Wat in het Europa-debat ontbreekt
Deel 2: Europa is uniek

Civis Mundi Digitaal #106

door Hans Kuijper

Logos – Leges – Fides

Over de aard en ontwikkeling van logos, leges en fides, en over hun complexe onderlinge relaties zijn bibliotheken vol verschenen. De Europese geest graviteerde telkens weer naar een (of meer dan een) van hen.[i] Aangezien het niet de bedoeling kan zijn op deze plaats uitvoerig bij dit onderwerp stil te staan, volsta ik met het maken van enkele algemene opmerkingen over de unieke nexus van de genoemde onderwerpen, omdat zowel de Europeanen als de anti-Europeanen deze historisch gegroeide en geografisch bepaalde vervlochtenheid over het hoofd dreigen te zien.

Logos

Het zijn de Griekse filosofen Thales, Anaximander, Anaximenes, Xenophanes, Pythagoras, Heraclitus, Parmenides, Anaxagoras en Empedocles geweest die, in reactie op eeuwenlang bestaande mythologieën omtrent (het ontstaan van) de wereld, hebben getracht hiervoor een rationele verklaring  te geven en de mens te verlichten. 

“Mythe” komt van het Griekse woord μῦθος (verhaal) en verwijst naar een soort communicatie omtrent goden of bovennatuurlijke wezens die waren of zijn betrokken bij buitengewone gebeurtenissen in een niet nader aangeduide periode. Een mythe is dus een fictie, een fantasieverhaal of een bedenksel en moet worden onderscheiden, enerzijds van een cultus of ritueel gedrag en anderzijds van een heilig bevonden plaats (tempel) of voorwerp. Mythe, ritueel en heilig geachte plaats versterken elkaar. Er wordt niet geprobeerd om een mythe te rationaliseren, te rechtvaardigen of plausibel te maken. Mensen geloven eenvoudig wat hun door voorouders, rabbis, priesters of moellahs wordt verteld, ongeacht wat zij met eigen zintuigen kunnen waarnemen. Thales en de Griekse filosofen na hem trachtten de ogen van hun tijdgenoten te openen, hen ervan te overtuigen dat het beter is hun gezonde verstand te gebruiken en niet af te gaan op wat anderen beweren op grond van wat weer anderen hebben beweerd.[ii] Later zou blijken dat deze oproep om niet gelovig maar kritisch te zijn bij verreweg de meeste mensen boter aan de galg gesmeerd was.

Mythisch of mythologisch denken is buitengewoon hardnekkig, ook nu nog. Mensen hebben geen flauw idee hoe lang tradities kunnen doorwerken en hoe belangrijk ritueel gedrag is. Het politieke bedrijf, de rechtsuitoefening, het bedrijfsleven, het leven aan een universiteit, het hele dagelijkse leven is ervan doortrokken. Zonder mythen, rituelen, protocollen en vaste procedures – lijkt het – kunnen mensen eenvoudig niet leven. In feite leven zij niet maar worden zij geleefd, terwijl niemand weet wie uiteindelijk aan de touwtjes trekt.[iii] Ook de koning dient zich te gedragen en iedere president of premier moet bepaalde beleefdheden in acht nemen. Ook zij lopen in een gareel; ook zij zijn aan tradities en protocollen gebonden. De marges om echt mens te zijn (ieder’s roeping) mogen verschillen maar blijken bijzonder klein.

Logos” komt van het Griekse woord  λόγος, dat verschillende betekenissen heeft maar meestal als “woord”  wordt vertaald. Een woord verwijst naar iets of iemand (in het laatste geval verandert “woord” in “naam” of “benaming”). Een woord uitspreken of neerschrijven betekent iets of iemand anders niet (be)noemen, dus heel, heel veel uitsluiten. Theologen zitten hierbij nog steeds met hun handen in het haar. In de Bijbel (Johannes 1, vers 1) staat duidelijk: “In den beginne was het Woord ... en het Woord was God” (http://uitlegvoorjou.nl). "Creatio ex nihilo" (schepping uit het niets) is het antwoord van godgeleerden op de vraag hoe het heelal is ontstaan. Dit misleidende antwoord contrasteert duidelijk met de van scherpzinnighgeid getuigende frase van Parmenides "ex nihilo nihil fit" (niets ontstaat uit niets).[iv] Het probleem met “creatio ex nihilo” is dat een God die alles (dus niets en niemand uitgesloten!) omvat niet onder woorden kan worden gebracht of kan worden afgebeeld (vandaar de beruchte beeldenstorm). Anderzijds verkondigen dat het woord God niet naar iets of iemand verwijst is in flagrante tegenstelling met de Bijbel. Aldus zouden de uitspraak in Genesis (1: 26-27) dat “de mens is geschapen naar/gelijk het beeld van God” en de hieruit voorvloeiende stelling in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, “all men are created equal” op losse schroeven komen te staan, want de mens kan niet zijn geschapen naar of gelijk het beeld van iets dat, of iemand die, niet bestaat. Indien het woord God een beperking inhoudt (“Het Woord was God”), hoe kunnen dan alle mensen gelijk zijn geschapen, niemand uitgezonderd![v]   

Socrates was niet geïnteresserd in de natuur of in het heelal maar in het handelen van mensen, niet zozeer in het zijn (Sein), als wel in  het moeten zijn (Sollen), niet in het factische maar in het normatieve. Net als zijn illustere voorgangers was hij een rationalist. Hij beschouwde zichzelf als een verloskundige en wilde zijn gesprekspartners iets duidelijk maken, bij hen de ogen openen. Zijn optreden, dat hij – tot intens verdriet van zijn leerling Plato (lees diens Phaedo) – met het drinken van een beker vergif heeft moeten bekopen, betekende echter een revolutie in het Griekse/Westerse denken. Zijn aandacht gold niet de materie maar de geest, niet – om de gevleugelde woorden van Immanuel Kant te gebruiken – “der bestirnte Himmel über mir” maar “das moralische Gesetz in mir”.[vi]

