Civis Mundi Digitaal #109
Dit is een deel van een drieluik. Aanbevolen volgorde van lezen: 1. Niet-doen, 2. Niet-zijn, 3. Niets doen. Dit deel 2 is een bewerking van het hoofdstuk ‘Niet-Nu’ uit mijn boek ‘Zelfhandhaving’. De separate recensies van het boek ‘Wu Wei, Ubuntu, Buen Vivir’ en van het boek ‘Recht op luiheid’ zijn de aanleiding voor deze bijdrage.
Dialectiek
Meestal wordt de term ‘dialectiek’ als procesmodel voorgesteld: uit een these volgt een antithese, uit de antithese volgt een synthese. Ik gebruik daarentegen de term ‘dialectiek’ ook als een structuurmodel. Ik vraag me dan niet af wat er het eerst was, maar op een gegeven moment constateer ik een tegenstelling. De tegenstelling wordt gedacht te bestaan uit twee polen: de these en de antithese; de twee polen ‘bestaan’ dan voor ons gewoon; je herkent de tegenstelling ‘als zodanig’. Het bijzondere van een dialectische tegenstelling is dat ‘er iets uit voortkomt’. Een andere bijzonderheid is dat je vaak een spanning beleeft en/of herkent tussen de beide polen, een spanning die om een oplossing vraag. Als dit gebeurt dan wordt aan beide polen recht gedaan als de spanning opgelost wordt volgens mijn model van de ‘dialectische spanningsreductie’, waarbij geen van beide polen geweld wordt aangedaan (zie het genoemde boek).
Niet-zijn
Als ik het dialectiekmodel als structuurmodel gebruik, dan gaat het om twee polen waarbij de één niet zonder de ander kan. ‘Iets’ is, omdat er iets anders is dat ‘niet-iets’ is: een letter op papier kan alleen bestaan omdat er ook iets is dat niet-letter is. De antithese duid ik aan met ‘niet-’. Zo is niet-doen totaal iets anders dan niets doen. Niet-zijn is iets anders dan niets zijn. Jij bent. Tegelijkertijd ben je ook niet-zijn, want dialectisch gezien kan zijn niet zonder niet-zijn.
Zijn
‘Nu’ is zijn. Het-Nu kan er alleen zijn omdat het er is, het ‘zijn’ bestaat alleen Nu. Is er geen verschil ‘Nu’ en ‘zijn’? Jawel. ‘Zijn’ is een structuur-term, ‘Nu’ is een proces-term. ‘Zijn’ en ‘Nu’ zijn de twee kanten van dezelfde medaille. Ze kunnen niet zonder elkaar, zoals ook structuur niet zonder proces kan.
Tijd
Bestaat de werkelijkheid alleen Nu? Dit is een vraag die ik in mijn boek ‘Bestaan begrijpen’ ook stelde. Ik kwam tot de conclusie dat de werkelijkheid niet alleen Nu bestaat. De werkelijkheid bestaat ook uit Verleden en Toekomst. Uit het dialectiekmodel volgt dat de tegenpool van Het-Nu het Niet-Nu is. Het-Nu kan niet bestaan zonder zijn tegenpool: het Niet-Nu. Het-Nu en het Niet-Nu bestaan tegelijkertijd, op hetzelfde moment. Maar ook ga ik er vanuit dat Het-Nu voortkomt uit Het-Verleden.
Jij leest nu, wat ik een tijdje geleden geschreven heb. Op het moment dat ik het schreef was ik in ‘Het-Nu’ bezig. Nu jij dit leest ben je ook in Het-Nu bezig. Dat is een ander Nu. Jij bent bezig in Jouw-Nu (nu) en ik was het in mijn-Nu (toen). Jij en ik nemen nu op ditzelfde moment aan hetzelfde-Nu deel én we zijn bezig in onze-Nu’s. Ik schreef deze tekst niet in Het-Nu van nu maar in Het-Verleden van toen. Ik schreef het in het Niet-Nu.
