De geschiedenis van de mensheid herzien

Civis Mundi Digitaal #96

door Jan de Boer

Hier een artikeltje gewijd aan de laatste ontdekkingen betreffende de oorsprong van onze soort, met ook een centrale rol voor de vrouw.

Voor veel mensen is het moeilijk zich voor te stellen dat onze voorouders te midden van andere menselijke soorten leefden. Want deze realiteit staat op gespannen voet met onze monotheïstische traditie. In de Bijbel is er maar sprake van één menselijke soort: afstammelingen van Adam en Eva. Ook de Griekse filosofie, waarvan onze cultuur doordrongen is, scheidt mens en dier radicaal. Maar toch leefde de « homo sapiens » 40.000 jaar geleden samen met de Neanderthalers, de Denisovans, de kleine mensen van Flores in Indonesië… Dit samenleven heeft zo’n 100.000 jaar geduurd, terwijl onze geschreven geschiedenis nauwelijks 5.000 jaar telt en de agricultuur 10.000 jaar geleden nog niet bestond.

De « homo sapiens » heeft vier soorten kruisingen gekend, waarvan wij één soort niet kennen. Andere kruisingspogingen zijn er natuurlijk ook geweest maar hebben niet geresulteerd in blijvend succes, zoals meestal in de evolutie. De heersende ideologie van de vooruitgang, vaak voorgesteld als een lijn van een aap tot aan de Europese mens (het meesterwerk van de evolutie) getuigt van een « paleoracisme » en klopt ook niet. Als een Neanderthaler vandaag de dag in onze kleding door onze straten zou lopen, zou hij niet als zodanig herkend worden.

Paradoxaal genoeg is het geheel van de mensheid een bijzonder homogene soort met zwakke genetische variaties tussen individuen zoals haar- en huidskleur. Ongeveer 500.000 jaar geleden moet er een grote, ons onbekende gebeurtenis plaats gevonden hebben die de Sapiens, de Neanderthaler en de Naledi zodanig getroffen heeft dat er sprake was van een demografische ineenstorting die ook een einde maakte aan hun diversiteit. De paleogeneticus Svante Pääbo heeft aangetoond dat daardoor onze mensheid afstamt van een kleine groep van ongeveer 10.000 personen.

De « homo habilis », met een lengte van slechts één meter, die rond de twee miljoen jaar geleden op het toneel verscheen en stenen werktuigen kende, benadert het mens-zijn, maar hij leefde nog in de bomen. En als hij zich buiten Afrika waagde, was dat altijd in een ecosysteem met leeuwen, antilopes en andere dieren. Met de « homo erectus », die zo’n 1,8 miljoen jaar verscheen, begon het tijdperk van de menselijke soort. Zij waren echte atleten met een grote activiteit. Ze hadden aan lengte en robuustheid gewonnen dankzij de beheersing van het vuur en het koken/braden van voedsel, wat hen meer energetisch vermogen leverde. Dankzij recent onderzoek weten we nu ook dat daardoor hun kenvermogen en sociale relaties toenamen. Door deze culturele en technische innovaties zijn hun fysiologie en hun genen veranderd.

Het is ongelooflijk hoezeer machismo, fallocratie, en patriarchale clichés onze visie op het begin van onze soort bepaald hebben. Complexe technieken, met name voor het slijpen van werktuigen, hebben geleid tot een verdeling van taken, maar niets zegt dat dat gelieerd was aan geslacht. Het is waarschijnlijker dat het werk verdeeld werd over leeftijdsgroepen. Men heeft de eigenschappen van onze soort willen « vermannelijken » met het lopen op twee benen, de werktuigen en de jacht. Daarbij werd vergeten dat de eerste mensen voor een groot deel aaseters waren. Men heeft het belang van vlees overgewaardeerd. De stenen werktuigen dienden vooral voor het prepareren van groenvoer en bij de chimpansees behoren de werktuigen bijvoorbeeld tot het vrouwelijke domein. In werkelijkheid is het het geheel van biologische, fysiologische, cognitieve en sociale factoren, waarbij het voedsel niet vergeten mag worden, dat onze soort bepaald heeft.

