Civis Mundi Digitaal #100
In 1994 werden in Rwanda 800.000 Tutsi op beestachtige wijze met hakmessen door Hutu- moordenaars omgebracht: een ware genocide! Dit artikel gaat over de moeizame zoektocht en berechting van de daders.
In de bureaus van de in 2007 opgerichte « Unité rwandaise de traque des fugitifs suspectés de crime de génocide » (GFTU) liggen de dossiers metershoog opgestapeld. Elk dossier betreft een verdachte van genocide en bevat een akte van beschuldiging en een internationaal arrestatiebevel. Op dit moment zijn er door dit team van 23 officieren van justitie en onderzoekers al 1144 dossiers naar 33 verschillende landen gestuurd, in de hoop dat deze van genocide verdachte personen daar berecht worden of, nog liever, naar Rwanda worden uitgewezen om berecht te worden.
Terwijl het land zich gereedmaakt voor het proces tegen de veronderstelde financier van de massamoord, Félicien Kabuga, die op 16 mei vlakbij Parijs gearresteerd werd, maakt de GFTU onophoudelijk jacht op de gevluchte moordenaars uit de Hutu-bevolking die niet berecht zijn door het Internationale Strafhof voor Rwanda (TPIR), belast met de vervolging van de ideologen van de massamoord en de ministers van de genocide-regering van 1994 – 2012. Ook de moordenaars die door de traditionele volksrechtbanken gacaca (2005 – 2012) overgeleverd werden aan justitie in Rwanda maar wisten te ontsnappen worden gezocht. « Het grootste probleem is dat de vluchtelingen regelmatig van adres en naam wisselen. Zij zeggen geen Rwandezen te zijn, laten zich voor dood verklaren of worden zelfs beschermd door het vluchtelingenstatuut » betreurt John Bosco Siboyintore, die sinds 2011 aan het hoofd van de GFTU staat. Het merendeel van de door het GFTU geïdentificeerde verdachten verblijft op dit moment in de Democratische Republiek Kongo, Oeganda of Malawi. Frankrijk bezet wat dat betreft de eerste plaats onder de westerse landen en heeft 47 arrestatiebevelen ontvangen. Drie van deze beschuldigden zijn voor de Franse justitie verschenen, maar niet één is uitgewezen.
Voor de onderzoekers van het GFTU begint de strijd op de grond. Met een lange lijst van « verdachten van de eerste orde », opgesteld door het bureau van de algemene officier van justitie, of ook via bij het GFTU gedeponeerde klachten doorkruisen zij Rwanda op zoek naar getuigen, bezoeken de plaatsen waar de moorden plaatsvonden en ondervragen gevangenen. Zesentwintig jaar later is het werkelijk een race tegen de klok om de feiten te proberen te achterhalen. « Een groot probleem vandaag de dag is de zodanig gevorderde leeftijd van getuigen dat zij zich niet alles meer goed herinneren, » aldus John Bosco Siboyintore. Om getuigen te vinden, steunt de équipe voornamelijk op de vroegere rechters van de Volksrechtbanken gacaca, die uit de bevolking werden gekozen op grond van hun integriteit. Als de bewijzen tegen een verdachte eenmaal voldoende geacht worden en deze is gelokaliseerd, redigeren de officieren van justitie een akte van beschuldiging en een arrestatiebevel. Vervolgens begint er een lang traject voor een mogelijke uitlevering. « Voor Rwanda is de berechting van deze massamoordenaars op eigen bodem altijd een absolute prioriteit geweest. Hier zijn degenen die aan deze genocide ontsnapt zijn, hier zijn de getuigen. Waarom hen naar een ander land sturen om te getuigen, terwijl deze processen hier plaats kunnen vinden en gevolgd kunnen worden door de eerst betrokkenen? » vraagt mijn internet-contact, de rechter Sam Rugege, zich af. Deze gepensioneerde rechter was de grote hervormer van de Rwandese justitie. In 2006 werd zo een systeem ter bescherming van getuigen geïnstalleerd, werd het jaar daarop de doodstraf afgeschaft en daarna een speciale rechtbank voor internationale misdaden opgericht. Dit alles om de internationale justitie, die tot voor kort aan de capaciteit van de Rwandese rechtbanken twijfelde om eerlijke processen te kunnen garanderen, gerust te stellen.
In 2012 leverde de TPIR, zetelend in Arusha in Tanzania, zo een eerste beschuldigde uit aan Kigali (de hoofdstad van Rwanda). Jean Uwikindi, een eerder in Oeganda gearresteerde predikant, werd tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd in 2013 gevolgd door Bernard Munyagishar en in 2016 door Ladislas Ntaganzwa, die beschuldigd werd van het persoonlijk leiden van een groep die meer dan 20 000 Tutsi vermoordde. Alleen het « Mécanisme international », dat de functie van het TPIR heeft overgenomen, heeft nog de competentie inzake de affaire Felicien Kabuga, net als voor de zaak Protais Mpiranya, de vroegere commandant van de presidentiële garde, die nog altijd voortvluchtig is. De dossiers van de laatste zes beschuldigden van de TPIR zijn nu overgedragen aan de Rwandese justitie.
Resteert dat van de 1144 arrestatiebevelen die door de GFTU naar tientallen landen zijn verzonden slechts 24 beschuldigden naar Rwanda zijn gebracht, vaak na een zeer lange juridische strijd; 23 anderen zijn berecht in het land waarheen zij gevlucht zijn. « Er zijn nog honderden verdachten van genocide op de Tutsi in landen die best over de middelen beschikken om ze te berechten en die zeggen de mensenrechten te beschermen. Ik denk dat deze landen niet erg geïnteresseerd zijn in de verloren gegane levens en ook niet in de misdaden die begaan zijn, » laat Sam Rugege mij verontwaardigd weten.
Na de sluiting binnen enige jaren van het « Mécanisme international », aangewezen voor het uitoefenen van de overblijvende functies van de rechtbanken voor strafzaken (IRMTC), kan Kigali alleen nog rekenen op de medewerking van staten waar de verdachten verblijven. Een lachertje, volgens Serge Brammertsz, hoofofficier van justitie van het IRMCT: « Het is al moeilijk genoeg voor een internationaal instituut als dat van ons, een rechtbank van de Verenigde Naties, om samenwerking overeen te komen met bepaalde staten. Dat is voor een natiestaat nog veel moeilijker »
Het is duidelijk dat helaas honderden moordenaars van de afschuwelijke genocide in Rwanda nooit berecht zullen worden…
Geschreven op 26 juli 2020