Civis Mundi Digitaal #101
Inleiding: ‘De man en het boek’
Richard Maurice Bucke (1837-1902) was een Canadese boerenzoon en autodidact. Hij groeide op in de natuur en tussen de koeien en paarden en de duizenden boeken van zijn geleerde vader. Op zijn zeventiende jaar ging hij op avontuur, na de dood van zijn stiefmoeder. Zijn moeder overleed toen hij nog een kind was. Hij trok door de Rocky Mountains, werd belaagd door vijandige indianen, leefde en werkte tussen goudzoekers en andere avonturiers in het wilde Westen. Met twee bevroren voeten, waarvan er daarna één geamputeerd werd, overleefde hij ternauwernood zijn laatste avontuurlijke tocht. Na vijf jaar reizen en trekken ging hij op 22 jarige leeftijd geneeskunde studeren. Zijn geest was onaangetast door alle ontberingen en hij slaagde met glans. Hij werd daarna hoofd van een psychiatrische inrichting en hoogleraar ‘Mental and Nervous Diseases’ aan de Western University in London, Ontario en werd o.m. gekozen als president van de American Medical-Psychological Association.
Toen hij 35 jaar was had hij een ervaring van verlichting na het lezen van dichters als Goethe, Wordsworth, Shelley, Keats, Browning en vooral Whitman, die soortgelijke ervaringen hadden. Hij ervoer een licht in zichzelf, “een gevoel van grote blijdschap...gevolgd door een intellectuele verlichting die onmogelijk te beschrijven is.” Hij merkte ook veranderingen in zijn hersenen op, die sindsdien zijn leven lichter maakten. Enkele jaren later ontmoette hij de dichter Walt Whitman, die soorgelijke ervaringen had en wiens verzen een uitzondelijke indruk op hem hadden gemaakt. Bucke schreef na verdere bestudering van dergelijke ervaringen een paper over kosmisch bewustzijn en de evolutie van het menselijk bewustzijn voor de Medical-Psychological Association. Vier jaar later verscheen het onderhavige boek hierover in 1901, waarin hij veronderstelde dat de mensheid door de evolutie van het bewustzijn op een hoger plan zou kunnen komen. Het jaar daarop overleed hij na een ongelukkige val. Dat zijn boek meer dan een eeuw geleden is geschreven, maakt niet zoveel uit, omdat het historische verlichte personen betreft. Het is aan te vullen met recentere ‘verlichten’. Daarom is het boek van Craig Pearson, dat in deel 2 aan de orde komt, een welkome aanvulling.
Door het avontuurlijke leven in zijn vormende jaren is zijn originele geest niet onderdrukt geweest door “gestandaardiseerde opinies en schoolse routine... Hij was en bleef een soort van ketter... Hij heeft de doctrines van de kerk ook als kind nooit geaccepteerd.” Hij had daarover zijn eigen gedachten (Inleiding en p 8). Zijn boek is geen mystiek verhaal maar een psychologische studie van een betrekkelijk zeldzame, maar welomschreven en herkenbare bewustzijnstoestand, die zich leent voor nader onderzoek. Uit de toenemede frequentie van het optreden van deze kosmische ervaringen leidde hij af dat de mensheid op weg is naar de ontwikkeling van een nieuw soort bewustzijn, dat verder gaat dan het menselijke zelfbewustzijn en de mensheid zal verheffen boven de heersende onwetendheid, angst en bestialiteit.
Bucke onderscheidt bij levende wezens drie bewustzijnstoestanden: het waarnemingsvermogen bij lagere dieren, het eenvoudige ‘receptieve bewustzijn’ bij hogere dieren en het ‘conceptuele bewustzijn’, gepaard gaand met zelfbewustzijn bij mensen. “De nieuwe vierde bewustzijnstoestand stelt mensen in staat de eenheid met het universum te realiseren,... de Schepper erin te ervaren... en in te zien dat liefde de regel en de basis is van de kosmos – dat is kosmisch bewustzijn.” Bucke veronderstelde dat deze toestand zich meer een meer zou voordoen, tot het standaard zou zijn voor een volwassen mensheid. Hij wist uit eigen ervaring waarover hij het had.
