Civis Mundi Digitaal #95
Moldau met zicht op Karls-burg en Hradschin
Het is medio oktober 2019, de thermometer wijst 20˚ C aan en de zon schijnt stralend als we aankomen in Praag. Na drie jaar voorbereiding zijn we met een groep Nederlanders hier neergestreken voor ontmoetingen met Tsjechen op zoek naar het verhaal van Europa. Dertig jaar geleden vond in deze stad de Fluwelen Revolutie plaats. Op geweldloze wijze werd een dictatoriaal regiem aan de kant geschoven en vervangen door een democratie, waarbij een voormalig dissident president werd.
We bezoeken het Patočka Archief; nemen deel aan de paneldiscussie in de Academic Parish van Tomáš Halík en struinen rond op de internationale conferentie Forum 2000, ooit geïnitieerd door Václav Havel, waar ook nu nog vele van zijn vrienden als Michael Zantovsky, Alexandr Vondra, Tomáš Sedláček, Adam Michnik en Lech Wełęsa aanwezig zijn. Tussendoor zagen we ook de kans om een uitvoering met marionettenpoppen van Don Giovanni bij te wonen, de opera van Mozart die in Praag in première ging. Op humoristische wijze werd de zelfbewuste componist weergegeven als de onberekenbare vlegel, zoals wij hem uit de film Amadeus van Milos Forman kennen.
Zondag hadden we een vrije ochtend. Na een intensieve ontmoeting op het Patočka Archief de vorige dag, heb ik even geen zin in het van toeristen vergeven oude centrum. Ik verlang naar stilte, want in de namiddag wacht me een paneldiscussie in de Academic Parish van Tomáš Halík en wil ik me concentreren op mijn bijdrage, in een taal die mij niet gemakkelijk afgaat. De Moldau, Vlatava in het Tsjechisch, oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uit en ik begin langs de oever te lopen, weg uit het centrum. Onwillekeurig moet ik aan T.S. Eliot denken:
“Ik weet niet veel af van goden; maar voor mij is de rivier
Een sterke bruine god – stug, woest, onhandelbaar,
Geduldig tot op zekere hoogte, aanvankelijk erkend als grens;
Nuttig, onbetrouwbaar als handelsweg;
Dan enkel een probleem voor bruggenbouwers.
Is ’t probleem eenmaal opgelost, wordt de bruine god bijna vergeten
Door de stadbewoners – maar altijd onverbiddelijk
In zijn seizoenen en razernij, vernielend en herinnerend
Aan wat de mens liever vergeet.”[1]
Vandaag heeft de bruine God een goedmoedige bui. In duizend afgebroken scherven schittert het zonlicht me tegemoet. Het voetveer tuft vredig heen en weer tussen beide oevers. Verderop tussen de scherven zonlicht baddert een zeilschool.
Maar wat is het, dat de mens liever vergeet?
Ik passeer een tunnel. Bovenop de rots bevindt zich de burcht Visegrad. Daar wil ik meer van weten, want in het nieuws horen we van Oost-Europese lidstaten die zich als de Visegrad-groep tegen ‘Brussel’ verzetten. Ik beklim de rots met prachtig uitzicht over de Moldau en de stad. Ik voel een zekere jaloezie, want een stad op heuvels met zo’n rivier heeft iets. In mijn woonplaats Vught moet ik het doen met de Dommel – is toch weer wennen, nadat je enkele dagen aan de oevers van de Moldau heb vertoefd.
Binnen het domein van de burcht bevindt zich de Petrus & Paulus basiliek met daarnaast het kerkhof, waar de culturele elite van Tsjechië begraven ligt. De ziel van de natie wordt hier zorgvuldig gekoesterd. Staat wat de Visegrad-groep beoogt, daarmee voor eigenheid? Identiteit? Wordt hier de nostalgie gekoesterd? Ik ontdek de graven van de dichter Jan Neruda, de componisten Antonín Dvořák en Bedřick Smetana, met de beginnoten van de symfonische compositie De Moldau op zijn graf. Tevergeefs speur ik naar het graf van Václav Havel. Later vertelt iemand mij, dat hij hier niet begraven ligt. Ik vat dit op als een teken, dat Havel niet volledig opgaat in die nostalgie voor de nationale identiteit, maar een groter geheel toebehoort. Niet voor niets noemen sommigen hem een Europese Nelson Mandela.
Wat thans de Europese Unie (EU) is, begon ooit als een overwegend West-Europees project. Inmiddels is het echter uitgebreid met landen van het Iberisch schiereiland, Midden- en Oost-Europa, de Baltische staten, de Balkan en eilanden uit de Middellandse zee – gebieden met een andere geschiedenis dan West-Europa. Wordt het niet tijd om uit onze West-Europese bubbel te stappen voor een ontmoeting tussen die regio’s om erachter te komen hoe die verschillende geschiedenissen zich tot elkaar verhouden?[2] Wij hebben behoefte aan geschiedenis vanuit Europees perspectief, terwijl veel geschiedenisboeken nog altijd nationaal ingekleurd zijn.[3]
Geschiedenis(sen) vergeleken
Als opmaat daartoe is het een leerzame oefening om de Nederlandse geschiedenis te spiegelen aan die van dit andere land in Europa. Nederland is net als Tsjechië een klein land. Wij koesteren de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) als een periode van nationale glorie. Een documentaire bracht vorig jaar in beeld hoe, wat thans Nederland heet, in die periode bij elkaar gerommeld werd en tot een nieuwe staat gekneed. Maar weten wij wel dat dit conflict, onderdeel werd van een veel groter conflict, waarbij ook Centraal Europa betrokken raakte?