Het-Nu is een moment in het tijdsverloop van de evolutie van het-Grote-Geheel. Het-Nu kun je niet kennen, je kent alleen Jouw-Nu. Je kunt Het-Nu hoogstens veronderstellen. Ik ken niet Jouw-Nu. Hoogstens kan ik me er een beeld van vormen; hoogstens kunnen we veronderstellen dat we op een bepaald moment hetzelfde zien als we allebei naar hetzelfde kijken.
Vaak heb ik me afgevraagd waarom een enkele seconde zo veel verschil uitmaakt. Wat zou er gebeuren als ik niet gewacht had voordat ik de weg overstak? Het maakt kennelijk wat uit wat ik doe, en soms ook wanneer ik het doe.
Tijd is een vreemd fenomeen. Het is een onomkeerbaar proces. Gedane zaken nemen geen keer. Ik kan wel weer terug de straat overlopen en op dezelfde plek gaan staan, maar dan is de auto al lang weg. Ik kan de film niet terugdraaien en opnieuw beslissen of ik zal wachten of toch zal oversteken. De volgende beslissing is een andere beslissing, met andere effecten en met andere verantwoordelijkheden.
Tijd is een vreemd fenomeen. Je kunt tijd meten, vinden natuurkundigen. Maar wat meet je dan? Ik moet het antwoord schuldig blijven. De natuurkundigen weten het overigens ook niet precies. Ik ga ervan uit dat het niet mogelijk en niet nodig is om alles te begrijpen.
Proces
Belangrijk is dat we modellen gebruiken die ons helpen om zo goed mogelijk ons bestaan vorm te geven. Als ik ‘tijd’ in model breng, dan bedoel ik met het begrip ’tijd’: ‘het verloop’ tussen twee momenten. Dit wil zeggen: er verandert iets.
Ik ga uit van wat ik beleef, in mijn-Nu. Het-Nu bestaat bij de gratie van het Niet-Nu. Dat Niet-Nu is: Het-Verleden en De-Toekomst. Het-Nu volgt op Het-Verleden, De-Toekomst volgt op Het-Nu. In dit onomkeerbare proces spelen entropie (het tegendeel van orde) en emergentie een essentiële rol. Entropie en emergentie zijn tegengestelde proces-krachten die veranderingen veroorzaken. Samen vormen entropie en emergentie een dialectische tegenstelling, zoals Het-Nu en het Niet-Nu zich ook dialectisch verhouden.
Emergentie
Het ontbreken van een ordening = wanorde = chaos. Je kunt de wanorde een maat geven: entropie. Maximale entropie = chaos. Een entropisch proces verloopt in de richting van vergaan en dood. Negatieve entropie = toename van ordening.
Emergentie wil zeggen: er ontstaat iets. Emergentie en entropie zijn tegenpolen. De polariteit [entropie↔emergentie] zorgt voor voortbestaan en voortdurende verandering. Bij emergentie gaat het om negatieve entropie. Emergeren betekent: toename van ordening. Emergentie betekent: toename van informatie. Een kenmerk van emergentie is, dat ze pas herkend wordt nadat het zich heeft voltrokken. Emergentie ontstaat ‘spontaan’, ongepland: er wordt een mogelijkheid gerealiseerd die niet voorzien was. Een emergentie belichaamt zich in Het-Nu.
Het-Nu
Het-Nu is een moment in een proces. Het-Nu is: dat wat je denkt dat er gebeurt om je heen. Het is een macrotoestand (alle mensen, en de rest, nemen eraan deel). Jouw-Nu is: dat wat er gebeurt als je om je heen kijkt, het is een microtoestand.