De bekende psycholoog William James, auteur van onder meer The Varieties of the Religious Experience schreef, dat Bucke het kosmische bewustzijn op een manier bracht waaraan niet meer te ontsnappen was, zodat het moeilijk over het hoofd te zien of te negeren valt (zie tekst in illustratie). Bucke heeft behalve historische personen ook mensen uit zijn eigen tijd en omgeving beschreven. Onderstaande ervaring van Jo Vonck, zou er goed in passen. Hij noemt het eenheidsbewustzijn, een variant van kosmisch bewustzijn (Volkskrant 14 juni Serie interviews door Fokke Obbema: Jo Vonck ‘Ik wil mensen iets laten ervaren van een leven zonder angst’).
Van zelfbewustzijn naar kosmisch bewustzijn
Het menselijke zelfbewustzijn kenmerkt zich volgens Bucke door “bewustzijn van zichzelf als onderscheiden entiteit van de rest van het universum”. Dit kan verklaren waarom een mens zich verloren kan voelen in de uitgestrektheid van het universum, zoals Teilhard heeft beschreven in deel 5 en 8 van de serie over hem. Door dit zelfbewustzijn kan een mens zijn mentale inhouden als objecten van bewustzijn behandelen. Hij kan afstand nemen en zich afvragen of het juist of niet juist is wat hij denkt. Het typisch menselijke is gebaseerd op zelfbewustzijn, zoals taal en het sociale en culturele leven. Het zelfbewustzijn blijft bestaan bij de ontwikkeling van kosmisch bewustzijn, zoals ook het ‘eenvoudige bewustzijn’ blijft voortbestaan bij het ontstaan van zelfbewustzijn.
Bucke onderscheidt de volgende kenmerken van kosmisch bewustzijn: geestelijke verlichting, morele verheffing, vreugde, een gevoel van tijdloosheid, eeuwigheid, onbegrensdheid, zelfs een gevoel van onsterfelijkheid, omdat een tijdloze, universele, bovenpersoonlijke dimensie van het bewustzijn wordt ervaren. Aanvankelijk wordt deze bewustzijnstoestand ervaren in momenten, later in iets langere perioden tot dit bewustzijn een permanent karakter krijgt naast het persoonlijk bewustzijn, dat er als het ware door wordt gedragen als een golf door de oceaan. Het wordt kosmisch genoemd vanwege de eigenschap van onbegrensdheid en universaliteit, die ervaren wordt als verbondenheid met de kosmos als onze bestaansgrond.
Bij meditatiemethoden zoals transcendente meditatie wordt ook gerefereerd aan deze toestand. Eerst als momenten van ‘zuiver bewustzijn’ zonder objecten, gedachten, gevoelens en gewaarwordingen, ook wel transcendent bewustzijn genoemd, omdat het voorbij gedachten gaat en deze overstijgt of transcendeert. Als deze ervaringen een permanent karakter krijgen, meestal na vele jaren mediteren, spreekt men van kosmisch bewustzijn. Deze toestand kan ook spontaan optreden, zonder meditatieve oefenweg, zoals Bucke beschrijft, meestal bij ‘begenadigde’ mensen begiftigd met een helder bewustzijn. In spirituele geschriften, zoals de Bhagavad Gita, de Oepanishaden, de Yogasoetra’s, boeddhistische en taoïstische geschriften en westerse esoterische en mystieke geschriften worden deze toestanden beschreven. Ook vaak in de beeldende taal van dichters en schrijvers, als we daar oog voor hebben en ons onderscheidingsvermogen de kenmerken van kosmisch bewustzijn kan traceren, zoals Bucke doet in de cases die hij beschrijft.