Evenals de bevolking van de Nederlanden kwam de overwegend protestantse bevolking van Bohemen (de hussieten) in opstand tegen de aantasting van hun vrijheid door de Habsburgers. In de Lage landen was dat in 1568, waarmee de Tachtigjarige Oorlog begon. Voor Praag was dat in 1618, waarmee de Dertigjarige Oorlog werd ingeluid – een van de meest verwoestende oorlogen die Europa gekend heeft. Beide oorlogen eindigden in 1648 met de Vrede van Westfalen, waarbij ‘onze’ Vrede van Munster slechts een voetnoot was.
De Dertigjarige Oorlog begon met een incident in Praag 1618: de defenestratie[4] van twee gezanten van de Oostenrijkse keizer door hussieten, die opkwamen voor hun godsdienstvrijheid. De hussieten danken hun naam aan de Boheemse reformator Johannes Hus die, ondanks een toegezegde vrijgeleide naar het concilie van Konstanz, op deze kerkvergadering in 1415 werd gearresteerd, veroordeeld en als ketter verbrand.
Johannes Hus
Zoals de moord op aartshertog Franz-Ferdinand en zijn echtgenote in Sarajevo 1914 de aanleiding werd tot de Eerste Wereldoorlog, zo was dit incident in Praag aanleiding tot een andere wereldbrand, die eigenlijk een eerste wereldoorlog was. Dat die gezanten daarbij niet om het leven kwamen, was te danken aan het feit dat ze op de mesthoop belandden. Maar dit incident had verregaande gevolgen.
Na aanvankelijke successen van de in opstand gekomen hussieten, werden ze in 1620 vernietigend verslagen in de slag op de Witte Berg. Het leger van de hussieten was voor een substantieel deel gefinancieerd door De Republiek – de Nederlanden schaakten destijds al op een veel groter bord. De gewelddadige herkatholisering van Bohemen die daarop volgde, veroorzaakte een volksverhuizing. Van de drie miljoen hussieten, weken er ruim twee miljoen uit. Dit drama van de hussieten zit diep in het nationale gevoel van de Tsjechen. Tomáš Halík zegt dat je ook de katholieken van Tsjechië niet kunt begrijpen zonder deze traumatische geschiedenis.[5] Een humanitaire en culturele ramp voor Midden-Europa. Eén van hen vond na veel omzwervingen asiel in de Republiek en ligt begraven in Naarden: de humanist, theoloog, filosoof, pedagoog Jan Amos Komensky, beter bekend onder de Latijnse naam: Comenius.
Terwijl de opstand in de Nederlanden – en dan alleen in het noorden – slaagde en er een nieuwe staat ontstond, werd die in Bohemen neergeslagen en liep uit op een catastrofe. De Republiek kende vervolgens zijn ‘gouden eeuw’, terwijl grote gebieden van Europa er verwoest en ontvolkt bij lagen. Wie het bredere plaatje bekijkt, realiseert zich, dat de Republiek de uitzondering was. Vlaanderen – aan het einde van Middeleeuwen het dichtst bevolkte gebied van Europa – was nagenoeg ontvolkt. In Duitsland kwam een derde van de bevolking om het leven. En Bohemen beleefde een ware exodus en maakte vervolgens drie eeuwen deel uit van de Donaumonarchie, een staat met vele volkeren.
Na de Eerste Wereldoorlog viel dit rijk uiteen. Vanuit het principe van het zelfbeschikkingsrecht van alle volkeren, afgekondigd door president Wilson van de VS, versplinterde na de Eerste Wereldoorlog Midden- en Oost-Europa in meerdere nationale staten, waaronder Tsjechoslowakije met als eerste staatshoofd de filosoof-staatsman Thomas Masaryk. Een stabiele staat is het echter nooit geweest. Twintig jaar later was haar onafhankelijkheid alweer voorbij en werd ze de speelbal van de naburige grootmachten. In 1938 overrompelt Hitler dit kleine land. Tien jaar later de Sovjet-Unie. Volgens Milan Kundera kwam dit land zo in een tragische positie te verkeren. Cultureel hoorde het tot het Westen, terwijl het politiek zich in het Oosten bevond.[6]
Onder druk van interne ontwikkelingen in de jaren zestig openbaarde zich een verlangen naar meer vrijheid en ondernam Alexander Dubček een poging om het repressieve regiem van de Sovjetdictatuur om te vormen tot een communisme met een menselijk gezicht: de Praagse Lente. Dit experiment werd na enkele maanden met geweld de kop in gedrukt. Op 20 augustus 1968 vielen troepen van het Warschaupact het land binnen. Russische tanks verschenen in de straten van Praag en er volgde een nieuwe periode van repressie, waarin het hoopvolle begin gesmoord werd onder een grauwe deken. Uit protest hiertegen en om de inwoners uit hun gevoel van moedeloosheid wakker te schudden, stak de 21 jarige filosofiestudent Jan Palach zich op 16 januari 1969 op het Wenceslavplein in brand en overleed enkele dagen later aan zijn verwondingen.
Twintig jaar laten kwamen de ontwikkelingen in Midden- en Oost-Europa in een stroomversnelling. In Polen werd na verkiezingen in 1989 de niet-communist Mazowiecki premier van het land. In Hongarije werd het IJzeren gordijn aan de grens met Oostenrijk verwijderd, waarop burgers van de DDR via die route naar het westen uitweken. In Tsjechoslowakije kwamen sinds de herdenking van de zelfverbranding van Jan Palach 20 jaar geleden, steeds vaker demonstraties voor. Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur. Nadat in Praag op 17 november 1989 een demonstratie van studenten met geweld uiteengeslagen was, namen de protesten in het hele land hand over hand toe. Daarop werd Burgerforum opgericht, die het gesprek zocht met het communistische regiem. Dankzij dit initiatief voltrok de overgang van communistisch dictatuur naar democratie zich op geweldloze wijze. Alexander Dubček werd parlementsvoorzitter en Václav Havel president.
