Totalitaire tendensen vroeger en nu herkennen en voorkomen

Civis Mundi Digitaal #107

door Piet Ransijn

Bespreking van Petra Bolhuis, Theo Meereboer en Gradus van Florestein, Rattenvangers van het onbehagen: Verschijnselen, voedingsbodem, herhaling én voorkomen het totalitarisme.

 

Het boek wekt de indruk dat er gevaar dreigt en mensen gewaarschuwd dienen te worden tegen totalitaire tendensen die zich lijken aan te dienen. Een waarschuwing is dan op zijn plaats. Deze tendensen worden vergeleken met het totalitarisme van het nationaal-socialisme en het sovjet-communisme van Hitler en Stalin.

Vragen en voorlopige antwoorden

De vraag is of de politiek van uiteenlopende politici als Trump, Poetin, Xi Jinping, Modi, Erdogan, Bolsanoro, Duterte, Macron, Wilders en Baudet daarmee adequaat te vergelijken zijn. Deze leiders zullen waarschijnlijk niet ingenomen zijn met de vergelijking. Ze lijken op het eerste gezicht meer op autocratische dan op totalitaire leiders, omdat ze nog geen totalitair syteem hebben gerealiseerd, hoewel China en Rusland daarmee het verst gevorderd lijken.

Zijn de verschillen tussen totalitarisme en hun politiek vooral een kwestie van schaal en omvang van de totalitaire tendensen of zijn er ook kwalitatieve verschillen? Worden genoemde heren - Marine LePen ontbreekt - niet te gemakkelijk over een kam geschoren, zonder al te veel aandacht voor verschillen? Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden is het zaak het boek nader te bestuderen.

Het begrip totalitarisme speelde in de Koude Oorlog een belangrijke propagandistische rol. “In de jaren zestig... wordt er in wetenschappelijke kringen minder belang aan gehecht, omdat het volgens velen meer vragen versluiert dan het beantwoordt... Door politici en journalisten wordt het evenwel nog vaak gebruikt, maar vooral misbruikt” (Grote Spectrum Encyclopedie, totalitaire systemen). Het is de vraag of de in het boek aangehaalde journalisten het begrip ook gebruiken en hoe. Ze hebben het meer over populisme en andere eigentijdse zaken.

Het boek is voornamelijk gebaseerd op het werk van de Joodse politicologe Hannah Arendt (1906-1970), Totalitarisme, aangevuld met krantenartikelen, columns, verslagen van ooggetuigen en een enkel filosofisch werk, bijv. van Levinas en Sloterdijk. Het is geen sociaalwetenschappelijke studie, meer een populair wetenschappelijk (geschiedenis)boek met een hoge urgentie en actualiteitswaarde.

De auteurs

Auteur Petra Bolhuis studeerde orthopedagogiek en co-auteur Theo Meereboer studeerde filosofie. Beide zijn oprichters van hun organisatie Maieutiek. “De maieutische methode is gericht op wakker maken van de eigen wijsheid van mensen” (p 210). Het heeft ook te maken met levenskunst. De derde auteur was psychiater en psychotherapeut met een eigen praktijk, auteur van Transpersoonlijke psychiatrie, realiteit in beweging (2008) en Depressie vanuit verschuivend perspectief (2009). Het is een lofwaardig streven mensen wakker te maken en bij te dragen tot hun bewustwording, dat in deze tijd hard nodig is.

Overzicht

Het boek benadrukt meer de gevaren van het totalitarisme dan de inzet waarmee we totalitaire tendensen kunnen keren. Alleen het laatste hoofdstuk gaat daarover: “Op welke manier kunnen we bijdragen aan het voorkomen van een herhaling van deze gebeurtenissen?”De laatste blz. gaat over “wat we als enkeling kunnen doen”(p 183-84).

Daaraan vooraf gaat een hoofstuk over: Wat is er gebeurd in [het] Duitsland van Hitler en het Rusland van Stalin?” In het tweede hoofdstuk volgt het antwoord op de vraag: “Hoe kon ‘’dit’ gebeuren?”. En in het derde hoofdstuk op de vraag: “Kan ‘het’ weer gebeuren, of gebeurt ‘het’ alweer in sommige landen? Met ‘het’ wordt het totalitarisme of ‘totalitair systeem’ bedoeld. Hun voorlopige antwoord luidt: “In sommige landen zijn er noodzakelijke voorwaarden aanwezig voor een herhaling van de gebeurtenissen in de tweede wereldoorlog, echter gelukkig zijn deze voorwaarden tot nu toe niet voldoende aanwezig om een herhaling te bewerkstelligen” (p 9). Waar maken ze zich dan druk over? Omdat ‘het’ kan gebeuren?

1. Wat is totalitarisme?

De term ‘totalitair’ is voor het eerst gebruikt door Mussolini in 1920. “De beweging van het totalitarisme... wil aan de mensen een andere manier van zijn opleggen... Het eigen belang en het belang van de gemeenschap schoven naar de achtergrond. Er ontstond een vage, niet helder omschreven richting waarin de maatschappij diende te bewegen” (p 11). Wat het precies is blijft vaag. Er wordt een eveneens vaag verband gelegd met racisme, antisemitisme, nihilisme en socialisme. “De legitimering van onze westerse overheersing van andere niet-westerse volken was de achtergrond van deze bewegingen” (p 12). Dat geldt ook voor de overheersing van het eigen volk, zoals zal blijken.