Bucke veronderstelt dat na de materiële, economische en sociale revolutie(s) en crises een psychologische revolutie volgt met een bewustzijnstransformatie die de mensheid zal verheffen. Deze evolutie strekt zich uit over langere termijn en lijkt de laatste eeuwen in een stroomversnelling terecht gekomen, die mogelijk voorafgaat aan een ingrijpende transitie. Door toenemend verkeer en communicatie zullen grenzen meer een meer worden doorbroken en vervagen. Hij voorzag een toenemende mondialisering, die ook Teilhard voorziet. Onder invloed van het kosmische bewustzijn zullen religies meer versmolten raken en meer op ervaring worden gebaseerd dan op traditie, die anders beleefd gaat worden. Het gaat niet meer om geloof maar veeleer om ervaring.
Bucke verwijst ook naar verhalen van de oorspronkelijke onschuld van de mensen, waar op een of andere manier ‘de klad in is gekomen’ in de vorm van (erf)zonde en menselijke zwakten en tekortkomingen. Zieners, wijzen, dichters en profeten wijzen op een uiteindelijke menselijke overwinning en bevrijding van deze gebreken. Deze bevrijding gebeurt volgens Bucke bij het doorbrelken van het kosmische bewustzijn dat (symbolisch) wordt voorgesteld door Christus, zoals bij Teilhard en Jung. Veel religies en filosofische stromingen vinden hun oorsprong in verlichte geesten, in kosmisch bewustzijn (p 11, 18). Later zijn hun inzichten vaak verdraaid en verkeerd begrepen en door machthebbers als ideologieën gebruikt.
Kosmisch bewustzijn als een doorbreken van de grenzen van een beperkt wereldbeeld
Kosmisch bewustzijn als vermogen dat voorkomt uit zelfbewustzijn
Het zelfbewustzijn omschrijft Bucke in dezelfde woorden als Teilhard: ‘het weten dat je weet’. Het intellect komt voort uit zelfbewustzijn, dat als het ware de stam is waaruit oordeelsvermogen, redeneren, vergelijken, verbeelding, abstractievermogen, reflectie en generalisatie voortkomen. Uit onze morele, emotionele aard, een belangrijke tak, komt liefde voort, die zich vertakt in respect, achting, vertrouwen, ontzag en angst, hoop, haat, humor en nog veel meer. “Het intellect is het gedeelte van de geest dat weet, zoals de morele aard het gedeelte is dat voelt” (p 24, 25).
Bucke meent dat in het menselijke evolutieproces zich nieuwe vermogens ontwikkelen en verfijnen Het kosmische bewustzijn ziet hij als een nieuw vermogen, een meer ontwikkeld bewustzijn, dat eerst vrij zeldzaam is, maar zich geleidelijk meer zal voordoen. Dit kosmische bewustzijn, wordt met verschillende termen aangeduid. Boeddha noemde het ‘nirvana’. Bij Socrates is het zijn ‘daimonium’, bij Jezus
‘het rijk van God’ of het ‘rijk der hemelen’. Paulus noemde het ‘Christus’ of ‘de Geest’ (van God of van Christus) en Mohammed noemde het ‘Gabriël’. Dante duidde het aan in de vorm van zijn overleden geliefde Beatrice, dat betekent ‘die gelukkig maakt’ en Whitman noemde het ‘kosmisch bewustzijn’.
Soms wordt het kosmische bewustzijn als een soort van andere persoon voorgesteld, naast de eigen persoon. Shakespeare spreekt deze persoon in zijn sonnetten aan als ‘Thou’, als een soort belichaming van de schoonheid. “De duplex persoonlijkheid van mensen met kosmisch bewustzijn komt vaak voor... als prominent fenomeen” (p 62). Whitman schrijft erover als ‘mijn ziel’. Opmerkelijk is dus, dat er vaak een onderscheid gemaakt wordt tussen het kosmische bewustzijn en het persoonlijke bewustzijn, het ik of ego, dat er kennelijk niet helemaal mee samensmelt, maar zijn eigen identiteit behoudt, zoals Teilhard ook veronderstelt bij de ‘voleinding’ in het punt omega.
