Civis Mundi Digitaal #104
Bespreking van: David Pinto, Een Marokkaanse Jood van analfabetische ouders. Soesterberg, Uitgeverij Aspekt, 2020; en De piramide van Pinto: Weg met de Policor-Dictatuur. Soesterberg, Aspekt, 2016.
Op de vraag waarom hij vanuit een top-carrière in het bedrijfsleven overgestapt was naar de politiek, antwoordde Wopke Hoekstra eerst: “Het was ook een hele eer…”. Het woordje ‘eer’ staat aan de top van Pinto’s piramide. Dit woordje ‘eer’ staat in nauwe verbinding met het begrip ‘gemeenschap’. Dit begrip hoort thuis in een politieke opvatting die tegengesteld is aan het neoliberalisme. Gaan de huidige maatschappelijke en economische ontwikkeling meer in de richting van de herwaardering van het gemeenschappelijke? Een bezinning op culturele aspecten kan hiertoe een bijdrage leveren.
Marokkaanse Jood
David Pinto werd in 1942 in het dorpje Midelt in Marokko geboren, als telg van de Tribu stam, als jood tussen moslims. In zijn autobiografie Marokkaanse Jood beschrijft Pinto zijn leven en hoe hij via Israël in Nederland terechtkwam en carrière maakte. In de beschrijving van zijn jeugd geeft hij een intiem kijkje in het leven van een jongetje dat al heel vroeg in aanraking kwam met verschillende culturen: de specifieke gezinscultuur, de joodse en de moslimcultuur. Dit geeft een interessant beeld van de verschillen. Het maakt vooral duidelijk hoe je als kind gevormd wordt door je omgeving. Het is onthutsend om te lezen hoe verschillend, vanuit westers perspectief, het leven van een kind kan zijn als je opgroeit in een dorpje in Marokko. Pinto groeide op in de toen omvangrijke joodse gemeenschap. Het geloof zou een essentiële rol blijven vervullen in zijn verdere leven. Op grond van zijn ervaringen is Pinto ervaringsdeskundige op het gebied van cultuurverschillen. Op grond van studie kent hij de verschillen tussen de joodse en islamitsche geloofsleren. In Israël ontmoette hij een Nederlands meisje waar hij later mee trouwde. Dit maakte dat hij in 1967 voor de tweede keer migreerde.
In Nederland
In Nederland had hij allerlei baantjes en studeerde verder. Uiteindelijk werd hij buitengewoon hoogleraar interculturele communicatie en oprichter/directeur van het Intercultureel Instituut (ICI). In de Volkskrant van 18 juni 1988 schreef hij spraakmakend dat migranten in Nederland werden ‘doodgeknuffeld’. Pinto heeft veel gepubliceerd: 19 boeken en verder essays, columns en artiklen. Hij was/is politiek actief: in 2016 richtte hij de politieke partij L.E.F. op Wat betekent dat?. Pinto is fel tegenstander van ‘politieke correctheid’. Hij benoemd dit met de term ‘policor’. Het tweede boek dat ik bespreek heeft dan ook als ondertitel: ‘Tegen de policor dictatuur’.
Politieke correctheid
Het tweede boek in deze bespreking begint met een (te) uitgebreide leeswijzer. Het neemt als beginpunt de vluchtelingencrisis die rond 2015 zijn hoogtepunt had. Pinto zet de term ’vluchteling’ tussen aanhalingstekens: hij pleit voor een meer directe en juiste benoeming van de term. Dat dit niet gebeurt komt door de ‘politieke correctheid’ waarmee veel politici en pers associaties met de islam uit de weg gaan. Pinto kort dit af met de term ‘policor’ en vergelijkt het met een virus. “Net als communisten zijn Policoristen fanatiek, agressief en intolerant tegen andersdenkenden.”
Vluchtelingen zijn maar een deel van het probleem. Het gaat om migratiestromen, en vooral om de problemen die de andere culturele achtergrond oplevert, met name de weigering van sommigen om zich aan de westerse cultuur aan te passen. Daar komt bij dat veel migranten de islam-religie aanhangen. De (premoderne) islam is volgens Pinto een godsdienst die onverenigbaar is met de westerse culturele waarden. Hij maakt dit duidelijk aan de hand van veel citaten uit de koran. Bij een gemoderniseerde islam is de verenigbaarheid in potentie wel aanwezig.