Vele vormen van logica

Er zijn tegenwoordig vele vormen van logica en elke vorm heeft een groep van specialisten. Deze groepen spreken een soort dialect en staan nauwelijks in contact met elkaar, zodat spraakverwarring op de loer licht.[vii] Het is derhalve onduidelijk welke structuur aan die vormen ten grondslag ligt. Volgens de Brasiliaanse logicus Jean-Yves Béziau is er een universele logica. Sinds 2007 bestaat er zelfs een door hem geredigeerd tijdschrift, Logica Universalis getiteld, dat artikelen publiceert over de eigenschappen waaraan alle logica´s voldoen of zouden moeten voldoen. De doelstelling van het tijdschrift is om naar analogie van de universele algebra te komen tot een universele logica, een logica die overal en altijd geldig is.[viii]

Deze doelstelling zal niet worden bereikt zolang logici beginnen bij een modus ponens, bij het stellen van iets, want iets beweren betekent iets benoemen en iets benoemen betekent iets anders niet benoemen en hiermee uitsluiten. Dit nu is, strikt genomen, volgens de oude Chinezen, die holistsch dachten, onmogelijk en ontoelaatbaar. In de Dàodéjīng (hoofdstuk 1 en 40) lezen wij dat zonder-naam het begin is van hemel en aarde, met-naam de moeder van alle dingen is, alle dingen voortkomen uit het zijn (yŏu) en het zijn uit het niet-zijn () ontstaat. De oude Chinezen (daoïsten) waren van mening dat het niet-zijn (het Absolute) naamloos en onbenoembaar is, maar de bron van alle zijn, van alles wat benoemd is of kan worden, van het gemanifesteerde. Deze grondgedachte, die de meeste Westerlingen ontgaat (zie boven), geldt ook in het huidige China.[ix]

Dus toch “creatio ex nihilo”? Nee, want scheppen veronderstelt een schepper, iemand die een daad (de schepping) verricht. De oude Chinezen dachten dat het heelal spontaan is ontstaan, zonder dat er iemand’s daad aan ten grondslag ligt. Hun denken komt dicht in de buurt van het moderne begrip “emergence” (https://plato.stanford.edu/entries/properties-emergent).

Ratio

René Descartes, Baruch de Spinoza en Gottfried Leibniz waren de hoofdvertegenwoordigers van het rationalisme, de filosofische opvatting die de rede (logos) als belangrijkste bron van kennis beschouwt. De Amerikaanse taalkundige, mediacriticus en politieke activist Noam Chomsky (1927) is een van de vele aanhangers van het rationalisme. “Rede” (reason) komt van het Latijnse woord ratio (relatie/verhouding tussen getallen of kwantiteiten). De vraag wat “rede” precies betekent is sinds Pythagoras’ ontdekking van het irrationale getal een twistpunt. Deze ontdekking heeft de eerste crisis in de wiskunde veroorzaakt, omdat een irrationaal getal geen verhouding tussen of quotiënt van gehele getallen is. Het is niet het resultaat van een deling. Het is geen fractie, geen deel van een geheel. Leopold Kronecker zou ooit heben gezegd: “Die ganzen Zahlen hat der liebe Gott gemacht,  alle andere ist Menschenwerk” .

De vraag in het midden latend of “Gott” bestaat en of hij (of zij?) een “liebe Gott” is, veroorloof ik mij op te merken dat zelfs de wereld die niet door mensen is aangeroerd niet kan worden begrepen met behulp van enkel gehele getallen. De wetten van de thermodynamica, die niet alleen met rationale getallen worden geformuleerd, hebben betrekking op de overdracht van energie in en tussen fysische systemen en gaan in op de richting van spontane processen.

Toch spelen de noties verhouding en analogie een belangrijke rol, niet alleen in de logica, biologie, psychologie, rechtspraak, taalkunde en literaire wetenschap, maar ook in de kunsten. Vitruvius, Alberti, Dürer, Michelangelo, Kandinsky, Mondriaan, Mies van der Rohe, Le Corbusier en vele andere kunstenaars hadden oog voor de proporties van een kunstwerk.

Bij de gulden snede verhoudt het grootste van de twee delen van een lijnstuk zich tot het kleinste zoals het gehele lijnstuk zich verhoudt tot het grootste.

Niet alles kan worden gekwantificeerd

Niettemin is niet alles kwantificeerbaar (de hoeveel of omvang ervan is niet vast te stellen) en is een systeem niet hetzelfde als de som van zijn delen. Aan Albert Einstein wordt de uitspraak toegeschreven: “Not everything that counts can be counted, and not everything that can be counted counts.”

John Locke, George Berkeley en David Hume waren het niet eens met Descartes en zijn volgelingen. Immanuel Kant (1724-1804) trachtte in zijn befaamde Kritieken een brug te slaan tussen het rationalisme (traceerbaar tot Plato, de voornaamste leerling van Socrates) en het empirisme (traceerbaar tot Aristoteles, de voornaamste leerling van Plato en vader van de logica). De vraag of hij hierin volledig is geslaagd moet ik laten rusten,[x] maar in de tweede helft van de 18e eeuw begon het begrip rede, in de naam waarvan het middeleeuwse gedachtegoed was bekritiseerd, scheuren te vertonen. De Romantiek kwam op. De Verlichting, kind van de wetenschappelijke revolutie die had teruggegrepen op het presocratisch denken en rationaliteit (het consistent handelen op basis van de rede) hoog in haar vaandel had gevoerd, bleek te lijden aan innerlijke spanningen, die nog steeds voelbaar zijn. Krtiek loopt uit op twijfel en naturalisme resulteert in materialisme. Twijfel noch materialisme maakt een mens gelukkig. Twijfel vergiftigt alles en materialisten herleiden alles en iedereen tot materie zonder te beseffen zodoende hun eigen geest te doden.[xi]

Irrationalisme

Verder mogen de betekenis en de rol van het irrationalisme (Pascal, Rousseau, Schelling, Kierkegaard, Bergson, Unamuno, Schopenhauer, Nietzsche e.a.) niet worden onderschat. Justin Smith, hoogleraar in de wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Parijs (Diderot), heeft hierover een belangwekkend boek geschreven onder de prikkelende titel Irrationality: A History of the Dark Side of Reason (PUP, 2019). De oorspong van deze “vlucht voor de rede” moet worden gezocht in de mens die zich na verloop van tijd bewust is geworden van de complexiteit van natuur, cultuur en kennis. Het postmodenisme is de moderne variant van het irationalisme, dat vaak doch abusievelijk in verband wordt gebracht met het oriëntalisme, de vertekende Westerse opvatting van het Oosten in culturele zin.[xii]

Absurdisten zoals Albert Camus, Eugène Ionesco, Samuel Beckett, Arthur Adamov en Harold Pinter, ten slotte, waren (en hun opvolgers zijn) van mening dat het leven zinloos en onverklaarbaar is en dat iedere poging om de essentie van de wereld te begrijpen gedoemd is te mislukken.