Het is de vraag of genoemde mensen allemaal hetzelfde bewustzijn ervaren en in hoeverre er verschillen en overeenkomsten zijn. Bucke benadrukt de overeenstemming, die volgens hem onmiskenbaar is. Verlichte personen herkennen zich volgens hem vaak in de beschrijvingen en de leringen van andere verlichte personen. Paulus en Mohammed verwijzen bijv. naar Jezus en de profeten (p 71). Ook in India verwijzen verlichte leraren vaak naar eerdere leraren en wordt de verlichting soms van leraar op leerling overgedragen. Zie bijv. Ramakrishna en Vivekananda, Yogananda en Maharishi Mahesh Yogi en hun leraren. Dit bevestigt de bevinding van Bucke dat verlichten de leringen van andere verlichten niet ontkennen maar bevestigen en herkennen en vaak hun voetspoor volgen. Het zijn vaak de volgelingen die verdeeldheid scheppen, omdat zij de overeenstemming niet zien en vasthouden aan de letterlijke interpretaties.
Kenmerken van kosmisch bewustzijn
Bucke beschrijft het kosmische bewustzijn in termen van de de volgende kenmerken:
Als hoofdelementen noemt Bucke: a. toegenomen bewustzijn en b. toegenomen vermogens, op intellectueel en moreel gebied, qua initiatief enz. Het kenmerkende van het inzicht is dat het direct en intuïtief is. Benadrukt wordt vaak het onmiddellijke, hogere geluksgevoel van ‘bliss’ (gelukzaligheid) in de beschrijvingen van verlichten, die vervolgens aan de orde komen. Deze kenmerken zijn niet uitputtend. Er zullen wel meer kenmerken zijn, maar dit geeft een representatief overzicht, waarin de christelijke achtergrond van Bucke soms doorklinkt. Bijv. bij het kenmerk van verdwijnen van het gevoel van zondigheid. De case studies zijn bijzonder interessant, maar voeren te ver in dit bestek. Het gaat hier om een algemeen beeld, waarin de visie van Teilhard een meer universeel kader krijgt.
Vanwege de vijftig voorbeelden uit oosterse en westerse culturen zijn de bevindingen van Bucke meer universeel dan die van Teilhard, die zich alleen baseert op het christendom, in het bijzonder Jezus en Paulus en niet met name genoemde kerkvaders. Bovendien zijn de bevindingen van Bucke intersubjectief toetsbaar en na te trekken aan de hand van de beschreven gevallen.
Het boek van Pearson met foto’s van vele verlichten
Transcendent bewustzijn
Het eerder genoemde boek van Craig Pearson beschrijft deels dezelfde kenmerken: innerlijke verruiming en helderheid, geluk en de ervaring van een onderliggende kosmische werkelijkheid (p 22). Hij verwijst naar wetenschappelijk onderzoek, met name naar transcendente meditatie. Verhelderend is het onderscheid in momenten van transcendent bewustzijn en de toestand van kosmisch bewustzijn, waarin dit bewustzijn permanent aanwezig blijft. Hij geeft o.m. de volgende kenmerken van transcendent bewustzijn, die ook te vinden zijn in bijv. de Bhagavad Gita:
- Het bewustzijn is zijn eigen object. Dit noemt hij ‘selfreferral’. Het is stil aanwezig en wakker in zichzelf.
- Omdat het zichzelf als object heeft, zijn er geen grenzen en wordt het ervaren als eenheid (p 50).