Twee culturen
Pino maakt onderscheid tussen moderne en premoderne waarden. “Discussies over religie leiden af. […] De culturele benadering biedt wel perspectief.” Pinto verdeelt in zijn ‘Structuurtheorie’ de menselijke culturen in twee soorten: een ‘westerse cultuur’ (The West) die hij modern en ‘grofmazig’ noemt, en met de letter G aanduidt, en ‘De Rest’ die hij premodern en ‘fijnmazig’ noemt en aanduidt met de letter F. Het zijn twee uitersten van een continuüm (M is het midden). Geen twee culturen zijn gelijk en altijd hebben ze een mengeling van G en F in zich. De verschillen doen zich verder op allerlei niveaus voor (micro en macro).
De G-structuur kenmerkt zich door “een losse, flexibele benadering met ruimte voor nuances en relativering.” De G-cultuur is ‘vloeibaar’; “er is veel ruimte voor nuances en relativering, maar ook voor individuele invulling en vertaling van regels en codes.”
“De F-structuur kenmerkt zich door grote strakheid met weinig ruimte voor nuances. […] Kenmerkend voor de cultuur van de F-structuren zijn bijvoorbeeld: strakke hiërarchie; ongenuanceerd (zwart-wit) denken zoals bij het onderscheid tussen goed en slecht; vriend en vijand; in- en outgroup (eigen groep versus rest); man/vrouw; jongen/meisje; homo/hetero; kuis en hoer.”
“Genoemde kenmerk van de F-structuur is in wezen de achtergrond van de aard van de islam en is dan ook terug te vinden in die religie90).…
Als dragers van premoderne waarden ook nog moslim zijn, dan heb je een uiterst giftige cocktail.” (p 90, 91) Het ontgiften is onmogelijk zolang er extremisten zijn die het letterlijk interpreteren van heilige teksten in praktijk blijven brengen. Moderniseren van de islam is de oplossing, dat kunnen ze alleen zelf doen.
Piramides
‘Cultuur’ is volgens Pino “een evoluerend systeem van waarden, normen en leefregels. In een groep van mensen die zich lid voelen van hun groep wordt cultuur van generatie op generatie doorgegeven en geïnternaliseerd. Voor de mensen in een groep is hun cultuur vaak onbewust richtinggevend voor hun gedrag en hun kijk op de wereld.” (p 129) Zo bezien kunnen culturen vergeleken worden en kan er een stadium-in-de-evolutie aan geplakt worden: premodern gaat vooraf aan modern, F gaat vooraf aan G. Een oplossing voor aanpassing aan de moderne tijd: minder fijnmazig worden; elkaars anders-zijn accepteren; heilige voorschriften niet letterlijk uitvoeren.
Een versimpelde weergave van het verschil tussen F en G wordt weergegeven in de bovenstaande afbeelding. Elke piramide geeft een samenstel van waarden (behoeften) weer. Het belang dat aan zo’n waarde gehecht wordt verschilt per cultuur. In de westerse cultuur staat zelfontwikkeling bovenaan. In veel culturen, anders dan de westerse, is dat het eergevoel. Pinto ziet de westerse cultuur weerspiegeld in de behoeftenhiërarchie van Maslow en plaatst daar zijn eigen piramide tegenover.