Pas halverwege het boek volgt een nadere omschrijving van totalitarisme en een toelichting op het verschil en de overeenkomst met populisme, dat later aan de orde komt. “Het totalitarisme is een politiek systeem waarbij de gehele maatschappij ondergeschikt gemaakt wordt aan het staatsidee en de[ze] politiek de gehele samenleving tot in de diepste geledingen doordringt. Het begrip totalitarisme werd in de politieke wetenschappen ingevoerd om vergelijkingen tussen Nazi-Duisland en de Sovjet Unie mogelijk te maken; ook het bewind van Mao Zedong in China geldt als totalitair.”

“Bij totalitarisme wordt de heersende ideologie... gepropageerd als enig mogelijke weg naar een betere toekomst. Het is een systeem waarbij de staat bijna volledige controle heeft over het dagelijks leven van mensen, zowel in politiek, cultureel, filosofisch, godsdienstig, als in sociaal en economisch opzicht. Een en andere moet worden onderscheiden van autoritarisme.” Bij dit laatste “laat de overheid geen of weinig politieke vrijheid toe en zijn er meestal geen (echte) vrije verkiezingen... maar kan het zijn dat andere terreinen niet worden gereguleerd door de overheid.” Ziehier ook een verschil tussen totalitarisme en eerder genoemde politieke leiders. Mogelijk is autoritarisme een voorwaarde en/of voorstadium van totalitarisme. “De precieze definitie hangt af van welke wezenlijke overeenkomsten men tussen deze [totalitaire] regimes ziet” (p 118-19, Wikipedia).

In andere bronnen worden de kenmerken preciezer omschreven aan de hand van o.m. het werk van Hannah Arendt. [1]“Deze [totalitaire] systemen zijn een 20e eeuws verschijnsel doordat ze wezenlijk verschillen van alle vroegere vormen van dictatuur... Achter de staatsinstellingen... verschuilt zich het werkelijke machtscentrum (de partij).” [2] Deze partij bedient zich van een rechtvaardigende (politieke) ideologie, “een instrument dat de heersende elite hanteert om de bevolking mee te manipuleren. [3] Tenslotte wees zij erop dat de totalitaire leider bebruik maakt van terreur, niet zozeer [niet alleen] om de bevolking angst en onderdanigheid in te boezemen, maar om de banden tussen de mensen kapot te maken (‘atomiseren’ van de samenleving) zodat het geïsoleerde individu een gewillige prooi wordt voor de totalitaire ideologie en massa-organisaties. Heel het sociale, economische, culturele en persoonlijke leven van het individu moet in dienst staan van de politieke eisen van de partij. Vandaar dat alle maatschappelijke organisaties worden geleid door partijgetrouwen” (Grote Spectrum Encyclopedie).

 

https://prezi.com/p/flm3ekvpp6v8/manipulacion-de-los-medios-de-comunicacion/ 

Zes kenmerken

Het boek Totalitarian Dictatorship and Autocracy van de Amerikaanse politicologen Carl Friedrich en Zbigniew Berezinski breidt deze omschrijving uit naar zes kenmerken.

  1. “Er bestaat een enkele officiële ideologie die een hemel op aarde in het vooruitzicht stelt... “Anders denken is door de machthebbers verboden.”
  2. “Er bestaat één enkele massapartij, die geleid wordt door één leider... De partijorganisatie is bovengeschikt aan en/of nauw verweven met de staatsbureaucratie.”
  3. Partij en staat bezitten een bijna volledig monopolie op het gebruik en bezit van wapens.”
  4. “Er is een zelfde monopolie over alle middelen van massacommunicatie. Het zeer intensieve gebruik [daarvan...] maakt de totalitaire dictatuur tot een uniek 20e eeuws verschijnsel.”
  5. “Bepaalde instellingen van partij en/of staat oefenen... psychologische en lichamelijke terreur over de bevolking uit.”
  6. “Er bestaat een centraal geleid economisch stelsel.” (Grote Spectrum Encyclopedie)

Tot dusver gelden deze kenmerken niet voor de bestaande politieke systemen en hun leiders, met uitzondering van Noord-Korea. China komt wellicht in de buurt van deze kenmerken. Volgens latere sociale wetenschappers schoot het begrip totalitarisme wetenschappelijk gezien tekort en werd het vooral gebruikt in de ideologische strijd met de Sovjet Unie. Het geeft een zwartwit beeld van de wereld en nuanceert en differentieert te weinig tussen politieke systemen. Je zou het een containerbegip kunnen noemen, waar niet alle aan het begin genoemde politieke leiders in passen. Daarom is in de titel de term totalitaire tendensen gebruikt, nader te preciseren als de mate waarin bovengenoemde kenmerken zich manifesteren. ‘Totalitair systeem’ is een statisch begrip, dat te weinig bewegingsruimte laat voor sociale en politieke tendensen en ontwikkelingen, ook binnen het totalitarisme. Ook in totalitaire staten komen machtsstrijd, conflicten en rivaliteit voor. Vandaar de zuiveringen en de terreur. Bovendien zou door het begrip de aandacht worden afgeleid van tekortkomingen van de westerse maatschappijen, de VS in het bijzonder.

Relatie tussen totalitarisme en de Verlichting

In het boek komen genoemde en andere kenmerken minder systematisch naar voren. Er wordt om te beginnen gewezen op “de relatie tussen het totalitarisme en de Verlichting” (p 12). De Verlichting kan echter net zo goed of beter anti-autoitair en anti-totalitair worden genoemd als de “Ausgang aus der Selbstverschuldeten Unmundigkeit” met de beroemde woorden van Verlichtingsfilosoof Kant.

