Civis Mundi Digitaal #100
Afbouw
Intussen zijn we alweer gewend aan minder maatregelen. Zelfs zodanig dat we ons afvragen of het allemaal nog wel nodig is. Onduidelijk is waarom de maatregelen nu nog zo zijn als ze zijn, waarom er verschillen zijn tussen de Europese landen, waarom de handhaving regionaal, of zelfs per gemeente anders is geregeld, bijv. het uitdelen van boetes. Verwacht mag worden dat de acceptatie eerder verder terug zal lopen dan wat anders. Dit is een bekend fenomeen bij crises. Rina Knoeff, verbonden aan de RUG, schreef een blog[1] op de website van de Aletta Jacobs School of Public Health. Hierin verwijst ze naar andere epidemieën in de geschiedenis en specifiek naar de maatregelen die een Britse arts in de negentiende eeuw voorstelde bij de bestrijding van de pokken. Maatregelen die sterk lijken op wat we nu zien gebeuren.
Wat kunnen we hiervan leren? Goed bedoelde en onderbouwde maatregelen werden snel genegeerd omdat in minder bedeelde bevolkingsgroepen de maatregelen op iets langere termijn weliswaar de verspreiding van de ziekte afremden, maar de mensen nog steeds in dezelfde woonomstandigheden verbleven en wel aan het werk moesten gaan om te overleven. Daarnaast zagen beter gesitueerden dat in hun kringen minder pokken voorkwamen en waarom zou je dan nog met beperkingen leven. Al deze punten klinken alsof het over de huidige pandemie gaat. Ook indertijd kwam het thema vrijheid en de inperking ervan, maar ook vrijheid of gezondheid, naar boven. In vele landen in de wereld speelt de sociale ongelijkheid met alle bijkomende gevolgen een grote rol bij de verspreiding van het Coronavirus.
Bij het besluit fasegewijs de maatregelen te verminderen was het opmerkelijk om te zien wat dan belangrijk werd gevonden. Je zou toch zeggen dat alles wat met existentiële levensbehoeften te maken had prioriteit zou genieten. Dit gebeurde ook. Voor veel mensen bleek overigens toen er meer mogelijk werd, dat het uitje naar het tuincentrum of een bezoek aan de kapper toch wel bovenaan de lijst stonden[2]. Culturele uitstapjes zijn pas later weer mogelijk geworden, musea zijn nu weer open, maar concert- of theaterbezoek is nog vrijwel niet mogelijk. Universiteiten en hogescholen starten, zij het met enige beperkingen, in september weer op. Is het belang hiervan onderschat? De kermis draait weer; de café’s en de terrassen zitten vol; de sexwerkers zijn ook weer aan de slag. Zegt dit iets over ons en onze ‘cultuur’?
Vrijheid versus gezondheid
Het is alweer bijna elf jaar geleden dat ‘Corpus delicti’ van Juli Zeh, een veelgeprezen Duitse auteur, maar ook juriste en intussen rechter, uitkwam[3]. Ze beschrijft een maatschappij waarin gezondheid absolute prioriteit heeft; gezond blijven is een burgerplicht. Vrijheid wordt opgeofferd. Mensen blijven zoveel mogelijk thuis. Buiten de deur dragen ze mondkapjes. Het is dan ook duidelijk dat iedere burger gezien wordt als potentieel ziek en daarmee besmettelijk. Er bestaan nog meer gezondheidsregels. Iedereen en alles wordt door de staat gecontroleerd. Dit gaat zover dat het doel de middelen heiligt. Als klap op de vuurpijl blijkt dat de bewoners deze situatie zelf in stand willen houden; zij hebben het zo gewild.
De weerklank die het boek nog steeds ondervindt, bracht Juli Zeh er nu toe in een fictief interview[4] in te gaan op vele aspecten van het boek. Tevens schreef zij recent een klein essay[5] waarin ze de huidige toestand koppelt aan haar boek van toen. Er zijn vele paralellen tussen het boek en de huidige pandemische situatie; natuurlijk zijn er ook verschillen.