Terugblikkend ging dit land in de eerste eeuw van haar bestaan, gedurende 48 jaar gebukt onder dictatuur, totdat een burgerrechtbeweging in de Fluwelen Revolutie van 1989 op een geweldloze wijze zich ervan wist te ontdoen. Daardoor werd ‘de terugkeer naar Europa’ voor dit land mogelijk .[7] Het is deze gebeurtenis en haar voorgeschiedenis, die nieuwsgierig maakt en een belangrijke stimulans is om de zoektocht naar het verhaal van Europa te beginnen in Praag. Daarbij focussen we op drie personen, die daarbij elk een eigen rol gespeeld hebben: Jan Palach, Jan Patočka en Václav Havel.
Václav Havel
Van dit drietal is Václav Havel de meest bekende. Aanvankelijk toneelschrijver, voor wie het theater een levend geestelijk brandpunt is; een plaats van maatschappelijke bewustwording, waar krachtlijnen van de tijd elkaar kruisen; een ruimte voor vrijheid en instrument van bevrijding van de mens.[8] Havel was een schrijver van absurde toneelstukken. De absurditeit laat de mens in zijn crisis zien. Zij openbaart de situatie van de mens, nadat hij iedere metafysische zekerheid verloren heeft en geen vaste grond meer onder de voeten heeft. Voor hem valt alles uit elkaar. Hij vermoedt dat er iets onherroepelijk verloren is, maar is niet in staat om deze situatie onder ogen te komen en tracht zich ervoor te verstoppen – en afwacht, zonder te begrijpen waarop, of dat hij tevergeefs wacht.[9]
Václav Havel
Na het neerslaan van de Praagse Lente (1968) begon Havel steeds vrijmoediger en indringender de absurditeit in de samenleving aan de kaak te stellen in brieven, essays en interviews. Want de keerzijde van het absurde is het fundamenteel verlangen naar zin.[10] Hij eiste het recht op om de waarheid te zeggen en groeide zo uit tot een publiekelijk intellectueel. Daarbij bezat hij het vermogen om heel verschillende mensen bij elkaar te brengen, bij te dragen aan overeenstemming en vormen te vinden om een gemeenschappelijk standpunt om te zetten in zichtbare daden. Zo werd hij het gezicht van de dissidente beweging tegen het communistisch regiem. Hij zat daarvoor meerdere keren in de gevangenis.
Een ogenschijnlijk onbeduidend incident bracht een nieuwe ontwikkeling op gang. The plastic People of the universe was een rockband wiens muziek onder andere geïnspireerd was door de muziek van Jimi Hendrix en Frank Zappa. Opgericht een maand na het neerslaan van de Praagse Lente, was het een undergroundband die succes had in het alternatieve circuit en dus begon de overheid zich ermee te bemoeien. Eerst werd hun licentie ingetrokken en in 1976 werden de leden in een schijnproces tot gevangenisstraffen veroordeeld. Havel zag daarin een schending van de mensenrechten en wist mensen uit protest hiertegen te verenigen in een burgermanifest Charta’77. Mensenrechten, waar ook het communistisch regiem zich aan gecommitteerd had door ondertekening van de slotakkoorden van Helsinki (1975). Op 1 januari 1977 verscheen het manifest in The Times, Le Monde en de Frankfurter Allgemeine Zeitung ondertekend door kunstenaars, intellectuelen, arbeiders en ex-communisten, waarbij steeds meer mensen zich aansloten. Woordvoerders van Charta ’77 waren de schrijver Václav Havel en de vroegere communistische minister van buitenlandse zaken Jiri Hajek. Het manifest kreeg meer gezag, toen ook de internationaal vermaarde filosoof Jan Patočka zich als woordvoerder engageerde. De machthebbers echter traden hard op tegen sympathisanten. Havel en Hajek werden gevangen gezet; Patočka overleed na een langdurig verhoor door de geheime politie.
Dit appel op burgers was in de context van het communistische regiem een ketterij, omdat de leiding van de samenleving volgens hun ideologie bij de partij berustte. Van de ontwikkeling van zijn denken gedurende zijn gevangenschap getuigen de Brieven aan Olga. Bij zijn doordenking van fundamentele waarden als vrijheid en verantwoordelijkheid, ontdekt Havel de noodzaak van transcendente verankering, zonder die een naam te geven. Hij werd steeds meer een woordvoerder van het algemeen welzijn. In 1986 werd Havel de Erasmusprijs toegekend:
Hier echter komt onze geschiedenis weer in beeld en die plaatst de Nederlandse staat in een minder fraai daglicht. Aanvankelijk was de Stichting Premium Erasmianum van plan om de prijs toe te kennen aan de burgerbeweging Charta’77. De minister van buitenlandse zaken Hans Van den Broek tekende echter bezwaar aan. Het Nederlands beleid was gericht op ontspanning en de regering wilde geen verslechtering van de betrekkingen tussen Nederland en Tsjechoslowakije. Daarop werd besloten om de prijs toe te kennen aan Václav Havel. Hij accepteerde de prijs, maar kon die niet persoonlijk in ontvangst nemen uit vrees, dat hem vervolgens de toegang tot Tsjechoslowakije ontzegd zou worden. Namens hem nam Janouch de prijs in ontvangst en sprak de dankrede van Havel uit. Maar deze rede wenste Van den Broek van te voren in te zien en hij censureerde de tekst. Daarmee kreeg de prijsuitreiking een absurd trekje. Want een minister van een vrije, democratische staat schrapte regels uit een toespraak van een man, die een prijs ontving voor zijn moed om zich te verzetten tegen een dictatuur. Wie zei dat ook al weer: “democratie is niet voor bange mensen”?