Fascisme en totalitarisme geven veeleer uiting aan “verzet tegen de negatieve gevolgen van de verlichting” (p 13). De nadruk ligt niet meer op de hierarchische ordening van de samenleving waarin mensen zijn ingebed, maar op het rationele streven naar eigenbelang. Dit leidde o.m. tot “een wereld waarin alles om het najagen van macht en winst gaat” (p 13). Omdat deze ongelijk zijn verdeeld, kan dit onvrede met zich meebrengen bij omvangrijke bevolkingsgroepen en ook binnen de elite. Deze onvrede maakt mensen meer vatbaar voor fascistische en totalitaire ideologieën. Buitenstaanders zoals de Joden krijgen dan daarvan de schuld. De superioriteit van de westerse beschaving is een ander kenmerk dat in dergelijke ideologieën naar voren komt. Het totalitarisme is een Europees verschijnsel, een voorbrengsel van de westerse cultuur. Andere landen kunnen het overnemen, net als de westerse wetenschap en techniek, die onmisbaar is voor een totalitaire maatschappij.

Nog meer kenmerken van totalitarisme

Het boek geeft een aantal kenmerken die overeenkomen met eerdergenoemde punten. “In een totalitaire staat is er een wet die uitgaat boven de wetten die door mensen zijn gemaakt” (p 15). Een objectieve natuurwet, een wereldwet. De geschiedenis voltrekt zich wetmatig volgens Hegel en Marx. “Of men de natuur dan wel de geschiedenis zag als drijvende kracht van deze ontwikkeling , is relatief onbelangrijk” (p 84, Arendt, p 325). De totalitaire leiders, hun orders en hun ‘’visionaire inzicht” belichamen deze wet als het ware.

Een ander kenmerk is dat democratie en parlement worden vervangen door autocratie en als wetgevende macht opzij gezet, evenals de onafhankelijke rechtsspraak, de vrije pers en vrije meningsuiting. Burgers verliezen hun rechten. Alle macht concentreert zich bij de leider en de partij. Zij scheppen een “fictieve werkelijkheid” (p 19), een ideologie, die iedereen moet volgen en uiteindelijk zou leiden tot een heilstaat. Maar voordat deze belofte wordt ingelost, zijn er de nodige ontberingen en opofferingen. De ideologie wordt erin ‘gestampt’ via indoctrinatie. Wie het er niet mee eens is, of die indruk wekt, of als zodanig wordt aangegeven, wordt weggezuiverd.

http://operanederland.nl/2017/06/06/congres-hitler-macht-oper-in-nurnberg/

De massamaatschappij als voedingsbodem

Kenmerkend voor het ontstaan van een totalitaire samenleving is dat “het oude onderscheid tussen adel, middenklasse en arbeiders vervaagde. Zo begonnen steeds meer mensen tot een massa te behoren... ‘De massa’s ontstonden uit de brokstukken van een uiterst geatomiseerde samenleving met een competetieve structuur en bijbehorende verlatenheid... Het hoofdkenmerk van de massamens is... zijn isolement en het gebrek aan normale sociale relaties... De barsten in de klassenmaatschappij werden met nationalistische gevoelens gecementeerd. Het is niet verwonderlijk dat ze hun toevlucht zochten tot een bijzonder gewelddadig nationalisme’” (p 19, Arendt, 2018, p 83). De klassen gingen op in de massa en lieten zich meeslepen door een totalitaire nationalistische ideologie, waarvoor alles diende te worden opgeofferd.

“Er ontstonden massaorganisaties van geatomiseerde en geïsoleerde individuen... Er werd volledige kritiekloze overgave gevraagd aan zowel de middelen als het einddoel van de beweging” (p 23). Deze organisaties kwamen vaak in de plaats van bestaande instituties. “De wil van de Führer is de hoogste wet” (p 24, Arendt, p 194). De werkelijkheid werd aangepast aan de doctrine door propaganda, indoctrinatie en leugens en het verbod op andere informatie. George Orwell beschreef dit alles treffend in Nineteeneightyfour (zie nr 103). Dit gaat gepaard met onderdrukking en terreur. Met geweld worden leugens waar gemaakt in het bewustzijn van de massa.

Ontbinding van sociale banden en atomisering van de maatschappij

Het bovenstaande leidde tot ontbinding van sociale banden van familie en vrienden. Men werd aangemoedigd en verplicht critici aan te geven. Niemand was meer te vertrouwen. Associatie met een verdachte betekende medeplichtigheid. “Aangezien verdienste ‘gemeten’ wordt aan het aantal aanklachten tegen naaste kameraden, is het duidelijk dat de meest elementaire voorzichtigheid vereist dat je zoveel mogelijk alle intieme contacten vermijdt” (p 29, Arendt, p 91). Zo worden de banden tussen de mensen kapot gemaakt en de samenleving geatomiseerd, zodat  het geïsoleerde individu een gewillige prooi wordt voor de totalitaire ideologie en massa-organisaties (zie boven Grote Spectrum Encyclopedie, punt 3). Feitelijke waarheid, gezond verstand, openheid en vertrouwen verliezen hun geldigheid en worden vervangen door propaganda.

De motiverende kracht achter dit alles is de onvrede en het onbehagen van de massa, zoals de titel De rattenvangers van het onbehagen aangeeft. Leiders spelen daarop in en bieden er een uitlaatklep voor door de onvrede naar buiten te richten op een ‘outgroup’ of een zondebok. Dit waren de Joden en omringende landen, die als vijanden werden bestempeld. Het nationalisme was echter een facade van het totalitarisme (p 35). De massa werd gehersenspoeld door nationalistische propaganda en gemobiliseerd tegen de vijand. Zo konden de leider en de partij hun greep op de massa versterken tot ongekende proporties. De macht van de leider wordt gedragen door de massa. Propaganda is essentieel om de steun van de massa te verwerven en te versterken. Het bestaan van een grote massa is derhalve een voorwaarde voor een totalitaire maatschappij. Er dienen ook ruim voldoende mensen te zijn om er een aantal weg te kunnen zuiveren als slachtoffers van het totalitaire systeem. 