Psychiater en gedragskundige Rolf Schäppi schreef terecht: « De vrouw is het kenmerk van de mens ». Het is vooral de vrouwelijke metamorfose die de mensheid geschapen heeft. Als men een groep chimpansees van achteren bekijkt, kun je niet een vrouwelijke van een jonge mannelijke chimpansee onderscheiden, terwijl in de tienertijd het lichaam van jonge meisjes de karakteristieke vorm van een cello krijgt, met ontwikkelde heupen en borsten. Andere bijzonderheden: vrouwen zijn voortdurend seksueel actief, kennen niet als dieren een vruchtbaarheidsperiode, en bovendien zijn hun geslachtsorganen verborgen tussen de benen. Deze biologische innovaties hebben noodzakelijkerwijs ingrijpende sociale veranderingen met zich meegebracht, aangezien groepen zich altijd rond de seksualiteit structureren. In tegenstelling tot de dierenwereld zijn het jonge vrouwen die in hun puberteit de groep verlaten: de eerste menselijke samenlevingen, met inbegrip van de Neanderthalers, zijn patrilokaal. De vrouwen probeerden ook een voorkeursrelatie tussen een man en een vrouw te organiseren, één of andere vorm van een huwelijk, maar men weet niet sinds wanneer dit plaatsvond. De sociale organisatie is geen kwestie van genen, maar van macht. De Sapiens-vrouwen brachten kinderen ter wereld waarvan de hersens niet ontwikkeld waren en die niet tot enige zelfstandigheid in staat waren. Dat noodzaakte tot nieuwe vormen van samenwerking en solidariteit binnen de groep. Deze « effectieve » voortplanting heeft een grote rol gespeeld bij het demografische succes van de « homo erectus », een ontwikkeling die bij de « homo naledi » niet heeft plaatsgevonden. In dit tijdvak zijn de mensen ook begonnen om hun lichaam met kleuren te versieren. Wij zijn de enige soort in staat om onze fysieke verschijning te veranderen door sociale ervaringen.

De verschijning van dorpen, waarin groepen langzamerhand een vaste verblijfplaats zochten, heeft al gauw geleid tot het verbouwen van granen en het domesticeren van dieren. De landbouw was zeker geen snelle revolutie, ontwikkelde zich gedurende verscheidene duizenden jaren en alleen maar bij bepaalde volkeren, zoals men uit de evolutie van ceramiek en de verschijning van nieuwe vormen van religies kan concluderen. Zij heeft onze fysiologie grondig veranderd. De voedselkeuze en de uitvinding van werk dat bepaalde houdingen van het lichaam vereiste, heeft geleid tot een selectie van genen met hun gevolgen. Onze spier- en skeletmassa is verminderd met 30 procent, onze hersenmassa is verminderd met 200 kubieke centimeter en we zijn tengerder geworden.

We moeten ook wat minder naïef worden wat betreft het gedrag van onze voorouders inzake de natuurlijke omgeving. Zelfs een kleine groep jagers-verzamelaars verandert de omgeving. Wij krijgen de vroegere ecosystemen nooit meer terug. Maar de grote veranderingen komen met de « homo sapiens ». Zij hebben zich overgeleverd aan zodanige slachtingen toen zij in Australië en Amerika arriveerden, dat daar sprake was van een snelle verdwijning van grote zoogdieren als mammoets, reuzenluiaards, mastodonten… die net als onze koeien het broeikasgas methaan uitstootten. Hun verdwijning leidde tot een lichte klimatologische afkoeling, zoals uit onderzoek in ijsstaven is gebleken.

Wij hebben ook altijd gedacht dat de prehistorische mens voetreizen maakte om zo ook in Amerika te arriveren via Alaska en de bevroren Beringstraat. Men heeft de laatste jaren ontdekt dat ze ook op avontuur gingen met boten. Niet met een handvol moedige mensen, maar met hele groepen, inclusief vrouwen en kinderen. Het kenmerk van de « homo sapiens » is wellicht het nemen van risico’s om naar elders te willen gaan, al is het moeilijk of onzichtbaar – zoals nu de verovering van Mars en het verdere heelal.