Enkele van haar opmerkingen: Het strafbaar stellen van niet opvolgen van de regels is haar een doorn in het oog. Het versterkt het gevoel dat de overheid niet weet hoe te handelen. Daarnaast dringt het een groot deel van de mensen een schuldgevoel op. Zze worden medeverantwoordelijk voor de verspreiding van het virus en uiteindelijk ook voor meer sterfgevallen. Voor de politici geldt dat ook zij angst hebben, zoals iedereen, maar ook angst dat later gezegd wordt, dat ze te weinig daadkrachtig hebben getoond.
Twijfel aan de aanpak wordt niet geaccepteerd. Er is geen alternatief voor de maatregelen. Ze vindt dit een ondermijnend standpunt. “Er is geen alternatief is een ander begrip voor ‘geen tegenspraak!’ en daarmee een absoluut ondemocratisch concept.” Er dient altijd duidelijk te zijn dat je meerdere alternatieven hebt gewogen; democratische toetsing moet overeind blijven.
De discussie over dat we nu in een tijd van verandering komen, stelt haar niet gerust. Een crisis brengt slechts een versnelling aan in een bestaande trend, geen vernieuwing, is haar opvatting. Ze eindigt met: “Een pandemie, die mensen ziek maakt, is al erg genoeg. Een pandemie, die de rechtsstaat besmet en de op vrijheid gebaseerde samenleving ongeneeslijk ziek maakt, zou nog veel erger zijn.”
Staatsinvloed
Onze algemene houding is al jaren dat de staat te veel invloed heeft op ons leven. De staat regelt veel te veel. John Stuart Mill, op wiens ‘On liberty’[6] graag wordt teruggegrepen als het om een liberaal staatsbestel gaat, probeerde indertijd, het midden van de negentiende eeuw, al duidelijk te maken dat de staat terughoudend zou moeten zijn, maar de neiging heeft dit na te laten. Slechts daar waar de ander door ons schade oploopt, mag de staat ingrijpen.
De staat kan kleiner, is het credo. Wij regelen het zelf wel, is ons andere credo. Zodra er echter inbreuk gemaakt wordt op ons ‘comfortabele’ bestaan, zodra onze status quo in gevaar komt, is de paradoxale reflex: de staat moet hier ingrijpen, wij willen dat de staat ingrijpt, om ervoor te zorgen dat wij genoegzaam door kunnen gaan met ons leven. Zolang de dreiging bestaat, accepteren wij een grote staatsinvloed, leveren we ons uit aan de ‘almachtige’ staat. Plotseling kunnen we het niet meer zelf. De staat wordt hierbij geacht de kennis te bezitten de crisis meester te worden of in ieder geval te weten hoe de wetenschap kan ondersteunen om deze ‘machtsgreep’ te rechtvaardigen. Bij de huidige pandemie gaat het vooral om medische kennis. Hierbij geldt zo ongeveer datgene dat Illich ‘luchtig’ als voetnoot opmerkte over een dergelijke noodtoestand: “The insistence of the physician on his exclusive capacity to evaluate and solve individual crises moves him symbolically into the neighborhood of the White House.”
Op verschillende plaatsen in de wereld zien we tot hoever de wijziging in de positie van de staat kan gaan, zelfs tot een totalitair staatsbestel, voor zover dit niet al (in de kiem) aanwezig was.
Macht
Wat is macht? Hoe ziet macht eruit? Ik gebruik macht hier vooral in de betekenis van de verhouding tussen bezitters van macht en de aan de macht onderworpenen; macht zoals die bijvoorbeeld door Marianne Gronemeyer, hoogleraar sociale wetenschappen te Wiesbaden, wordt beschreven[7]. Zij beschrijft dat macht in verschillende hoedanigheden kan optreden, waarbij zij macht een bepaalde elegantie toekent. Het heeft een zekere onopvallendheid; we ervaren het zelden als macht. Hoe is dat nu?