Terreur en concentratiekampen

Onderdrukking en terreur gaan gepaard met concentratiekampen, die een afschrikwekkend effect sorteerden op de bevolking. Mensen werden daar gedepersonaliseerd en geëvaporeerd of verdampt in termen van Orwell, uitgewist alsof zij nooit hadden bestaan. De kampen dienden als experimenteer- en trainingscentra voor totale overheersing en uitwissen van de persoonlijke identiteit en moraliteit, zoals ook Orwell indringend heeft beschreven.

2.Hoe kon dit gebeuren?’

Na de omschrijving van totalitarisme, waarbij ooggetuigenverslagen zijn weggelaten, volgt een verklaring, die deels al is gegeven. Mede door de Eerste Wereldoorlog werd de eerdere sociale orde van de klassenmaatschappij verder ontbonden. Miljoenen getraumatiseerde, vervreemde, ontwortelde en zwaar gefrustreerde soldaten kwamen terug van front, waaronder alleen in Duitsland 2,7 miljoen verminkte veteranen (p 57). Zij voelden zich verraden en vormden de voedingsbodem voor het onbehagen en de haat waarin totalitaire leiders gedijen als Rattenvangers van het onbehagen. Een samenleving in ontbinding vormt een voedingsbodem voor totalitarisme als leiders het onbehagen weten te kanaliseren en te mobiliseren.

Behalve terugkerende soldaten waren er miljoenen mensen op de vlucht in de uiteenvallende keizerrijken van Duitsland, Oostenrijk, Rusland en het Ottomaanse Rijk. Minderheden raakten op drift en raakten in conflict met elkaar of werden tegen elkaar opgezet. Heel veel mensen waren overbodig en zaten anderen in de weg, zoals soldaten, vluchtelingen en werklozen, die er ook in grote getale waren in de crisistijd. “De aanwezigheid van overbodigen speelde een grote rol in het ontstaan van de totalitaire staat. In eerste instantie waren de Joden die in elk land een minderheid waren, overbodig. Maar [vanwege verschuivende grenzen...] waren ook anderen... die opeens bij een minderheid behoorden, overbodig” (p 63).

Veel mensen verloren hun rechten, juridische, nationale kaders en houvast door andere grenzen. Het aantal staatlozen was ontzagwekkend, waaronder veel vluchtende Joden. “De staatlozen hadden al hun rechten verloren: verlies van thuis,... verlies  van legale status... Zij waren objectieve vijanden van een staat en konden geen beroep doen op de wetten van een land... De vluchtelingen behoren niet tot een staat, zij zijn rechteloos en zijn als mens overbodig” (p 66, 67).

 

 

Van klasse naar massa

Daar kwam bij dat de oude landadel verarmde, terwijl de bourgeoisie vaak rijker werd door handel en industrie en de adel in zich opnam. Ook de arbeiders emancipeerden en verburgerlijkten. De hiërarchische klassenmaatschappij veranderde en vervlakte in de richting van een massamaatschappij waarin iedereen een zelf soort indentiteit heeft en zijn eigen belang nastreeft. De kleine middenstand stond onder druk, ingeklemd tussen oprukkende arbeiders en concurrende bedrijven. “Er was geen oriëntatie meer op de eigen plek binnen de maatschappij..., ook geen oriëntatie meer op algemene belangen. Hierdoor kwam de focus te liggen op het eigen belang en de algemene verantwoordelijkheid verdween... De overheid kon de belangen meestal niet behartigen... Er ontstonden ontevreden groepen die zich verzetten tegen deze maatschappelijke ontwikkelingen” (p 69). Dit maakte mensen vatbaar voor volksmenners en autoritaire leiders, mede omdat de parlementaire democratie er niet in slaagde de crisis het hoofd te bieden, waardoor armoede, onzekerheid en onbehagen toenamen.

Er waren veel ontevreden ‘losers’ en outcasts. “Zo werd een voedingsbodem gelegd voor totalitaire regimes... Het gepeupel kreeg hierin steun van de elite... Hitler behoorde ook tot het gepeupel... Het gepeupel bepaalt in onze tijd wat wij op straat zien en wat wij in de sociale media zien... Ook nu worden onderbuikgevoelens... geventileerd, vaak zonder enig besef van kennis en reagerend op foutieve informatie” (p 70, 71).

Legitimering van geweld

“De massa wilde handelen, haar situatie diende verbeterd te worden... De massa kwam in beweging en dat was gevaarlijk... Er was geen houvast meer voor mensen die tot de massa behoorden” (p 72). Het gevaar was dat men in toenemende mate zijn toevlucht nam tot geweld. (Collectieve) frustratie is een bron van (collectieve) agressie. “Geweld werd voor hen een zinvolle zaak.” De partij en de machthebbers legitimeerden en kanaliseerden het geweld en leidden het in totalitaire banen door het als onderdeel van de natuurwet te beschouwen. Dat was het geval bij het (sociaal) darwinisme, dat uitgaat van de strijd om het bestaan en de wet van de sterksten. Tegengestrijde ideologieën waarin strijd centraal stond,  floreerden, zoals het (sociaal) darwinisme en de ideologie van de klassenstrijd, resp. gericht tegen zwakkeren en inferieuren en tegen klassevijanden. Mensen konden zich zolaten gelden in verzet en geweld tegen een ‘outgroup’ om zo hun eigen identiteit te versterken of het gebrek daaraan te maskeren en een emotionele invulling te geven.