Leges

Terwijl de lengte van een hypothenusa (de schuine zijde van een rechthoekige driehoek die tegenover haar rechte hoek ligt) niet kan worden uitgedrukt in een fractie van de lengte van een (of de som van de lengte) van haar overige zijden, is er tot overmaat van ramp weinig dat echt recht is. De tak van geen enkele boom is recht. De functies van het hart en de longen zijn niet lineair ten opzichte van elkaar. Niets in de natuur is kaarsrecht. En wat de maatschappij betreft, wie is er nog oprecht en recht door zee? In de liefde kijken twee mensen elkaar recht aan, maar waar zijn zijn die mensen te vinden in een liefdeloze wereld, in een wereld waarin seks wordt aangezien voor liefde! Door recht te maken doen mensen de natuur geweld aan.

Rechtvaardigheid

Rechtvaardigheid, het centrale thema in Plato’s Republiek,[xiii] is tegenwoordig ver te zoeken, evenals evenredigheid of proportionaliteit. Wie weet nog maat te houden in een maatschappij die door grote monden en schone schijn wordt geregeerd, waar het abnomale normaal is geworden, waar mensen de jure (volgens het recht) gelijk maar de facto (in feite) ongelijk zijn en waar het begrip democratie slechts een fopspeen is![xiv]

Spreekt een rechter eigenlijk wel recht of lijkt dit maar zo? Wat is zijn richtsnoer of kompas? Als het de letter van de wet is, welk richtsnoer gebruikten dan degenen die de wettekst opschreven, een innerlijk of een die van buiten is opgelegd? Is er, ondanks alle geleuter, werkelijk een rechtsstaat, een staat waar het recht zegeviert en absoluut niemand op de  een of andere manier boven de wet staat, een staat dus waarin geen privileges of  voorrechten gelden en geen enkele immuniteit wordt toegekend?

Geen zekerheid

Er is weinig zeker en misschien is er niets dat met absolute zekerheid valt te zeggen. Moderne wiskundigen plaatsen vraagtekens bij het oude, vertrouwde symbool voor gelijkheid (=).  “God bestaat/is”, verkondigen theologen in navolging van Thomas van Aquino, maar zij verzwijgen dat “is“ in deze zin geen predikaat is, d.w.z. niet iets dat als eigenschap aan een ding of persoon wordt toevoegd. Verkondigen dat God bestaat is dus niets anders dan zeggen dat het woord of het begrip God bestaat. Net als andere parasieten, die van bedriegen en misleiden hun beroep hebben gemaakt, houden theologen de kudde gelovigen op slinkse wijze voor de gek om — zullen die “godgeleerden” vermoedelijk zeggen – erger te voorkomen: de totale chaos, de Hobbesiaanse “bellum omnium contra omnes” (oorlog van allen tegen allen).

Op de ongefundeerde uitspraak volgen dan meestal (taalkundig correcte) uitspraken als “Hij [?] is almachtig, alwetend, alomtegenwoordig, eeuwig, noodwendig, rechtvaardig of liefdevol”. Al deze eigenschappen of epitheta, waaraan uiteindelijk een hele wereldbeschouwing en al iemands doen en laten worden opgehangen, zijn aanvechtbaar, omdat de stilzwijgende en impliciete aanname ongegrond is — een aanname die niettemin in de Amerikaanse grondwet is, en in de nimmer door alle lidstaten geratificeerde Europese grondwet had moeten zijn, verankerd.[xv]

De christelijke doctrines worden uitvoerig beschreven en toegelicht in o.m. Karl Rahner, Grundkurs des Glaubens (Herder, 1976),  John Macquarrie, Principes of Christian Theology (SCM Press, 1977), Hendrikus Berkhof, Christelijk Geloof (Callenbach, 1985), Colin Gunton, Companion to Christian Doctrine (CUP, 1997),  Adrian Hastings e.a. (red.), Companion to Christian Thought (OUP, 2000), Alister McGrath, Christian Theology (Blackwell, 2016, deel III) en de Cambridge boekenserie Studies in Christian Doctrine (1999 e.v.), maar de dogma’s zijn alle gebaseerd op de ongefundeerde en volledig uit de lucht gegrepen uitspraak “God bestaat” — ongefundeerd omdat hierin geen predicatieve uitspraak wordt gedaan.

De christelijke leer is dus op los zand gebouwd en ik vermoed dat het met de beginselen van soortgelijke geloofsovertuigingen niet anders is gesteld. Het axioma, de premisse, het uitgangspunt deugt niet; de vooronderstelling is op z’n minst hoogst twijfelachtig.[xvi] De wil om te geloven is echter bij verreweg de meeste mensen sterker dan de zin voor realiteit.

Er is meer aan de hand dan een fundamentele aanname die in twijfel kan worden getrokken. Gelovigen, van welke denominatie dan ook, geloven niet alleen in het bestaan van God. Het essentiële verschil tussen geloven en weten uit het oog verliezend, weten zij het ook en zijn er vast van overtuigd. Voor Joden is de Torah heilig en het Oude Testament staat bol van de haat en gruwelijkheden jegens ongelovigen of andersdenkenden. “Deus lo vult” (God wil het), proclameerde paus Urbanus II in 1095,  toen deze herder zonder de geringste twijfel zijn kudde opriep tot de eerste kruistocht. “Zo waar helpe mij God almachtig”, zweert de koning plechtig, met de hand op de bijbel, en de Koran (volgens de islamitische traditie de woorden in de Arabische taal die door God via aartsengel Gabriel  aan de profeet Mohammed zijn geopenbaard) wemelt van laatdunkende en denigrerende opmerkingen over ongelovigen. Joden, christenen en moslims zijn niet bepaald het toonbeeld van verdraagzaamheid. Elke gr Mary Louise McDonald oep meent de wijsheid volledig in pacht te hebben en verkettert de andere. Geen spoortje twijfel; wel de vaste wil om ten strijde te trekken en, desnoods, voor het enige, ware geloof te sterven! Wie zich niet bekeert zal in “het eeuwig hellevuur” branden.

