De Reformatie in de zestiende eeuw: het vermijden van de Apocalyps

Civis Mundi Digitaal #103

door Jan de Boer

Toen de monnik Luther zijn 95 stellingen op de deur van de kerk van Wittenberg plakte, beefde Europa reeds sinds het einde van de vijftiende eeuw regelmatig van eschatologische angsten. Natuurlijke catastrofes, epidemieën, passerende kometen aan de hemel, en zelfs geboortes van misvormde kinderen werden door de bevolking en intellectuelen in die tijd gezien als aankondigingen van het komende einde der tijden. Het laatste oordeel zou vervolgens hen die in zonde leefden straffen met de hel en de anderen, de uitverkorenen van God, verzamelen in een hemelse stad, waar ze gedurende duizend jaar gelukkig konden leven. Eerlijk gezegd waren deze angsten niet nieuw: dergelijke profetieën doken regelmatig op in de door pestepidemieën, oorlogen en hongersnoden geteisterde middeleeuwen. Maar eind vijftiende, begin zestiende eeuw kregen ze een ongekende omvang, en dat met name door twee oorzaken. Allereerst de uitvinding van de boekdrukkunst, die op grote schaal satanische beelden en profetieën verspreidde. De « Pronosticon » (rond 1480) van de astroloog Johannes Lichtenberger, die een rampzalige conjunctie van de planeten in de komende decennia voorspelde, werd in heel Europa gelezen en doorverteld. De vijftien gravures van de Apocalyps van Albrecht Dürer (1498) kenden hetzelfde succes. In de winter van 1524 deed het samenvallen van enorme regenval en de aankondiging van een nieuwe zondvloed door astrologen een deel van de Londense bevolking naar de omliggende heuvels vluchten, de Romeinen zich installeren in de hogere verdiepingen van hun huizen, de Duitse adel en het bestuur van Toulouse arken van Noach bouwen.

Vervolgens kwamen de denkers van de Renaissance en het humanisme in actie. De vertaling van Bijbelse teksten, van die van de oude Grieken en Romeinen en van Arabische wetenschap – met name op het gebied van astronomie – stond nieuwe interpretaties toe, die de dogma’s en de preken van de kerk die opriepen tot boetvaardigheid en onderwerping ter discussie stelden. Het idee dat de mens zich met God en zijn volmaaktheid zou kunnen verzoenen door kennis en geloof om te ontsnappen aan de ellende van de wereld kreeg zijn plaats in het westerse denken. God is barmhartig, vergevingsgezind en welwillend, beslist niet de wrede wreker van onze zonden. Het lot van de mens wordt niet voor eens en altijd bepaald door een obscure goddelijke wil, maar kan verbeterd worden door actie en kennis. Natuurlijk op voorwaarde van leiding door het ware woord Gods, dat van de Bijbel en de evangeliën, nu eindelijk vertaald en verspreid door boekwinkels en niet door de kerk in Rome.

In de twee eerste decennia van de zestiende eeuw verschenen zo een serie programma’s van angstbestrijding en de verzoening van God met de mensen. Wij zijn aangeland in één van deze « dagen daarna », in één van deze tijden van de geschiedenis, waarin – om met de historici David Chaunu en Antoine Sénéchal te spreken – het opengaan plaatsvindt van « een wereld van mogelijkheden voor samenlevingen: de tijd van het weer uitvinden, van mogelijkheden en nieuwe gevaren, wraak en geweld, van eerste onderhandelingen, van onmiddellijke compromissen en pogingen om een stabiele orde te vestigen ». En inderdaad geen gebrek aan gewelddadigheden. Niet alleen beconcurreerden deze « programma’s » elkaar, maar al heel snel stonden ze tegenover elkaar en veroorzaakten ze een lange bloedige periode van religieuze oorlogen, voordat prinsen en absolute monarchen rust en orde herstelden.

Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen. Het gamma van de programma’s die toen opbloeiden – voornamelijk in Noord-Europa, waar de wil om af te rekenen met de politieke dominantie van de Romeinse paus het sterkst was – gaat van « Utopia » (1516) van de Engelse Thomas More, waar de door de wijsheid van God verlichte mensen in vrijheid in een ideaal land leven, tot aan de selectie van het « door God gekozen volk » door de predikers van de wederdopers Jan Matthijs en Jan van Leiden. Deze laatsten maakten zich meester van het bestuur van de Duitse stad Münster in 1533 om de terugkomst van de 1500 jaar eerder gekruisigde Christus af te wachten. Zij installeerden er een gemeenschappelijk leven zonder geld en huwelijken en vermoordden er hun tegenstanders, totdat zij op hun beurt vermoord werden door een coalitie van katholieke en lutherse prinsen die de stad belegerden.

