Civis Mundi Digitaal #100
Na de terechte beschuldigingen van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid aan het adres van de president van Kosovo, Hashim Thaçi, in dezelfde week als de verkiezingsoverwinning van de president van Servië, Aleksandar Vucic, en de topontmoeting Servië-Kosovo die op 27 juni plaats zou moeten hebben in Washington, heerst er op het politieke front grote behoedzaamheid. De topontmoeting is naar een onbekende toekomst verschoven en iedereen vraagt zich af of de Europese Unie niet in het centrum van deze nieuwe storm in het politieke leven van de Balkan komt te staan.
President Thaçi zat in het vliegtuig op weg naar Washington toen hij te horen kreeg dat de officieren van justitie van de speciale rechtbank voor Kosovo in Den Haag aan de rechters voorstelden hem te beschuldigen van misdaden tijdens en na de oorlog van1999. Tien aktes met beschuldigingen – op 24 april aan de rechters overhandigd en tot 24 juni geheimgehouden – tegen de vroegere politieke chef van het Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK), die in 2016 president van het land werd, en tegen Kadri Veseli, de vroegere chef van de inlichtingendienst van het UCK en nu de leider van de Democratische Partij van Kosovo (PDK). Na in Tirana, in Albanië, weer op het toneel te zijn verschenen, beschuldigde Thaçi de internationale justitie ervan de geschiedenis van de oorlog in Kosovo te herschrijven. De politieke partijen in Kosovar, of ze nu wel of niet de president steunen, hadden geen superlatieven genoeg om de « bevrijdingsoorlog » tegen het Servië van Slobodan Milosevic te prijzen als juist en rechtvaardig.
Voor Washington, dat deze laatste maanden een agressieve politiek voerde om een definitief vredesakkoord tussen Servië en Kosovo te bewerkstellingen zonder daarbij de Europese Unie, officieel belast met het onderhandelingsproces, te raadplegen, is het een harde tegenslag. De plotselinge Amerikaanse bemoeienis met het dossier ging zelfs zo ver dat men aanmoedigde tot het wegsturen van de regering van Albin Kurti in Pristina, de hoofdstad van Kosovo, tijdens een door de Covid-19 epidemie veroorzaakte politieke crisis. Kurti, die forse kritiek leverde op Thaçi en zich verzette tegen deze geheime tripartite dialoog, die volgens Servische en Kosovaarse bronnen een uitruil van grondgebied voorzag als Belgrado de onafhankelijkheid van Kosovo zou erkennen. (Ik heb daar in het verleden uitvoerig over geschreven.)
De komende maanden zullen laten zien of president Thaçi zijn macht kan handhaven, of dat Kosovo naar nieuwe verkiezingen gaat, waarbij de huidige regering geen enkele legitimiteit meer bezit – in tegenstelling tot de via parlementsverkiezingen gekozen regering van Kurti. President Vucic van Servië, duidelijke winnaar van de parlementsverkiezingen van 21 juni, geboycot door de oppositie om zijn autoritarisme af te wijzen, heeft het moment waarop de Amerikanen en de Kosovaren de topontmoeting in Washington annuleerden afgewacht om te reageren. Toen de beschuldigingen tegen Thaçi bekendgemaakt werden, was hij in Moskou voor de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog en om met Poetin de eeuwige vriendschap tussen Servië en Rusland te vieren. Twee dagen later was hij in Brussel, om daar de Europese Commissie eraan te herinneren dat zijn land kandidaat was om toe te treden tot de Europese Unie « van nu tot 2026 » zoals hij suggereerde.
Vucic kwalificeerde in Brussel de beslissing van de officieren van justitie als « goed nieuws », want Servië protesteerde al heel lang tegen het feit dat talrijke verantwoordelijke Serviërs veroordeeld waren voor oorlogsmisdaden, terwijl de Albanese Kosovaarse guerrilla duidelijk gespaard werd. Maar hij riep ook op tot een zekere terughoudendheid, aan de ene kant om het leven van de nog in Kosovo wonende Serviërs niet in gevaar te brengen en aan de andere kant omdat hij zei in de toekomst « bereid te zijn tot het opnieuw aangaan van de dialoog, wie ook de vertegenwoordiger van Albanese zijde zou zijn ». Maar tegelijkertijd herinnerde zijn minister van buitenlandse zaken, Ivica Dacic, op de TV Prva eraan dat Servië en Kosovo « niet dicht bij een oplossing waren » en dat Belgrado « zeker nooit de in 2008 door Pristina uitgeroepen onafhankelijkheid van Kosovo zal erkennen ».
In Washington heeft de diplomaat Richard Grenell, speciaal adviseur van President Trump inzake de dialoog Servië-Kosovo, het niet kunnen verdragen dat de internationale justitie zijn plannen in de war stuurde om een vredesakkoord te bewerkstelligen gedurende de herverkiezingscampagne van Donald Trump. Maar ook hij heeft in de afgelopen maanden gedurende de geheime onderhandelingen voor een territoriale uitwisseling een fikse stap terug moeten doen. « Onze benadering is altijd geconcentreerd geweest op banen en de economie, » bevestigde hij, en hij voegde daaraan toe dat « over uitwisseling van gebieden nooit in mijn aanwezigheid is gediscussieerd »… Niemand – en ik zeker niet, gezien een vorig artikel over dit onderwerp – gelooft hem wat dat betreft, maar op dit moment heeft dat nauwelijks enige betekenis.
Geschreven op 7 juli 2020