Jouw-Nu maakt deel uit van Het-Nu. Jouw-Nu is wat jij op dit moment ziet. Alles wat je ziet, hoort, voelt of op een andere manier waarneemt, behoort tot Het-Nu, maar je neemt het waar vanuit jouw microperspectief. Wat gisteren wat jij gisteren meemaakte is vastgelegd in je geheugen.
Jouw-Nu en Het-Nu vinden op hetzelfde moment plaats, alleen op een andere schaal. Op het moment dat Het-Nu er is, is het er al niet meer. Dat kan niet teruggedraaid worden. De tijd gaat maar één kant op. Het proces is onomkeerbaar.
Bestaat, wat ik zag, dan niet meer?
Wat gisteren gebeurde kan niet meer ongedaan gemaakt worden, kan niet herhaald worden. Dat ‘gisteren’ is net zo reëel als dat wat nu gebeurt. Het is alleen een ander deel van de realiteit. Hoe ziet dat andere deel van de realiteit eruit? Hoe ziet ‘Het-Verleden’ eruit? Jij kunt in gedachten teruggaan in de tijd. Je kunt vorige-Nu’s weer in je gedachten terug halen. Gebeurtenissen die zich vroeger hebben afgespeeld kun jij je ‘herinneren’, je kunt ze opnieuw ‘inneren’. Je kunt, wat je in Jouw-Verleden meemaakte, opnieuw beleven. Nu = beleven. Maar dat herbeleven is iets anders dan wat je beleefde in Jouw-Nu-van-Toen. Wat gisteren gebeurde is vandaag: Niet-Nu. Dit Niet-Nu noem ik ’Het-Verleden’.
Tot het Niet-Nu behoort ook ’De-Toekomst’.
Het-Nu kenmerkt zich door belichamingen. Jij bent een belichaming. Een belichaming is een tot werkelijkheid geworden Potentie. Een ‘belichaming’ is een vorm, een verschijning, een gedaante, een gestalte: een systeem. Een belichaming is ‘iets-in-de-werkelijkheid-van-Het-Nu’. Die belichaming heeft eigenschappen, kenmerken, karakteristieken… En heeft een tijdsaanduiding.
Bestaan
Het woord ‘bestaan’ gebruik ik om ‘de werkelijkheid’ aan te duiden. ‘Bestaan’ is alles wat kenbaar én onkenbaar is. Niet alles is kenbaar. Eigenlijk zijn we nergens zeker van. Zelfs niet van wat we zien.
Voel jij je ongemakkelijk als je over ‘bestaan’-in-Het-Nu nadenkt? Dit kan komen doordat het om abstracte begrippen gaat. Het kan ook komen omdat wij mensen maar moeilijk in termen van processen kunnen denken. Hoogstens kunnen we sturctuurelementen aan elkaar plakkenen laten opvolgen.
Het ongemakkelijk voelen kan ook komen omdat je het ongemakkelijk vindt om over ‘Niet-Bestaan’ na te denken. Eigenlijk gaat het dan vaak om de vraag: wat gebeurt er als je dood bent?
Je kunt niet over ‘Het-Bestaan’ nadenken als je geen beeld hebt van de ’processen’ die zich afspelen nadat je overleden bent. Besta je dan niet meer? Godsdienstige mensen hebben hierop een antwoord: na de dood kom je in een ‘hiernamaals’. Dat is een geruststellende gedachte. Maar voor niet-gelovigen ligt het moeilijker. Besta je dan niet meer? Is dan het spel afgelopen?
Verderop in deze tekst zal duidelijk worden dat het denkbaar is – zeker weten we niets – dat we blijven bestaan als we dood gaan. Daar zijn aanwijzingen voor. Het is niet alleen denkbaar dat ons bestaan niet ophoudt als we dood gaan, maar het lijkt een voor de hand liggende conclusie.
