Europa

Civis Mundi Digitaal #109

door Jan de Boer

Italië, het graag vergeten kolonialisme
Als de migratie stopt…

 

Italië, het graag vergeten kolonialisme

 

Waar in bijvoorbeeld Frankrijk steeds meer aandacht komt voor haar schandalige koloniale gedrag – een fenomeen ook te zien in andere landen – « vergeten » de Italianen heel graag hun koloniale verleden. En dat terwijl er in Rome vreemd genoeg nog een overvloed aan sporen van dit koloniale verleden te vinden is, zonder dat iemand eraan gedacht heeft deze uit te wissen.

Om dit te begrijpen moeten we teruggaan in de geschiedenis naar de condities waaronder het Italiaanse « imperium » is ontstaan. De creatie van het Italiaanse koninkrijk is van recente datum, de Italiaanse eenheid dateert van 1870. In die tijd was het grootste deel van de in wereld al verdeeld in invloedsferen, en het Italiaanse koninkrijk wierp zich met kracht maar te laat in de algemene run op koloniën. Te meer omdat het niet als Duitsland, dat in dezelfde periode op koloniale rooftocht ging, over een industriële en militaire kracht die deze pretenties steunde, beschikte. Ondanks deze hindernissen werd de koloniale onderneming door verreweg de meeste politici als een absolute noodzaak gezien om voor alles Italië het statuut van een grote macht te geven. De imperialistische visies richtten zich op twee gebieden waar de koloniale kaart nog niet helemaal vastlag: de Middellandse Zee en de verder gelegen en meer exotische Hoorn van Afrika.

In Noord-Afrika stootte Italië al gauw op de Franse invloed, die al geconsolideerd was in Algerije. De Italiaanse pretenties op Tunesië, gebaseerd op de nabijheid van Sicilië en een flinke Italiaanse gemeenschap in dat land, verhinderden niet dat Tunesië in 1881 een Frans protectoraat werd. Voor dit vaststaande feit geplaatst beschouwde het jonge Italiaanse koninkrijk dit Franse initiatief als een echte oorlogsdaad. Het daarop volgende decennium werd dan ook gemarkeerd door een diepe vijandigheid tussen Parijs en Rome, die Italië ertoe bracht eerder een bondgenootschap aan te gaan met de Centraal-Europese imperia van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije dan met haar « Latijnse zuster ».

De concurrentie aan de kusten van de Rode Zee was daarentegen een stuk zwakker. Het eerste bruggenhoofd dateert uit 1869 met het verkrijgen van de Baai van Assab (in het huidige Eritrea) door een privéreder voor rekening van de Italiaanse kroon. Deze aanwezigheid kreeg in de loop der jaren 1880 steeds meer betekenis naarmate de Egyptische invloed in deze regio afnam. In 1889 werd de kolonie Eritrea gesticht, evenals Italiaans-Somaliland. Maar het echte doel van de Italianen was de verovering van het mythische koninkrijk Abessinië, het huidige Ethiopië, wat veel moeilijker was dan gedacht. In 1887 stierven in Dogali honderden Italiaanse soldaten bij een hinderlaag van de Abessijnse leider Alula Engida. Deze nederlaag kwam hard aan, maar stelde niets voor vergeleken met de ondergang van de Italiaanse strijdkrachten tijdens de veldslag bij Adoua op 1 maart 1896, die een duurzame stop op de Italiaanse veroveringspogingen betekende.

Zo begon het Italiaanse koloniale avontuur niet erg overtuigend, maar het verlangen naar koloniën bleef aanwezig. Het verval van het Ottomaanse rijk bood Rome een gouden kans om zich in 1911-1912 definitief in Libië te vestigen. De strijd was kort en voor de eerste keer in de wereldgeschiedenis vond een bombardement vanuit de lucht plaats: een Italiaans vliegtuig bombardeerde de Ottomaanse soldaten. Maar de droom van een Italiaans Imperium bleef de verovering van Abessinië en daarmee het uitwissen van de nederlaag bij Adoua.