Welke wet?

“Recht” of “wet” zijn, net als “democratie”, “geluk”, “kennis”, “kunst”, “leven”, “liefde”, “natuur”, “opvoeding”, “rechtvaardigheid”, “religie”, “taal”, “vooruitgang”, “vrijheid”, “waarheid” en “wetenschap”, begrippen waarover men niet raakt uitgepraat of uitgeschreven.[xvii] Natuurwetenschappers, sociale wetenschappers (vooral juristen), filosofen en theologen houden zich er mee bezig. Er is “goddelijk recht” (droit divin), “natuurrecht”, “positief recht” en er zijn natuurwetten. Het aantal door-mensen-gemaakte wetten is intussen zo groot dat het onredelijk is te veronderstellen dat iedereen de wet kent.[xviii] Recht komt op verschillende wijzen tot stand en heeft vele facetten. Het kan dus niet anders dan interdisciplinair worden benaderd.

Het Romeinse recht heeft zich gedurende een periode van meer dan 2.500 jaar ontwikkeld en heeft een grote invloed gehad op vrijwel alle Europese landen. Gaius, Papinianus Ulpianus, Julius Paulus en Modestinus waren de voornaamste Romeinse rechtsgeleerden. Van Ulpianus is de bekende (en omstreden) uitspraak: “Justitia est constans et perpetua voluntas ius suum cuique  tribuendi” (gerechtigheid is de vaste en voortdurende wil ieder het zijne te geven). De genoemde juristen waren beïnvloed door Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.), die op zijn  beurt was beïnvloed door het Stoïcisme, een stroming welke rond 300 v.Chr. in Griekenland was ontstaan, een doorbraak van de enge begrenzing van het rechtsleven tot de polis betekende en tot de hellenistische filosofieën moet worden gerekend.[xix]

Cicero en het natuurrecht

Cicero fundeerde het recht in de goddelijke rede. Hij achtte de lex naturalis aan alle menselijke willekeur onttrokken, onvergankelijk, onveranderlijk en universeel. Cicero formuleerde dit natuurrecht als volgt: “Er is een ware wet, t.w. de rechte orde , die met de natuur overeenstemt, in allen uitstroomt, duurzaam en eeuwig is, oproept tot plicht, afschrikt van bedrog, de goeden niet tevergeefs beveelt of verbiedt en de slechten niet met haar bevel of verbod tevergeefs beweegt. Het is niet geoorloofd geheel of ten dele van deze wet af te wijken. Geen senaats- of volksbesluit kan de gelding van deze wet opheffen. Zij is niet anders in Rome dan in Athene en niet anders nu dan straks. Zij omvat alle volken in alle tijden. God is het die deze wet ontwerpt, bekend maakt en uitvaardigt. Wie deze wet niet gehoorzaamt ontvlucht zichzelf en zal, omdat hij de natuur van de mens minacht, daardoor de zwaarste straffen over zich afroepen, ook al zou hij de overige straffen die worden opgelegd ontvluchten” (De re publica, III, 22, 33).

De hoogste deugd, die de zedelijke volkomenheid van de  mens bewerkstelligt, is volledige onderwerping van de menselijke rede aan deze natuurlijke zedewet. Cicero, die dit honestas (eerbaarheid) noemde, was in het Westen de eerste woordvoerder van het natuurrecht. Hij bracht een stroming op gang die nog steeds van grote invloed is in de rechtsfilosofie. De natuurrecht traditie, waarin verder o.a. Augustinus, Thomas van Aquino, Hugo de Groot, John Locke, Samuel von Pufendorf, Thomas Jefferson, Thomas Hobbes, Jean-Jacques Rousseau, Immanuel Kant, Giorgio Del Vecchio, Robert Nozick, Ayn Rand, Murray Rothbard, Leo Strauss, Ronald Dworkin en Herman Dooyeweerd stonden, benadrukt het belang van een universeel geldend, hoger en beter recht dat wordt verondersteld van nature gegeven en in de natuurlijke orde van de dingen gefundeerd te zijn.[xx]

In de natuurrecht benadering wordt er van uitgegaan dat het recht in oorsprong en geldigheid niet is gebaseerd op rechtsregels die door mensen zijn gemaakt. Aangezien deze traditie aanneemt dat de wetgever van het natuurrecht (God) werkelijk bestaat en zijn(?) wetten in het hart van ieder mens staan gegrift, opent zij de deur naar verzet tegen een dergelijke aanvechtbare en op subjectiviteit gebaseerde opvatting van het beginsel van de maatschappelijke orde.

Rechtspositivisme

Het rechtspositivisme is een filosofie die geldend of vigerend recht beschouwt als de veranderlijke wet- en regelgeving die is uitgevaardigd door een overheid. Volgens rechtspositivisten, die korte metten maken met de subjectieve rechtsopvatting van individuen, is natuurrecht problematisch, omdat zogenaamde fundamentele waarden en normen niet collectief zijn en vaak conflicteren. In het laatste geval is vanuit natuurrechtelijk standpunt niet te begrijpen hoe het conflict kan of moet worden opgelost. Vanuit het natuurrecht zijn de dynamiek en veranderlijkheid van het recht moeilijk te  verklaren, aangezien waarden en normen niet alleen per cultuurgebied verschillen maar ook na verloop van tijd veranderen. Andersom is het ontbreken van een verband tussen recht en de in een samenleving geldende waarden en normen problematisch voor het rechtspositivisme. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze rechtsfilosofie zijn John Austin, Norberto Bobbio, Axel Hägerström, Hans Kelsen, Jeremy Bentham, Herbert Hart, Joseph Raz en Alf Ross.[xxi]

Natuurwet

Behalve natuurrecht en rechtspositivisme is er nog een derde mogelijkheid om het woord wet te interpreteren. Wetenschappelijke wetten zijn regels die een bepaalde wetmatigheid beschrijven. Wetenschappelijke wetten worden beschouwd als pogingen van natuurwetenschappers om de wetten of wetmatigheden van de natuur te formuleren. Op het Internet is een overzicht te vinden van de natuurwetten die, ondanks herhaald en voortdurend testen om aan te tonen dat zij onbetrouwbaar zijn, de tand des tijds hebben doorstaan. Voorbeelden ziin de bewegingswetten van Newton, de wetten van Maxwell, de wetten van de thermodynamica, de Wet van de grote aantallen, de energie-massarelatie en de Schrödingervergelijking.[xxii]