In deze bijzondere toestand waarin we met zijn allen verkeren, leveren we de besluitvorming uit aan experts. Het gaat om medische expertise, die de professie kenmerkt. Het levert deskundigheidsmacht, kennismacht. De kennis van de professional is beperkt tot een bepaald gebied; een gebied dat steeds smaller wordt door de enorme toename van kennis. Van der Krogt stelt in zijn proefschrift ‘Professionalisering en collectieve macht’[8] al dat “onzekerheid vooral gebrek aan kennis is. Kennisbeheersing wordt daardoor onzekerheidsbeheersing, …” Hij nuanceert in het vervolg: “Hierbij dient nog wel nadrukkelijk te worden gesteld dat het gaat om de behéérsing van onzekerheid, dus om het relatief succesvol omzetten van onzekerheid in zekerheid. Kennis op zichzelf is niet voldoende; deze kennis moet succesvol kunnen worden benut ten aanzien van het oplossen van problemen.” Hier gaat het ook om kennis van de normaliteit, van wat als normaal beschouwd mag worden. We spreken dan van diagnostische macht. Daarnaast bezit de professional normatieve macht. Hiermee wordt aangegeven dat het handelen van de professional voor de samenleving van grote waarde is. En laten we niet vergeten welke macht getallen, cijfers, data als zodanig hebben, ongeacht de juistheid ervan. Ze wekken altijd de indruk de werkelijkheid weer te geven.
In de huidige crisis met een pandemie zien we deze vier machtsvormen floreren.
In het oog springend, maar tegelijk ook zorgwekkend is dat we tevens zien dat de deskundigheidsmacht van de verschillende groeperingen professionals niet dezelfde is. Er is een soort hiërarchie, waarbij de virologen de boventoon voeren. Dit is niet in ieder land exact hetzelfde. In sommige landen was er slechts één professional, een viroloog, soms – in Duitsland – een dierenarts-viroloog, die door de overheid geraadpleegd werd. Er was geen team samengesteld of pas heel laat na stevige aandrang van bijvoorbeeld virologen. Het leidde er wel toe dat andere professionals eisten ook aan de besluitvormingstafel te mogen zitten; een tafel die zich vooral uitputte te stellen dat hij slechts adviezen verstrekte. Uiteindelijk, in een latere fase, was er een meer gemêleerd gezelschap. Het maakt ook duidelijk, maar daarmee niet zonder meer acceptabel, waarom anderen zonder deskundigheidsmacht niet worden toegelaten tot de discussie. Het overkwam – als voorbeeld - Maurice den Hond, ondanks het feit dat zijn opvatting omtrent aerosolen steekhoudend was, hetgeen intussen is gebleken.
Ivan Illich spreekt in zijn boek ‘Medical nemesis’[9], dat geheel gaat over de macht van de medische professional, over de “The medical profession has come to play a role reserved to ministers of religion, using scientific principles as its theology and technologists as acolytes.”[10] Daarmee geeft hij aan dat de macht van de professional, macht gebaseerd op deskundigheid, bijna onaantastbaar is geworden. De huidige gezondheidszorg gebruikt in zijn ogen altijd macht, politieke macht. We zien dat slecht omdat het verpakt wordt in zorgterminologie. Altijd staat het zorgen voorop, gegarandeerd. Illich betwijfelde dat.
Een bijzonder vorm van macht is lobbymacht, macht om invloed uit te oefenen, macht om (politieke) besluitvorming naar je hand te zetten. Waar deze macht op dit moment een rol speelt, komt (nog?) niet duidelijk naar voren. Het is al te gemakkelijk hiervoor terug te vallen op het fenomeen complotdenken of complottheorie. Bas Heijne probeert in zijn artikel[11] in de NRC van 22 mei 2020 uit te leggen hoe het vroeger zat en hoe het nu in elkaar steekt. Eenvoudiger wordt het er dan niet op. Wel genuanceerder, maar ook meer ongrijpbaar. Een ding valt niet te betwijfelen, het is vrijwel zeker dat lobbymacht een rol speelt. Dat is immers altijd het geval.
De staat gebruikt de adviezen als legitimatie om macht te gebruiken. Hierbij spreken van andere vormen van macht, hoewel normatieve macht ook hier aanwezig is. De staat gebruikt diagnostische macht om te bepalen wat normaal is. Marianne Gronemeyer, formuleert het zo: “…diagnostische macht. Zij komt voort uit het normaliteitsmonopolie.” We zien het terug in het begrip het ‘nieuwe normaal’, dat bepaalt waaraan we ons te houden hebben.
