Democratische transformatie
Deel 2: Tijdsdiagnose

Civis Mundi Digitaal #108

door Piet Ransijn

Over Karl Mannheim, Diagnose van onze tijd.

 

Democratische transformatie Deel 2 Tijdsdiagnose

Diagnosis of Our Time (1943) bestaat uit een aantal lezingen, genoemd naar de eerste lezing in het boek. Daarna over ‘De crisis van onze geestelijke waarden’, over de jeugd, opvoeding en sociaal bewustzijn en tenslotte een beroep op christelijke waarden, waar Mannheim zich achter schaarde ook al was hij een agnost. Hij combineert sociale, morele en spirituele betrokkenheid met sociologisch inzicht. Interessant zijn de parallellen en de relevantie met onze tijd.

“Als ik de situatie in een enkele zin zou moeten samenvatten...: We leven in een tijdperk van overgang van laissez-faire naar een planmatige maatschappij... Zij zal beheerst worden òf door een minderheid... òf toch democratisch worden gecontroleerd.” Laissez-faire en liberalisme beschrijft hij als “het geloof dat zelfaanpassing, zowel op economisch gebied als in andere sferen van sociale activiteit, spontaan tot evenwicht leidt. Niettemin... was zij gedeeltelijk verantwoordelijk voor de desintegratie van gemeenschapscontroles in de latere fasen van de kapitalistische economie, in de loop waarvan zich geen evenwicht maar crises en monopolies ontwikkelden” (p 13, 25).

Zelfaanpassing ofwel marktwerking was het principe van het neoliberalisme. Dit lijkt nu over te gaan in een meer planmatig beleid, dat bij de coronacrisis totalitaire tendensen toont. De niet altijd even transparante invloed van een elite van technocraten, waaronder farmaceuten, roept ook nu de vraag en de behoefte op aan democratische controle, die momenteel in het geding lijkt te zijn.

 

https://www.rathenau.nl/nl/kennisgedreven-democratie/wetenschapsbeleid-voor-de-samenleving

 

Massamedia en social media

Mannheim wijst op het gegeven dat de massa wordt bestuurd met behulp van “economische, politieke en sociale technieken... die ten doel hebben de menselijke gedragingen te beïnvloeden en die, geplaatst in de handen der regering, een bijzonder krachtig hulpmiddel zijn ter beheersing van het sociale leven” (p 14). Bij de coronacrisis, maar ook eerder, is erop gewezen dat de massamedia niet onafhankelijk zijn, maar vaak beïnvloed worden door overheidsinstanties [1].

Social media kunnen een anarchistisch tegenwicht bieden, dat in Mannheims tijd ontbrak, maar deze vormen ook een allegaartje van van alles en nog wat. Iedereen kan zijn kritiek spuien, meestal weinig onderbouwd. Er zijn echter uitzonderingen. Internet bemoeilijkt dictatuur. Van de andere kant worden er veel berichten gewist door de machtige Techbedrijven, die een enorme invloed hebben. En mensen komen via zoekmachines in ‘informatiebubbels’ terecht. Veel kritische denkers laveren tussen censuur van overheid en Techbedrijven door en worden al snel op een grote hoop gegooid met ‘complotdenkers’ en ‘wappies’. Etiketten die vaak ten onrechte worden gebruikt om critici verdacht te maken en te associëren met een wildgroei van bizarre ideeën.

De informatietechnologie “maakt een veel grotere concentratie van macht in de handen van weinigen mogelijk dan de techniek van welke voorgaande periode dan ook... Eenzelfde concentratie kan worden opgemerkt in de middelen, waarmee de openbare mening gevormd wordt”. Momenteel leidt internet behalve tot machtsconcentratie bij Techbedrijven ook tot differentiatie en wildgroei van informatie. Mannheim uit zijn bedenkingen over het gebruik van de massamedia. “Afgestemd op de emoties der massa’s... maakt [dit] uitoefening van invloed mogelijk, die tot in ons privéleven doordringt” (p 14). De moderne techniek kan enerzijds centralisatie van beïnvloeding bevorderen, anderzijds ook differentiatie, en beïvloedt hoe dan ook ons privéleven.

Onze huidige tijd kenmerkt zich door tegenstrijdige tendensen, terwijl in de tijd van Mannheim totalitaire dictaturen opkwamen. Aan hedendaagse totalitaire tendensen lijkt een weerwoord te worden geboden door een kakafonie van internetberichten die enerzijds verwarring kunnen geven, maar anderzijds ook een grotere mondigheid en bewustwording. “Technieken zijn in zichzelf noch goed, noch slecht. Alles hangt af van het gebruik, dat ervan gemaakt wordt door de menselijke wil en intelligentie... Als zij dienstbaar gemaakt worden aan een goed doel... als zij de mens niet beheersen, maar door de mens worden beheerst, behoren zij tot de schitterendste prestaties van de mensheid” (p 16-17).

“Alles hangt af van het gebruik... van de menselijke wil” (p 15), in ruime zin van het individuele en collectieve bewustzijn. Mannheim waarschuwt voor totalitaire staten, waarvoor hij moest uitwijken. Hij schrijft ook dat “een catastrofe... buitengewone maatregelen noodzakelijk maakt (d.w.z. concentratie van macht in de handen van een of andere regering)”. We zien dit nu gebeuren bij de coronacrisis. Hij wijst ook op de noodzaak “stappen aan te geven, die... de maatschappij kunnen veranderen in wat zij zou behoren te zijn,... die ons niet alleen bevrijden van ons beklemmende gevoel, maar ook een dringend beroep op ons doen om te handelen” (p 16). Dit is eveneens een uitspraak die van toepassing kan zijn op de beklemmende coronamaatregelen. De vraag is: welk handelen?