In kosmisch bewustzijn is dit transcendente bewustzijn tegelijk aanwezig met het waakbewustzijn, het persoonlijk bewustzijn aanwezig, als stille, onbegrensde ondergrond en achtergrond of voorgrond. Het persoonlijk bewustzijn is als het ware een golf in de oceaan van universeel bewustzijn. Daarom kan het ook ervaren worden als een duplex bewustzijn, in termen van Bucke. Het kosmische bewustzijn en het individuele bewustzijn vallen niet volkomen samen, zoals de golf te onderscheiden is van de oceaan, terwijl beide bestaan uit hetzelfde water. Het onbeschrijfelijke is moeilijk te beschrijven, schrijft Pearson. Toch gebeurt dat bij de vele beschrijvingen van verlichte personen, die vaak een opmerkelijke overeenstemming tonen. Het is een directe ervaring die in uiteenlopende tijden en culturen is beschreven in gelijkluidende bewoordingen. Zij geven de bevindingen van Teilhard en anderen een meer algemeen karakter en breder kader.
Bewustzijnsveranderingen gaan samen met hersenwerking. Kosmisch bewustzijn vraagt wellicht een meer geavanceerde hersenwerking om de ervaring een permanent karakter te geven en de alerte rusttoestand, die kenmerkend is voor transcendent bewustzijn ook tijdens activiteit te bewaren (p 419, zie ook R. K. Wallace, The Physiological Effects on Transcendental Meditation en D. Orme-Johnson e.a. eds., Scientific Research on the Transcendental Meditation Programme, Collected Papers Vol 1-7).
Aan het eind van zijn boek vraagt Pearson zich af wat het verband is van bewustzijn met het verenigde veld dat de fysici veronderstellen (zie mijn artikelen in nr 26 en 27 hierover). In veel gevallen ervaren de verlichten een continuüm of identiteit van hun eigen zelf met het universum, dat zij als een universeel bewustzijn ervaren, zoals dat ooit reeds in de Oepanishaden is verwoord: Atman, het Zelf, is Brahman, de universele bestaansgrond. Bewustzijn als (verenigd) veld is vooralsnog een gebied van verder onderzoek, waarover fysici en verlichte mensen speculatieve uitspraken hebben gedaan, die nog nader onderbouwd dienen te worden, voor ze algemeen geaccepteerd kunnen worden.
Slot: de weg naar verlichting en het onderzoek naar bewustzijn
Mensen worden zelden in één keer verlicht in een onmiddelijke ervaring, zoals Bucke doet voorkomen op grond van zijn voorbeelden. Meestal gaat er een lange voorbereiding aan vooraf of betreft het mensen die begenadigd zijn met een reeds ver ontwikkeld bewustzijn. Het zijn vaak hoogbegaafde mensen. De meeste mensen worden niet in één keer wakker en verlicht, maar vallen weer in slaap en doezelen weer weg in sluimering en dromen. Een mensenleven kan worden gezien als een langdurig proces van ontwaken met heldere momenten, afgewisseld door langdurige onverlichte perioden, waar geen eind aan lijkt te komen.
Om de groei naar verlichting te ondersteunen wordt vaak een ‘meditatieve oefenweg’ aanbevolen, zoals dat wordt genoemd het artikel over taoïstische levenskunt in nr 95. Als meer mensen ervaringen van verlichting krijgen, kan dit stimulerend werken, zoals Bucke beschrijft naar aanleiding van zijn ontmoeting met Walt Whitman en het lezen van diens geschriften. Herkenning helpt kennelijk. Collectieve verlichting lijkt nog ver weg. Toch verwachten Bucke en Teilhard dat het kosmische bewustzijn zich meer frequent zal voordoen. Hiervoor zijn nog weinig of geen empirische gegevens beschikbaar, omdat men andere prioriteiten geeft aan onderzoek.