Havel speelde een centrale rol in de burgerbeweging Burgerforum en werd via de Fluwelen Revolutie (1989) de eerste vrij gekozen president van Tsjechoslowakije sinds de Tweede Wereldoorlog. Een ambt dat hij dertien jaar zou bekleden; eerst van Tsjechoslowakije en, na het uiteenvallen van dit land, van Tsjechië. Als woordvoerder van Charta ’77 schreef hij het essay Poging in de waarheid te leven, waarin hij de intenties van deze beweging uitlegde en tevens de nagedachtenis van Jan Patočka eerde.
Jan Patočka
Jan Patočka was een filosoof, die gestudeerd had bij Edmund Husserl en Martin Heidegger. Hij werd de centrale figuur van de fenomenologische beweging in Praag met een internationale reputatie. Op zijn uitnodiging hield Husserl in 1936 zijn spraakmakende rede in Praag Die Krisis des europäischen Menschentums und die Philosophie. Patočka was korte tijd docent aan de Karelsuniversiteit. Nadat Hitler het land in 1938 was binnengevallen, werd de universiteit gesloten. Na de oorlog keerde hij terug naar de universiteit, totdat hij na de communistische staatsgreep van 1948 opnieuw verwijderd werd. Rond de Praagse Lente in 1968 doceerde hij opnieuw aan de universiteit, totdat hij na de inval van het Warschaupact voor de derde keer verwijderd werd van de universiteit. Daarop gaf hij clandestien colleges in de ondergrondse universiteit.
Jan Patočka
Uit die ondergrondse colleges ontstond onder andere zijn bekendste boek Ketzerische Essays zur Philosophie der Geschichte. Het is ondoenlijk om dit rijke werk in kort bestek recht te doen. Voor onze zoektocht naar het verhaal van Europa beperk ik me tot slechts enkele elementen. Volgens Patočka is Europa ontstaan uit een ‘zorg om de ziel’. Daarmee grijpt hij rechtstreeks terug op de klassieke filosofie. De inspanning voor de waarheid is een levenslange, onderzoekende, zichzelf controlerende geestelijke denk- en levenspraktijk. Patočka ziet Europa als een ‘solidariteit van geschokten’. De aardbeving van het doorprikken van de mythe, deed de filosofie geboren worden. Deze schok werkt door op andere terreinen: de polis en de geschiedenis. Op de geschiedenis doordat het inzicht doorbreekt dat er geen sprake is van een ‘ewiger Wiederkehr des Gleichen’. De ontdekking van de vrijheid doorbreekt de cirkelbeweging van geschiedenis voor een toekomst met een open einde. Daardoor werd ook de inrichting van de stadstaat opnieuw doordacht. Daaruit ontstond de Griekse polis. Patočka huldigt de stelling dat Europa te karakteriseren is als een drieëenheid van: filosofie-politiek-geschiedenis. Na de ondergang van de polis, transformeerde de filosofie zich voor duizend jaar om tot metafysica. Het lijkt erop dat Patočka indirect pleit voor een herstel van de band tussen filosofie en politiek. Hoe serieus hij dit nam, blijkt uit zijn engagement als woordvoerder voor Charta ’77.[11] Zijn engagement gaf de burgerrechtbeweging een groot internationaal aanzien, maar werd hem uiteindelijk fataal werd. Toen de overige woordvoerders van Charta ’77 vastzaten, trad hij resoluut als woordvoerder op de voorgrond. Na een ontmoeting met de Nederlandse minister van buitenlandse zaken Max van der Stoel tijdens een staatsbezoek, werd Patočka door de geheime dienst opgepakt en uitgebreid verhoord. Na dit uitputtende verhoor stortte hij in en overleed kort daarop in het ziekenhuis. Zijn begrafenis werd een grote publieke manifestatie. Op de afgelegen hrtibitov (begraafplaats) Brevnov, niet ver van de Witte Berg naast het oudste benedictijner klooster van Praag, vond ik na enig zoeken tussen de warboel aan graven zijn graf.
Na zijn dood hebben studenten op avontuurlijke wijze zijn papieren uit zijn woning verwijderd en verstopt, om te voorkomen dat deze in handen zou vallen van de geheime dienst. Thans wordt deze nalatenschap bewaard en ontsloten op het Patočka Archief in het hartje van Praag. Uitkijkend over de daken van de oude stad, vanuit een lichte torenkamer van dit archief, spraken wij over de betekenis van deze denker voor het verhaal van Europa.
Jan Palach
Jan Palach
Bij het doorkruisen van Praag stuit je wandelend over het Wenceslausplein op een lichte, kruisvormige rimpeling in het strakke plaveisel van dit centrale plein. Op subtiele wijze wordt zo in herinnering geroepen wat op deze plek zich afgespeeld heeft. Naar het voorbeeld van de kerkhervormer Jan Hus wilde de 20-jarige student Jan Palach, de ‘waarheid laten zegevieren’ en stak zichzelf op 16 januari 1969 in brand. In een afscheidsbrief motiveerde hij zijn daad:
“Omdat onze naties op de rand van wanhoop leven, hebben wij besloten onze stem te verheffen en het volk van dit land wakker te schudden. Onze groep bestaat uit vrijwilligers die bereid zijn zichzelf te verbranden voor onze zaak. Mij viel de eer te beurt de eerste fakkel te worden. Wij eisen: onmiddellijke opheffing van de censuur en verspreidingsverbod van (het Russiche blad) Zprávy. Als binnen vijf dagen niet aan onze eisen tegemoet is gekomen, d.w.z. vóór 21 januari 1969, en als het volk ons niet voldoende steunt (door een staking van onbepaalde duur) dan zullen nieuwe fakkels ontbranden.”[12]
Drie dagen na deze daad, overleed hij in het ziekenhuis. Na het bekend worden van zijn dood, verzamelden duizenden mensen zich op de plek van zijn protestdaad om kransen te leggen en trokken vervolgens naar de filosofische faculteit aan het plein van het Rode Leger, dat omgedoopt werd in Jan Palach Plein. Zijn begrafenis werd de grootste nationale rouwplechtigheid van het naoorlogse Tsjechoslowakije. Dat dit oproepend teken dat Jan Palach gesteld heeft niet vergeten wordt, maar blijft schuren in de herinnering bewijzen de bloemen en brandende kaarsen die er liggen. Tot nog toe hebben tien mensen het voorbeeld van Jan Palach gevolgd en zich in brand gestoken als een nieuwe manende fakkel.
