Civis Mundi Digitaal #96
« Islanders. The Pacific in the Age of Empire » van Nicholas Thomas, dat ik onlangs overigens in de Franse vertaling van Paulin Dardel las, is een fascinerend boek. De geschiedenis van de Grote of Stille Oceaan ten tijde van de wereldrijken als verteld door de antropoloog en historicus Nicholas Tomas is zeker die van allesverwoestend geweld van koloniale machten, maar vooral ook van volken die dat geweld wisten te weerstaan en zich openstelden naar de wereld. Het geeft een ander en verrassend beeld van de bewoners van Oceanië.
Op een dag in het jaar 1800 scheept Tapioi zich in op een walvisvaarder die Tahiti aandeed. Wat wil hij? Wordt hij gestimuleerd door het grote opperhoofd Pomare om naar Engeland de te gaan, zoals sommige kroniekschrijvers denken? Is het een gril of een vlucht, jaagt hij geld na? Heeft hij als inwoner van Tahiti een missie om zijn volk « kennis te verschaffen », of is hij gewoon een jonge man die « elders » wenst te zijn? Het zijn hypotheses, geformuleerd door Nicholas Thomas in de pagina’s van zijn boek die aan Tapioi gewijd zijn.
Van Tonga naar Sydney naar Micronesië, waar Tapioi gevangenzat wegens muiterij, van Manilla naar de Molukken, waar hij opnieuw een schipbreuk overleefde om daarna naar Europa te varen. Na een reis van in totaal zes jaar vond hij zich terug op het Engelse platteland bij Kelso: een vroegere missionaris in de Grote Oceaan. Deze vrome man veranderde hem in een attractie op jaarmarkten. In Londen werd verontwaardigd gereageerd op het lot van Tapioi en Kelso werd veroordeeld. Solidariteit met Tapioi stelde hem in staat naar Australië te reizen en van daar naar Tahiti. Maar hij bleef in Australië, waar hij op 35-jarige leeftijd overleed, waarschijnlijk aan dysenterie. Het verhaal van Tapioi is één van de tientallen verhalen verteld door Nicholas Thomas in zijn historisch onderzoek over niet alleen de inwoners van de eilanden in de Grote Oceaan, maar ook over zeelieden, missionarissen en kolonisten.
Wat is er gebeurd op de eilanden van de Grote Oceaan tussen het einde van de achttiende eeuw met de reizen van James Cook (1728-1779) en het begin van de twintigste eeuw met zijn bijna totale kolonisering? Het antwoord hangt af van welke invalshoek gekozen wordt. Men kan het vertellen vanuit de gezichtshoek van de westerse schepen: ontdekkingstochten en veroveringen, een geschiedenis van verwoestend geweld met door Europeanen verspreide ziekten, met massamoorden en aanpassingen aan de ontvolking van deze eilanden. Men kan ook de invalshoek kiezen van het leven van de mensen daar, van mensen als Tapioi en hun ervaringen. Nicholas Thomas vertelt niet de geschiedenis van het kolonialisme en ook niet die van de Oceaniërs. Hij bouwt zijn boek op met een serie bijzondere verhalen in de loop van een eeuw, die onze kijk op de Grote Oceaan grondig vernieuwt. Een van zijn centrale hypotheses is dat zijn inwoners zelden in een isolement leefden, dat zij handeldreven, uitwisselden en oorlog voerden lang voor de komst van de Europeanen. Die komst leidde bij hen tot de « uitbreiding van hun vroeger kosmopolitisme »: een kosmopolitisme dat hun in staat stelde zich aan te passen en zich te herdefiniëren. Velen scheepten zich in op de westerse schepen die hun eilanden aanlegden, en zo installeerden zij zich op andere eilanden. De westerlingen beschouwden hun als vertegenwoordigers van een bestendige manier van leven, maar alles bewoog zowel op zee als op de aarde. Zij die niet vertrokken, veranderden, integreerden de Europese inbreng of de komst van bewoners van andere eilanden. Een groot deel bekeerde zich zo tot het christendom. Maar, laat Nicholas Thomas ons weten, dat was niet zo’n plotselinge verandering in de gemeenschappen, die altijd een zekere veranderlijkheid van politieke en religieuze vormen hadden gekend. Zo verjoeg op Tahiti het christendom de cultus van de god Oro, die daar minder dan een eeuw bestond.
De Europeanen hebben alles bij elkaar genomen weinig van de wereld van de Grote Oceaan begrepen. Zij dachten een stilstaande wereld ontdekt te hebben. De kunst van het ontwijken en hun aanpassingsvermogen heeft de Oceaniërs in staat gesteld in hun bestaan collectief en individueel weerstand te bieden. De onafhankelijkheden in de twintigste eeuw hebben de vitaliteit van deze culturen na een langdurige koloniale verdrukking aangetoond: herrijzen is een oude gewoonte in de Grote Oceaan. Nicholas Thomas leert ons dat beter te begrijpen, en laat vooral daarmee het bewijs zien van een totaal andere realiteit dan die wij dachten te kennen.
Zijn boek laat niets over van de koloniale clichés van de « brave wilden » die beschaving bijgebracht moest worden. Dat kader is veel te beperkt; de realiteit van de levens in Oceanië is veel breder. De door Nicholas Thomas verdedigde ideeën vormen geen systeem. Het zijn « sleutels » voor het ontdekken van wat er zo ver van ons verwijderd werkelijk gebeurd is en wat andere mensen zo lang geleden hebben beleefd. Zijn boek is één lange reis. Anders gezegd: het eindelijk in een kader geplaatste onbekende dat het individu en dus ook de uitzondering niet vergeet, is de ultieme waarheid. Waarom is Tapioi op een dag in 1800 vertrokken? Waarom is hij niet naar Tahiti teruggekeerd? Hoe heeft hij de door hem doorkruiste werelden beleefd? Er zijn geen exacte bronnen inzake de bijzonderheden van Tapioi en andere mensen. Zij hebben alleen maar hun herinneringen achtergelaten. Het is aan de lezer zich hun voor te stellen, zich met hen te identificeren, en daar geeft dit fantastische boek van Nicholas Thomas alle mogelijkheden voor.