Er ontstonden ‘frontorganisaties’ van de partij, die later een paramilitair karakter kregen. Volgelingen werden gemobliseerd en konden zich uitleven tegenover bijv. de Joden en in de oorlog tegen vijandige landen. Daarboven stond de partijelite, die handig gebruik maakte van propaganda en misleiding en leugens tot waarheid maakte. “De ideale onderdaan van de totalitaire maatschappij is... de mens voor wie het onderscheid tussen feit en fictie... en tussen waar en onwaar... niet langer bestaat” (p 81).

Instrumenteel handelen

Daarnaast speelt het instrumentele denken en handelen in termen van doelmatigheid en efficiëntie een belangrijke rol. “Efficiëntie is geen [morele] norm, en is in wezen amoreel” (p 82). Het is instrumenteel, bruikbaar voor een bepaald doel, dat niet van morele aard hoeft te zijn en amoreel of zelfs immoreel kan zijn, zoals bijv. winst maken op een manier die over lijken gaat. Ook medemensen krijgen zo een instrumenteel karakter. Dat kan verschrikkelijke gevolgen hebben: “Degenen die niet nuttig waren voor de maatschappij moesten worden omgebracht” (p 84). Zij passen niet in het plan van de ideologie en de heilstaat van het ‘Herrenvolk’ of de ‘dictatuur van het proletariaat’ en dergelijke frasen.

Het instrumentele denken en handelen werd overgenomen door de massa. Individuen werden gehanteerd als radertjes in de ontwikkeling van de heilstaat. Zij hoefden niet na te denken en slechts instructies te volgen die voortvloeiden uit het heilsplan van de leider en de partij. “Befehl ist Befehl”. Moraliteit telde niet meer. Alleen de “objectieve noodzaak” vanuit het heilsplan (p 87). Het doel heiligt de middelen, ook geweld. Slachtoffers telden niet, die waren daaraan ondergeschikt. Belemmerende mensen dienden te worden weggewerkt. Liefst zo efficient mogelijk. “Iedereen die niet voldoet aan het eindproduct van de ‘ideale’ mens, of althans afvalt tijdens het productieproces van de ‘ideale’ mens, moet weg... Dit ideaal... is een fictie” (p 86). Het is een idee dat zich ontvouwen zou, maar uitmondde in een nachtmerrie van terreur en onderdrukking.

De organisatie van een totalitaire beweging lijkt op die van een geheim genootschap en van een leger. Er waren uitverkorenen, uitgeslotenen en uitgestotenen, al naar gelang de willekeur van de machthebbers. Zij maakten gebruik van geheime politie en geheime diensten, die onmisbaar waren om bevelen af te kunnen dwingen en menselijke waarden de kop in te drukken en de fataliteit van de geschiedenis door te drukken.

Andere benaderingen

Er zijn uiteraard veel meer beschijvingen van het totalitarisme dan bovenstaande, die niet passen in het bestek van dit artikel. Bijv. Dialectiek van de Verlichting van Max Horkheimer en Theodor W Adorno van de Frankfurter Schule, samengevat in het gelijknamige boek van Jacob Klapwijk; De angst voor vrijheid van psycholoog Erich Fromm, en van socioloog Karl Mannheim Man and Society in an Age of Reconstruction en Diagnosis of Our Time. Zie mijn boek Bewustzijn als bewapening en mijn proefschrift Collective Consciousness and Peace. Daarin zijn casestudies opgenomen over Nazi-Duitsland en de Sovjet Unie. In grote lijnen komen de bevindingen daarin overeen met het bovenstaande, zij het meer systematisch uitgewerkt in een theorie van collectief bewustzijn.

Het komt erop neer dat een desintegrerend collectief bewustzijn, waarin onderlinge verbondenheid onder druk staat en afkalft, vatbaar is voor totalitaire en nationalistische ideologieën. Deze zijn vaak gericht tegen een ‘outgroup’ om de interne cohesie te versteken, die ernstig te wensen overlaat. Uiteraard zit het veel genuanceerder in elkaar. Ook de benadering van historicus Peter Turchin heeft duidelijke raakvlakken. Sociaalpolitieke instabiliteit en rivaliteit binnen de elite roept vaak een behoefte op aan een sterke leider, die de chaos aan banden legt en een fictief ideologisch houvast biedt. Ook al bestaat dat voornamelijk uit leugens, misvattingen en halve waarheden, waartoe gespannen en gefrustreerde mensen in onzekere tijden in grote getalen gretig hun toevlucht nemen.

3. Kan dit weer gebeuren?

Nadat er enig licht geworpen is op het totalitarisme, is het zaak om na te gaan of zoiets weer kan gebeuren; welke tendensen en voorwaarden in die richting er zijn waar te nemen en wat we eraan kunnen doen. Vege tekenen zijn discriminatie van andere bevolkingsgroepen, inperking van parlementaire bevoegdheden, de vrije pers en een onafhankelijke rechtsspraak. Andere vege tekenen zijn de toename van propaganda en misleiding, gebrek aan respect voor feiten, die vervangen worden door ficties, toename van polarisatie en geweld, algehele onzekerheid en gebrek aan houvast, atomisering en individualisering, gemeenschapverbanden die onder druk staan. Als daarbij autoritaire , zogenaamd visionaire leiders naar voren komen om het collectieve onbehagen te mobiliseren en te kanaliseren in een beweging of een partij, worden genoemde tendensen versterkt en krijgen ze een bedenkelijke richting. Dat kan een totalitaire tendens zijn naar gelang eerder genoemde kenmerken worden versterkt. errechten worden ingetrokken. Zie hierover nr 103 over de actualiteit van George Orwell.