Gedenkteken voor Jan Palach
Als student filosofie heeft Jan Palach in de periode van de Praagse lente vermoedelijk de colleges van Jan Patočka gevolgd. Zal deze daad van een van zijn studenten ook Patočka er toe hebben aangemoedigd om, na lang aarzelen, woordvoerder van Charta ’77 te worden? Dan is deze leerling van Patočka eigenlijk ook diens leermeester geworden. Want toen de twee overige woordvoerders van Charta ‘77werden vastgezet, trad Patočka als woordvoerder resoluut naar voren – en betaalde ermee met zijn leven.
In januari 1989 liet een anoniem persoon aan Václav Havel weten dat hij, uit solidariteit met Charta ’77, het voorbeeld van Jan Palach wilde volgen door andermaal een menselijke fakkel te laten ontbranden. Daarop deed Havel via een buitenlandse zender een oproep aan deze onbekende om van dit voornemen af te zien.
“Jan Palach deed zelf voor zijn dood een beroep op zijn naasten zijn daad te begrijpen als een oproep aan zijn medeburgers tot leven in waardigheid en niet als een oproep tot het navolgen van zijn daad. Gezien jouw brief ben je een intelligent, dapper jong mens. We hebben juist dit soort mensen nodig, hier in ons midden, die door hun dagelijkse inzet betere levensvoorwaarden voor ons allen kunnen scheppen. (…) Charta ’77 is een oproep tot leven, tot een leven van trotse en waardige burgers, een oproep tot een leven in waarheid. Probeer Charta ook zo te begrijpen en doe niet wat je van plan bent. Kom naar ons toe om samen met ons op 15 januari Jan Palach te herdenken, maar breng geen brandstof mee.”[13]
Havel citeert ook meerdere malen Patočka’s opmerking uit zijn politiek testament, dat er dingen zijn die de moeite van het lijden waard zijn.[14] En zijn essay Poging om in de waarheid te leven is opgedragen aan deze moedige filosoof, voor wiens dood hij zich mede verantwoordelijk achtte, omdat Patočka op zijn aandringen zijn aarzeling overwon en bereid was om een van de woordvoerders van Charta ’77 te worden.
Hoewel Václav Havel voor de buitenwereld de icoon geworden is van de Fluwelen Revolutie, mogen bij de voorgeschiedenis Jan Palach en Jan Patočka niet vergeten worden. Is het te veel gezegd om Jan Palach, Jan Patočka en Václav Havel als een drieëenheid te beschouwen? Dit drietal en de gebeurtenissen, waarin zij betrokken waren, verdienen herlezen te worden met het oog op onze huidige uitdagingen in Europa.
En hoe nu verder?
Vorig jaar was de herdenking van de val de Berlijnse muur dertig jaar geleden en een cascade van gebeurtenissen die daarop volgde, waaronder de Fluwelen Revolutie in Praag. Een geweldloze wisseling van de macht, die een voormalig dissident tot president maakt van Tsjechoslowakije. Dit maakte een enorme uitbreiding mogelijk van wat thans de Europese Unie is. Voor zover dat op een triomfantelijke wijze gebeurde, thans is van een dergelijke stemming niet meer veel over. Want er ontbrak iets bij deze eenwording. Wanneer Jan Patočka gelijk heeft met zijn karakterisering van Europa als een ‘solidariteit van geschokten’[15], is het een vraag of dit soort van eenheid überhaupt Europa genoemd kan worden. Vandaag worden we geconfronteerd met een reeks aan crises: de euro-crisis, vluchtelingen, Brexit, klimaatverandering, terugkeer van geopolitiek, herlevend nationalisme het terugtrekken van de Verenigde Staten als globale supermacht en nu ook nog de Coronacrisis. Deze crises hebben een diepe kloof in de EU aan het licht gebracht. De EU is er amper op voorbereid om deze crises adequaat tegemoet te treden.
Deze crises zijn een wake-up call voor Europa. Zijn ze werkelijk te wijten aan Europa? Of juist aan een gebrek aan Europa? Want een dominante neo-liberale politiek, die de globalisering aanjaagt, werkt ontwortelend op het menselijk bestaan. De uitdaging van Europa is nu juist om dit proces van ontworteling adequaat tegemoet te treden en de Europese verscheidenheid te organiseren in een nieuw politieke constructie, die de menselijke waardigheid respecteert. In die zin is de zoektocht naar Europa tevens een zoektocht naar een nieuwe taal en visie, die in staat is om te gaan met deze ongemakkelijke werkelijkheid die thans de onze is.
Een gezamenlijke herinnering
Wat thans de EU is, begon ooit als een vooral West-Europees project. Vandaag maken ook andere regio’s er deel van uit: Centraal- en Oost-Europa, het Iberisch schiereiland, de Baltische staten, de Balkan en twee eilanden in de Middellandse zee. Regio’s met een andere geschiedenis dan West-Europa. Daarom is er een dialoog urgent om er achter te komen hoe onze gefragmenteerde herinneringen passen in een gezamenlijke herinnering.