 

https://maatschapwij.nu/blogs/oplossingen-klimaatprobleem-drawdown/ 

Strijdbare democratie

“Het laissez-faire principe zal ons geen stap verder brengen.” Dat beginnen we nu ook steeds meer door te krijgen wat betreft marktwerking en neoliberalisme. “Niet alle planning is slecht.” Mannheim pleit voor “planning voor vrijheid en verscheidenheid” niet voor eenvormigheid. Democratische planning vraagt coördinatie, bewustwording en vooral een strijdbare democratie, parlementaire controle en democratische toestemming. “’Het principe der sociale rechtvaardigheid is [daarbij] niet alleen een ethische kwestie, maar ook een voorwaarde voor het functioneren van het democratische systeem zelf” (p 19). Te grote ongelijkheid gaat nl. ten koste van samenwerking en bevordert elitaire machtsconcentratie.

Mannheim noemt hierboven de waarden vrijheid, verscheidenheid en rechtvaardigheid. Hij noemt ook andere “fundamentele deugden en waarden, zoals broederschap, wederzijdse hulp, fatsoenlijkheid,.. respect voor de persoonlijkheid, enz, die de basis vormen voor het vreedzaam functioneren en de socale orde. De nieuwe strijdbare democratie zal daarom een nieuwe houding ten opzichte van deze waarden moeten aannemen” (p 20). Dat wil zeggen: dergelijke waarden strijdbaar verdedigen. Het gaat om fundamentele democratische, christelijke waarden, ‘’waarover democratische overeenstemming noodzakelijk is.”

 

Wie plant de planner? https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2018/07/10/is-rebellie-van-de-massa-in-een-kapitalistische-samenleving-mogelijk/ 

Programmatische vragen

Mannheim stelt de volgende vragen: “is een planning mogelijk die is gebaseerd op coördinatie, maar die toch ruimte openlaat voor vrijheid?... Bestaat er een vorm van planning die zich beweegt in de richting van sociale rechtvaardigheid, daarbij geleidelijk de groeiende wanverhoudingen in inkomen en vermogen tussen de verschillende lagen der natie eliminerend?” (p 21). En verder de vraag of er een democratische overeenstemming over de oplossing van fundamentele vraagstukken mogelijk is op grond van gedeelde waarden.

“Noodmaatregelen... betekenen een stap in de richting van de noodzakelijke coördinatie van de tot onze beschikking staande sociale technieken, zonder dat daarbij de democratische controle, die gebaseerd is op samenwerking van alle partijen, wordt prijsgegeven. Natuurlijk kunne vele van deze noodmaatregelen niet blijven bestaan... Vitale behoeften der gemeenschap... moeten voorgaan boven de individuele belangen. Aan de andere kant moeten wij, indien wij de grote tradities der westerse beschaving willen behouden, die rechten van het individu, waarvan de werkelijke vrijheid afhangt, krachtig verdedigen [en...] op bewuste principes baseren” (p 23). Ook dit is direct van toepassing op de coronamaatregelen, waarbij vitale behoeften veilig gesteld dienen te worden, zonder dat dit al te zeer ten koste gaat van individuele belangen en grondwettelijke vrijheden. “Dictatoriële tendensen... kunnen worden geremd, als onze generatie de moed, verbeeldingskracht en wil heeft om ze te beheersen en in de juiste richting te leiden” (p 25).

Mannheim wijst laissez-faire kapitalisme en totalitairisme en communisme af en zoekt een middenweg die hij ziet in democratische planning en samenwerking “naar een hogere trap van beschaving... Vrijheid en democratie zijn noodzakerlijkerwijs onvolmaakt, zolang de sociale kansen beperkt worden door economische ongelijkheid” (24). Ook hieraan dient te worden gewerkt. Hij verwijst naar zijn eerdere boek Man and Society in an Age of Reconstruction (1940). Waarden spelen een sleutelrol in zijn visie. Reden om hierop nader in te gaan.

 

De massamaatschappij als een menigte van geïsoleerde individuen. https://www.didie.nl/massale-onzekerheid/ 

Waardencrisis

Mannheims tijd en ook de onze kenmerken zich door “tegenstrijdige levensfilosofieën” met elk hun eigen belangrijkste waarden, die echter ook een zekere overeenstemming tonen. In de middeleeuwen was er volgens hem meer een “religieuze en morele eenheid, die de maatschappij tot een organisch geheel maakte,” dat is in ontbinding geraakt. Hij noemt de volgende filosofieën (p 26):

  1. “de godsdienst van liefde en algemene broederschap, die hoofdzakelijk geïnspireerd is op christelijke tradities”
  2. “de filosofie van de Verlichting en van het liberalisme met zijn nadruk op vrijheid en persoonlijkheid en zijn waardering van rijkdom, zekerheid, geluk, verdraagzaamheid en liefdadigheid”
  3. “de socialisten die gelijkheid, sociale rechtvaardigheid, zekerheid en een planmatige sociale orde als belangrijkste desiderata beschouwen”
  4. “de recente filosofie,... welke de nadruk legt op... ras, macht en de militaire stamdeugden van verovering, discipline en blinde gehoorzaamheid”

Met dit laatste heeft hij niet veel op. Het huidige nationalistische populisme legt op meer gematigde wijze enige nadruk op nationale identiteit, etniciteit, cultureel conservatisme, e.d. en voorziet in behoeften van een significant deel van de bevolking. De andere stromingen doen nog steeds opgeld in de huidige politiek. Het ‘ecologisme’, de zorg om het milieu, is daarbij gekomen als algemeen thema, dat partijen verschillend benadrukken in combinatie met genoemde filosofieën.

 

https://gramho.com/explore-hashtag/pedagogischcoach 

Onzekere normen en waarden

“Het is beslist niet goed te leven in een maatschappij, waarvan de normen niet vaststaan en zich op een ongeregelde manier ontwikkelen... Voor religieuze denkers en filosofische idealisten... is het prijsgeven van de christelijke en daarna van de humanitaire waarden... de uiteindelijke oorzaak van de onze crisis... Voor de marxist... is wat in de wereld gebeurt... de overgang van het ene economische systeem in het andere en de cisis der waarden als het ware het lawaai, dat bij de botsing van deze systemen ontstaat... Volgens de marxist hoeft men slechts de economische huishouding op orde te brengen en de huidige chaos in ons waardesysteem zal verdwijnen.” De liberaal meent dat “door vrij marktverkeer en bevrijding van staatsinmenging... het geestelijk voor zichzelf zal zorgen” (p 30-31).