Zij beschrijft nog een andere vorm van macht, de catastrofemacht. Hiermee wordt bedoeld dat het handelen van de staat gevolgen heeft die we niet direct zien, die pas op langere termijn zichtbaar worden. Meestal zijn het dan weer experts die ons erop wijzen dat er iets aan de hand is. Experts die ook geruststellend zijn; er komt vanzelf een oplossing. Ook in sociale catastrofes, zoals ten gevolge van de huidige maatregelen, zien we deze machtsuitoefening. De voorspellingen van de gevolgen van deze pandemie, gevolgen die we vooralsnog niet zien noch overwogen hadden, laten een voorbeeld van deze machtsvorm zien.
Biopolitiek: wetenschappelijke kennis als basis voor populatiecontrole
De Pest van Albert Camus is door velen weer tevoorschijn gehaald om gelezen te worden in verband met de indringende beschrijving van een stad in ‘lockdown’ tijdens een pestepidemie. Piet Ransijn besteedde er uitgebreid aandacht aan in Civis Mundi 95[12]. Hoewel in romanvorm zijn er in het boek talloze aanknopingspunten voor diepere gedachten, zoals Piet Ransijn demonstreert.
De pestepidemie van de late middeleeuwen wordt ook door Michel Foucault gebruikt bij zijn bespreking van verschillende vormen van macht. Hij start met lepra, waarbij de zieke, de leprose wordt uitgesloten uit de samenleving, waarin hij niet kan terugkeren. Hij leeft verder in de leprozenkolonie, bij voorkeur ver weg van iedereen. Bij de pest zien we afsluiting van de stad, alles en iedereen is in quarantaine; mensen kunnen niet meer vrij bewegen, hun sociale leven wordt verstoord, en nog veel meer. Ze dienen zich als voorgeschreven te gedragen, discipline te tonen en anders worden ze van buiten gedisciplineerd.
Foucault gebruikt de pokken als aanzet voor zijn “‘biopolitiek’ – een vorm van macht die het sociale leven van binnenuit reguleert”, zoals in de introductie van het aan hem en de biopolitiek gewijde themanummer van Krisis[13] staat. En: “Foucault beschrijft biopolitiek als een moderne machtsvorm die door populatiecontrole betrekking heeft op het naakte leven zelf.” In de serie colleges die hij hierover geeft, laat hij zien dat de aanpak van de pokkenepidemie de opmaat is naar een andere opvatting over de samenleving; het wordt een verzameling individuen die bevolking heet; individuen met specifieke kenmerken. Met de gegevens over de bevolking in de hand worden maatregelen genomen.
Hij adstrueert dat aan de instelling op veel plekken in die tijd van de ‘medische politie’ in de achttiende eeuw. Het is een fenomeen dat in Nederland zelfs een wettelijke basis kreeg aan het begin van de negentiende eeuw en in ieder geval tot het einde van die eeuw heeft bestaan. Een van de taken was het toezien op besmettelijke ziekten, een sociaal-geneeskundige taak ‘avant la lettre’, maar dan wel met stevige bevoegdheden en dus ook macht. In Foucaults opvatting “kan de medische politie identificeren wat ‘gevaarlijk’ is en wat de kans heeft uit te groeien tot een ‘crisis’”. In de biopolitiek gaat het nauwelijks meer om het individu, maar om de bevolking als geheel. De medische politie bouwt een registratiesysteem op, is vervolgens in staat een norm te bepalen en levert de gegevens op basis waarvan maatregelen kunnen worden genomen. Ze bouwt kennis op om risicoanalyses te doen. Dit gaat niet langer over het individu, maar over de bevolking. Nieuw is dat alle aspecten van menselijk leven nu “onderdeel worden van nationale politiek”, die zich baseert op wetenschappelijke kennis. Foucault laat ons zo zien dat er drie manieren zijn om macht – uitsluitingsmacht, zoals bij de leprozen, disciplinerende macht als bij de pest, biomacht bij de pokken - uit te oefenen over mensen. In de huidige pandemie zien we ze alle drie terug, maar de biopolitiek, de biomacht, is de dominante vorm van deze tijd. “Moderne machtsuitoefening is synoniem met biomacht” zegt Rudi Laermans in Krisis[14].