In Praag stuiten we op de vraag hoe verhouden west en oost zich tot elkaar? Traden ‘zij’ toe tot Europa? Of waren ‘wij’ geamputeerd en moeten we nog leren zeggen: Europa werd herenigd? En zijn wij bereid naar hen te luisteren, wanneer zij ons voorhouden dat ze gedurende een bepaalde periode van de geschiedenis zich door het Westen verraden hebben gevoeld: München (1938), Jalta (1944), Potsdam (1945), Hongarije (1956) en Praag (1968)?
Volgens Milan Kundera was Centraal Europa een cultuur, maar geen staat. Centraal Europa heeft de kans gemist om voor deze cultuur in de Habsburgse monarchie een sterke staat te bouwen.[16] Biedt de EU een nieuwe gelegenheid? Wat voor een politieke macht moet ze worden? Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten wij helder krijgen wat de ‘schok’ (Patočka) is, die ons in solidariteit tot elkaar brengt en wat ons gemeenschappelijk welzijn is, dat wij in Europa moeten versterken.
Laten wij niet vergeten dat de weigering om in de wereld een macht te worden vandaag de dag veel gevaarlijker is, omdat Europa op cruciale onderdelen niet in staat is om te handelen. In het geding is of wij medespelers worden in de wereld, of dat wij speelbal worden. Het is urgent helder te krijgen op welke onderwerpen Europa eenheid behoeft, evenals op welke gebieden wij ons verscheidenheid kunnen veroorloven (subsidiariteit).
Aan paus Johannes XXIII, die het waagstuk initieerde van het Tweede Vaticaans Concilie, wordt de volgende uitspraak toegeschreven.
“Het zal erop uitdraaien om door juist handelen van geval tot geval de grote gedachte op de been te helpen en uiteindelijk te verwerkelijken. Niemand kan met zijn kop door de muur, maar men kan, wanneer men wil, door het voorbeeld de zielen voor zijn doel enthousiast krijgen en meenemen. Daarvoor heb je geduld nodig.”
Voor ons onderwerp, is de vraag: wat is die grote gedachte van Europa? En welk handelen kan deze grote gedachte thans op de been helpen?
Het verhaal van Europa
Het verhaal van Europa kreeg in West-Europa een nieuwe impuls dankzij de drijvende kracht van een kleine groep mensen. Churchill tilde kort na de Tweede Wereldoorlog met zijn toespraken in Zürich (1946) en Den Haag (1948) het verlangen naar een verenigd Europa van het culturele naar het politieke niveau. Maar het was uiteindelijk Frankrijk dat het initiatief nam door zijn minister van buitenlandse zaken Robert Schuman met zijn Verklaring op 9 mei 1950. Dit was een stille revolutie. Geen lege woorden, maar daden, moedig en constructief. Schuman stelde dat om de vrede een kans te geven, een verenigd Europa nodig is. Die eenheid komt er niet ineens, maar stap voor stap. Door concrete daden, die een solidariteit van feiten scheppen. En die solidariteit begon met een supranationaal lichaam voor kolen en staal – de grondstoffen waarmee wapens geproduceerd werden. Het was een moedige sprong in het onbekende. Het was geen economisch project, maar een politiek project-in-wording dat met concrete stappen van solidariteit een bijdrage wilde leveren aan de wereldvrede en de oorlog in Europa uitbannen. Dit avontuur begon met zes lidstaten.
Robert Schuman
Maar hier ligt ook het zwakke punt van het West-Europese verhaal: het was vooralsnog een initiatief van visionaire enkelingen. Deze eenwording kwam eerder passief over ons en wij lieten het gebeuren met ‘pragmatische onverschilligheid’.[17] De Europese Beweging brengt thans geen Europese burgers meer voort en is nauwelijks nog een kracht van betekenis. De negatieve uitslag van de referenda in Nederland en Frankrijk van 2005 heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Evenals de oorverdovende stilte die erop volgde. In dat vacuüm hebben inmiddels de populisten zich genesteld. Tegen die stroom in zullen wij ons voor het verhaal van Europa moeten inzetten. Daar is hoop voor nodig: de deugd van het ‘nog-niet’. Een diepe en vastberaden hoop, die onze zoektocht voortstuwt. Inspirerende voorbeelden kunnen daarbij helpen. In Praag zijn wij er enkelen op het spoor gekomen. Havel zei daarover:
“Geschiedenis is niet iets wat ergens anders gebeurt, het gebeurt hier. We leveren er allemaal onze bijdrage aan. Als het ergens van afhangt dat de wereld weer menselijke proporties krijgt, dan is dat van hoe wij ons op dit moment op deze plek van onze taak kwijten… Of we koesteren hoop, of we doen dat niet. Hoop is geen voorspelling, het is een gerichtheid van de geest. Ieder van ons moet echte fundamentele hoop vinden. Dat kun je aan niemand delegeren. .. Hoop is zeker niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed zal aflopen, maar de zekerheid dat iets zinvol is, ongeacht hoe het afloopt. Het is deze hoop die ons bovendien de kracht geeft om te leven en voortdurend nieuwe dingen te proberen, ook onder omstandigheden die even hopeloos lijken als die van ons op dit moment, op deze plek. Afgezet tegen deze absurditeit is het leven te kostbaar om toe te staan dat het in waarde vermindert door een leven te leiden dat doelloos, leeg, zonder betekenis, zonder liefde en uiteindelijk zonder hoop is.”[18]
Dit citaat komt opmerkelijk dicht bij een uitspraak van Willem de Zwijger: “Er is geen hoop nodig om de dingen aan te pakken en geen resultaat om vol te houden.” – al heeft de Zwijger, conform zijn naam, minder woorden nodig dan de woordenrijke schrijver. De overeenkomst is een indicatie van de fundamentele eenheid van Europa, die op talloze wijzen aan het licht komt.