De historica Marion Deschamps constateert in deze jaren in het zuiden van Duitsland een golf van utopische geschriften, zoals « Wolfaria » (1521) van Johann Eberlin von Günzburg dat een ideale christelijke stad beschrijft, en van complotten en collectieve revolutionaire geschriften, zoals de 14 artikelen van de « arme Conrad » (1512). Deze laatste beroepen zich op de rechtvaardigheid van God en het « zuivere evangelie », roepen op tot de kwijtschelding van schulden, de afschaffing van lijfeigenschap en horigheid, het samen gebruiken van gronden, en deelname van boeren aan politieke besluitvorming. De Zwabische boeren, die vanaf 1523 in opstand waren tegen de belastingen en de verplichte diensten toen een economische crisis heel Europa trof, luisterden naar de prediking van Thomas Müntzer, die de vestiging van een koninkrijk van God op aarde voorspelde. Rijkdom zou afgeschaft worden. De adel, de burgers en de goddeloze monniken zouden het scherp van het zwaard proeven, want werken voor de rijken houdt de mensen af van godsdienstbeoefening. Inderdaad, utopieën hebben altijd een einde: Müntzer stierf aan het hoofd van zijn boerenleger onder de slagen van de lutherse prinsen in de veldslag van Frankenhausen (15 mei 1525).

De « programma’s » die in deze competitie eindigden met het zegevieren van de Reformatie waren eensdeels die van Luther (1483-1546) en Calvijn (1509-1564) en anderdeels die van de katholieke Contrareformatie. Voor Luther was het niet nodig zijn zonden af te kopen door aflaten te betalen aan de katholieke geestelijkheid van Rome en zich aan haar rituelen te onderwerpen. Het was voor alles van belang individueel de goddelijke genade te ontvangen en de geboden van het evangelie te volgen. Hoewel de realiteit van het befaamde aanplakken van zijn stellingen, die het officiële begin van de « Reformatie » markeren, soms betwist wordt door historici, staat het vast dat zij meteen gedrukt en wijd verspreid werden in heel Duitsland. Eén van de luthersen van het eerste uur, Ulrich Zwingli (1484-1531), voegde aan dit individualistische religieuze idee de rol van de prins of de magistraten die de stad bestuurden toe – bijvoorbeeld die van Zürich, waar hij zijn idee toepaste – die deze deugdzame ethiek moesten doen respecteren door al hun onderdanen of hun burgers. Dit « belijdenis-programma » van het samengaan van de politieke en sociale macht maakte het voor de bourgeoisie en de adel in Noord-Europa makkelijk om deze Reformatie te accepteren, enerzijds om direct te profiteren van de mogelijkheid om beslag te leggen op de rijkdommen van de katholieke geestelijkheid en de kloosters, en anderzijds om boerenopstanden te onderdrukken. Luther doorkruiste zelf heel Duitsland om volgzaamheid te prediken en de wederdopers aan de kaak te stellen, wat Müntzer hem als de antichrist deed bestempelen.

Ulrich Zwingli liet het leven in de oorlog die de Zwitserse katholieke kantons met de lutherse kantons voerden (1531). Zijn idee werd overgenomen en ingevoerd in Geneve door de Franse theoloog Jean Calvin (Calvijn), een andere priester van de Reformatie die de bestuurders van de stad voor zijn ideeën had gewonnen. Het is uiteindelijk onder deze calvinistische vorm dat de Reformatie zich vanaf 1555 verbreidde, toen Calvijn zijn predikanten naar Frankrijk en daarna naar Engeland zond. Aan de individuele religiositeit van Luther voegde Calvijn een doelstelling van politieke hervorming toe, eerlijk gezegd heel wat minder radicaal dan die van de utopisten of van de revolutionairen.

Aan het einde van een lange en verschrikkelijke strijd in naam van het instellen van het « ware geloof » voldeed dit programma « cujus regio, ejus religio » (de religie van de prins is die van zijn onderdanen) uiteindelijk ook aan de goedkeuring van de paus. De Reformatie werd eerder door de « papen » overal bestreden en Europa werd zo langer dan een eeuw verwoest door een verschrikkelijke en bloedige burgeroorlog. Volledig uitgeput en zonder overwinnaars en overwonnenen werd in 1648 het Verdrag van Westfalen gesloten, dat voorzag in een verdeling van de gebieden tussen de katholieke prinsen in het zuiden en de hervormde prinsen in het noorden. De sociale omstandigheden en de politieke vrijheden van hen – boeren, burgers, intellectuelen en erudiete humanisten – die die deze religieuze revolutie hadden geleid, waren nauwelijks verbeterd. Deze « dag daarna » is zowel de geschiedenis van een breuk als die van de constructie van de terugkeer naar « het normale », waarin de staat en zijn vroegere sociale en economische hiërarchieën weer hun plaats innemen.

 

De apocalyps waarvoor wij nu staan door onze productie- en consumptiegewoonten, gebaseerd op een oneindige groei op een begrensde planeet, zou net als in de zestiende eeuw moeten inspireren tot een hervorming van ons denken en handelen, maar dat zie ik nog niet gebeuren, nu wij het Cartesiaanse « ik denk, dus ik besta » hebben vervangen door « ik benijd, dus ik besta », waardoor ons denkvermogen wordt aangetast.

 

Geschreven op 17 september 2020