zij het in besloten kring en in geschrifte meestal postuum of op de vlucht voor kerkelijke vervolging (Descartes).
Ook Kant durfde zijn nek niet te ver uit te steken en hulde zijn Kritike in esoterisch jargon.
Frederik werd opgevolgd door zwakkere figuren en de kerken hernamen meteen hun machtspositie. Kant kreeg het nu moeilijk, maar niettemin vatte hij in 1796 in zijn colleges zijn Kritike in toegankelijker en nu ook voor zijn studenten beter te behappen taal samen. In 1798 verschenen die als Anthropologie in pragmatischer Hinsicht abgefasst, waarmee hij de grondslag heeft gelegd voor de filosofische antropologie. 
De belangrijkste taak voor de filosofie was in Kants ogen: het in kaart brengen van ‘de mens’. 
De kerken zouden hun machtspositie nog heel lang weten te handhaven, want voor het in kaart brengen van ‘de mens’ zijn disciplinewetenschappen (door Cassirer ‘vakwetenschappen’ genoemd, dus ook hij maakte dit onderscheid al) zoals antropologie, archeologie, paleoantropologie en ethologie nodig. Die zouden echter pas anderhalve eeuw later voor de filosofen beschikbaar komen.

 

De zestiger jaren en daarna

Het was de doorbraak van de vrije markt economie eind jaren 60, door het massamedium televisie, die een bevrijdende wind of change deed opsteken welke de permafrost van ‘oude vormen en gedachten’ tot ontdooien begon te brengen. Want mensen denken – bekend marxistisch adagium– conform hun heersende economie. Alle oude autoriteiten begonnen aan status in te boeten dus ook de zeggenschap van de kerken; en die begonnen weldra aan een niet meer te stuiten leegloop.
De vrije markt kan alleen floreren met democratie, dus met optimale gelijkheid – zou je vandaag niet zo zeggen (ander verhaal) – maar aanvankelijk floreerde zij en bracht brede welvaart. Een welvaart die o.m. ook de dure veldonderzoeken van genoemde discipline-wetenschappen betaalbaar maakte. Vanaf de jaren 70 verschenen de onderzoeksresultaten ervan op de markt, gereed voor elke leek die er maar mee wilde gaan bouwen aan het op wetenschap gebaseerde ontstaansverhaal van ‘de mens’. Als alternatief voor het ongeloofwaardig wordende Scheppingsverhaal van de kerken.
Filosofen zijn leken bij uitnemendheid. Trouwens, elke wetenschapper is leek op elk ander gebied dan het hare/zijne. Een filosoof die al het laaghangend fruit van alle afzonderlijke kennisbomen in zijn kennismand verzamelt, heeft in zekere zin meer in huis dan een wetenschapper die op één kennisboom blijft aangewezen. Begreep Cassirer al (of nog).
Dus de filosofische antropologen konden nu eindelijk de plaats gaan innemen op de bok van de koets van ons denken, waar de kerken, ‘ondraaglijk licht’ als ze zijn, door de wind of change van af gingen waaien. Veel ouderen begonnen zich vanaf toen ook, vooral na hun pensionering, te interesseren voor filosofie. Veel hoger opgeleide jongeren begonnen intuïtief naar de filosofen te kijken. Helaas, het enige wat uit die gelederen opsteeg was (Jaap van Heerden. 1990) Wees blij dat het leven geen zin heeft. De ouderen, op zoek naar zin, kregen enkel ‘stenen voor brood’ (Mat 7:7,10).

Want in de academische filosofiebeoefening was juist toen een andere denkwind gaan opsteken, de verdorrende woestijnwind van het postmodernisme: twijfel aan elke waarheids-pretentie, zelfs aan die der wetenschappen. Gepaard aan een fobie voor elke vorm van Groot Verhaal. 
De academische filosofen bleven met de rug naar de zich opstapelende data vanuit genoemde disciplinewetenschappen zitten; gingen zichzelf als een disciplinewetenschap beschouwen. Wat ze natuurlijk net zo min zijn als de theologie dat is. Wat ‘de mens’ betreft hielden ze zich bij de ‘canon’ van wat oude filosofen gedacht hebben over ‘de mens’ – maar die hadden dus nog geen wetenschappelijke data en waren aangewezen op het heersende denken van hun dagen. Of bij hun eigen maatschappelijk gezien irrelevante en bovendien meestal in esoterisch jargon gestelde literatuur.