Een natuurwet wordt over het algemeen beschouwd als het summum van exactheid, en natuurwetenschappers worden verondersteld een duidelijk en definitief antwoord te kunnen geven op de vraag wat met “natuurwet” wordt bedoeld. Toch is voorzichtigheid geboden, want “natuur” is een fel omstreden begrip[xxiii] en over de onderwerpen (meta)wetenschap en natuurwet zijn wetenschappers noch  philosophers of science het roerend eens. Zo is het een omstreden punt of de eigenschappen van iets of iemand essentieel zijn of niet. Is, bijvoorbeeld, een mens van nature, intrinsiek en per definitie geneigd tot het kwade of is deze kwaliteit van buitenaf opgelegd, “attributed”? In het laatste geval, wie of wat is hiervoor verantwoordeljk? Een vraag waarop het definitieve antwoord verstrekkende gevolgen kan hebben, niet alleen juridisch maar ook theologish.[xxiv]

Natuurlijke versus maatschappelijke orde

Het kan niet voldoende worden benadrukt dat wet en orde (law and order) op twee totaal verschillende manieren met elkaar samenhangen. Natuurwetenschappers, die in de 17e eeuw aan hun zegetocht begonnen, bestuderen de orde (of de wijziging ervan) in de natuur en trachten de wetmatigheden ervan te ontdekken en (wiskundig) te formuleren. Sociale wetenschappers (i.h.b. juristen), daarentegen, houden zich bezig met (het tot stand brengen of komen van) de maatschappelijke orde. Hierbij nemen zij de natuurlijke orde tot richtsnoer (natuurrecht) of zij concentreren zich op het maken, afkondigen of handhaven van wetten die door mensen zijn gemaakt (rechtspositivisme) en waarvan de legitimiteit voortdurend ter discussie werd en wordt gesteld. Wet impliceert macht en macht corrumpeert.[xxv]  

Fides

Het christendom, ondankbaar gebruik makend van de grondgedachte van het stoïcisme (de goddelijke Nous), introduceerde de noties schepping, zondeval en verlossing (niet uit eigen kracht en door eigen geestelijke inspanning, maar door Jezus Christus als het vlees geworden Woord van God). Het christendom was (en is) echter een regressie naar en een te betreuren terugval in het mythisch denken,[xxvi] waartegen de presocratische filosofen zich hadden verzet. Het christendom stoelt immers op een openbaring, die niet met de rede of met zintuigelijke waarnemingen in overeenstemming is te brengen. Thomas van Aquino (1225-1274) heeft tevergeefs getracht geloof (fides) en rede (logos) met elkaar te verzoenen.[xxvii] Beide zijn hun eigen weg gegaan en zijn tot op heden onverzoenlijk gebleken. De strijd tusen wetenschap en religie gaat onverminderd door, alle theologische hoogstandjes ten spijt.[xxviii] Niemand heeft nog kunnen aantonen of zelfs maar plausibel kunnen maken dat “God” echt bestaat en dat er leven na de dood is (https://plato.stanford.edu/entries/afterlife). Er zit veel waarheid in het gezegde dat God niet de mens schiep, maar de mens God creëerde. Gelovigen lieden laten zich niet alleen door politici, propagandisten en reclamemakers maar ook door priesters, dominees en andere geestelijken of zielzorgers van alles en nog wat op de mouw spelden.[xxix]

Logos, leges en fides  zijn in Europa sterk ontwikkeld en haast onontwarbaar met elkaar verstrengeld geraakt. In deze verre uithoek van ’s werelds grootste continent, door Paul Valéry (1871-1945) zo treffend “un petit cap du continent asiatique” genoemd, zijn zij zelfs op unieke wijze met elkaar verbonden.

Het is dus belangrijk dat Europeanen zich bewust worden/blijven van hetgeen Europa ten diepste bijeenhoudt, d.w.z. van de uit drie componenten bestaand hoeksteen van haar beschaving. Logos, leges en fides zijn geen separate en afzonderlijk te behandelen domeinen maar hangen fundamenteel samen. Zij hebben essentieel te maken met orde, met het vedische concept Ṛta en het daoïstische begrip Dào.[xxx]  

Aan de andere kant is het ook belangrijk dat anti-Europeanen zich niet alleen realiseren wat Europa uniek maakt maar ook hoe de landen wier culturele erfgoed en nationale identiteit zij door dik en dun (en, als het moet, te vuur en te zwaard zullen) verdedigen slechts delen zijn van een groter geheel — een geheel dat op zijn beurt een klein deel is van een nog veel groter (en, kosmisch gezien, toch piepklein) geheel: een turbulente wereld met levensbedreigende problemen. Een vergelijkende studie van de juridische systemen in de wereld, een loodzware taak waarmee René David (1906-1990) zich voor het eerst heeft belast en die na zijn overlijden door andere rechtsgeleerden werd overgenomen, is van eminent belang, omdat zo’n studie dingen aan het licht zou kunnen brengen waarvan weingen zich momenteel bewust zijn.

Universele waarden?

Van de Europese Unie wordt gezegd dat zij voor universele waarden staat en opkomt voor de “rule of law”. Alvorens de gehele wereld het Europese en van christelijk denken doortrokken[xxxi] model voor te houden of op te dringen, zou het verstandig zijn wanneer in Brussel of Straatsburg het besluit werd genomen (a) de fundamenten van de Rechtsstaat nauwkeurig te onderzoeken, (b) de complexe samenhang tussen logos, leges en fides in kaart te brengen en (c) niet alleen uit te leggen waarom, maar ook aan te tonen dat de civil law meer garantie op politieke vrede en sociale harmonie heeft geboden en biedt dan de common law, de Sharia, de Talmud law, de Hindu law  of de Chinese/Oost-Aziatische “juridical family”. Met andere woorden, wanneer het beginsel of uitgangspunt aan een kritisch oordeel werd onderworpen en diepgaand werd onderzocht of het wel juist is het begrip Rechtsstaat te baseren op de grondgedachte dat er een God is die ons “naar Zijn beeld en gelijkenis heeft geschapen” en of het, in plaats hiervan, mogelijk en wenselijk is om met Friedrich Schiller (1759-1804) “Freunde, nicht dieser Töne!” uit te roepen en – zoals de oude Chinezen deden – van een totaal andere aanname uit te gaan, namelijk dat de “tienduizend dingen” niet van buitenaf zijn geordend (Deus ex machina!) maar – wat aannemelijker lijkt – zonder ingrijpen, spontaan en van binnenuit zijn ontstaan.[xxxii]