We moeten wel het onderscheid inzien tussen ‘Het-Bestaan’ en ‘OnsBestaan’ (Jouw-Bestaan). Vandaar ook dat ik het onderscheid maak tussen Het-Nu en Jouw-Nu. Dat ‘Het Bestaan’ niet ophoudt als jij dood gaat mag duidelijk zijn. “De wereld draait door”. Dat het spel Voor-Jou is afgelopen wil niet zeggen dat het spel niet meer bestaat en ook voor anderen ophoudt. Het-Grote-Geheel blijft doorgaan, al is er dan van ‘jouw-leven’ geen sprake meer. Jij bent er zoals je was en zult zijn.
Jouw-Voortbestaan is onder andere afhankelijk van de vraag wat we onder jouw ‘Ik’ verstaan. Je kunt inzien dat er nog ‘een leven’ na de dood is, als je het principe van de dialectiek aanvaardt.
Dialectiek
Op zich is dialectiek zoals ik dat zie in structurele zin, een heel moeilijk begrip. Het zegt, dat iets is wat het niet is. Of eigenlijk: dat het ook is wat het niet is.
Dialectiek wordt al makkelijker begrijpbaar als ik zeg dat jij niet kunt bestaan zonder dat je een omgeving hebt. Of beter gezegd: je lichaam kan niet bestaan zonder dat het een omgeving heeft. Die omgeving is ‘niet-lichaam’. Lichaam en niet-lichaam vormen samen de werkelijkheid-van-Jouw-Nu. Niet-lichaam is alles rondom je lichaam. Lichaam en niet-lichaam kun jij je voorstellen als de twee polen van een polariteit. Als een van beide ontbreekt zou er niets bestaan.
“Dertig spaken steken samen in één naaf, maar het wiel functioneert dankzij het naafgat. Klei wordt gebakken om een pot te maken, maar de functie van de pot zit in zijn lege capaciteit. We maken een huis met openingen voor deuren en ramen, en door die lege plekken wordt het huis bruikbaar. Voorwaar: het gebruik maken van wat er is wordt pas mogelijk dankzij dat wat er niet is.” (Lao Zi, vertaling Kristofer Schipper)
Feitelijk kunnen we het bestaan niet anders begrijpen dan opgebouwd uit polariteiten. Een huis kan niet bestaan zonder alles wat niet-huis is. Een stoel kan niet bestaan zonder alles wat niet-stoel is. Denk alles eromheen maar eens weg… Zo kan Het-Nu ook alleen bestaan doordat er een Niet-Nu is. Dat Niet-Nu is Het- Verleden en De-Toekomst.
Het verschil tussen Het-Nu en Het-Verleden/Toekomst is:
Tijd
Het bestaan is, naast een structuur, ook een onomkeerbaar proces dat verloopt-in-de-tijd. Zoals dat bij elk proces het geval is, heeft het een begin. Het bestaan begon bij het-oerbegin. Op dat moment begon de tijd te lopen. Er was, vanaf dat moment, niet alleen ‘tijd’, maar ook ‘vorm’ (ruimte, structuur). Zowel tijd als vorm begonnen vanaf nul. De ruimte begon vanuit het niets en explodeerde in wat ik het-Grote-Geheel noem (kosmos, universum, heelal). Wij zijn daar een onderdeeltje van en maken een klein gedeelte van het verloop-in-de-tijd mee. Dat deel speelt zich af in Het-Nu.
De hoeveelheid massa en energie blijft vanaf het-oerbegin gelijk, maar de ordening in vormen neemt steeds toe. Door die toenemende ordening neemt de hoeveelheid informatie toe.
Emergentie
Als een kritisch punt bereikt wordt, ontstaat er iets nieuws dat ik ’een emergentie’ noem. De ’super-emergenties’ vormen de basis voor de niveaus van mijn evolutiemodel. Als de evolutionaire ontwikkeling een bepaalde groei bereikt heeft barst het-niveau-van-ordening als het ware uit elkaar en ontstaat een nieuw begin, zoals het kuiken dat uit het ei kruipt of de knop van een bloem die open barst.
