Basisinkomen

Civis Mundi Digitaal #106

door Herman Hümmels

Bespreking van Jan Soons, Basisinkomen, van utopie naar realiteit. Uitgeverij Elikser, 2020.

 

Vanwege de toeslagenaffaire en de coronacrisis is het volgens Jan Soons tijd voor de introductie van een onvoorwaardelijk en universeel basisinkomen. Hij houdt een pleidooi voor een bestaansgarantie voor iedereen.

Soons is niet de eerste die dit bepleit. Denk bijvoorbeeld aan de bestseller van Rutger Bregman, Gratis geld voor iedereen. Ook Milton Friedman, grondlegger van het neoliberalisme, was voorstander. Toch is het er nog niet echt van gekomen. Wel staat het nu op de agenda van verschillende politieke partijen.

Armoedeval
Als je eenmaal in de val zit, kom je er nog maar moeilijk uit. Wie zitten er in de val? Op een grafiek is het duidelijk te zien: in de lijn zit een knik. Tot een modaalinkomen loopt de lijn vrijwel horizontaal, vanaf dat moment gaat hij omhoog. De grafiek geeft wel een vertekend beeld, omdat op de X-as de inkomens niet lineair-oplopend zijn weergegeven maar naar inkomensgroep. Wat wil dit zeggen? Voor veel mensen maakt het nauwelijks uit om bruto meer te verdienen, netto houden ze niet veel méér over. Wat ze er aan de ene kant bijkrijgen verliezen ze aan de andere kant. Dat komt omdat we in een verzorgingsstaat wonen. We zorgen er samen voor dat vrijwel niemand zonder de meest elementaire levensbehoeften hoeft te zitten. We doen dit door een uitgebreid systeem van sociale voorzieningen, toeslagen, nivellerende maatregelen… Ga je geld verdienen en je maakt gebruik van zo’n voorziening, dan verlies je bepaalde rechten en reducties als je inkomen boven een bepaalde grens komt. Soons noemt een ellenlange lijst van zulke voorzieningen: van kinderbijslag, kindgebonden budget, zorg- en huurtoeslag, kinderopvangtoeslag… tot levensloopverlofkorting. Zijn boek gaat verder met een betoog over hoe dit je het eerlijker, eenvoudiger – met een veel simpeler belastingstelsel –, eerlijker en met weinig meerkosten beter kunt regelen.

Toekomst
De nivelleringsmaatregelen zijn het gevolg van politieke beslissingen. Politici hebben het idee dat volledige werkgelegenheid het ultieme doel is om na te streven. Basisbanen, sollicitatieplicht, Melkert-banen, tot ‘verplicht vrijwilligerswerk’. Dit doel is door de technologische ontwikkelingen (automatisering, robotisering) op den duur niet meer bereikbaar, als het dat ooit was. “In 1930 voorspelde Keynes reeds een toenemende technologische werkloosheid door de ontwikkeling van arbeidsbesparende technologie.” Bovendien is het de vraag of we betaald-werk-voor-iedereen eigenlijk wel willen. De nieuwe modellen van filosofen als Yuval Noah Harari gaan uit van “de noodzaak om mensen te beschermen in plaats van banen. […] Momenteel zorgen miljarden ouders voor hun kinderen, buren helpen elkaar en buren vormen buurtgemeenschappen – allemaal waardevolle activiteiten die niet als arbeid worden erkend. ‘Misschien moeten we de knop in ons hoofd omzetten en beseffen dat het grootbrengen van een kind in wezen de belangrijkste en zwaarste baan ter wereld is,’ aldus Harari. […] Werken voor een baas is slechts één van de manieren om voldoening uit je leven te halen. […] Arbeid zou geen verplichting of pure noodzaak moeten zijn, maar iets waar je in vrijheid voor kiest.”

Universeel basisinkomen
Al in 1516 opperde Thomas More het idee van een universeel basisinkomen. Ook anderen waren voorstander. “Volgens de idee van James Tobin (1918 – 2002) zou elk huishouden een basisinkomen ontvangen, waarvan de hoogte afhankelijk zou zijn van de samenstelling van een gezin. Iedere familie zou dat basisinkomen kunnen aanvullen met inkomsten uit arbeid en overige baten die tegen een uniform tarief belast zouden worden.” Soons noemt allerlei experimenten die gedaan zijn. In 2017 kregen 25 gemeenten van staatssecretaris Klijnsma groen licht voor een ‘regelarme bijstand’. Het CPB evalueerde het en concludeerde: “ dat het ontheffen van hun verplichtingen geen negatief effect heeft gehad op de uitstroom uit de bijstand en dat de mogelijkheden om bij te verdienen soms hebben geleid tot een hogere uitstroom naar deeltijdbanen.” Soons beschrijft ook hoe veel experimenten strandden door gebrek aan politieke consensus. “In de jaren negentig is door de ministers Zalm (VVD) en Wijers (D66) […] een voorstel gedaan tot invoering van een basisinkomen. Aan PvdA-zijde bleek minister Melkert echter een fel tegenstander, waarna Wim Kok (PvdA) besloot de discussie te beëindigen met de toevoeging dat over dertig jaar de tijd er wellicht wel rijp voor zou zijn.”