 



[i] Over de crisis van de Europese geest is veel maar over de Europese geest (in onderscheid tot bijvoorbeeld de Amerikaanse , Chinese, en Japanse geest) is opvallend weinig gepubliceerd. De rijke “Europese literatuur”, die in verschillende talen is geschreven,  is er een belangrijke maar zeker niet de enige afspiegeling van. Zie Alex Drace-Francis, European Identity: A Historical Reader (Palgrave Macmillan, 2013) en Pieter Steinz, Made in Europe (Nieuw Amsterdam, 2015). Het interdisciplinaire tijdschrift History of European Ideas (1980 e.v.) is gespecialiseerd in de intellectuele geschiedenis van Europa vanaf de Renaissance. Ga ook naar https://warburg.sas.ac.uk, https://echo.mpiwg-berlin.mpg.de/home en https://nexus-instituut.nl. Zie noot v.

[ii] Zie Martin Meyer, “Die Bedeutungsgenese der Begriffe ‘Mythos’ und ‘Logos’ in der Griechischen Antike”, Archiv für Begriffsgeschichte, deel XLI, 1999, blz. 35-63 en Anthony Long (red.), Early Greek Philosophy (CUP, 1999, blz. 1-21). Voor Griekse mythologie, ga naar https://hellenism.net/greece/greek-mythology. Voor mythology in het algemeen, zie Claude Lévi-Strauss, Mythologiques (Plon, 1964-1971). 

[iii] Voor mythen, zie Claude Lévi-Strauss op.cit., Georges Dumézil, Mythe et Épopée (Gallimard, 1968-1973) en David Leeming, The Oxford Companion to World Mythology (OUP, 2005).

[iv] Voor Parmenides (ca. 515 v. Chr.), ga naar https://www.parmenides-foundation.org. 

[v] Dit gelijkheidsbeginsel wordt trouwens dagelijks  door geprivilegieerden en superieuren aan hun laars gelapt. Gelijkheid in de maatschappij zou nader moeten worden onderzocht, zowel theoretisch-idealiter als praktisch-realiter. Mijn ervaring is niet “vrijheid, gelijkheid en broederschap” maar naar-boven-likken en naar-beneden-trappen.

[vi] Zie Gregory Vlastos, Socrates, Ironist and Moral Philosopher (Cornell University Press, 1991).

[vii] Neutrosofische logici pretenderen verschillende vormen van logica te generaliseren. Ga naar https://digitalrepository.unm.edu/nss_journal.

[viii] Ga naar https://www.uni-log.org.

[ix] In Sein und Zeit  (1927) stelt Martin Heidegger “die frage nach dem Sinn von Sein” die meer dan twee duizend jaar zou zijn veronachtzaamd. Hij vergat echter te vermelden dat Augustinus (354-430) esse God’s essentie had genoemd (“id quod Deus est”) en zag de daoïstische grondgedachte over het hoofd. In L’Être et le Néant (1943) legde Jean-Paul Sartre, die evenals Heidegger een leerling van Edmund Husserl (1859-1938) was geweest, de basis van het existentialisme, een filosofische stroming die uitgaat van de menselijk ervaring van de dingen, dus niet van (le néant).

[x] Ga naar https://iep.utm.edu/kantview en https://plato.stanford.edu/entries/kant.

[xi] Zie Karl Ameriks (red.), Companion to German Idealism (CUP, 2000), Espen Hammer (red.), German Idealism (Routledge, 2007), Frederick Beiser, German Idealism (HUP, 2008) en Nicholas Boyle e. a. (red.), The Impact of Idealism (CUP, 2013). Ga ook naar https://plato.stanford.edu/entries/idealism en https://www.thesgir.org.

[xii] Zie David Stove, Popper and After: Four Modern Irrationalists (Pergamon, 1982), Olga Tabachnikova, Russian Irrationalism from Pushkin to Brodsky (Bloomsbury, 2015) en Lawrence Cahoone (red.), From Modernism to Postmodernism: An Anthology (Blackwell, 2013). Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/postmodernism en https://philpapers.org (vul in: postmodernism). Voor oriëntalisme, zie noot xxxix. 

[xiii] Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/plato-ethics-politics. 

[xiv] De stem van een wijze oude man evenveel waard als die van een aso of hooligan? Kom nou! Wie dit beginsel aanhangt heeft een gaatje in zijn hoofd. De kritiek op democratie die met Plato is begonnen, door Alexis de Tocqueville in De la démocratie en Amérique (1835, 1840) is geuit en o.m. in Andrew Gamble en Tony Wright (red.), Rethinking Democracy (Wiley, 2019) onder woorden is gebracht zou als volgt kunnen worden samengevat: een veelkoppig monster is niet in staat om zichzelf te besturen/regeren. Een vliegtuig met meerdere piloten zal neerstorten. Een schip met meerdere kapiteins zal onherroepelijk ten onder gaan. Een groep kleine kinderen laat zich moeilijk op tijd naar bed sturen. Een menigte kakelende mensen zal nimmer een redevoering (sluitend beoog) houden. De leden van een parlement (praathuis) worden het nooit helemaal eens.  “La démocratie pure est la despotisme de la canaille”, zei Voltaire, een van de wegbereiders van de Franse Revolutie. Anatole France drukte hetzelfde anders uit: “La démocratie c’est l’incompétence et l’incohérence”. De democratie, die op het hoogste aantal berust, is de afschuwelijkste van alle tirannieën. Krachtig en effectief bestuur vereist leiderschap. In feite is geen enkele directeur, president, voorzitter, regeringsleider, koning of paus democraat. Collegialiteit is niet de sterkste zijde van de Romeinse Opperherder.

[xv] Zie Philip Quinn en Charles Taliaferro (red.), A Companion to Philosophy of Religion (Blackwell, 1999, blz. 223-319). Voor het beoogde en voorgestelde verdrag tot vaststelling van een Europese grondwet verwijs ik naar het Internet. 