Ook de Franse ‘banlieus’ komen ter sprake en de gele hesjes protesten. Daar wonen veel werkozen en overbodigen, die een haard voor extremisme kunnen zijn. Voeg hierbij het grote aantal vluchtelingen en allochtonen, van wie de integratie van te wensen overlaat, en er kan een explosieve situatie van verdeeldheid en polarisatie ontstaan. Opmerkelijk was de haat die president Macron ten deel viel. Hij ging daar aanvankelijk wat onhandig mee om en toonde weinig begrip voor de minder bedeelden en hun frustraties (p 111).

De klassenloze maatschappij heeft zich verder ontwikkeld. Door ontzuiling en secularisatie verminderde de sociale cohesie. Dit ging gepaard met onzekerheid en individualisering en atomisering. The Lonely Crowd was de typerende titel van een sociologische bestseller van David Riesman. Verwante boeken zijn genoemd in nr 102 over de socioloog Charles Wright Mills. Over het algemeen bieden sociale wetenschappers een dieper gravend onderzoek dan het onderhavige boek, dat weliswaar veel feiten geeft, maar waarvan de systematiek en analyse enigszins te wensen overlaat.

Wat de VS betreft worden naast een paar verwijzingen naar Trump alleen de volkstelling van 2020 genoemd waarin de vraag naar het [Amerikaanse] burgerschap weer is ingevoegd door Trump. “Hiermee bewerkte hij een nieuwe doorsnijding van de Amerikaanse bevolking... Met begrippen die gaan over ‘echte’ Amerikanen, wordt de ‘onechte’ Amerikaans, de illegaal, de uitvreter, de parasiet opeens naar een nieuw niveau van actualiteit gebracht” (p 103). Vele andere recente actualiteiten die uiting geven aan toenemen polarisatie worden niet genoemd. Wat dat betreft biedt Peter Turchin een meer gedegen studie in nationale historische context.

Concurrentie, verwarring en atomisering

In de moderne samenleving zijn mensen in toenemende mate elkaars concurrenten geworden in het nastreven van eigen belang. “Als we elkaar als concurrenten zien dan zien we de anderen als overbodig... Er kan een verleiding ontstaan de overbodigen op een of andere manier op te ruimen” (p 104). Zover is het echter nog niet, hoewel minder vluchtelingen en immigranten volgens velen wenselijk zou zijn. Een teveel kan namelijk een ontwrichtend effect hebben en toenemende verdeeldheid scheppen. Vooral onder de geatomiseerde individuen, die houvast zoeken bij nationalistische en populistische politici. Zij zetten in op versterking van de nationale identiteit, vaak ten koste van internationale samenwerking. Daarnaast zien we “nieuwe bewegingen die naar onafhankelijkheid van hun regio streven, bijv Schotland... en Catalonië. Een dergelijk streven heeft vaak oude historische wortels, die een relatieve autonomie meer begrijpelijk maken.

Het onderscheid in privédomein en publiek domein is een ander punt van aandacht. Vermenging daarvan kan verwarring geven. In het privédomein onderscheiden mensen zich van elkaar als unieke individuen. In het publieke domein zijn zij gelijk en is er een tendens tot gelijkheid i.p.v. uniciteit. Vermenging van waarden uit beide domeinen kan rolverwarring geven. Sociale en juridische gelijkheid en individueel onderscheid, ongelijkheid of uniciteit zijn verschillende waarden in verschillende domeinen.

Mensen willen zich vaak onderscheiden en met elkaar wedijveren, zagen we bij The Leisure Class van Thorstein Veblen (nr 104). Dit staat haaks op het gelijkheidstreven. “Als we van mening zijn dat we allemaal gelijk zijn..., dan valt het onderscheid tussen ons mensen weg... Indien we allemaal hetzelfde zijn kunnen we ons in de grote massa van gelijken alleen en verloren gaan voelen. Hierdoor ontstaat atomisering... Het lijkt dan wel alsof een ieder losstaat van de ander en afgesneden is van zijn medemens. Atomisering en verlatenheid zijn een voedingsbodem voor het totalitarisme” (p 109). Daarvoor is echter wel wat meer nodig dan dat, zoals we hebben gezien. Het kan verder in de hand worden gewerkt door verval en onduidelijkheid van normen en waarden. Dit gaat gepaard met gebrek aan zinverlening, die verder gaat dan rendement en instrumentele efficiëntie. Eenzijdige nadruk op instrumenteel denken werkt zinledigheid in de hand.

 

https://www.vu.nl/nl/nieuws-agenda/nieuws/2018/okt-dec/11-09-symposium-understanding-varieties-populism.aspx

 

Populisme

Populistische politici kenmerken zich door afkeer van het partijestablishment, dat zij elitair vinden. Zij stellen het volk centraal en vooral hun eigen charismatische leiderschap, waarbij zij een beroep doen “op eenheid, homogeniteit en vaderlandsliefde... Maar het totalitarisme is heel wat anders dan het populisme... Populisten hebben soms de mening dat een regering en de volksvertegenwoordiging het volk niet meer vertegenwoordigen. Zij vinden dat zij beter weten wat er onder het volk leeft dan de parlementariërs. Op grond van deze mening kunnen zij de behoefte hebben de volksvertegenwoordiging af te schaffen” (p 118). Daarbij kunnen ze de voorkeur geven aan autocratisch leiderschap. Hiermee bewegen zij in dezelfde richting als het totalitarisme.

