Civis Mundi Digitaal #99
De pandemie laat overal in Zuid-Amerika duidelijk de ongelijkheden zien die de laatste decennia flink toegenomen zijn. Het coronavirus treft evenwel niet alle landen met dezelfde kracht, en laat ook niet overal dezelfde tekortkomingen zien. Terwijl in Ecuador een opstand uitbrak en Venezuela wegzonk in een politieke burgeroorlog, feliciteerde de Chileense president, de multimiljonair Sebastian Piñera, zichzelf op 8 oktober 2019 tijdens een tv-uitzending met het feit dat « waar in het midden van Latijns-Amerika overal onrust en geweld heerst, is Chili een ware oase met een stabiele democratie ». Tien dagen later explodeerde het land. Het economische en sociale model stond volledig ter discussie. Nu, zeven maanden later, met daarbij de pandemie, vieren onlusten nog altijd hoogtij in Chili: het is een politieke crisis die geen uitweg lijkt te hebben.
De pandemie treft de zuidelijke helft van Latijns-Amerika zeer ongelijk. Uruguay is nog het enige stabiele land in de regio, met 22 doden op 3,5 miljoen inwoners. Argentinië lijdt aan een chronische instabiliteit maar is onder leiding van zijn nieuwe peronistische president eerder dan zijn buurlanden in quarantaine gegaan, en telt daardoor slechts 520 doden op 44,5 miljoen inwoners. Brazilië kent een enorme gezondheidscrisis met een president die lak heeft aan de medische wetenschap, en waar ministers aan de lopende band of ontslagen worden of aftreden. Het land heeft officieel – de ware cijfers zullen heel wat hoger liggen – 45.000 doden op 210 miljoen inwoners. Deze cijfers dateren van een week geleden.
In het kleine langgerekte Chili met zijn 18 miljoen inwoners is met 1.000 doden de situatie kritiek, na een al vier maanden durende zware sociale en politieke crisis. Deze had al de relatie tussen een regering van experts afkomstig uit de elite en een bevolking die zich steeds meer bewust werd van haar kwetsbaarheid op scherp gezet. In werkelijkheid heeft de regering van de rechtse Sebastian Piñera, die in 2018 herkozen werd na een eerste mandaat van vier jaar, het land niet meer in de hand. De verminderde economische groei van China, met daarna de economische oorlog tussen Washington en Beijing, heeft een grote impact gehad op het inkomen van Chili, dat voor een belangrijk deel leeft van de opbrengst van koper: de helft van zijn export.
De verhoging van de prijs van de metrokaartjes in Santiago, een teken van de voortdurende stijging van de kosten voor levensonderhoud in de laatste jaren, was op 18 mei 2019 de lont in het kruitvat: er volgden in brand gestoken metrostations en geplunderde supermarkten. Als symbolen van het kapitalisme werden ze in de meeste grote steden aangevallen door een volksbeweging die de elite totaal in verwarring bracht. De omvang van de manifestaties deed president Piñera de noodtoestand afkondigen en militairen inzetten, hetgeen beroerde herinneringen opwekte bij de generaties die de dictatuur van generaal Pinochet hebben gekend (1973-1990). De balans van de botsingen in deze laatste weken liegt er niet om: ten minste 34 doden, 9.000 arrestaties en meer dan 200 slachtoffers die een of beide ogen verloren. Onder druk van de straat accepteerde de regering op 15 november 2019 een in april 2020 te organiseren referendum over de grondwet, die weliswaar in 2005 herzien is, maar die in grote lijnen nog dezelfde is die door de dictatuur aan de bevolking was opgelegd.
Toen de campagne rond het referendum van start ging en de manifestaties in maart met kracht hervat werden, arriveerden ook de eerste besmettingsgevallen van het coronavirus met de komst van welgestelde vakantiegangers uit Azië en Europa. Het land was toen al verzwakt, met een ongeloofwaardige politieke klasse en een duidelijk persoonlijk onstabiele president, die nog slechts het vertrouwen had van 6 procent van de bevolking. Op 11 maart werd de « lockdown » afgekondigd en werd het referendum naar oktober doorgeschoven. De regering feliciteerde zich al met zijn succes, was zeker van zijn strategie en zijn « fantastische medewerkers », ondanks de kritiek van de medici, die gegevens vroegen die de regering niet kon of wilde leveren. Binnen een maand waarin de regering bij monde van zijn minister van volksgezondheid verklaarde dat « de crisis met succes bedwongen was dankzij een van de beste volksgezondheidssystemen in de hele wereld » stortte alles in. In mei gingen meer dan een miljoen banen verloren. De kwetsbaarheid, de overbevolking en de slechte gezondheid van de armste Chilenen brachten aan het licht dat het Chileense economische model met zijn lage salarissen en miserabele pensioenen ook de gezondheidszorg en de huisvestingsituatie niet spaarde. Op 18 mei ontstonden in de volkswijken van Santiago hongeropstanden die door ordetroepen onderdrukt werden. De regering nam direct maatregelen om in het allernodigste te voorzien, maar iedereen ziet een nieuwe sociale explosie aankomen als de pandemie voorbij is.
De beroerde gezondheidstoestand blijft de regering achtervolgen. De minister van volksgezondheid erkende uiteindelijk op 26 mei dat hij de kluts kwijt was, dat hij de situatie niet meer in de hand had en sleepte met die verklaring de hele regering mee in de ellende. Zelfs de eveneens door de bevolking bekritiseerde oppositie heeft geen profijt van de crisis gehad.
Chili mag zich de laatste dertig jaar verrijkt hebben, maar de meerderheid van de bevolking wordt opnieuw geconfronteerd met werkloosheid en honger als in de jaren 1980. Gehoopt mag worden dat het referendum in oktober de hoognodige verandering in de grondwet creëert, met een nieuw sociaal contract tot gevolg.
Geschreven op 10 juni 2020