[xvi] Zie John Mackie, The Miracle of Theism: Arguments For and Against the Existence of God (OUP, 1982). “Natuurlijke theologie” argumenteert voor het bestaan van God op basis van rede en ervaring. Zie James Sennett en Douglas Groothuis (red.), In Defense of Natural Theology (InterVarsity, 2005), William Craig en James Moreland (red.), The Blackwell Companion to Natural Theology (Wiley, 2009) en Russell Manning e.a. (red.), Handbook of Natural Theology (OUP, 2013). Ga ook naar https://iep.utm.edu/theo-nat, https://plato.stanford.edu/entries/natural-theology en https://philpapers.org (vul in: natural theology). De befaamde online Gifford Lectures hebben tot doel “to promote and diffuse the study of natural theology in the widest sense of the term” (https://www.giffordlectures.org/overview).

[xvii] Zie o.m. Mortimer Adler (red.), The Syntopicon (Encyclopædia Britannica, Inc., 1990, deel I, blz. 50-67, 238-253, 296-313, 527-545, 662-706, 725-797 en 811-832; deel II, blz. 349-363, 466-493, 541-559 en 727-745).

[xviii] De gratis online beschikbare Verzameling Nederlandse Wetgeving (de Sdu Wettenbundel), die alle wet- en regelgeving op de gebieden staats- en bestuursrecht, burgerlijk(proces)recht en straf(proces)recht bevat, omvat drie kloeke delen met een uitgebreid register.

[xix] Ga naar https://iep.utm.edu/stoicism en https://plato.stanford.edu/entries/stoicism.

[xx] Voor meer informative, zie Knud Haakonssen, Natural Law and Moral Philosophy (CUP, 1996), Jonathan Jacobs (red.), Reason, Religion and Natural Law (OUP, 2012) en ga naar https://iep.utm.edu/natlaw, https://plato.stanford.edu/entries/natural-law-theories en https://plato.stanford.edu/entries/natural-law-ethics. 

[xxi] Voor meer informative, ga naar https://iep.utm.edu/legalpos, https://plato.stanford.edu/entries/legal-positivism en https://philpapers.org (vul in: legal positivism).

[xxii] Zie Igor Hanzel, The Concept of Scientific Law in the Philosophy of Science and Epistemology (Springer, 1999) en Peter Mittelstaedt en Paul Weingartner, Laws of Nature (Springer, 2005). Ga ook  naar https://plato.stanford.edu/entries/laws-of-nature en https://philpapers.org (vul in: law of nature). 

[xxiii] Zie Alfred North Whitehead, The Concept of Nature (CUP, 1920), John Habgood, The Concept of Nature (Darton Longman, 2002), Ursula Meyer, Der philosophische Blick auf die Natur (Ein-Fach-Verlag, 2011), Konrad Adam, Kampf gegen die Natur: Der gefährliche Irrweg der Wissenschaft (Rowohlt, 2012) en Klaus Binder, Lukretz: Über die Natur der Dinge (Galiani, 2014). Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/natural-kinds en https://philpapers.org (vul in: nature).

[xxiv] “Kwaliteit” is een bedrieglijk eenvoudig begrip. Zie Adler op.cit., deel II, blz. 408-419, Elart von Collani, Was zum Teufel ist Qualität? (Heldermann, 2007), Elisabeth Lack en Christoph Markschies (red.), What the Hell is Quality? (Campus, 2008), Patricia Leavy (red.), Handbook of Qualitative Research (OUP, 2014) and John Beckford, Quality: A Critical Introduction (Routledge, 2017). Voor het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek in de sociale wetenschappen, zie Sotirios Sarantakos, Social Research (Palgrave Macmillan, 2013, deel  IV), Walter Hussy e.a., Forschungsmethoden (Springer, 2013, deel I en II), Alan Bryman, Social Research Methods (OUP, 2016, deel II en III), Earl Babbie, The Practice of Social Research (Cengage, 2016, delen II-IV), Kosuke Imai, Quantitative Social Science (PUP, 2018) en het tijdschrift Quality & Quantity (1967 e.v.). Ga ook naar www.socialresearchmethods.net en https://www.ncrm.ac.uk. Sommige kwaliteiten zijn te kwantificeren. Zie The Monist, 84:4 (oktober 2001), blz. 582-616.  

[xxv] Zie mijn online boekbespreking van Rob de Wijk, De Nieuwe Wereldorde: Hoe China sluipenderwijs de macht overneemt (Balans, 2019), in Civis Mundi, nummer 98, mei 2020.

[xxvi] Desondanks voelde  het Westen zich superieur. Getuige de Europese koloniale expansie, waarin soldaat, koopman en missionaris/zendeling een – pace Henri Baudet’s vele malen herdrukte boek Het Paradijs op Aarde (1959) – tweeslachtige hoofdrol speelden. Zie het tijdschrift Itinerario (1977 e.v.). Het oriëntalisme, typisch voorbeeld van de duistere kant van de Verlichting, ging van meet af aan fundamenteel mank aan bekrompen vooringenomenheid en funest Eurocentrisme. Zie Pierre Bonte en Michel Izard (red.), Dictionnaire de l’ethnologie et de l’anthropologie (PUF, 1992, blz. 529-532), John Clarke, Oriental Enlightenment: The Encounter Between Asian and Western Thought (Routledge, 1997), Arie Pos, Het paviljoen van porselein (Leiden, 2008), Riley Quinn, An Analysis of Edward Said’s Orientalism (Routledge, 2017) en Laura De Giorgi en Greselin (red.), 150  Years of Orienal Studies at Ca’Foscari (Ca’Foscari, 2018).  Ga ook naar http://www.orientalismstudies.com, http://dictionnairedesorientalistes.ehess.fr en http://orientalismo.blogspot.com. Voor de veel besproken en vaak geprezen Verlichting, zie John Yolton e.a. (red.), A Companion to the  Enlightenment (Wiley, 1991), Kim Sloan and Andrew Burnett (red.), Enlightenment (British Museum Press, 2003) en Alan Kors (red.), Encyclopedia of the Enlightenment (OUP, 2003).  Hoewel de “Asian Century” (https://www.asiancenturyinstitute.com) al lang en breed is begonnen, houdt – althans wat haar naamgeving betreft – de School of Oriental and African Studies (SOAS), in Londen, voet bij stuk en geven o.a. Koninklijke Brill, in Leiden, Vandenhoeck & Ruprecht, in Göttingen, en Harrassowitz, in Wiesbaden, nog steeds boeken uit over “de Oriënt”. Zie Hans Bakker en Martin Gosman (red.), De Oriënt - Droom of Dreiging? Het Oosten in Westers Perspectief (Kok Agora, 1988). Voor zover ik weet, heeft overigens geen enkele historicus van Europa’s koloniale uitbreiding in Azië, Afrika en Noord–, Midden– of Zuid-Amerika erop gewezen dat die expansie en het erop volgende imperialisme waren gebaseerd op geweld en bedrog. Om een voorbeeld te geven, China is nimmer een bedreiging van het Westen geweest. Alles wel beschouwd, was en is het Westen (Amerika voorop) een bedreiging van China. De impuls tot globalisering kwam uit het Westen. Men moet dan ook niet verbaasd of verontwaardigd zijn wanneer op acties reacties volgen.