Een ander punt is de rol van nep-nieuws, propaganda en complottheorieën, die door de sociale media snel verspreid kunnen worden. Vaak leidt dit tot “het afreageren op andere bevolkingsgroepen, die ogenschijnlijk niet thuishoren in de natiestaat” (p 120). Daarvan worden voorbeelden gegeven uit India en Nederland. Populistische leiders spelen daarbij een belangrijke rol. Deze leiders nemen het vaak niet zo nauw met feiten, die ze naar hun hand zetten en vervangen door “alternatieve feiten”. Ook daarvan worden diverse voorbeelden gegeven.

“Politiek bestaat voor de ene helft uit beeldvorming en voor de andere helft uit de kunst om mensen in het beeld te doen geloven” schreef Hannah Arendt in het essay Liegen in de politiek (p 131, verwijzing naar Marcel ten Hooven, ‘Zwendeltaal en PR-middelen in de politiek: De halve waarheid is geen leugen’. De Groene Amsterdammer 21-02-2018). “Wij leven in een samenleving die steeds ingewikkelder wordt” (p 132). Daarom geven mensen vaak de voorkeur aan gemakkelijk te begrijpen verhalen, bijv. complottheorieën, die een schijnzekerheid geven. Dan kunnen ze zich de moeite besparen zich te verdiepen in de complexe werkelijkheid. Ook daarvan volgen voorbeelden. Het gevolg is dat bij velen het onderscheid tussen feiten en fictie ver te zoeken is. Journalisten en werenschappers worden geregeld in diskrediet gebracht door populistische politici, die hun eigen feiten verspreiden via de sociale media. Deze media spelen daarbij een bedenkelijke rol.

 

https://frontbencher.nl/zorg-over-rechtsstaat/ 

‘Wordt de rechtsstaat bedreigd?’

In sommige landen is dat inderdaad het geval, ook in Europa. Genoemd worden China,Turkije, Polen en Hongarije. Ook in de VS baarde de benoeming van conservatieve rechters zorgen. “In Rusland lijkt er geen onafhankelijke rechterlijke macht te bestaan” (p 140). In Polen en Hongarije loopt deze gevaar. Totalitaire tendensen zoals machtsconcentratie in China en inderdrukking van dissidenten en minderheden zoals de Oeigoeren worden breed uitgemeten.

Ook in Nederland, waar “de scheiding der machten vooralsnog beter is gewaarborgd” (p 141), falen soms overheid en rechtsspraak, zoals uit de zgn. toeslagenaffaire is gebleken. Daarbij deden burgers tevergeefs een beroep op de rechterlijke macht. Dit leidde tot de val van het kabinet. Opmerkelijk is dat de rechtbank onlangs de avondklok-maatregel corrigeert en een te wankele juridische basis vindt hebben (‘Rechtbank verbiedt avondklok’, NRC 16 feb). Het kabinet vond echter een andere weg de maatregel voorlopig te handhaven. Wat men ook van de avondklok en het effect ervan mag vinden, de rechtbank geeft hier blijk van onafhankelijke rechtspraak. Deze gaat hier tegen de regering in en wil burgers behoeden voor nodeloze vrijheidsbeperking. Volgende commentaren vragen zich afvragen of de regering invloed kan hebben op de rechtsspraak. Zoals gezegd is er in ons land een redelijke scheiding der machten. Het boek komt met andere voorbeelden van spanningen tussen rechterlijke macht en overheid. 

https://museumofpropaganda.org/

‘Gebruiken machthebbers indoctrinatie?’

Bij dit onderwerp gaan de auteurs in op het (islamistisch) fundamentalisme, dat in Civis Mundi herhaaldelijk aan de orde is gekomen. Ook daarbij bestaat een geloof in een heilstaat, die van islamitische aard is. Verder komt de onderdrukking van islamitische minderheden als de Kazachen en de Oeigoeren weer schrijnend naar voren, die in kampen worden heropgevoed en gehersenspoeld. Schendingen van mensenrechten en de rechtsstaat in Brazilië, de Filppijnen, Saoedië Arabië hadden beter gepast in de voorgaande paragraaf over de rechtsstaat. Kortom, indoctrinatie is wijdverbreid.

“In ons land zijn mensen redelijk optimistisch over hun eigen situatie..., maar naarmate een gebied verder van ons weg ligt, worden ze steeds pessimistischer. In de voorbeelden... is nog geen sprake van totalitaire heerschappij... Er zijn nog geen voldoende noodzakelijke voorwaarden” daarvoor (p 151-52).

Mogelijk is nepnieuws een groter probleem dan indoctrinatie. Vooral in social media tiert dit welig. “Een gigantisch web van desinformatienetwerken die giftige leugens verspreiden in het hart van Europa” werd uitgeschakeld door Avaaz, een internetplatform dat campagnes voert tegen internationale misstanden en voor menselijke waarden. Genoemde desinformatie werd 3 miljard keer bekeken. Dat is het aantal van bijna de halve wereldbevolking. Van desinformatie gaat dus een grote niet te onderschatten invloed uit. 

‘In hoeverre verklaren leiders een groep mensen tot vijand van het volk?’

Er zijn voordurend vijanden en vijandbeelden bij machtsconflicten. Men zoekt schuldigen en zondebokken om agressie en frustratie naar buiten toe te richten op een ‘outgroup’. Ook in deze paragraaf een aantal voorbeelden en een weinig generieke analyse. Aan het eind van het hoofdstuk volgt de paragraaf: ‘Vertekenen de huidige wereldleiders de waarheid?’. Het lijkt een retorische vraag, hoewel er gradaties zijn in het vertekenen bij verschillende leiders. De leugens van de voormalige Ameriaanse en huidige Russische presidenten worden breed uitgemeten. Het is algemeen bekend dat leugens, halve waarheden en vertekeningen tot het arsenaal van vrijwel iedere politicus behoort die carrièrre wil maken, zie eerdergenoemd essay Liegen in de politiek van Arendt. De mate waarin politici zich hiervan bedienen varieert echter. Er zijn hopelijk ook eerlijke, fatsoenlijke en idealistische politici. 

