Civis Mundi Digitaal #96
Darwin en Spencer
Over sociaal darwinisme verscheen in HP-De tijd 10 april een bijdrage van Max Pam. Het betreft een sociologische stroming die zijn bron niet vindt bij Darwin, maar bij de filosoof en socioloog Herbert Spencer. Aan hem heeft Darwin zijn principe van de ‘survival of the fittest’ in de strijd om het bestaan ontleend. Verwante ideeën vinden we bij Nietzsche, die de moraal een vervorming vond van natuurlijke instincten en in de moderne tijd de zwakkeren begunstigt. Zonder moraal zouden zij weggeselecteerd worden door de natuurlijke selectie, d.w.z. opzij gedrukt door de sterksten. Dat is met de beteugelende moraal ook al het geval. De natuur is niet helemaal te temmen. Ziekten zijn soms moeilijk in te dammen.
Het sociaal darwinisme staat Max Pam niet aan en dat geldt niet alleen voor hem. Dat neemt niet weg dat er in onze wereld nog steeds een strijd om het bestaan plaatsvindt. De sterksten en de besten zijn daarbij in het voordeel. Survival of the fittest komt neer op het recht van de sterksten, schrijft Pam. Dat zien we bijv. ook bij de concurrentiestrijd en de marktwerking van het neoliberalisme en het eerdere kapitalisme. Daar hadden velen ook bezwaren tegen. Desondanks wordt de wereld erdoor geregeerd bij gebrek aan een effectief en acceptabel alternatief. Want het communistische staatskapitalisme of andere vormen van autoritair leiderschap zijn voor velen nog meer bezwaarlijk.
Het voordeel van de sterksten
‘Het recht van de sterksten’ luidde de kop van een artikel in de Volkskrant (11 april). Grote bedrijven stellen hun betalingen aan kleinere bedrijven uit en lenen zo gratis geld. Bovendien maken ze van de gelegenheid gebruik om overheidssteun aan te vragen, ook al ‘bulken ze van het geld’, bij wijze van spreken, en maken zij grove winsten. In het Nieuwsoverzicht elders in dir nummer werd de KLM als voorbeeld genoemd, als een bedrijf dat miljarden aan overheidssteun krijgt en tegelijk mensen ontslaat en contracten niet verlengd. Hoe discutabel het sociaal darwinisme ook mag zijn, het idee van een selectie die voordelig uitpakt voor de ‘sterkere’ en grotere bedrijven is nog volop actueel. De rijken spinnen er garen bij, als de crisis weer net zo wordt aangepakt als de kredietcrisis van 2008, toen de banken met publiek geld van de gemiddelde burger overeind werden gehouden.
Het sociaal darwinisme wijst overheidsingrijpen af, zoals we zullen zien, maar doet er tevens zijn voordeel mee, afhankelijk van hoe de overheid ingrijpt. “Er zijn cru gezegd twee manieren om de coronacrisis te betalen, merkt de Duitse socioloog Wolfgang Streeck onlangs op:... door belastingen op de rijken te verhogen en/of door te leben van de rijken. In het eerste geval bloeden de rijken vooral door de coronacrisis, in het tweede geval - hogere staatsschulden - spinnen ze er juist garen bij. Kort gezegd maakt de staat in die situatie schulden bij onder meer banken en rijke investeerders... en lost de belastingbetaler die schuld de kemende decennia met rente af... [of] de rekening wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties” (Volkskrant 9 april). De vraag is: “Moet de overheid bedrijven redden of burgers? In dat laatste geval ligt een basisinkomen meer voor de hand dan staatssteun aan nationale kampioenen à la KLM... Moeten we crisisbelastingen op vermogens invoeren,” aldus politiek filosoof Rutger Claassen, Universiteit Utrecht. De teneur van het artikel is dat ‘de kleine man’ of vrouw zwakker staat, zoals het sociale darwinisme stelt en de grotere en sterkere bedrijven met of zonder crisis in het voordeel zijn, meestal ook als er overheidsteun wordt gegeven.
Hie is de situatie in de VS?
In de VS, het land waar het sociaal darwinisme welig tierde, zal het bovenstaande nog meer gelden. Daar werd 2300 miljard dollar beschikbaar gesteld, waarvan naar verwacht veel terecht zal komen bij mensen die het niet nodig hebben, volgens het artikel ‘Geld in de zak. Een ontzagwekkend crisispakket moet het leed in de VS verzachten. Driemaal raden wie daar het meest van profiteert’ in dezelfde krant. Te meer daar speciale toezichthouders wereden ontslagen. “De allergrootste winnaar is misschien wel degene die het geld mag verdelen.” Het geld blijkt vanwege een bureaucratisch oerwoud niet zo gemakkelijk terecht te komen bij ‘de kleine man’ die het het hardste nodig heeft. De ‘wet van de jungle’ geldt: “het recht van de sterksten om de rekening van de coronacrisis af te wentelen op de zwakkeren.” Het sociaal-darwisme lijkt actueler dan ooit.