[xxvii] Zie Daniel O’Connor (red.), A Critical History of Western Philosophy (The Free Press, 1964,  blz. 123). “Natuurlijke theologen” proberen nog steeds logos en fides met elkaar te verzoenen en de neo-scholastiek, die  in de vorige eeuw opkwam, heeft in de gedaanten van modern en analytisch Thomisme vervente aanhangers (gehad).  Zie Richard Popkin (red.), History of Western Philosophy (Pimlico, 1999, blz. 712-721), Adrian Hastings e.a. (red.), Companion to Christian Thought (OUP, 2000, blz. 703-706), Craig Paterson en Matthew Pugh (red.), Analytical Thomism (Routledge, 2006, blz. xiii-xxiii), Ian McFarland e.a. (red.), Dictionary of Christian Theology (CUP, 2011) en Daniel Rober, “Engaging the Neo-Thomist Revival”, Horizon 42:2 (december 2015), blz. 262-294. Op he Internet is een “Liste der Hauptvertreter der Neuscholastik” beschikbaar. Zie noot xxix.

[xxviii] Zie o.m. Anne Runehov en Luis Oviedo (red.), Enc(yclopedia of Sciences and Religions (Springer, 2013), Peter Harrison, The Territories of Science and Religion (University of Chicago Press, 2015), Jerry Coyne, Faith vs. Fact: Why Science and Religion Are Incompatible (Penguin, 2016),  Gary Ferngren (red.), Science & Religion (Johns Hopkins University Press, 2017) en het tijdschrift Philosophy, Theology and the Sciences (2014 e.v.). 

[xxix]   Zie Jaroslav Pelikan, The Christian Tradition: A History of the Development of Doctrine (University of Chicago Press, 1973–1990), Karlheinz Deschner, Kriminalgeschichte des Christentums (Rowohlt, 1986-2013) en de literatuurverwijzing in de hoofdtekst onder het kopje “leges”.  In 1928 had professor Gerrit Jan Heering al een opmerkelijk doch doodgezwegen boek over de zondeval van het Christendom geschreven.

[xxx] Zie Émile Benveniste, Le vocabulaire des institutions Indo-Européennes, deel 2 (Minuit, 1969, blz. 99-105), Wolfgang Pleger, Der Logos der Dinge  (Peter Lang, 1987), Anthony Long (red.), Companion to Early Greek Philosophy (CUP, 1999, blz. 91-101, 232-236),  Madhu Khanna (red.), Ṛta: The Cosmic Order (D.K. Printworld, 2004), Ithamar Theodor en ‎Zhihua Yao (red.), Brahman and Dao (Lexington, 2014, hoofdstuk 1 en 2) en James Kalomiris, The Vedic Dharma: Explorations in the Vedic Cosmic Order (CreateSpace, 2018). Ga naar https://iranicaonline.org/articles/asa-means-truth-in-avestan.    

[xxxi] De lezer verdiepe zich in Norbert Brox e.a. (red.), Die Geschichte des Christentums: Religion-Politik-Kultur (Herder, 2010) een schier onuitputtelijke goudmijn voor wie bereid is daarin af te dalen. Tweede keus, hij/zij zou ook John McManners (red.), Illustrated History of Christianity (OUP, 1992), Owen Chadwick, A History of Christianity (Thomas Dunne Books, 1995), Erwin Fahlbusch e.a. (red.), The Encyclopedia of Christianity (Eerdmans-Brill, 1999-2008) of Diarmaid MacCulloch, Christianity: The First Three Thousand Years (Viking, 2009) ter hand kunnen nemen. Het laatste  boek is door Huub Stegeman in  het Nederlands vertaald onder de titel De Geschiedenis van het Christendom en in 2009 bij Het Spectrum verschenen. Zie ook noot xlii.

[xxxii] De lezer vergelijke de uitspraak in de Bijbel, Ἐν ἀρχῇe ἦν ὁ λόγος, καi ὁ λόγος ἦν πρòς τòν θεόν, καi θεòς ἦν ὁ λόγος (John 1,1), met uitspraken in de Dàodéjīng als 無名天地之始;有名萬物之母 (hoofdstuk 1) en 天下萬物生於有; 有生於無 (hoofdstuk 40). Deze citaten wijzen op standpunten die  fundamenteel verschillen. Volgens de Bijbel begon alles met het woord (God); volgens de  Dàodéjīng begon alles met het naamloze, het woordloze, het niet-zijn, de absolute stilte. “Wie weet spreekt niet en wie spreekt weet niet.” De wijzen in China waren/zijn van mening dat de werkelijkheid niet onder woorden kan worden gebracht. Formuleren, zelfs wiskundig formuleren, is, vinden zij, in wezen miskennen. Wie probeert de realiteit te begrijpen grijpt droog zand, dat tussen de vingers wegloopt. Het “Ding an sich”(Kant) is onkenbaar. De kracht van het niet-zijn (stoppen met spreken of schrijven, i.e. ophouden met het geven van namen of het toekennen van symbolen) wordt prachtig geïllustreerd in de Japanse bloemsierkunst ikebana (letterlijk: bloemen tot leven brengen), waarin de leegte een cruciale rol vervult. Ikebana nodigt uit om, paradoxaal, het onzichtbare te zien. Men leze Maurice Merleau-Ponty, Le Visible et l’invisible (Gallimard, 1964).