36 concrete waarden
Pinto beschrijft zesendertig waarden die elk verschillen in de mate waarin ze door de leden van een gemeenschap gemiddeld belangrijk gevonden worden. In een moderne cultuur botst de mate van belangrijkheid en de invulling van zo’n waarde met die van een premoderne cultuur: Individualiteit en groepsafhankelijkheid; zwart-witdenken; in-group en out-group; intern en extern referentiekader ofwel: schuld en schaamte; status en aanzien; opvoeding; doel in het leven; rollen; rollen van mannen en vrouwen; rolverdeling in de familie; statusverdeling; wereldbeeld; sociale klasse; mobiliteit; tijd; communicatie; persoonlijk en zakelijk; persoonlijke ruimte; conflicten en conflicthantering; tussenpersonen; vriendschap; sociaal wenselijke antwoorden; gastvrijheid; redelijkheid; het overtuigen van mensen uit F-systemen; parabels; familie; eer; rolgedrag; gastvrijheid / bij elkaar op bezoek gaan; tijd en planning; verwachtingen; slechtnieuwsgesprek; sociaal wenselijk gedrag en sociaal wenselijke antwoorden’; (In)directe en relationele communicatie; goede relaties.
Drie Stappen Methode (DSM)
Naast de Structuurtheorie heeft Pinto de DSM ontwikkeld. Dit is volgens Pinto de weg om nader tot elkaar te komen. Discussies over religie hebben geen zin. Het is beter om je op gedrag te concentreren. Wat je moet doen is een proces aangaan dat uit drie fasen bestaat:
Stap 1: Zelfkennis. Waarom vind ik iets belangrijk?
Stap 2: Begrip. Waarom doet de ander wat hij doet?
Stap 3. Een grens trekken. “Tot hier en niet verder.” (p 92)
De laatste stap is belangrijk omdat het niet goed is om alles over je kant te laten gaan. Je hoeft als persoon niet alles van een ander te accepteren, maar wees daar dan wel duidelijk over, nadat jij je in de ander en zijn motieven verdiept hebt. Dit is het tegenovergestelde van politieke correctheid. In een maatschappij komen bepaalde waarden in specifiek gedrag tot uiting. Sommige gedragingen zijn in een landelijke cultuur niet acceptabel. Als dat kernwaarden betreft zoals die in de piramides tot uiting komen moet een overheid zich niet laten verleiden door water bij de wijn te doen. Dan moet er een streep getrokken worden, moet de overheid gepaste maatregelen treffen en moeten burgers zich niet laten verleiden tot permissief gedrag.
Dubbel perspectief
“Iemand heeft een dubbel perspectief wanneer hij een situatie vanuit twee verschillende standpunten kan bekijken, wat vooral in interculturele situaties een voordeel is. […] Bij een dubbel perspectief in interculturele situaties wordt het standpunt van de eigen cultuur en die van de andere cultuur bekeken.”
De DSM kan toegepast worden bij elke interpersoonlijke communicatie:
Stap 1. De eigen cultuur kennen en vaststellen.
Stap 2. De (cultuurgebonden) waarden, normen en gedragscodes van de ander leren kennen.
Stap 3. Maak beiden duidelijk wat jullie grenzen zijn.
Pinto legt dit aan de hand van casebeschrijvingen uit. In zijn slotbeschouwing komt de islam weer naar voren, nadat hij eerder aan de hand van koranteksten heeft aangetoond dat een letterlijke uitvoering van voorschriften niet verenigbaar is met westerse waarden. Hij concludeert dan ook dat integratie geen oplossing is, maar dat aanpassing aan het Nederlandse normen-en waardenstelsel een voorwaarde is voor immigratie.
Conclusie
‘De Marokkaanse Jood’ geeft een goede eerste indruk van het leven in een ‘gemeenschapscultuur’ (die ik plaats tegenover een ‘persoonscultuur’, zie mijn boek Menswaardige maatschappij). Met name het boek De piramide van Pinto maakt een wat rommelige indruk. Dit neemt niet weg dat een gedetailleerd beeld ontstaat over twee soorten culturen die moeizamer samengaan naarmate zij zich extremer voordoen. Pinto beschrijft eigenlijk de botsing tussen de westerse cultuur en een door de koran gevangen extreme moslimcultuur, die aanpassen aan een andere cultuur onmogelijk maakt. In zo’n geval is een halfzachte en ‘policor’-aanpak ongeschikt. Pinto beveelt twee maatregelen aan: beperking van de immigratie en actieve bestrijding van het salafisme (de fundamentalistische soennitische stroming binnen de islam).