‘Vooral jonge flexwerkers verliezen werk,’ luidt een andere kop (NRC 9 en 10 april). Dat zijn bepaald niet de economisch sterksten. Overal geldt dat de zwakkeren het meest worden getroffen, comform de wet van de jungle. In andere landen is dat nog veel erger. En als we niet uitkijken krijgen zij slechts geen of weinig steun, terwijl de grote bedrijven met miljarden worden gesteund, mede omwille van de werkgelegenheid van mensen die massaal worden ontslagen. Om de wet van de jungle, het recht van de sterksten of de ‘survival of the fittest, het basisprincipe van het sociaal darwinisme, te compenseren is een wijs (overheids)beleid nodig dat de ogen opent voor de mensen die ondersteuning het hardst nodig hebben. en zich niet schikt naar de bedrijven die de sterkste lobby hebben.
Hetr is opmerkelijk dat het ene artikle na het andere verband houdt met het sociaal darwinisme en de ‘’survival of the fittest’. ‘De arme betaalt. Voor armen zonder vangnet zijn de maatregelen tegen covid-19 catastrofaal zegt econoom Angus Deaton.’ Volkskrant 11 april. Deze Schotse econoom en Nobelprijswinnaar van de Princeton Universiteit, auteur van The Great Escape: Health, Wealth, and the Origins of Inequality, maakt zich meer zorgen over de ‘unfairness’, de onrechtvaardigheid dan om de ongelijkheid. “Zij het staks de ‘roofdieren’ aan de top vban de kapitalistische piramide - de banken, verzekeraars, farmaceutische bedrijven, of hedgefondsen - die als grote winnaars van de coronacrisis uit de bus komen? En betalen dan de kwetsbaarste burgers de hoogste prijs?”
“Bij een nieuwe ontdekking zijn het altijd eerst de rijken die profiteren.” Hoewel de rijken het virus ook krijgen, worden de armen veel zwaarder getroffen, vooral in arme landen zonder vangnet. Afstand houden is voor hen niet of nauwelijks mogelijk, omdat ze zo dicht op elkaar leven. Voor de armen in de VS is het vangnet onbetaalbaar. Het zorg- en verzekeringsstelsel is ‘het duurste en slechjtste systeem ter wereld. “De arbeidersklasse heeft het moeten afleggen tegen de macht van bedrijven en ‘de roofzuchtige gezondheidszorg’.” Ziekenhuisrekeningen zijn torenhoog en onbetaalbaar en velen zijn niet verzekerd. Daardoor sterven er veel mensen uit wanhoop door schrijnend onrecht. Velen overleven niet in de strijd om het bestaan in de moderne maatschappij, schrijven Deaton en zijn vrouw in hun nieuwste boek Deaths of Despair and the Future of Capitalism. De coronacrisis zal dit nog erger maken en hopelijk leiden tot een systeemverandering met betere en gelijkere overlevingskansen voor alle mensen.
De ‘survival of the fittest’ bij Darwin
Toevallig of niet, speelde ik met het plan iets over Darwin en het darwinisme te gaan schrijven. Hij was één van de eerste wetenschappers die mij te denken gaven. In het kader van de bezinning en reflectie over toekomstige alternatieven voor de status quo leek het mij van belang bij een aantal grensverleggende denkers te rade te gaan. De coronacrisis nodigt hiertoe uit en roept de vragen op welke ontwikkelingen er in ons verschiet liggen en welk toekomstperspectief wenselijk en mogelijk is. Het sociaal darwinisme biedt geen wenselijk perspectief, vindt Max Pam. Waarom niet?