Ook de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, hoogleraar filosofie te Venetië en Parijs, die bij veel teruggrijpt op Foucault, spreekt over biopolitiek, waarin “het natuurlijke leven op zowel individueel als bevolkingsniveau het object wordt van een steeds uitgebreidere politieke regulering,”. Biopolitiek dus als macht die ingrijpt op het individuele en bevolkingsniveau, met als basis wetenschappelijke kennis. Biopolitiek gaat over de staat die ongeacht de kosten het leven moet bevorderen, reguleren en beschermen.
Lukas van den Berge, verbonden aan de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van de Universiteit van Utrecht, citeert[15] Agamben over de controle die de staat uitoefent over de burgers, over hun lichamen: “’the biopolitical paradigm of the modern’, a ‘concealed matrix’ of contemporary political life that usually hides behind the civilised mask of liberal democracy.” Voor Agamben bestaat de mogelijkheid om onder bijzondere omstandigheden te komen tot een uitzonderingstoestand, “in which the bare life of citizens is subject to unmediated power.” De COVID-19 pandemie is zo’n bijzondere omstandigheid.
Agamben wees er direct op dat er in Italië te laat, maar dan ook heftig gereageerd is binnen het door hem kritisch benoemde kader. In een veel besproken bericht[16] in zijn rubriek in Quodlibet vraagt hij zich af waarom de staat de uitzonderingstoestand uitroept, terwijl de motivatie bedroevend beperkt is. Hij wijst op het persbericht[17] van de NRC (Consiglio Nazionale delle Ricerche) van 22 februari 2020 waarin met een vooral sussende en bagatelliserende tekst - in de trant van niets aan de hand - wordt gesproken over enkele COVID-19 gevallen in Lombardije en Venetië en de aldaar in een zeer beperkt gebied getroffen maatregelen. Boodschap, maak je niet ongerust, het waait wel over. In andere delen van het land is niets aan de hand, ‘business as usual’.
Agamben, bekend criticus van de modus operandi van moderne staten, ziet het nemen van de maatregelen, toen al redelijk vergaand in de genoemde gebieden, als een voorbeeld van biopolitiek. Men constateert, geadviseerd door experts en op basis van voorhanden, maar beperkte kennis, een probleem dat groter zou kunnen worden. De staat reageert, zoals voorgeprogrammeerd, met een machtswoord, met biomacht. Het is de manier van besturen in de moderne tijd. In een volgend bericht[18] geeft hij aan dat de staat tegenwoordig de neiging heeft om alles op te offeren aan veiligheid.
“Wij leven feitelijk in een maatschappij die vrijheid heeft opgeofferd aan zogenaamde ‘veiligheidsredenen’ en ons daarom heeft veroordeeld tot leven in een eeuwige staat van angst en onzekerheid.” Wij accepteren, want “er is, in werkelijkheid, een burgeroorlog aan de gang. De vijand is niet buiten, maar zit in en onder ons.” Om zo te handelen was het nodig te spreken over een epidemie; dat gaf de legitimiteit voor de staatsingrepen. Agamben adstrueerde zo op een bijzondere manier de biomacht als bestuurlijk handelen in crisistijd.
Biopolitiek komt tot stand op basis van wetenschappelijke kennis. Kennis die gebruikt wordt door nationale en internationale organisaties, die geen democratische controle kennen. Organisaties die stevige adviezen verstrekken en verwachten dat ernaar gehandeld wordt. Ze zijn er immers niet voor niets. Een ’elegante’ vorm van macht, onopvallend bij voorkeur, om met Marianne Gronemeyer te spreken.
Een opmerkelijk fenomeen is ook nog, dat het vaststellen dat er een crisis is, uiteindelijk gebeurt door diegenen die op grond van wettelijke regels de wet grotendeels terzijde kunnen schuiven, die het ongrondwettelijk handelen daarmee legitimeren en vervolgens de ermee gepaard gaande macht aan zichzelf toebedelen en dat heel lang kunnen volhouden. Illich vult hier aan dat “he who successfully claims power in an emergency suspends and can destroy rational evaluation.”
