Emigratie en Immigratie in Oost-Europa

Civis Mundi Digitaal #95

door Jan de Boer

Iedereen kent de breuk tussen de West- en de Oost-Europese lidstaten inzake de opvang van vluchtelingen en migranten, met name uit het Midden-Oosten. Premier Viktor Orban van Hongarije zei in juni 2018: « Er is geen enkel document dat stelt dat een land een immigratieland moet zijn om lid te worden van de Europese Unie. Wij zijn er niet op tegen dat bepaalde lidstaten in de Schengenzone migranten opvangen, maar zij moeten er ook niet op tegen zijn dat wij dat niet willen. » Een krachtige uitspraak, maar niet vrij van hypocrisie. Want volgens cijfers van Eurostat gaf Hongarije in dat jaar meer dan 30.000 migranten een werkvergunning. Zeker, zij kwamen in hoofdzaak uit de Oekraïne, China en Servië en niet uit het Midden-Oosten, maar toch… Hongarije accepteerde deze immigranten vanwege het tekort aan arbeidskrachten, ondanks haar officiële stellingname.

Er is inderdaad sprake van « communicerende vaten »: het post-communistische Europa, een regio met een grote emigratie naar West-Europa, is nu een belangrijk gebied voor immigratie van buiten de Europese Unie. Oekraïne is hierin het meest geliefde land, maar Centraal-Europa opent de deur ook voor arbeidskrachten uit Azië, inclusief islamitische landen, zonder dat van de daken te schreeuwen. Polen steekt hierin met kop en schouders uit boven de andere post-communistische landen, ondanks de retoriek van de regerende Nationalistische Partij. Dat begon in 2014, toen de binnenlandse arbeidsmarkt in de sterk groeiende economie te maken had met het dubbele effect van een demografische daling en sterke emigratie: 2,5 miljoen van de 38 miljoen Polen vertrokken naar West-Europa. Tegelijkertijd stimuleerde de oorlog in het oosten van hun land de Oekraïners op hun beurt te emigreren. De Poolse buren sloten ze in hun armen, evenals Russen, Wit-Russen, Moldaviërs, Armeniërs en Georgiërs.

De Poolse economie versnelde en in 2017, bij een economische groei van 5%, konden de buurlanden niet meer voldoende arbeidskrachten leveren. Dit was vooral een probleem voor de bouwsector, waarvoor de Oekraïense arbeidskrachten op het vlak van moderne technieken onvoldoende toegerust waren. Polen begon toen een beroep te doen op tijdelijke arbeidskrachten uit Bangladesh en Nepal, die in de Arabische Golf opgeleid waren op dergelijke werkterreinen. De arbeidsmarkt in Polen is veranderd en prefereert nu langdurige arbeidscontracten, met als gevolg dat de immigranten zich blijvend installeren. Volgens Eurostat verleende Polen in 2018 meer verblijfsvergunningen aan immigranten van buiten de Europese Unie (635.335) dan het twee keer zoveel inwoners tellende Duitsland (543.571). Het waren vooral Oekraïners en Wit-Russen; pas ver daarna volgden de Turken. In 2019 werden de Turken gepasseerd door werkers uit Bangladesh en Oezbekistan. Polen heeft nu 1,8 miljoen reguliere buitenlandse arbeidskrachten.

Na de val van het communisme verlieten volgens een rapport van het FMI een 20 miljoen mensen de post-communistische landen in Oost-Europa. Als deze landen een deel van deze emigranten terug willen krijgen, moet dat gebeuren door een flinke verhoging van het levensniveau op alle terreinen. Dat vereist vaste economische groei, en daarvoor moeten ze over voldoende arbeidskrachten beschikken. Vooral de uittocht van jongeren uit deze landen bemoeilijkt dat. Tussen 2013 en 2017 verlieten 268.000 personen van 18 tot 34 jaar Polen. Net als Letland en Litouwen probeert Warschau hun terugkeer te bevorderen. Door de Brexit zijn in 2018 alvast bijna 80.000 Polen uit het Britse koninkrijk teruggekeerd.

Oekraïne met zijn 42 miljoen inwoners heeft totaal andere ervaringen. De emigratie duurt voort: zo’n 2,5 miljoen Oekraïners werken in het buitenland, waarvan driekwart in de Europese Unie. Zij sturen jaarlijks meer dan 9 miljard euro aan hun familie: dat is 8 procent van het Bruto Binnenlands Product. Deze emigratie heeft ook een politieke dimensie die Moskou niet onverschillig laat. De emigratie vanuit Oekraïne naar Rusland is met een derde afgenomen, terwijl de emigratie naar Polen met drie vermenigvuldigd is. De integratie van Oekraïne in het Westen, aangemoedigd door de afschaffing van visa door Brussel, vindt ook via deze weg plaats.

Deze cijfers (vooral geleverd door Eurostat) doen, nu de rijke maar « sobere » landen (Oostenrijk, Zweden, Nederland, Denemarken) het budget van de Europese Unie blokkeren, de vraag rijzen of rekening gehouden moet worden met de kosten van deze « brain drain » voor landen van herkomst. De leiders van de post-communistische lidstaten van de Europese Unie zeggen: de productiviteit van deze miljoenen migranten, voor wie wij het onderwijs en de scholing hebben betaald, heeft eerst de economie van Duitsland verrijkt, en vervolgens die van het Britse koninkrijk, van Frankrijk, van Nederland en van Zweden. Voor hun is het geld van de Europese Unie geen liefdadigheid maar een spel van geven en nemen. En in hun verhaal zit naar mijn mening – premier Rutte zal het ongetwijfeld, mede vanuit binnenlandse politieke overwegingen, niet met mij eens zijn – een kern van waarheid.