Over Darwin las ik voor het eerst in het rijk geïllustreerde boek Prehistorische dieren van Kai Petersen, een boeiende uitleg van de evolutieleer. The Origin of Species by Natural Selection; or the preservation of favoured races in the struggle for life (1859) geeft in de volledige titel de kern van Darwin’s theorie weer. Met ‘races’ worden (onder)soorten bedoeld, zoals bij paardenrassen en hondenrassen. Natuurlijke selectie gebeurt door de ‘survival of the fittest’. In de strijd om het bestaan hebben dieren en planten die beter zijn aangepast een evolutionair voordeel en daardoor betere overlevingskansen. Het ontstaan van de zeer verschillende soorten is daarmee nog niet verklaard en evenmin de ontwikkeling van de ene soort uit de andere. Variaties binnen een soort zijn te gering zijn om het ontstaan van een andere soort uit te verklaren. Bovendien veranderen de erfelijke eigenschappen van een soort nauwelijks door natuurlijke selectie. Wel als deze samengaat met erfelijke mutaties, volgens de mutatietheorie van Hugo de Vries. In de loop van miljoenen jaren zou daaruit het ontstaan van verschillende soorten verklaard kunnen worden. We laten de evolutie- en erfelijkheidsleer aan biologen, om terug te gaan naar het sociaal darwinisme.
De actualiteit van de ‘survival of the fittest’
Oudere en kwetsbare mensen behoren niet tot de ‘fittest’. Hun overlevingskansen zijn daardoor geringer in de strijd om het bestaan. Zij hebben meer (medische) zorg nodig. Naarmate de jaren vorderen neemt deze exponentieel toe. Vaak het meest in de laatste jaren van het leven. Vandaar dat de vergrijzing een steeds groter beroep doet op de zorginstellingen. Dit wordt geaccentueerd door de besmetting met het coronavirus, die vooral bij oudere, kwetsbare en zwaarlijvige mensen ernstige problemen geeft, waardoor vooral zij IC bedden nodig hebben. Als er een tekort is en er er een wachtrij is, staan medici voor ethische keuzen. Hoe worden de schaarse bedden verdeeld? Wie krijgen er voorrang? Verdient een jong iemand met een leven voor zich, de voorkeur boven een ouder persoon met een veel geringere levensverwachting? Om dergelijke keuzes niet te hoeven maken was er grote vraag naar IC bedden. In Italië waren er niet genoeg. De zorg voor oudere en kwetsbare mensen blijkt bij de coronacrisis een nog grotere belasting te vormen voor het overbelaste medische personeel, dat ook besmet wordt door het virus en uitvalt. Hoe ver kunnen ze gaan?
Er werd melding gemaakt van een internationale competitie om IC bedden en beademingsapparaten. Geldt ook hier het recht van de sterksten en het principe van eigen volk eerst. Nu lijkt dit principe gemeengoed. In Afrika en India zijn in verhouding tot de bevolking nauwelijks IC bedden beschikbaar. Bovendien hebben westerse landen er bij de producenten al beslag op gelegd. Zien we ook hier niet de ‘suvival of the fittest’ en het recht van de sterksten? Waar is de moraal? Waar zijn internationale afspraken?
De kwetsbare positie van landen en bevolkingsgroepen was er allang, maar de coronacrisis accentueert de schrijnende ongelijkheid, die al veel langer onder de aandacht is gebracht. Als het gebrek aan IC bedden ons en onze dierbaren kan treffen, dringt de ernst van het probleem tot ons door, dat zich eerder ver van ons bed afspeelde. Het sociaal darwinisme biedt een ‘oplossing’ die voor velen onaanvaardbaar is, hoewel het eigenlijk een dagelijkse praktijk is, ver van ons bed. Ons economisch systeem van concurrentie en marktwerking is gebaseerd op het principe van de ‘survival of the fittest’ en het voordeel van de sterksten. Waarom is het daar wel toegestaan en niet in de zorg? Terwijl er al jaren door velen is gepleit voor een meer rechtvaardige verdeling van winsten en voordelen.
Wat houdt de oplossing van het sociaal darwinisme in?
Het principe van de ‘survival of the fittest’ is afkomstig van Herbert Spencer (1820-1903) een jaar of tien voor Darwin (1809-1882) ermee kwam, zie Spencers ‘Theorie van de bevolking’ en ‘Ontwikkelingshypothese’. Hij is ertoe gekomen door het baanbrekende werk van de theoloog Malthus, één van de eerste demografen, die zich in zijn Essay on Population zorgen maakte om de overbevolking. Malthus was ook een inspiratiebron van Darwin. ‘Asociaal spencerisme’ zou voor het sociaal darwinisme eigenlijk een meer passende benaming zijn. Het berust immers op een theorie van Spencer, waaraan naar huidige maatstaven een asociaal karakter toegeschreven kan worden. Spencer behoort tot de vaak vergeten grondleggers van de sociologie. In zijn tijd was hij echter wereldberoemd. Hij was een liberaal, utilitaristisch filosoof net als zijn vriend John Stuart Mill en diens voorloper Jeremy Bentham. Het ethische en economische principe van het utilitarisme is ‘het grootste geluk voor het grootste aantal mensen’ (Zie H J Störig, Geschiedenis van de filosofie, deel 2, p 207-17).