En zo zijn we verzeild geraakt, verstrikt geraakt in een web van beperkende maatregelen, die ons – voorlopig zonder democratische toetsing – ‘tijdelijk’ gevangen houden, machtgebruik in optima forma, in het ‘nieuwe’ normaal, een somber uitzicht of een waarschuwing en een oproep aan ons allen?
[1] https://nvmg.nl/archief/blog-door-rina-knoeff-covid-19-en-de-behoefte-aan-betere-historische-lessen/ of https://www.rug.nl/alumni/magazines-and-newsletters/broerstraat-5/broerstraat-5-nummer-2-juli-2020
[3] Zeh J: Corpus delicti. Schöffling & Co., Frankfurt am Main, 2009
[4] Zeh J: Fragen zu Corpus delicti. Btb Verlag, München, 2020
[5] Zeh J: Grundrechte sind kein Luxus nur für gute Zeiten. FOCUS Magazin 15, 4 april 2020. (https://www.focus.de/politik/deutschland/meinung-grundrechte-sind-kein-luxus-nur-fuer-gute-zeiten_id_11849613.html)
[6] Mill J.S: On liberty. Dover Publications, Mineola (NY), 2002 (oorspronkelijke uitgave 1859)
[7] Gronemeyer M: Die Macht der Bedürfnisse. Reflexionen über ein Phantom. Rowohlt, Reinbek bei Hamburg,1988
[8] Krogt Th. van der: Professionalisering en collectieve macht, VUGA, Den Haag, 1981
[9] Illich I: Medical nemesis: The Expropriation of Health, Pantheon Books, New York, 1976
[10] Dit citaat roept herinneringen op aan Claude Henri de Rouvroy, graaf van Saint-Simon (1760-1825), die in 1802 in ‘Lettres d’un Habitant de Genève à ses Contemporains’ “opriep een nieuw soort geloof te starten als eerbewijs aan Newton, waarbij wetenschappers de priesterrol zouden moeten vervullen. Ook zijn volgeling op dit terrein Auguste Comte (1798-1857) …… stichtte op latere leeftijd een pseudowetenschappelijke ‘Religie van de Mensheid’” (M.J.Rutgers, Gezondheidszorg als handelswaar. Worden we daar beter van? Pg. 88) (zie verder Piet Ransijn: Sociale en economische schade door de coronamaatregelen, in dit nummer van Civis Mundi).
[11] Heijne B: Het moderne complotdenken kan niet bestreden worden met voorlichting en bewustwording. NRC 22 m2i 2020 (https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/22/het-complot-dat-ben-ik-a4000519)
[12] Ransijn P: Albert Camus. De pest en de coronacrisis. Drie delen. Civis Mundi 95, maart 2020
[13] Schuilenburg M., Tuinen S. van: Michel Foucault: Biopolitiek en bestuurlijkheid. Krisis, 2009, Issue 3: 1-5 (www.krisis.eu)
[14] Laerman R: Soevereiniteit, biopolitiek en moderniteit een kritische lezing van Giorgio Agambens Homo Sacer. Krisis, 2009, Issue 3: 52-67 (www.krisis.eu)
[15] Berge L. van den: Biopolitics and the Coronavirus. Foucault, Agamben, Žižek. Ned J Legal Phil 49 (1): 3-6, 2020 (doi:10.5553/NLJP/.000097)
[16] Agamben G: L’invenzione di un’epidemia. In: Una voce. Rubrica di Giorgio Agamben. 26 februari 2020 (https://www.quodlibet.it/giorgio-agamben-l-invenzione-di-un-epidemia)
[17] CRN: NOTA STAMPA. Coronavirus. Rischio basso, capire condizioni vittime. 22 februari 2020 (https://www.cnr.it/it/nota-stampa/n-9233/coronavirus-rischio-basso-capire-condizioni-vittime)
[18] Agamben G: Chiarimenti. In: Una voce. Rubrica di Giorgio Agamben. 17 maart 2020 (https://www.quodlibet.it/giorgio-agamben-chiarimenti)