Metafysica

Civis Mundi Digitaal #107

door Mathieu Wagemans

Bespreking van: Gert-Jan van der Heijden, Metafysica. Van orde naar ontvankelijkheid, Boom, Amsterdam, 2021.

Het boek geeft een historisch overzicht van wat onder metafysica in de loop der tijden is verstaan. Het is echter meer dan een overzicht van opvattingen. Van der Heiden verdiept zich ook in het denken dat tot die opvattingen heeft geleid en ontsluiert de logica van dat denken. Wat waren de onderliggende beelden en vanzelfsprekendheden die de basis vormde voor het denken over metafysica?

Het boek heeft diepte. Een centraal begrip in het boek is de grond onder en voor de metafysica. Dan gaat het om de eenheid en de orde van de wereld. Moeten we die grond zoeken in het allesomvattende, in volmaaktheid, in goedheid? Kant benadrukte het verstand en de categorieën van het verstand als ingangen om  de werkelijkheid te leren kennen. Maar ook Kant was van opvatting dat we daarmee niet konden doordringen tot de werkelijkheid “an sich”. Er is een werkelijkheid waartoe we niet kunnen doordringen via ons verstand. Het is een werkelijkheid waarover we slechts in metafysische zin iets kunnen denken en zeggen. Zoals de vraag of die niet-kenbare werkelijkheid een orde kent en wat we ons daarbij dan moeten voorstellen. Dat is een vraag die niet via de ratio kan worden benaderd. Het denken laat ons dan in de steek omdat we het niet-denkbare niet kunnen denken.      

Een historische schets kan ons inzicht geven in hoe er over het metafysische is gedacht, maar het boek is ook betekenisvol voor de huidige tijd. In het deel over de moderniteit wordt ingegaan op de vraag of er in het moderne denken nog wel ruimte is voor het metafysische. Waarom zouden we nog aandacht geven aan het metafysische wanneer we, zo zou je kunnen stellen, als uitgangspunt kiezen dat we in staat zijn de werkelijkheid te kennen en te manipuleren? Wat is nog het bestaansrecht voor goden wanneer we de goden alle werk uit handen hebben genomen?

Moderniteit

Boivenstaande vragen nemen een belangrijke plaats in in de filosofie van Heidegger. Hoe we de werkelijkheid benaderen vanuit een rekenend en berekenend denken en daarmee geen recht doen aan de redelijke orde, aan het wezen, aan het zijnde van de werkelijkheid. Zijn kritiek op de technologie is daarop gebaseerd. Hoe we de werkelijkheid hebben geplooid naar de eisen die de technologie stelt. Om de mogelijkheden van de technologie te benutten, dienen we de werkelijkheid aan de passen aan de eisen die de technologie stelt. En daarmee heeft de technologie de heerschappij over de ordening van de werkelijkheid overgenomen. De technologie is van instrument tot regisseur geworden. Wat de toepassing van technologie in de weg staat wordt beroofd van zijn betekenis en wordt dus betekenisloos. En waarom zouden we het betekenisloze beschermen? Het behoeft geen bescherming omdat we het zijn erkenning hebben ontnomen.

In de filosofie van Heidegger zit ook de waarschuwing met betrekking tot het streven naar het volmaakte. Dat veroorzaakt een restpost. Ik vat die op als dat deel van de werkelijkheid dat niet door ons beeld van het volmaakte kan worden omvat. In eigen woorden, het discours van de moderniteit heeft geen woorden voor teleurstelling, falen, verdriet, angst, onvermogen. Of nauwkeuriger gezegd, die woorden zijn er wel, maar de betekenis ervan past niet binnen het discours. Het zijn begrippen die bestaan, ondanks en niet dankzij ons betekeniskader. We hebben die begrippen niet ‘betekend’ en dus kunnen ze geen rol spelen als betekenisgevend. We hebben ze buitengesloten en niet doorleefd. Ze passen niet in het wereldbeeld van de moderniteit. De moderniteit sluit ze uit en werkt dus uitsluitend.

Uitsluiting

De moderniteit is succesvol en kan dat beeld van succes slechts overeind houden, doordat we mislukking en onvermogen hebben buitengesloten. In mentale zin is er geen plek voor een faillissement. We houden ons betekeniskader in stand als vanzelfsprekend. We blijven geloven in permanente groei. Eindigheid hebben we buitengesloten. We kunnen dat beeld overeind houden, juist doordat we alles wat zich ertegen verzet buitensluiten. Onvermogen bestaat niet, omdat het niet in ons betekeniskader past. We idealiseren het ideale en maken het steeds idealer. We plaatsen mislukking buiten ons gezichtsveld. We beladen mislukking als begrip niet met betekenis waardoor mislukken geen bestaansrecht krijgt en geen werking kan hebben. We kunnen daardoor het beeld van toenemend en permanent succes overeind houden. Dat succes is gebaseerd op voortdurende zelfbevestiging. De mens als allesweter en alleskunner, dankzij het feit dat we simpelweg alles buitensluiten dat beeld-verstorend zou kunnen werken. 

Al met al een rijk boek omdat het de metafysica diepgaand thematiseert en daarbij rijkelijk put uit en verwijst naar wat door een groot aantal filosofen, van oudheid tot heden, over het metafysische is gesteld. Verschillen tussen filosofieën worden niet slechts benoemd maar ook diepgaand beschouwd. Wie belangstelling heeft voor metafysica, treft in het boek een rijke en diepgaande bron van informatie aan. Het is zodanig geschreven dat het uitnodigt tot meedenkend lezen: je wordt uitgenodigd, bijna gedwongen, jezelf gedachten te vormen over wat er ooit door filosofen is geschreven over de metafysica. De inhoud veronderstelt enige bekendheid met metafysische begrippen. Voor wie die niet kent is als introductie een inleidend werkje met begripsverklaringen aan te bevelen.