“Het evolutieproces verloopt door natuurlijke selectie en aanpassingsvaardigheid. Wie in de maatschappelijke strijd winnen zijn superieur, maar wie die strijd verliezen moet men zonder hulp laten ondergaan,” volgens Spencer (H. Goddijn e.a., Geschiedenis van de sociologie, p 97). “De minder intelligente [en zwakkere] mensen sterven eerder... Degenen met meer intelligentie overleven in de strijd om het bestaan... Overheidsingrijpen in de vorm van wetten voor de armen en andere maatregelen voor zorg en welzijn verstoren het voordelige proces van natuurlijke selectie... Blind voor het feit dat in de natuurlijke orde de samenleving zijn ongezonde,... behoeftige leden verwijdert... Onnadenkende, maar goedbedoelende mensen... stoppen het zuiveringproces en... ondersteunen de incompetenten” (Spencer, in Lewis Coser, Masters of Sociological Thought, p 100-01). Van overheidswege ingrijpen in de natuurlijke selectie zou volgens Spencer leiden tot een achteruitgang van de mensheid.
De nonconformistische, kinderloze en ziekelijke vrijgezel Spencer zegt het wat bot en sociaal onhandig, maar de gedachten erachter, ook die van Malthus en Darwin, zijn (helaas) niet onzinnig. De mensheid is in staat om zichzelf uit te roeien. Niet zozeer door de sociale zorg, maar veeleer door het gebrek daaraan en door de ongebreidelde economische groei en ‘vooruitgang’, die vrijwel ongehinderd door overheidsingrijpen zijn gang gaat en ‘de orde van de natuur’ verstoort.
“Als je begint met ingrijpen in de orde van de Natuur, weet je niet met welk resultaat dit eindigt,” schreef Spencer (p 100). De milieuvernietiging noopt ons nu tot ingrijpen in de neoliberale economie voor het te laat is. Ook de enorme bevolkingstoename in zgn. ontwikkelingslanden is zorgwekkend. Daar kan de zorg niet tegenop. Het idee van ontwikkelde en minder ontwikkelde landen en culturen, dat ook Spencer huldigde, mag dan discutabel zijn, schrijnende verschillen zijn wel een realiteit. Die veranderen niet door cultuurelativisme en een gelijkwaardigheidsideologie.
Kritische noten bij Spencer
Het sociaal darwinisme wordt niet meer serieus genomen als sociologische theorie. Het wordt beschouwd als een ideologie van het 19e eeuwse kapitalisme. Het sluit ook bij de marktwerkingsideologie van het neoliberalisme. Het uitgangspunt dat de sterkere en beter aangepasten in het voordeel zijn in de strijd om het bestaan is echter veeleer een realiteit dan een ideologie. Dat deze situatie als wenselijk wordt gerechtvaardigd, is echter geen sociologie maar een ideologie. Zo zijn marxisme, socialisme en liberalisme ook ideologieën, hoewel Marx en Spencer wel gelden als baanbrekende sociologen.
Aan het eind van zijn leven veranderde de liberale, individualistische oriëntatie ook in Engeland. “Nieuwe ideeën kwamen (... Karl Marx!) en de gedachte won veld dat enige rationele en politieke controle over het ‘vrije’ maatschappelijke gebeuren geen overbodige luxe was” (H. Goddijn e.a., p 95).“De doctrine dat de degenen die er in slaagden te overleven en daarmee bewezen dat zij beter (Eng. ‘fitter’) waren dan degenen daar niet in slaagden, legitimeerde een inhalig individualisme... in een tijd de de protestantse ethiek zijn appèl verloor... De Britse publieke opinie bewoog zich langzaam weg van laissez faire naar diverse collectivistische oriëntaties op het gebied van sociaal welzijn en andere gebieden... Bovendien leek het idee dat technologische prestaties noodzakelijkerwijs met morele verbetering hand in hand gaan, niet in overeenstemming met de sociale studies, die de menselijke ellende te midden van welvaart en weelde lieten zien.” (p 124-25).
Ook Thomas Huxley, de vriend van Spencer en voorvechter van Darwins evolutieleer, gaf toe dat morele vooruitgang bereikt kon worden door de werking van de natuur te sturen, in plaats op een natuurlijke manier uit de evolutionaire ontwikkeling voort te komen. “Sociale vooruitgang betekent controleren van het kosmische proces en het daaraan ondergeschikt maken, hetgeen een ethisch proces genoemd kan worden,” schreef Huxley (Coser, p 125).