Mannheim neemt een integrerende middenpositie in: nodig is “een gezonde economische orde, maar dat is niet genoeg... Het proces van waardevorming is niet zonder meer een aanhangsel van de economische orde, maar een aspect van sociale verandering in al die [sociaal-culturele] gebieden, waar een veranderd gedrag nodig is” (p 31, 32). Hij kent evenals bijv. Durkheim een zekere objectiviteit en autonomie toe aan maatschappelijke waarden en normen. Het zijn niet zomaar ‘bedenksels’ maar regulerende en zingevende principes die richting geven aan ons persoonlijke en maatschappelijke leven, “meestal door de maatschappij opgesteld om als verkeerslichten te dienen” (p 31). Enige uniformiteit in de verkeersborden is van belang om verkeerchaos te voorkomen, die ontstaat als verschillende groeperingen hun eigen verkeersregels doen gelden.

De massa-samenleving kenmerkt zich door “een algemeen gebrek aan richting” (1940, p 87). Dat komt deels door gebrek aan overeenstemming over wezenlijke waarden, vanwege rivaliserende ideologieën en filosofieën. Bernard Delfgauw bespreekt bijv. meer dan 20 filosofieën in zijn Wijsbegeerte van de 20e eeuw. Mannheim noemt “een grote verscheidenheid in opvattingen...

“De grote massa hunkert naar een stabiele levensstandaard, maar bovenal wil men het gevoel hebben, dat men een nuttig en belangrijk lid der gemeenschap is” (p 28, 29). En men heeft er behoefte aan de zin van zijn leven en werk in de wereld waarin men leeft te begrijpen. “De idee van afzondering en contemplatie... is in strijd met de idee van massa-genoegens en massa-sensatie.” Vroeger leek er meer gelegenheid tot bezinning te zijn, hoewel ook sinds de jaren ’60 meditatie aan populariteit heeft gewonnen, ondanks het overheersende massavermaak. Op de rol van spirituele ervaringen gaat Mannheim later in.

 

In een massamaatschappij is het lastiger de ander als jezelf te beschouwen dan in een primaire groep. https://www.forumzoetermeer.nl/activiteiten/2019-03-28/zoetermeer-stad-van-compassie-dialoogavond-ander-dat-ben-jij

 

Sociale achtergronden van de waardencrisis

Mannheim gaat vervolgens in op sociale factoren die de waardevorming verstoorden (p 32 e.v.).