Het verhaal van Europa in het westen heeft dringend aanvulling nodig door een discours van burgerschap. In Praag heeft een aaneenschakeling van moedige burgerinitiatieven tegen een dictatoriaal bewind dertig jaar geleden een onverwachte wending in de geschiedenis mogelijk gemaakt. In de bredere context van Oost-Europa kunnen de initiatieven van Solidarnosc in Polen en de keten van zingende mensen in de Baltische staten hieraan worden toegevoegd. Zij hebben ons het voorbeeld gegeven van een van de weinige revoluties in Europa, die in haar eigen termen geslaagd lijkt en (nog) niet in haar tegendeel is verkeerd. Omdat zij ervan hebben afgezien wraak te nemen op hun tegenstanders. Havel spreekt van een ‘snel en elegant verworven vrijheid’.[19]
Ook al heeft deze omwenteling zijn teleurstellingen gekend en heeft zelfs Havel, niet zonder ironie, gevraagd of de Tsjechen een volk zijn dat alleen maar éénmaal in de twintig jaar haar goede eigenschappen tot leven weet te wekken en dan nog alleen maar voor enkele maanden.[20] Toch, wat eenmaal realiteit was, blijft in de geschiedenis aanwezig als inspirerend voorbeeld voor nieuwe uitdagingen.[21]
Mij lijken de volgende punten belangrijk op zoek naar het verhaal van Europa:
Havel heeft getracht het grote vacuüm in Midden-Europa op te vullen met iets zinvols. Nadat het eerst overrompeld werd door Nazi-Duitsland en vervolgens gekoloniseerd door de Sovjet Unie, ijverde hij samen met andere landen in de regio voor aansluiting bij het rijkere (West-) Europa. Niet als een verdwaasd rondkijkende bajesklant die amnestie heeft gekregen, maar als iemand die ook iets te bieden heeft: geestelijke en morele activiteiten, moedige vredesinitiatieven, onslijtbare creativiteit, het ethos van pasverworven vrijheid en de inspiratie voor moedige en snelle oplossingen. “Wij zijn gewekt en wij moeten ook hen wekken, die in het Westen ons ontwaken hebben verslapen. Dat is een taak die wij des te beter kunnen vervullen naarmate wij haar in groter eendracht aanvaarden.”[22]
Zou door de meedogenloze wijze waarop de geschiedenis hier huisgehouden heeft, er in Praag een sterker bewustzijn bestaan voor de unieke kans, maar ook urgentie om een geestelijk fenomeen ook politiek vorm te geven? Zullen wij, om met een woord van Sloterdijk dat verrassend goed spoort met de opmerking van Havel, deze gelegenheid niet verslapen?[23]
Op deze zoektocht naar Europa zijn er richtlijnen, die oriënatie bieden: voor het gemak samengevat in de drie b’s[24]:
Bronnen van Europa
De filosoof Charles Taylor heeft de vraag gesteld of onze bronnen wel krachtig genoeg zijn? Ik versta deze vraag als een aansporing opnieuw op zoek te gaan naar de bronnen van Europa. Daarvan zijn er tenminste drie.
Bildung
Deze bronnen moeten we cultiveren in een levensstijl. Dat betekent Bildung, vorming, cultuur in de betekenis van ‘geestesleven’. Volgens Jan Patočka is dit de ‘zorg voor de ziel’ en Vaclav Havel heeft over ‘in de waarheid leven’.
Burgerschap
Ons leven bestaat uit verschillende rollen: functionaris, consument, klant. Maar er bestaat ook iets in ons dat verbonden is met het algemeen welzijn (bonum commune). Burgerschap gaat over dit algemeen welzijn. Volgens Machiavelli gaat alles naar de knoppen, tenzij… Dit tenzij zou voor ons wel eens burgerschap kunnen betekenen. Daarbij hoort inmiddels ook een Europese dimensie, want er zijn uitdagingen die niet meer door de nationale staat opgelost kunnen worden. Hoe kan dit burgerschap meer compleet, doorleefd en geëngageerd worden?
Wanneer we op onze zoektocht deze oriëntaties serieus nemen, licht er voor ons een toekomst op met een perspectief, dat de naam van Europa waardig is. Durven wij die toekomst aan? Bij die vraag blijft de prikkelende opmerking van Havel relevant, aan het einde van het essay over Charta’77.
“De eigenlijke vraag is namelijk of de ‘betere toekomst’ echt altijd zo ver weg ligt. Stel dat die toekomst al een hele tijd hier is geweest, en dat alleen onze verblinding en zwakheid ons verhinderd hebben te zien dat zij in en om ons is, ons weerhouden hebben haar verder te ontwikkelen.”[27]
Bij mijn vertrek uit Praag verlaat ik het oude centrum lopend over de brug met goed uitzicht op de Karelsbrug en de Praagse burcht. Ik steek de Moldau over – de sterke bruine god kleurt vandaag grijs. Bij het passeren van het eiland Střelecký Ostrov, word ik getroffen door een bloeiende kastanjeboom midden in oktober. En opnieuw schieten die woorden van T.S. Eliot uit Four Quartets me te binnen: waaraan worden wij toch herinnerd, wat wij liever vergeten?
---
Stefan Waanders (stefanwaanders@gmail.com), studeerde geschiedenis en godsdienstwijsbegeerte. Achtereenvolgens werkzaam voor de opbouw van een huis voor thuis- en daklozen in Groningen (5 jaar), als stadsbuschauffeur (1 jaar), als manager in het bedrijfsleven (9 jaar) en bij de Stichting Thomas More, voorheen Radboudstichting (17 jaar), waarvan 9 jaar als directeur.
Publicaties en lezingen over: Romano Guardini, Dostojewski, Antoine de Saint-Exupéry, haiku, Edith Stein, de monniken van Tibhirine (van de film Des hommes et des dieux), iconen, Taizé, bergklimmen, Robert Schuman en Europa.