In vele spirituele kringen lijkt een meer verlichte toekomst te worden voorbereid. De overmaat aan stupiditeit en onwetendheid is echter nog groot in weerwil van alle wetenschappelijke inzichten op uiteenlopende uiterlijke gebieden. Het onderzoek naar het menselijk bewustzijn en het verbeteren van menselijke vermogens, anders dan door dubieuze eugenetica, staat nog in zijn kinderschoenen. Als we dieper ingaan op onze kennis, komen we steeds weer bij het bewustzijn uit, als het menselijk kenvermogen waarmee de mens zichzelf en de wereld kent. Het omgekeerde ‘cogito ergo sum’ geldt: het bewustzijn is en kent zichzelf. Bewustzijn is de basis van kennis, niet omgekeerd. Zonder kennend subject is er geen kennis en zijn we ons daarvan althans niet bewust.
Wat bewustzijn precies is en hoe het ontstaat, blijft voorlopig nog een raadselachtig mysterie. In de complexe interacties van hersenprocessen ontglipt het ons voortdurend en is het in geen enkele formule te vangen. De hersenen lijken op een ingenieus apparaat om bewustzijn te ontvangen en de signalen ervan uit te zenden. Op het gebied van bewustzijnsonderzoek is de studie van Bucke een baanbrekend werk. Sindsdien zijn we wel wat verder gekomen. Maar als we het werk van Edward Kelly c.s. raadplegen, Irreducible Mind: Toward A Psychology of the 21th Century, dat het onderzoek op dit gebied samenvat, blijkt dat we nog steeds niet goed weten wat bewustzijn is en hoe onze geest werkt. Dit is echter geen vereiste om ons bewustzijn verder te ontwikkelen en kosmisch bewustzijn te realiseren. Velen zijn ons voorgegaan.
Van de buitenkant is het bewustzijn niet te ontraadselen, van binnenuit biedt zich een ander perspectief:
“Ihr folget falscher Spur, Denkt nicht wir scherzen! Ist nicht der Kern der Natur Menschen im Herzen?” (Goethe, Sprüche, Ultimatum). Onze kennis van het bewustzijn laat dus te wensen over. Het leent zich als subjectieve eigenschap niet goed voor objectief onderzoek. Eerstepersoonsonderzoek is geen gangbare praktijk in de objectieve wetenschap, zoals Han de Wit schreef (zie nr 96). Verder draagt wetenschapsfinanciering door multinationals ook niet veel bij aan bewustzijnsonderzoek, omdat de ‘return of investment’ op zich laat wachten tot de verlichting doorbreekt.
Verlichte leraren weten er echter meer van, ook hoe zij het bewustzijn bij anderen wakker kunnen maken. We hoeven niet te wachten op wetenschappelijk onderzoek. Het is al duizenden jaren geleden met succes onderzocht door wijzen die zichzelf doorvorsten. Ieder mens dient echter zijn eigen beperkingen en oogkleppen onder ogen te zien, uit te zuiveren en op te ruimen. Dat kan een ander niet voor ons doen. Ieder volgt zijn eigen weg. “Schepselen volgen hun eigen aard. Ook de verlichte handelt volgens zijn eigen aard. Wat kun je met dwang bereiken?... Omdat je deze kunt volgen is je eigen weg... beter dan die van een ander” (Bhagavad Gita, III-33, 35).
Verlichting is niet na te doen. Ook al zegt de Gita: “Wat een groot mens doet, dat wordt ook gedaan door anderen. De standaard die hij neerzet, wordt gevolgd door de wereld... Laat de wijze geen verdeeldheid scheppen in de geest van onwetenden. Gevestigd in het Zijn, dient hij hen te leiden in hun handelen” (III-21, 26). De Bhagavad Gita is te beschouwen als een handboek voor verlichting. Een verlicht bewustzijn zou de standaard kunnen zijn voor de toekomstige menselijke ontwikkeling en verlichte mensen werpen licht op de weg erheen. Maar wat hebben we aan deze bespiegelingen? De complexe problemen waarmee de mensheid te kampen heeft, laten zich niet oplossen vanuit een beperkt en onwetend bewustzijn. Ook daarom geldt de noodzaak een meer verlicht bewustzijn te realiseren en er meer kennis van te verkrijgen.