  1. “Ongecontroleerde en snelle groei”. Daardoor ontstaat schaalvergroting van de dorpssamenleving naar de mondiale maatschappij binnen een eeuw. “De primaire deugden van liefde, wederzijdse broederschap zijn sterk emotioneel en persoonlijk getint en het is bijna onmogelijk ze zonder aanpassing toe te passen op grotere contactgroepen.” Deze primaire waarden gelden vooral voor primaire groepen en de eigen gemeenschappen. Minder voor andere groepen, naties of etnische groeperingen. Daar hebben we nog steeds moeite mee. De Amerikaanse socioloog Charles Horton Cooley noemt dit “de paradox van het christendom, dat trachtte de deugden van een maatschappij die gebaseerd was op nabuurschappelijke verhoudingen, toe te passen op de wereld in het groot. Het verlangde niet alleen dat men de leden van zijn eigen stam [etnische groep] moest liefhebben, maar ook de gehele mensheid.” Het is niet gemakkelijk de waarden van een dorpssamenleving te laten gelden in een mondiale samenleving. “Opvoeden voor het familieleven en het nabuurschap is iets heel anders dan opvoeden tot het nationale en het wereldburgerschap. Ons gehele waardensysteem is nog steeds aangepast aan de behoeften van de dorpswereld en toch vragen wij ons af hoe komt dat mensen tekort schieten, wanneer zij in ruimer verband moeten handelen” (p 33).
  2. Dergelijke waarden dienen een hervorming te ondergaan om werkzaam te kunnen zijn in een grootschalige maatschappij. Als voorbeeld noemt Mannheim het private eigendom. “De eigendomswet had tot doel de gereedschappen [productiemiddelen] te beschermen van de man, die sociaal nuttig werk verrichtte, zoals professor R.H. Tawney duidelijk maakte. De betekenis van deze norm veranderde echter volkomen in een wereld van groot-industrieën. Hier betekende hetzelfde principe van het private eigendom der productiemiddelen het recht van uitbuiting van de velen door de weinigen... Het private eigendom kan veranderen van een instrument van sociale rechtvaardigheid in een van onderdrukking” (p 34). Dit in tegenspraak met genoemde principes van naastenliefde. “Een algehele hervorming is nodig om de oorspronkelijke bedoeling van... sociale rechtvaardigheid weer in praktijk te brengen” (p 34).
  3. De overgang van landbouwsamenleving naar industriële maatschappij maakte mensen tot onderdelen van een mechanisch industrieel proces. Het beroepsprestige veranderde. Het vakmanschap dat in aanzien stond, bijv. bij de econoom Veblen in The Instinct of Workmanship and the State of the Industrial Arts, veranderde in gemechaniseerde arbeid. Vaak was deze arbeid toen minder vormend en bevredigend dan nu en “had de tendentie het menselijke karakter te desintegreren in plaats van te integreren” (p 35). Disorganisatie van de persoonlijkheid correleert volgens Mannheim met sociale disorganisatie. Daar ging hij uitvoerig op in zijn boek Man and Society, deel lll. In onze geautomatiseerde informatiemaatschappij zitten veel mensen als aanhangsels van computers aan schermen gekluisterd. De vervreemding die Marx als een van de eersten aan de kaak stelde, is nog niet verdwenen. Hoewel de werkomstandigheden en ontplooiingkansen beter zijn geworden, is werkelijke vrijheid en blijvende vervulling vaak nog ver te zoeken.
  4. Door toenemende communicatie is er ook een confrontatie met waarden en normen van andere groeperingen en een ‘smeltkroes-effect’’. “Tegenwoordig belichaamt ons waardensysteen de meest heterogene invloeden... Dit verlaagt het ervaren van geestelijke waarden... Als de verscheidenheid... te groot wordt, dan leidt dit tot nerveuze irritatie, onzekerheid en vrees. Het wordt steeds moeilijker... te kiezen tussen verschillende handelswijzen en waarden... en het is niet geleerd hoe te kiezen” (p 36).
  5. Er zijn andere vormen van gezag en rechtvaardiging gekomen. Traditionele gronden zijn vervangen door “utilistische rechtvaardiging door nuttigheid”, of men kent een zekere autoriteit toe aan nieuwe leiders... Waar het gezag verspreid is, worden de methoden van rechtvaardiging willekeurig... wanneer verschillende klassen [en groeperingen...] verschillende standaarden aanhangen” (p 37).
  6. Waarden die vroeger op grond van traditie als vanzelfsprekend werden aanvaard, zijn niet vanzelfsprekend meer en dienen rationeel te worden beoordeeld. Daartoe dient men te zijn opgevoed en voorbereid. Opvoeding en onderwijs schieten daarin echter veelal tekort. Bewustwording en bewuste overweging laten te wensen over. “Deze verandering tot een bewuste waardebeoordeling en waarde-aanvaarding betekent een Copernicaanse omwenteling in de sociale sfeer... [Deze] worden meer en meer aangelegenheden van het bewuste Ik... De last van een grotere bewustheid is alleen te dragen, indien tegelijkertijd vele andere dingen (waaronder de opvoeding) worden hervormd” (p 38-39).
  7. Dit vraagt eigenlijk een “heropvoeden van de gehele mens” van blinde aanvaarding tot bewuste overweging en redenering “die een beroep op de rede doen.., een geweldige hervorming van ons opvoedingssysteem” (p 39). Het vraagt een andere “geestesstructuur”, waar velen misschien nog niet aan toe zijn, en “opvoeding tot rationeel inzicht”. Daar zou intuïtief, moreel en spiritueel inzicht aan kunnen worden toegevoegd. Anders is de kans groot dat “emoties en irrationele krachten” met ons aan de loop gaan of dat rationeel inzicht blijft steken in functionele rationaliteit, die gericht is op direct nut en materiële winst.
  8. Conclusie: naast de overgang van handwerk naar industriële productie, de overgang van primaire naar grotere en meer verschillende maatschappelijke groeperingen en nieuwe vormen van gezag en rechtvaardiging, blijkt onze gevestigde opvoeding tekort te schieten om mensen tot “bewuste waarde-aanvaarding” voor te bereiden. “Het is daarom geen wonder, dat onze maatschappij de gezonde achtergrond mist van algemeen aanvaarde waarden... Als een maatschappij alleen kan functioneren, als er een zekere harmonie bestaat tussen de heersende waarden, de wetten en de opvoeding, dan is ons laissez-faire systeem gedoemd om vroeger of later uiteen te vallen... Vroeger of later wordt iedereen neurotisch, daar het langzamerhand onmogelijk wordt een verstandige keuze te doen uit de chaos van concurrerende en onverzoenlijke waarden... Niet inmengen in de geestelijke waarden en ontwijking van elke discussie over gemeenschappelijke doeleinden in onze democratieën... effent het pad voor onderdrukking en dictatuur. Niemand kan van een menselijk wezen verwachten, dat hij kan leven in een volkomen onzekerheid” (p 41). Het maakt mensen ontvankelijk voor autoriteit, die uniformiteit en houvast pretendeert te bieden, al of niet met behulp van “sociale controlemiddelen” en technieken tot massa-beïnvloeding. 

 

https://www.house-of-control.nl/democratisch-participatief-leiderschap-management.html 

Democratische planning

Mannheim concludeert dat democratische planning gewenst is, die een marge van vrijheid garandeert, om dictatoriale planning te vermijden. Daarbij is het ook nodig aandacht te geven aan geestelijke waarden en te proberen democratische overeenstemming te realiseren over waarden die ons allen raken. En niet alleen vooral aandacht te besteden aan economische en sociale factoren. De integrerende krachten van de democratie dienen te worden versterkt en te worden gericht op “progressieve evolutie”. Het vraagt een zekere “democratische zelfdiscipline om niet in twistpunten te blijven steken en tot overeenstemming te komen. Omdat armoede leidt tot onrust en maatschappelijke tegenstellingen, bijv. “rassen- en groepshaat”, “moet de strijd voor gemeenschappelijke waarden hand in hand gaan met de strijd voor sociale rechtvaardigheid (p 43-44).

“Als... geen maatschappij kan blijven bestaan zonder coördinatie van de fundamentele waarden, instellingen en opvoedingsmethoden, dan moeten er democratische manieren zijn om een dergelijke harmonie te bevorderen... Wat nodig is, is een bewuste filosofie.., een meer doelbewuste coördinatie... van krachten op strategisch belangrijke punten.” En wel zo, dat er ruimte overblijft “voor vrijheden van minderheden, die haar eigen weg blijven zoeken” (p 46). Het gaat om coördinatie van verscheidenheid, het versterken van integrerende krachten en het compenseren van “desintegrerende krachten van groepsegoïsme”.

Daarbij gaat het om “tot meningsovereenstemming te komen over de fundamentele waarden en sociale hervormingsmethoden” en tot een gemeenschappelijk doel “dat even sterk werkt als een oorlog in het aanmoedigen van altruïsme op grote schaal, maar zonder de aanwezigheid van een vijand” (p 47). Wij dienen ons daarbij minder door vrees dan door intelligentie te laten leiden. “Als dit niet gebeurt zal de onderdrukking van de mensheid door een of ander totalitair of dictatoriaal systeem van planning onvermijdelijk volgen en wanneer dit systeem zich eenmaal heeft gevestigd, is het moeilijk in te zien, hoe het ooit weer kan worden verwijderd” (p 47).