4. Op welke manier kunnen we bijdragen aan het voorkomen van deze gebeurtenissen

Als eerste punt wordt de bestrijding van nepnieuws en desinformatie genoemd en het meewerken aan platforms die zich daarvoor inzetten. Dat impliceert dat we ons kritisch laten informeren met een onderzoekende houding. Uitkijken wat je leest en waar je naar kijkt. “Onze eigen verantwoordelijkheid onder ogen zien” (p 169). Met verwijzing naar Peter Sloterdijk, Kritiek van de cynische rede wordt gewezen op het belang van “keuzes maken op basis van een eigen oordeel en hiernaar handelen... Steeds weer moeten we keuzes maken uit een veelheid van stemmen. Soms oordelen wij dat we ons geweten moeten volgen, soms... ons gevoel..., soms ook ons verstand. Geen van die stemmen heeft duurzaam het laatste woord” (p 170, 171). We hebben geen zekerheid meer.

Ook wordt gewezen op het belang van (geloven in) “moraliteit, in het goede, in positiviteit” (p 164). “Hierbij moeten we gaan vertrouwen op de medemensen van ‘goede wille’. Onze zoektocht naar het goede staat niet geïsoleerd in de wereld; veel mensen zoeken naar het goede. Wanneer we geen overkoepelend moreel systeem meer aanvaarden..., zijn we genoodzaakt - ieder voor zich - een eigen moraliteit te ontwikkelen. De omgang met anderen, de kennis die we opdoen en het oordeel... over onszelf, worden dan leidraad voor een eigen ethos” (p 171).

Een samenleving heeft echter ook een bepaalde mate van consensus nodig, een collectief bewustzijn, zoals in eerdere artikelen naar voren kwam, o.a. het laaste over Peter Turchin. Ieder voor zich zijn eigen moraliteit is niet genoeg. Ethiek en moraal betreft ook gezamenlijke richtlijnen, normen en waarden, zonder welke een samenleving niet adequaat kan functioneren.

De auters wijzen op het belang van pluraliteit en “uniciteit van ieder individu”, gebaseerd op rechtsgelijkheid (p 172). Daarnaast ook op het belang van “gezamenlijk handelen en spreken... Wij vormen samen de samenleving... De grootse kracht van ons mensen zit in ons vermogen om samen te werken” (p 173, 175, 176). Het is van belang het eigenbelang te overstijgen en een algemeen belang te behartigen.

Ze noemen ook het belang van ‘nataliteit’. Daarmee bedoelen ze iets anders dan de gangbare betekenis van geboorte(cijfer), namelijk “het menselijke vermogen om langs onverwachte, irrationele weg een verandering in de werkelijkheid te forceren en een nieuwe werkelijkheid in het leven te roepen... We moeten het als mensheid hebben van mensen die iets nieuws, iets onverwachts gaan doen” (p 173, 176). Doet een totalitaire ideologie ook niet iets dergelijks? Mogelijk wordt zoiets als creativiteit, orginaliteit en inventiviteit bedoeld als een nieuwe geboorte.

Naast instrumenteel nutsdenken is zingeving en betekenisverlening van belang, waarbij menselijke waardigheid voorop staat. Polarisatie dient hierbij binnen de perken te blijven en niet uit de hand te lopen in gelijkhebberij. Samenwerking is essentieel. Daarbij is ook “het benoemen van wat er mis is” (p 180) geboden. Voor kritiek dient ruimte te zijn, met respect voor andere visies. Dit is essentieel in een democratie. Vrijheid van visie dient wettelijk te zijn gefundeerd. Een wettelijk kader dient mensen te beschermen tegen macht en willekeur.

Tot slot antwoorden op de vraag wat we als enkeling kunnen doe, waarmee het boek eindigt:

  • moreel en zingevend handelen in plaats van (of naast) instrumenteel handelen
  • samenwerken in plaats van (of naast) concurrentie
  • stemmen op een partij die het algemeen belang voor ogen heeft en een toekomstvisie heeft
  • kritiek verwelkomen
  • elkaar erkenning en ruimte geven
  • hier en nu ons eigen paradijs maken in plaats van te geloven in later
  • af en toe te stoppen met denken en handelen
  • journalisten ondersteunen [bij juiste informatievoorziening]
  • (genoemde) internetplatforms en de ‘goede zaak’ ondersteunen

Slot

Deze zinnige suggesties zijn uiteraard uit te breiden. Het boek geeft niet alleen een onderbouwde waarschuwing, maar ook een verklaring en een bijdrage om totalitaire tendensen te voorkomen. Opvallend is dat er geen verwijzing is naar de totalitaire tendensen tijdens de coronacrisis. Is het boek misschien al voor de crisis geschreven en pas later uitgegeven? Dat zal ook de reden zijn waarom het boek niet ingaat op de recente gebeurtenissen rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen, die de kwetsbare kracht van de democratie laten zien en een bevestiging vormen van de totalitaire tendensen waar het boek voor waarschuwt. Ook de technologische mogelijkheden in combinatie met totalitaire tendensen, die in de tijd van Orwell in hun konderschoenen stonden, komen eigenlijk alleen wat China betreft aan de orde en bij de verspreiding van nepnieuws en desinformatie (zie het commentaar op Orwell in nr 103).