De samenleving verloor haar oude Grote Verhaal ‘waartoe wij op Aarde zijn’, het zingevende Verhaal waar het voor een mens allemaal om draait. Er kwam NIX voor in de plaats en dat ging niet goed. Hoger opgeleide jongeren kregen NIX meer mee, werden nihilistisch, gingen rare kapsels dragen en drugs gebruiken. Lager opgeleide jongeren gingen zich soms te buiten aan ‘zinloos geweld’.
De lui die bij het ‘grote geld’ konden, hadden NIX meer met hun samenleving te maken (“There is no such thing as society“) en gingen hun neoliberalistische eigen gang, met alle nare gevolgen van crises, omvallende banken, bezuinigingen en populismen van dien.
Ik houd staande dat het postmodernisme een vloek betekend heeft voor tal van aspecten van ons samenleven.

 

Filosofische antropologie

Let wel, ik heb het over de academische filosofiebeoefening. Dus geen kwaad woord over de publieksfilosofen, milieufilosofen en overige die bijdragen leveren aan onze media – en die niet bepaald postmodern zijn. Maar ook bij hen, academisch opgeleiden als zij zijn, mist men aanzetten tot het gevolg geven aan de oproep van Kant: het in kaart brengen van ‘de mens’ met behulp van wat er vandaag te weten valt (sapere aude). Dus met gebruik maken van genoemde disciplinewetenschappen, om daarmee een humanistische Groot Verhaal te maken dat de plaats kan innemen van het achterlijke Groot Verhaal van de monotheïsmen.

Filosofie hoort, zeker wat Kants filosofische antropologie betreft, soort van theologie te zijn. Alleen moet die theologie – en hiermee spreek ik de ‘progressieve christenen’ van DLW aan die – bij monde van hun voorzitter, op zoek zijn naar “kwesties waar levensbeschouwelijke waarden raken aan politiek”– eindelijk eens kappen met de Ene Ware God (EWG) van jodendom, christendom en islam. Het is 2020, we leven in een globaliserende consumenten-samenleving waarin een EWG volstrekt ongeloofwaardig is geworden. Ja, ik weet het, op veel plaatsen worden heldhaftige pogingen gedaan om nieuwe vormen van EWG-geloof uit te proberen. Het atavistische tribalisme blijft ons als mensheid nog steeds parten spelen in ons inherente religieus-zijn, in een plethora van patriarchale (dus inherent vrouwvijandige) religievormen.

Maar als westerse consumenten zijn we ons van het tribalisme aan het bevrijden. Leven de vrije markt economie. Die uniformeert ons. De ondernemers schuwen in hun tv-reclames elke politieke of religieuze kleur daar deze immers de markt van het kooppubliek verkleint. Waar-om hun reclames ook zeker niet vrouwvijandig zijn, in tegendeel, de tweede ‘feminismegolf’ kwam evenmin uit het niets .

Helaas wordt die economie voortgestuwd door fossiele energiebronnen waarmee we, naar nu blijkt, de hele mensheid inclusief een groot deel van de overige dierenwereld in de nesten van een klimaatcrisis hebben gewerkt. En die globaliseert, zoals ik al zei.

 

Naar een nieuwe theologie
Onze globaliserende westerse economie bedreigt de hele mensheid. Dus moeten we – en opnieuw spreek ik de ‘progressieve christenen’ van DLW aan – als westerse mensen nu ook het voortouw nemen in een nieuwe theologie. Want ook als consumenten blijven we ‘ongeneeslijk religieus’, zoals wijlen Dorothee Sölle dat stelde. Als humanosoof kan ik dat onderbouwen want ik ben vanaf de jaren 70 wél met de data vanuit de opbloeiende menswetenschappen begonnen met het in kaart brengen van ‘de mens’.

Het onderbouwing van het inherent religieus-zijn van ieder van ons betekent dat we ons hele menselijke ontstaansverhaal moeten gaan nalopen. Aan dat Grote Verhaal hadden de filosofen dus al vanaf de jaren 70 kunnen en moeten bouwen, toen de kerken begonnen leeg te lopen en de mensen naar de filosofen begonnen te kijken.

“We kunnen ons het best concentreren op kwesties waar levensbeschouwelijke waarden raken aan politiek”, beseft nu Tjeerd de Jong. Dus gaat de humanosoof zijn platform helpen aan een idee voor het nieuwe, nu op de vereiste menswetenschappen gebaseerde ‘Genesis’-verhaal voor een nieuwe theologie. Niet aan een ‘heilig Boek’, want de wetenschappers stoppen niet met hun onderzoeken. Bovendien wordt het geen patriarchaal verhaal, want er zal uit blijken dat het de vrouwen zijn aan wie we ons hele mens-zijn, als afwijkende vorm van het dier-zijn, te danken hebben; en dat dat hele mannelijke machtsvertoon van ‘recente’ datum is.