Wat Mannheim schrijft, heeft voor een groot deel zijn geldigheid voor de huidige situatie niet verloren. We leven in een tijd van onzekerheid, mede door de coronacrisis met het virus als gemeenschappelijke vijand. We zien ook een versterking van autoritaire en totalitaire tendensen, censuur en onderdrukking van demonstraties, die ons nopen democratische controlemechanismen te versterken, alsmede irrationele angsten te verminderen door rationeel overleg. Wat hij schrijft over de waardenproblematiek geldt ook nu nog in vergaande mate. Het is een algemeen probleem waarover diverse sociologen hun zegje hebben gedaan, zoals Nietzsche, over de ‘ontwaarding van de hoogste waarden’, Durkheim over anomie of normloosheid, Weber over waardenconflicten, Goudsblom in Nihilisme en cultuur en Sorokin schreef: “als de groepen van een individu in conflict zijn,... zal er geen vrede,... geen werkelijk geluk, geen consistentie zijn... Hij wordt als een bal in verschillende richtingen geduwd door verschillende krachten (Society, Culture and Personality, p 351, J van den Berg, Leven in meervoud, motto, p 9). Mannheim verwijst verder naar Veblen, W.I. Thomas (van het theorema van Thomas) en anderen [2].

 

https://www.jongegeesten.nl/ 

De rol van de jongere generatie

In de volgende lezing gaat Mannheim in op “Het probleem van de jeugd in de moderne maatschappij”. Dit thema komt uitvoerig aan de orde in de generatiesociologie van Henk Becker, zie het artikel hierover. Mannheim is de grondlegger van deze tak van sociologie. Jongeren zijn belangrijk bij maatschappelijke vernieuwing en hervorming. Jongeren vormen het latente potentieel van de maatschappij, waarop we zuinig dienen te zijn. “Zij is een potentiële kracht, die bereid is elk nieuw begin te steunen” (p 54). Jongeren hebben vaak nog een ‘open geest’, die nog niet meegenomen wordt door gevestigde belangen. Zij hebben wel latente belangen, waar volwassenen rekening mee dienen te houden, zoals naar voren komt in de generatiesociologie van Becker.

“Degenen die in hun verbeeldingskracht minder gebonden zijn door hun beroep of andere gevestigde belangen, kunnen werkelijk productief zijn op het gebied dat uitgaat boven de grenzen van specialisme en partijgeest” (p 62). Zij hebben vaak nog een zekere “avonturiersgeest”. “De jeugd is een van de belangrijkste bronnen voor de herleving van onze maatschappij. Zij moet de pionier worden van een strijdbare democratie [en...] de opbouw van een nieuwe wereld” (p 67, 69). Dat is wellicht een reden waarom jongeren en studenten eerder demonstreren tegen onrecht.

Bovendien zijn jongeren beter opgeleid dan vroeger. “De tijden zijn voorbij, dat kleine minderheden de voortzetting van hun heerschappij konden baseren op de onwetendheid van het grootste deel der bevolking” (p 63). ‘Wij zullen nieuwe vormen van gezag moeten vinden die noch geheel gebaseerd zijn op blinde gehoorzaamheid, noch geheel op... spontane groepservaring” (p 72).

Mannheim pleit voor (de ontwikkeling van) “zelfbeheersing en intelligentie” van “onafhankelijke persoonlijkheden” en “gezond scepticisme” in combinatie met fundamentele waarden en “kritische oordeelskracht” van “strijdbare pioniers” die zich inzetten voor sociale idealen. Zo kunnen we het “atomistisch atomisme van de laissez faire periode” achter ons laten en “scheppende verbeeldingskracht mobiliseren voor een nieuw doel”. Zo kunnen we een “nieuwe maatschappijvorm en type mens ontwikkelen, dat ons de weg kan wijzen uit de huidige chaos” (p 73, 74). Dit is ook een ambitieuze uitdaging voor de aan het scherm gekluisterde ICT generatie van nu.

 

 

Sociaal bewustzijn en een ruimere visie van de totale situatie

In volgende bijdragen gaat Mannheim verder in op opvoeding tot sociaal bewustzijn, een onafhankelijke persoonlijkheid en een strijdbare democratie. Bewustzijn is bij hem meer dan rationele kennis, maar “het overzien van de gehele situatie, waarin men zich bevindt en... zijn handelingen te baseren op een ruimere visie... Bewustzijn vereist... kennis van feiten... Bewustzijn is geen kennis als zodanig, maar een geestesgesteldheid... Te ver gaande specialisatie veroorzaakt gebrek aan bewustzijn... Onder de huidige omstandigheden moet een ruimer bewustzijn ontwikkeld worden en... een samenhangend beeld (p 86, 87, 90, 91).

Mannheim pleit voor een interdependente visie en “bewustwording van de totale situatie”. Daarnaast “handhaving van vrijheid en democratische controle” (p 94, 96). Daarbij mag “het principe der sociale rechtvaardigheid” niet uit het oog worden verloren. Dit appèl staat in het teken van de dreigende totalitaire stelsels, waarvoor hij moest uitwijken. Zelfontplooiing dient samen te gaan met een zekere sociale aanpassing aan de eisen van de (sociale) omgeving en aan “redelijke principes zonder welke een maatschappij niet kan blijven bestaan”. Mannheim noemt deze “functionele standaarden” die zorgen voor onderlinge coördinatie.

Verouderde standaarden kunnen worden aangepast. Ogenschijnlijk zinloze en irrationale normen kunnen voor sommigen, vooral ouderen, toch een diepere betekenis hebben, maar andere zijn slechts ballast. “Schijnbaar rationele rechtvaardigingen zijn niet geheel toereikend als verklaringen van morele regels.” Er zijn “irrationele elementen... die onbewuste behoeften bevredigen” (p 112-116).