Financiële haalbaarheid
Soons gaat dieper in op twee modellen: het door het NIBUD (Nederlands Instituut voor Budget Voorlichting) doorgerekende model van de Vereniging Basisinkomen (VB), en het door het CPB (Centraal Planbureau) doorgerekende voorstel van Wouter Keller.
Het voorstel van de VB hield in: “waarbij iedere burger vanaf 18 jaar een onbelast basisinkomen per maand ontvangt van 600 euro, en 300 euro per kind voor de eerste twee kinderen. Voor het derde en volgende kind wordt 100 euro maandelijks betaald. Per huishouden worden deze bedragen aangevuld met 600 euro.”

Volgens Wouter Keller is de oorzaak van de armoedeval “het volledig doorgedraaide belastingstelsel vol inkomensafhankelijke regelingen”. Het model van Keller betreft de negatieve inkomstenbelasting: mensen die een inkomen hebben dat lager is dan een bepaald bedrag krijgen overheidssteun. Over alles wat er meer binnenkomt wordt een vast bedrag aan belasting betaald. Het model gaat uit van een gegarandeerd minimum niveau. Verdien je minder? Dan krijg je een bepaald percentage overheidssteun (negatieve belasting). Heb je geen inkomen dan wordt je inkomen tot 100% gegarandeerd-inkomen aangevuld. Naarmate je het gegarandeerde inkomen nadert wordt het percentage lager. Beide cijferaars achten het basisinkomen voor de Nederlandse schatkist betaalbaar. Wel plaatst Soons wat kanttekeningen.

 

Op de X-as staan de inkomens en op de Y-as de bijbehorende belastingbedragen. Het gegarandeerde inkomen is in bovenstaand voorbeeld 1000 euro.

Effecten
Invoering van een basisloon zal bij sommige mensen weerstand oproepen. Vooral de gedachte dat mensen van nature lui zijn speelt hierbij een rol. Daarvan is echter in een aantal experimenten weinig gebleken. Het effect op de kosten zal niet groter zijn dan nu het geval is. Wel zullen sommigen een andere baan kiezen. Dat is goed voor de zelfontwikkeling en kan een oplossing zijn voor het kwart van de mensen die nu denken in een zinloze baan gevangen te zitten.
In elk geval is het vraagstuk van de armoedeval opgelost. De effecten komen vooral de laagst betaalden ten goede. De vrijheid van mensen zal toenemen, wat weer gevolgen heeft voor de samenleving. Criminaliteitscijfers zullen naar verwachting aanmerkelijk dalen, zo hebben de experimenten aangetoond die Soons beschrijft. De afhankelijkheid van schommelingen in de economie zal minder zijn. Start-ups krijgen het makkelijker. De zekerheid voor flexwerkers en zzp’ers neemt toe. De categorie ‘bijstandsgerechtigden’ verdwijnt. “Leven op een bijstandsniveau is geen vetpot. En met de invoering van een basisinkomen zal dat niet veel veranderen.” Maar gevoelens van vernedering of achterstelling zijn dan niet meer aan de orde want iedereen die dat wil kan zich zinvol maken, door vrijwilligerswerk, creatieve bezigheden, mantelzorg, of waar de persoonlijke potentie ook maar toe uitnodigt.

Op fraude hoeft niet meer gecontroleerd te worden. Dit levert op zich al 3 miljard euro per jaar op. Het studieleenstelsel kan opgeheven worden. Starters hebben een betere positie op de woningmarkt. Er zal minder een beroep gedaan worden op de gezondheidszorg, zo is uit de experimenten gebleken. Psychisch gerelateerde klachten kunnen fors verminderen.

Politieke haalbaarheid
De reden dat het basisinkomen nog steeds niet is ingevoerd is een politieke kwestie. Aan de ene kant speelt zoals gezegd daarbij het vooroordeel een rol dat mensen ‘lui’ zouden zijn. Dit is onjuist. Mensen zijn van nature bereid om anderen te helpen als dit nodig is. Aan de andere kant spelen macht en angst een belangrijke rol. “Het is naar mijn idee veeleer de partijdiscipline die van hen verwacht dat ze achter de principes en dogma’s van hun partij blijven staan. En die principes lijken voor een buitenstaander als ik welhaast in beton gegoten.” De liberalen zouden zich kunnen herkennen in een vrijer met elkaar omgaan. De sociaaldemocraten kunnen er een rechtvaardiger behandeling en bescherming van de mensen aan de onderkant van de samenleving in zien. “De populistische partijen zouden het wel moeilijk krijgen, aangezien hun aanhang volgens de heersende consensus vooral bestaat uit mensen die ontevreden zijn over hun bestaan en ongerust zijn over hun toekomst.” Waarom moeilijk? Ik kan me voorstellen dat de zekerheid van een basisinkomen voor hen de ongerustheid wegneemt. En ook misschien hun ontevreden aanhang. (Twee vliegen in één klap…) Soons zet tot slot de positie van de verschillende partijen op een rijtje.

Conclusie
Jan Soons heeft een bijdrage geleverd aan de toenemende belangstelling voor de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen. Hij stelt zich daarbij kritisch op en levert een aantal aanbevelingen. Hij doet dit aan de hand van twee op financiële haalbaarheid doorgerekende modellen. Daarmee schetst hij een beeld van de huidige stand van zaken.