Dat de werkelijkheid uitgroeide tot de vele ruimtelijke vormen die we nu kennen, is alleen te begrijpen vanuit het begrip ‘emergentie’: uit ’iets’ ontstaat iets nieuws. Zo nieuw dat het tevoren niet voorspelbaar was wat het zou worden. Op het moment dat de materie ontstond kon niemand bedenken dat daaruit levende wezens konden ontstaan. (Er was uiteraard niemand die dat kon bedenken, maar stel…) Op het moment dat er levende wezens ontstonden kon niemand bedenken dat er nog eens een wezen zou ontstaan dat verantwoordelijk kon zijn voor zijn eigen gedrag.
Op deze manier ontstonden de super-emergenties die ik in mijn evolutiemodel ’evolutieniveaus’ noem.
Tijdloos
Het Niet-Nu onderscheidt zich van Het-Nu, doordat het Niet-Nu geen vorm en tijd kent.
Het-Nu belichaamt zich in vorm en tijd. Het Niet-Nu is vorm- en tijdloos.
Verleden en Toekomst maken samen met Het-Nu ‘de werkelijkheid’ uit. Die werkelijkheid bestaat dus uit vorm en tijd, maar is óók vormloos en tijdloos. Dit kán, dialectisch gezien. De twee polen vorm/tijd en niet-vorm/tijd gaan op in de synthese-van-Het-Bestaan. Het is in het derde bestaansniveau (evolutieniveau) dat vormen tot volle ontplooiing komen, want dit is het niveau dat staat voor de unieke (individuele) eigenschappen.
Op het derde bestaansniveau is er sprake van een dialectische ‘ambivalentie’ tussen Nu en Niet-Nu. Het dialectiekmodel zegt: de stellingen A = A en A ≠ A zijn tegelijkertijd waar. Dat is zo als we het-Grote-Geheel in ogenschouw nemen. Dit totaal-proces is de synthese tussen Nu en Niet-Nu. Het Oerbegin is de polariteit [emergentie↔entropie].
In deze afbeelding is het voorgaande samengevat. Jij hebt een vorm en je hebt besef-van-tijd (de evolutieniveaus in de linkerhelft van de tekening). Je hebt ook een vorm- en tijdloze kant: dat is Jouw-Verleden en Jouw-Toekomst (het grijze deel). Je staat met je ene been in Het-Nu en met je andere been in het Niet-Nu. Dat is de ambivalentie waarover ik sprak.
Het-Nu is een moment, de rest is Verleden en Toekomst. Dit moment duurt zó kort, dat op het moment dat het er is, het ook alweer verledentijd is. Op dat ene ogenblik dat Het-Nu er is, is het weg. De tijdsduur van een moment is nul. De tijd lijkt in Het-Nu afwezig. Maar als er geen tijdsverloop is, is er ook geen vorm. Dan bestaat er niets. Dit is in strijd met hoe wij Ons-Nu beleven…
Maken we onszelf iets wijs? Als dat zo is, dan is er in elk geval iets dat zichzelf iets wijs maakt. Dat ‘iets’ heb ik het IK(-en-zijn-Bewustzijn) genoemd. Dit wordt gesymboliseerd door het 3eEvolutiemniveau (het eerste is de fysieke wereld, het tweede de super-emergentie ‘leven’). Dat IK beleeft zichzelf in een-Nu. Dat IK kan over zichzelf nadenken. In dat denken plaatsen we, wat we beleven, op een tijdschaal. Ook daarover kunnen we nadenken.
Jij bent de emergentie van je lichamelijke-en-levende-zijn. Die emergentie noem ik ’IK’. Dat IK is onze binnenwereld. Wat we van onze binnenwereld beseffen wordt beperkt door wat onze hersenen toelaten. Door die gebondenheid aan ons lichaam heeft je binnenwereld – hoewel zelf behorend tot het Niet-Nu – toegang tot Jouw-Nu.