In de VS bleef Spencer invloedrijk. Dat is o.m. gedocumenteerd door Richard Hofstadter in Social Darwinism in American Thought. Daar plukt men in de individalistische gezondheidszorg nu bij de coronacrisis massaal de wrange vruchten van. Hofstadter concludeert “dat zulke ideeën als ‘de survival of the fittest’, wat ook hun twijfelachtige waarde in de natuurwetenschap is, volslagen nutteloos zijn om de samenleving te begrijpen..., dat het fysieke welzijn het resultaat is van sociale organisatie... niet van selectieve eliminatie... en tot slot is er niets in de natuur en de natuurfilosofie dat de acceptatie van morele sancties onmogelijk maakt, die toegepast kunnen worden voor het algemeen belang.” (Hofstadter, p 203-04, in H. Goddijn e.a., p 101-02.)
Karl Popper noemt in zijn autobiografie Unended Quest (‘Darwinism as Metaphysics’, p 167 e.v.) het darwinisme een metafysisch researchprogramma, waarmee de oorsprong van het leven niet verklaard en niet getoetst kan worden. Toch heeft de theorie van Darwin zijn onschatbare waarde bewezen. Dat laatste geldt niet voor het sociaal darwinisme van Spencer, dat als achterhaald werd beschouwd en werd ingehaald door de maatschappelijke realiteit van de industriële ontwikkelingen.
Misschien verkeren wij nu in een enigszins vergelijkbare, mogelijk meer ingrijpende tijdswending, waarin het neoliberale denken in termen van marktwerking en winst herziening behoeft en de roep om solidariteit en empathie luider lijkt te klinken om de crisis door te komen en het hoofd te bieden. De toekomst zal het leren. De huidige ideologieën tonen hun manco’s, dat roept de behoefte op aan alternatieven.
Slot
Misnoegd citeert de Max Pam de onhandige en vooringenomen vraag die Jort Kelder stelde: “Hoeveel economische schade is het redden van mensen die daarna waarschijnlijk binnen twee jaar dood waren gegaan waard? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden omdat het grootheden betreft die niet goed te vergelijken zijn, hoewel we gezondheid en zeker in leven blijven hoger waarderen dan economisch voordeel. De kwestie wie voorrang krijgt bij gebrek aan IC bedden is nijpender en deed zich voor in Italië.
Misnoegd citeert de Max Pam de onhandige en vooringenomen vraag die Jort Kelder stelde: “Hoeveel economische schade is het redden van mensen die daarna waarschijnlijk binnen twee jaar dood waren gegaan waard? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden omdat het grootheden betreft die niet goed te vergelijken zijn, hoewel we gezondheid en zeker in leven blijven hoger waarderen dan economisch voordeel. De kwestie wie voorrang krijgt bij gebrek aan IC bedden is nijpender en deed zich voor in Italië. Voor zgn. ‘arme landen’ kan de vraag als volgt worden aangepast: hoeveel economische investeringen is daar het redden van mensen waard, die nog een leven voor zich hebben?
“De aanname dat zonder de lockdown de economie weer redelijk kan draaien is een denkfout... Medici vertellen ons dat zonder de lockdown het virus onvergelijkelijk sneller om zich heen zal grijpen. Dat betekent niet ‘een paar doden extra’, maar massale sterfte... en een mogelijkerwijs nog dramatischere economische ineenstorting vanwege massale infecties en uitvallende werknemers.., met daarbij nog zorginstellingen die totaal niet meer opgewassen zijn tegen de escalerende vraag naar zorg” (Sweder van Wijnbergen, NRC 9 april, ‘Zonder lockdown zijn de kosten pas echt hoog’). Kortom, Italiaanse toestanden of nog erger. Voor zgn. ‘armere landen’ kan de vraag van Kelder als volgt worden aangepast: hoeveel economische investeringen is daar het redden van mensen waard, die nog een leven voor zich hebben? Voor zgn. ‘arme landen’ kan de vraag als volgt worden aangepast: hoeveel economische investeringen is daar het redden van mensen waard, die nog een leven voor zich hebben?
In vroeger tijden werden boodschappers van slecht nieuws vaak een kopje kleiner gemaakt. Dat helpt niet, evenmin als mensen de mond willen snoeren, die op onbetamelijk geachte wijze aandacht vragen voor morele dilemma’s waarmee we nog meer worden geconfronteerd dan voor de coronacrisis het geval was. Het stemt tot bezinning en reflectie, bij gebrek aan een pasklaar antwoord.