Mannheim heeft moeite met irrationele elementen en autoritaire taboes die “het aankweken van schuld- en minderwaardigheidsgevoelens” bevorderen en “verouderde intimidatiemethoden [die...] onderdanigheid eisen”. Hij pleit voor “humane vormen van opvoeding”. Onderdrukking wijst hij af, maar hij is voorstander van (zelf-)discipline. Sociale integratie en samenwerking is iets anders dan gelijkschakeling, uniformiteit en navolging.

Het gaat om “de ontwikkeling van de persoonlijkheid in sociaal verband” (p 124). Irrationeel massa-gedrag en blinde volgzaamheid wil hij voorkomen, daar hij daarvan de kwalijke consequenties heeft ervaren. Totalitaire tendensen zijn erop gericht sociale banden en “groepen te desorganiseren”. Daardoor zijn mensen meer vatbaar voor propaganda, massagedrag en het volgen van leiders. Zie de boekbespreking van Rattenvangers van het onbehagen over het totalitarisme in nr 107 en de bespreking van 1984 van George Orwell in nr 103 en 104.

 

  

Naar een nieuwe sociale filosofie’

De laatste bijdrage met bovenstaande titel is een van de interessantste. Hij doet hierbij “een dringend beroep op christelijke denkers... en christelijke waarden”. Eerder zagen we dat in de moderniteit “concurrerende waardesystemen elkaar [dreigen te] vernietigen en leiden tot een neutralisering van waarden in het algemeen”. We zagen “de behoefte aan geestelijke integratie in een planmatige maatschappij” (p 136, 137). Belangen dienen op elkaar te worden afgestemd, evenals “direct voordeel en blijvende waarden van het leven,” duurzaamheid heet dat laatste tegenwoordig. Hierbij is een gemeenschappelijk doel nodig en gedeelde waarden. Enige planning en coördinatie is hierbij onvermijdelijk, met in acht neming van democratische principes. Het kan niet worden overgelaten aan de markt, laissez-faire schiet tekort. Niet alleen op economisch gebied maar ook op geestelijk vlak. We dienen hierbij tot overeenstemming omtrent fundamentele waarden te komen, zoals er vroeger “primare deugden” waren (p 147).

Het laissez-faire liberalisme is volgens Mannheim te vrijblijvend, individualistisch en onethisch. Joris Luyendijk laat zien dat de hedendaagse vorm ervan onder bankiers ‘amoreel’ is en geen moreel besef heeft, zie zijn bestseller Dit kan niet waar zijn: Onder bankiers. Thorstein Veblen, Max Weber en anderen hebben zich met dezelfde strekking uitgelaten. De (christelijke) ethiek van principes en de plichtsethiek van Kant veranderde in een hedonistiche en materialistische ethiek van nut, winst en genot. De gewetensethiek (Gesinnungsethik) veranderde volgens Max Weber in een verantwoordingsethiek. Uiteindelijk vervalt deze in onverantwoordelijk gedrag als slechts op korte termijn consequenties wordt gelet.

Volgens Mannheim wordt “het sociale bewustzijn een zedelijke verplichting” in de moderne maatschappij om de sociale orde te bewaren (p 151). Het persoonlijke leven dient te worden afgestemd op een democratische planmatige maatschappij. Ons geweten dient niet alleen individuele maar ook sociale consequenties van ons handelen in acht te nemen. “De sociale organisatie wordt dus steeds meer een aangelegenheid van het persoonlijk geweten. Men kan geen goed christen zijn in een maatschappij, waarin de fundamentele regels tegen de geest van het christendom ingaan” (p 152, hij verwijst naar Tolstoi).

Verwijzend naar archetypen, “oertypen [...of] oorspronkelijke beelden der christelijke ervaring” is volgens Mannheim “de gehele rijkdom der religieuze ervaring altijd meer dan de zuiver rationele en functionele aspecten van het leven.” Deze gaat voorbij en vooraf aan analyse. “Een analyse om tot grotere bewustwording te komen is wat momenteel nodig is, want noch het zuiver instinct noch de spontane intuïtie kunnen ons helpen in een situatie die zo ingewikkeld is als de onze.”

Een interpretatie van een religieuze waarheid moet volgens Mannheim “niet worden opgevat als een streng voorschrift”, maar als een richting en “laat veel ruimte open voor aanpassing” (p156-57). Kan dus worden aangepast aan een veranderende omgeving. Daarover gaat het tweede deel van zijn betoog: ‘Christelijke waarden en een veranderende omgeving’ (p 158 e.v.).

 

Een andere publicatie waaruit Mannheims betrokkenheid blijkt. https://vromepraatjes.nl/plaatsen-kerken-zich-buiten-de-maatschappij-in-corona-tijd/ 

De rol van religieuze waarden en ervaringen

“Wanneer de maatschappij geleid wordt door zuiver nuttigheidsoverwegingen mist zij innerlijke dynamiek. In tijden van voorspoed en vrede ziet het er naar uit, alsof de mens alleen kon leven van Hollywood en roomijs... In een strijd op leven en dood... beseft zelfs de ingenieur dat de maatschappij in diepere lagen der menselijke ziel geworteld is, dan hij ooit had gedacht... Wat kan gedaan worden om deze diepere krachten te herstellen?” (p 162).

Mannheim meent dat voorwaarden voor de ontplooiing van deze diepere ervaringen planmatig en methodisch geschapen kunnen worden. Dit wordt bevestigd door bijv. de institutionalisering van meditatie en andere methoden, zoals oosterse en westerse culturen hebben ontwikkeld. Zie bijv. P.A.Sorokin, The Ways and the Power Love: Types, factors and Techniques of Moral Transformation over vnl. westerse en christelijke tradities en tal van oosterse geschriften, zie o.m de besprekingen van boeken van Lao Tse en Zhuang Tse, Han de Wit en Otto Duintjer in nr 95 en 96 en 106, en artikelen van Patricia van Bosse ‘Wat kunnen we leren van de oosterse filosofie’ en Toon van Eijk over (transcendente) meditatie en methoden van bewustzijnsontwikkeling.