[1] Met deze woorden begint „The Dry Salvages“ uit Four Quartets van T.S. Eliot.
[2] Stefan Waanders, „Unterwegs nach Europa“ in: Martin W. Ramb und Holger Zaborowski, Heimat Europa?, Wallstein Verlag Göttingen 2019, S. 247 – 259.
[3] Zie o.a. een artikel over een vergeten held van Waterloo en Europa in: Stefan Waanders, “Europese coalitie bezorgde Napoleon zijn Waterloo”, in: De Volkskrant, 6 juni 2015, blz. 18-19.
[4] Het uit ’t raam flikkeren van tegenstanders schijnt een Tsjechische specialiteit te zijn. Na de communistische staatsgreep in 1948 bleek de minister van buitenlandse zaken Jan Masaryk ook ‘uit het raam gevallen’ te zijn.
[5] Tomáš Halík, All meine Wege sind DIR vertraut. Von der Untergrundkirche ins Labyrinth der Freiheit, Herder Verlag Freiburg 2018.
[6] Milan Kundera, The tragedy of Central Europe, zie https://is.muni.cz/el/1423/jaro2017/MEB430/um/Kundera_1984.pdf , New York Review of Books, 1984.
[7] Václav Havel, Angst voor de vrijheid. Redevoeringen van een president, uitgeverij Van Gennip Amsterdam 1992, blz. 20.
[8] Václav Havel, Fernverhör. Ein Gespräch mit Karel Hvíždala,, Rowohlt Verlag Hamburg 1990, blz. 51.
[9] Fernverhör, blz. 67.
[10] Václav Havel, Brieven aan Olga. Overdenkingen uit de gevangenis, uitgeverij de Fontein, Baarn 1989, blz. 119.
[11] Zie ook: Jozef Waanders, “Post-Europa: alternatief voor een hardnekkige ondergangsgedachte?” in: Filosofie-Tijdschrift, jrg. 28 nr. 3, Garant-Uitgevers Antwerpen/Apeldoorn mei/juni 2018, afl. 163, blz. 28-31.
[12] Martin van den Heuvel, Hans Renner, Groeten uit Praag. Tien jaar na de Praagse Lente. Dubček-Husák Charta ’77, Amsterdam Brussel 1978, p. 95.
[13] “Oproep via de radio” in: Václav Havel, Naar alle windstreken, uitgeverij De Prom Baarn 1990, blz. 295-296.
[14] Václav Havel, Naar alle windstreken, uitgeverij De Prom Baarn 1990, blz. 71. Václav Havel, Poging om in de waarheid te leven. Essay over Charta ’77, uitgeverij Van Gennip Amsterdam 1986, blz. 38.
[15] Jan Patočka, Ketzerische Essays zur Philosophie der Geschichte, Suhrkamp Verlag Berlin 2010, S. 157.
[16] Milan Kundera, The tragedy of Central Europa, https://is.muni.cz/el/1423/jaro2017/MEB430/um/Kundera_1984.pdf, New York Review of Books.
[17] Mathieu Segers, Reis naar het continent. Nederland en de Europese integratie 1950 tot heden, Amsterdam 2013, blz. 266.
[18] Václav Havel, Fernverhör. Ein Gespräch mit Karel Hvížd’ala, Rowohlt Hamburg 1990, 219-221.
[19] Václav Havel, Zomeroverpeinzingen, uitgeverij De Prom Baarn 1991, blz. 8.
[20] Václav Havel, Angst voor de vrijheid. Redevoeringen van een president, uitgeverij Van Gennip Amsterdam 1992, blz. 152.
[21] Václav Havel, Briefe an Olga. Betrachtungen aus dem Gefängnis, Rowohlt Taschenbuch Verlag Hamburg 198, blz. 200.
[22] Idem, blz. 21.
[23] Peter Sloterdijk, Falls Europa erwacht, Suhrkamp Verlag Frankfurt am Main 1994.
[24] Stefan Waanders, “Persoon en Europa in het denken van Romano Guardini” in: Claudia Bouteligier en Timo Slootweg (red.) Rechtvaardigheid, persoon en creativiteit. Personalisme in recht en politiek, Gompels & Scavinia, Oud-Turnhout, ’s-Hertogenbosch 2020, blz. 163 – 184. Stefan Waanders, „Unterwegs nach Europa“ in: Martin W. Ramb und Holger Zaborowski, Heimat Europa?, Wallstein Verlag Göttingen 2019, pg. 247 – 259; Stefan Waanders, “Europa aneignen. In den Spuren Romano Guardinis” in: Internationale katholische Zeitschrift COMMUNIO, 47. jrg. 2018/5, pg. 524 – 533. Stefan Waanders, “e-Utopia. In Quest of Europe” in: The Paradox of Freedom. State of Europe Forum, Zuiderkerk Amsterdam, 8-9 May 2016, pg. 43-53. Printed by Seismos Press 2017, on internet goo.gl/zOp2NS .
[25] Milan Kundera, De kunst van de roman, Ambo Baarn 1987, blz. 10 e.v.
[26] Romano Guardini heeft dat gepraktiseerd in zijn meesterlijke interpretaties van Plato, Augustinus, Dante, Pascal, Dostojewski, Hölderlin en Rilke. Voor huidige problematiek van Europa zie ook de nieuwe vertaling van de vergeten roman van Antoine de Saint-Exupéry, Oorlogsvlieger met een nawoord van Stefan Waanders “Realisme van de hoop”, uitgeverij Van Oorschot Amsterdam 2016, waarvan het eerste exemplaar werd aangeboden aan Dick Berlijn.
[27] Václav Havel, Poging om in de waarheid te leven, (Living in truth) Amsterdam 1986, blz. 97-98.