Jammer dat sommige gemeenschapsculturen door de koran gedomineerd worden. Door mijn betrokkenheid bij projecten in Nepal weet ik dat andere religies een totaal andere invloed kunnen hebben op een plaatselijke cultuur. In Nepal tref je meerdere ‘fijnmazige’ culturen aan die vreedzaam en in harmonie met elkaar leven. Ook bij hen tref je de kenmerken aan die door Pinto beschreven zijn.
De staat Israël mag dan in onmin leven met islamitische buurlanden, in Israël zelf leven er ook moslims in harmonie met hun omgeving. We zien hier dat zich op macroniveau andere processen afspelen dan op microniveau. In sommige moslimlanden gedragen de mensen zich minder afwijkend van de westerse cultuur dan sommige moslims in Nederland. Volgens Pinto is de Nederlandse tolerantie funest voor het voortbestaan van de westerse normen en waarden. De jongste ontwikkelingen bevestigen zijn mening ten aanzien van extreme moslimculturen. De waarde van de modellen van Pinto is vooral de eenvoud die een voor iedereen toegankelijke globale indruk geven.
Naschrift
Mijn onderkoelde reactie, waarin ik zeg dat de jongste ontwikkelingen Pinto’s mening ten aanzien van extreme moslimculturen bevestigen, snijdt dieper dan deze bevestiging. Het gaat om een conflict tussen tussen een de uitleg van sommige moslims van heilige geschriften en het daardoor niet aanvaarden van de mening van andersdenkenden. Dit is iets wat we vooral aantreffen bij de orthodoxe extreme moslim-religie/culturen. Het komt erop neer dat zij niet de democratische waarden en normen accepteren. Die waarden en normen zijn onverenigbaar met sommige teksten uit de koran. Bijv. de vrijheid van meningsuiting.
Het is een nagel aan de doodskist van de democratie als die waarde tot in het oneindige doorgevoerd wordt. Dan ben je net zo extremistisch bezig als de salafisten. Het is een misverstand dat vrijheid geen grenzen kent. Het probleem, dat het moeilijk is om zo’n grens te trekken, doet niets af van het feit dat sommige zaken ontoelaatbaar zijn, willen we de democratie serieus nemen. Ik wijs hierbij op de verantwoordelijkheid van de pers. Met name rond de vraag wie ze een podium geven. De pers hoeft niet elke mening te verspreiden. Dat geldt ook voor de social media en de techbedrijven.
De media hebben, net als iedereen in een democratie, de verantwoordelijkheid om een doordachte keuze te maken wiens en welke mening men wel en niet verspreidt. Dit geldt voor iedereen die bijvoorbeeld een bericht op een sociaal medium publiceert. Dit geldt speciaal voor professionals die uit hoofde van hun beroep de maatschappelijke functie van nieuwsvoorziening hebben, zoals bijvoorbeeld de talkshows. Het kan voor het aantal kijkers bevorderlijk zijn om mensen met tegengestelde meningen uit te nodigen in de hoop op een felle discussie, maar als dit inhoudt dat de suggestie wordt gewekt dat het verkondigen van elke mening is toegestaan, dan kan dit democratie-ondermijnend werken.
Er zijn, ook in een democratie, zaken die je niet behoort te doen, ook al mag iedereen zeggen wat hij of zij wil, voor zover niet in strijd met de wet. Ik pleit voor het aanscherpen van de wettelijke mogelijkheden om elke vorm van pressie uit sluiten, zoals dit door sommige actiegroepen wordt gepraktiseerd, waardoor anderen zich niet vrij voelen om een mening uit te spreken. Bovendien zijn er zaken die in een democratische rechtsstaat niet ter discussie mogen staan. Dit is het tegenovergestelde van politieke correctheid. Iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil. De wet stelt echter ook grenzen. Dit neemt niet weg dat je in een harmonieuze samenleving er goed aan doet rekening te houden met de verantwoordelijkheid die je tegenover anderen hebt. Dit geldt dubbel voor functionarissen die in de openbaarheid uitspraken doen, en zeker voor het functioneren van ‘de pers’ en andere meningen verspreidende invloedrijke podia. Daarbij is het onderscheid tussen feiten en meningen essentieel.