Mannheim meent dat “de moderne maatschappij behoefte heeft aan afzondering als tegenwicht tegen de massa-ervaring”. Verinnerlijking zou wellicht een meer passende term zijn. Afzondering is niet altijd nodig om tot spirituele ervaring en bezinning te komen, maar kan daarbij wel ondersteunend zijn. Anderzijds wijst hij erop dat “nabuurschap en kameraadschap”, m.a.w. naastenliefde en “inspiratie van de gehele gemeenschap”, ook bevorderlijk kunnen zijn voor spiritualiteit. Dit zagen we vanouds ook in het kloosterleven, terwijl de afzondering in het kluizenaarschap gestalte kreeg. Zowel de persoonlijke als de sociale kant zijn hierbij van belang.

Mannheim “is geneigd te geloven in een verscheidenheid van middelen en niet in één gepatenteerd geneesmiddel... en dat alleen een veelzijdige toepassing van planning bevredigend zal zijn... Godsdienst bestaat uit... persoonlijke ervaringen, zoals die door mystici worden uitgedrukt. Soms drukt hij zich uit in kameraadschap, soms doortrekt hij de hele sociale organisatievorm, soms sluimert hij in denkgewoonten en verstarde rituele praktijken... Zo bestaat er ook niet een bepaalde techniek voor planning” van spirituele verdieping (p 168, 169). Van belang is dat planning ruimte laat voor inspiratie en individuele beslissingen en keuzen. “Planning voor vrijheid is geen algemene reglementering, maar een elastisch middel voor de ontwikkeling van de maatschappij en zij bestaat.. uit verschillende aanwending van methoden” (p 169).

Mannheim maakt ook een onderscheid in werkelijke en “pseudo-religieuze ervaringen [of] kunstmatige surrogaten”, maar hoe dit onderscheid gemaakt kan worden is niet duidelijk. Uit overgeleverde ervaringen blijkt dat er op de spirituele weg veel valkuilen en omwegen zijn. ‘Aan de vruchten kent men de boom’ is een evangelisch principe dat hierbij richting geven kan. Waarden kunnen volgens Mannheim “de directe uitdrukking zijn van een fundamentele ervaring, die niet iedereen hoeft te ondergaan” (p 173). Anderen kunnen waarden overnemen van ‘begenadigde’ of charismatische personen (zie Max Weber, Sociologie of Religion. Mannheim verwijst geregeld naar Weber). De waarden van een persoon kunnen dan ook iets zeggen van zijn (geestelijke) ervaringen en inzichten.

“Het wezen van de godsdienst is een wijze van uitleggen vanuit... een of andere paradigmatische ervaring..., geen morele of ethische ervaring, noch een bepaalde regeling van menselijk gedrag” (p 173). Met dergelijke ervaringen bedoelt hij fundamentele ervaringen die... de zin van het leven als een geheel openbaren.” Max Weber beschrijft zulke ervaringen ook in dergelijke termen (zie CM 71). Er is hier sprake van ervaringen en van de vertaling of interpretatie ervan. Dat kan ook in termen van aanpassing aan een nieuwe situatie.

Mannheim meent dat oertypen of archetypische ervaringen verdwijnen in het moderne leven. Voorbeelden zijn de held, de wijze, de heilige, de maagd, de christelijke sacramenten en de verlossing. Hij meent dat paradigmatische ervaringen belangrijk zijn voor de karaktervorming en de menselijke samenleving en samenwerking. Zij bieden ook wegwijzers voor samenwerking. Tot dusver is er geen samenleving zonder vorm van religie levensvatbaar gebleken. Ook in onze geseculariseerde samenleving zijn nog veel religieuze en pseudo-religieuze overblijfselen en zijn er nieuwe spirituele inspiratie en ontwikkelingen.

“Onbeperkte opeenhoping van geld”, macht en “opvallende verkwisting”, die volgens Veblen statusverhogend zou werken, kan het leven geen substantiële zin geven. Het geeft veeleer een “moderne soort leegheid”. Dat geldt ook voor de “commercialisering van de vrije tijd met haar aanmoediging van en eindeloos verlangen naar nieuwe sensaties” (p 179). De vroegere religieuze zingeving lijkt veelal verdwenen. Wat is ervoor in de plaats gekomen? Mannheim spreekt somber van “gemechaniseerd barbarisme” in “een versplinterde maatschappij”. Tegenwoordig zou de term gedigitaliseerd barbarisme meer op zijn plaats zijn.

Mannheim vraagt zich af of de “verlamming van samenwerkende activiteit”’ en “de huidige onverschilligheid.. voor een deel veroorzaakt wordt door de verdwijning van paradigmatische [zingevende] ervaringen en misschien door de verflauwing van de oeroude beelden, die het menselijk handelen vroeger zin gaven” (p 185). We vinden ze nog in de oude bronnen van onze beschaving en in “de archaïsche diepten van onze ziel” waar zij ontspringen.

Hij meent dat democratische planning voor vrijheid in overeenstemming is met (christelijke) geestelijke waarden, terwijl dat met totalitaire planning niet het geval zou zijn. De waarden van de westerse beschaving, waaronder vrijheid, worden door totalitarisme juist vernietigd. Om totalitarisme te voorkomen acht hij democratische planning nodig.

“Wij horen veel... over de vervanging van het winstmotief door de idee van dienstbaarheid” (p 188). Dat vraagt een ander economisch systeem met meer samenwerking. Het is er sinds Mannheim nog niet van gekomen. Het vraagt ook een andere opvoeding en sociale en morele vorming, meer gericht op samenwerking dan op concurrentie. We hebben niet echt geleerd christelijke waarden zoals naastenliefde en broederschap buiten de primaire groep in de grote maatschappij toe te passen, waarvan men de leden niet kent. Hoe zou dat mogelijk zijn? Het vraagt o.m. een ruimer bewustzijn, waarbij men zichzelf herkent en/of vertrouwd voelt met alle medemensen, niet alleen de eigen groep, die aan de primaire zorg is toevertrouwd.

Mannheim heeft evenals Max Weber ook oog voor waarden als (zelf)discipline en matiging die met name door religieus ascetisme gestimuleerd worden. In onze tijd van overconsumptie en een te grote ecologische voetafdruk zijn dit relevante waarden (Zie Marius de Geus, Filosofie van de eenvoud, besproken in CM nr 32). Verder benadrukt hij evenals Toon van Eijk e.a. het belang van ontwikkeling en versterking van het bewustzijn (p 201). In dit verband heeft hij het ook over “verinnerlijking”. Daaronder is ook meditatie te begrijpen, als methodische en planmatige toepassing daarvan. Dit past in het kader van zijn planningsvisie. “Opwinding en groeps-extase” of massale sensatie lijkt vaak meer populair te zijn. Het valt in elk geval meer op dan verinnerlijking en verstilling.

“Sociale bewustheid”, een aspect van bewustwording, ziet hij als middel tegen (autoritair) misbruik van planning en organisatie, die democratische controle vereisen. In het algemeen wordt veel nadruk gelegd op economische winst en welvaart. Mannheim wil dit ruimer zien in termen van sociaal welzijn en rechtvaardigheid. “De vooruitgang van de opvoeding [en het onderwijs, waarschijnlijk education in het Engels] vereisen minstens even veel initiatief en vindingrijkheid als... economische ondernemingen” (p 209).

 

Slot

De “reconstructie” van Mannheim omvat diverse aspecten van de samenleving van het economische en materiële tot het educatieve, culturele, morele en spirituele. Op al deze niveau’s is bewuste democratische planning en reorganisatie mogelijk. Kernthema in zijn benadering is dat sociale verandering samengaat met herstel van waarden en bewustzijnsverandering, wil deze ‘substantie’ krijgen. Bij beide aspecten van verandering is planning nodig, die ruimte laat voor vrijheid, onafhankelijk en creatief denken. Waarden vinden hun oorsprong in bezielende diepten van de geest. Het is zaak daar toegang toe te krijgen door daarvoor methoden in te plannen, zoals ook in eerder artikelen naar voren kwam.

Volgens Mannheim schieten het laissez-faire kapitalisme en de marktmaatschappij tekort als antwoord op de economische crisis en waardencrisis, die totalitarisme in de hand zou werken. Hij meent dat dit laatste te voorkomen is door democratische planning en geestelijke waarden als samenwerking en broederschap te laten gelden voor de macro-maatschappij en niet alleen voor de eigen primaire groep. Zingevende religieuze en spirituele ervaringen zijn belangrijk om tot dergelijke waarden te worden geïnspireerd.

Mannheim heeft in het bijzonder aandacht voor het dreigende totalitarisme en benadrukt het belang van democratische controle. Dit onderwerp komt meer naar voren in Man and Society. Irrationaliteit en (massa-)emoties dienen te worden geïntegreerd met redelijkheid, bewustwording en verantwoordelijkheid. “We moeten emotie en rede coördineren op een nieuw niveau” (p 357). “Bepaalde fundamentele waarden zijn essentieel voor het in stand houden van een geplande samenleving en het is nodig dat we alle middelen van ons onderwijs en onze opvoeding aanwenden om deze te creëren. Deze fundamentele waarden zijn niet erg verschillend van die welke de ethiek van alle wereldreligies, waaronder het christendom, als wezenlijk beschouwen: samenwerking, broederlijke hulp en fatsoen (decency)”. Verdraagzaamheid hoort er ook bij.

“Tolerantie betekent niet het tolereren van de intoleranten... Het is essentieel... dat vrijheid van handelen wordt gehandhaafd door planning” (p 352). Hieronder valt ook het niet tolereren van intolerant gedrag van de overheid. Mannheim waarschuwt tegen “het dictatoriaal opleggen van een gesloten systeem van dogma’s” (p 346), waarbij kritiek van de hand wordt gewezen of de kop wordt ingedrukt. Zo staan er nog veel behartenswaardigs in zijn werken, die met name van belang zijn in de coronacrisis en de sociale reconstructie die nodig is.

Onze representatieve democratie, die overgaat in een (elitaire) particratie heeft zijn beperkingen. Mannheim noemt een aantal bedreigingen. Joseph Schumpeter geeft een steekhoudende kritische aanvulling in Kapitalisme, socialisme en democratie. Robert Michels uitte een pessimistische visie in Zur Soziologie des Parteiwesens in der moderne Demokratie waarin hij zijn ‘ijzeren wet van de oligachie’ formuleert. (Zie nr 89, De uit de hand lopende dynamiek van de moderne tijd Deel 2: Zelfversterkende processen in de economie en kwetsbaarheden van de democratie en nr 101 De politiek van de machtselite Deel 1, Pareto en geestverwanten: Marx, Mosca, Michels en Schumpeter). Ook tegenwoordig wordt er veel over de kwetsbare democratie geschreven, o.m. rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen en onze landelijke verkiezingen en het optreden van autoritaire leiders in diverse landen. De democratie is een onderwerp dat collectieve aandacht en onderhoud vraagt voor volgende artikelen. 

Actueel is de vraag "welke bestuursstijl Nederland wil", aldus oud-informateur en voormalig vorzitter van de Rabobank en de Sociaal Economische Raad Herman Wijffels: "’De klassieke industriële bestuursstijl, command and control van bovenaf. Of een open bestuursstijl, waarbij de regering zich voluit laat controleren door het parlement en dialoog mogelijk is’... De stijl van Rutte of die van Omtzigt." (NRC 29 maart). Dit naar aanleiding van de commotie rond de verkenning voor de kabinetsformatie. "Het geduld met zijn bestuursstijl raakt op," dwz die van Rutte. Parlementaire democratische controle ligt meer in de lijn van Mannheim en blijkt onontbeerlijk. De vraag is hoe deze verbeterd kan worden, nadat tekortkomingen aan het licht zijn gekomen.

 

Noten

  1. Zie bijv. Udo Ulfkotte, Gekochte journalisten; Janneke Monshouwer, Ander nieuws: Wat het Journaal niet uitzond.
  2. Theorema van Thomas: “If a situation is defined als real, it will be real in its consequenses”.