De opkomende fascisten in Italië droomden ook van een imperium, en vanaf het einde van de jaren 1920, toen Mussolini stevig aan de macht was, namen de koloniale pretenties in officiële toespraken een belangrijke plaats in. De veroveringsoorlog tegen Ethiopië, die in 1935 begon, werd massaal gesteund. Meer dan 500.000 soldaten werden daar naar het front gestuurd. Tegenover deze krijgsmacht had de negus Haile Selassie niets in te brengen, en zo hesen de Italiaanse troepen op 5 mei 1936 de Italiaanse vlag in de hoofdstad Addis Abeba. Vier dagen later proclameerde Mussolini vanaf het balkon van het Palazzo Venezia in het hart van Rome voor enige honderdduizenden enthousiaste personen dat het Romeinse imperium weer plaats had gekregen op het wereldtoneel. Koning Victor Emmanuel 111 werd uitgeroepen tot keizer van Ethiopië. De propagandamachine van Mussolini draaide op volle toeren.

De droom duurde echter niet lang, en overleefde de militaire nederlaag in de Tweede Wereldoorlog en de val van het fascisme niet. Ethiopië ging in 1941 verloren en Libië volgde een paar maanden later. Ethiopië werd weer onafhankelijk en verkreeg Eritrea; Libië kwam onder voogdij te staan van Frankrijk en Engeland. Rome behield alleen een onduidelijk voogdijschap over Somalië van 1949-1960. Het project van het koloniale imperium was een van de belangrijkste activiteiten die een band schiepen tussen de Italianen, en Mussolini en werd na de Tweede Wereldoorlog door de meeste Italianen verbonden met het fascistische regime en dus verdrongen. De leiders van de Italiaanse republiek kozen ervoor snel de bladzijde om te slaan. Niet verwonderlijk, want het geheugen is een selectief verschijnsel en men kiest bewust of onbewust altijd wat men aan zijn kinderen of kleinkinderen wil vertellen. Dus wordt er nogal eens wat « vergeten ». Een van de graag vergeten kwesties is die van de massamoorden op burgers en het gebruik daarbij van mosterdgas in Ethiopië op bevel van de « Duce » Mussolini, ondanks de Conventie van Genève.

In de jaren 1960 lieten de wetenschappers Angelo Del Boca en Giorgio Rochat met officiële documenten zien wat er in die oorlog van 1935-1936 werkelijk gebeurd was. Vanuit conservatieve politieke hoek werden ze beschuldigd van verraad van Italië met verzonnen verhalen. Daarbij speelde Indro Montanelli, in de jaren 1960 beschouwd als de beste journalist van zijn generatie, een hoofdrol. Als vele anderen was hij een overtuigd fascist die vrijwillig naar Ethiopië ging, daar aan het hoofd stond van een troep soldaten en pas in 1943 afstand nam van Mussolini, toen duidelijk was dat de oorlog verloren was. Montanelli beschreef de « goede Italiaan » op zo’n manier dat geen enkele willekeurige Italiaan beschuldigd kon worden van welke vorm van collectieve schuldigheid inzake het fascisme dan ook. Volgens Montanelli verloor de Italiaanse soldaat, in tegenstelling tot zijn Duitse bondgenoot, nooit zijn menselijkheid en was hij niet in staat barbaarse misdaden te plegen. Zijn verhaal van menselijkheid ging tot aan Mussolini toe, die hij beschreef als een wat ruwe maar vriendelijke man van wie de grootste fout was om een bondgenootschap met nazi-Duitsland aan te gaan.

Voor het grote publiek bleef de Italiaanse kolonisatie zo veelal gezien als een milde bezetting door jonge proletarische werkers, veel minder racistisch dan de Engelsen, die zich graag met de lokale bevolking mengden en zo zelfs families stichtten. Na jaren van polemieken moest Montanelli zijn ongelijk toegeven en bekennen dat Angelo Del Boca en Giorgio Rochat gelijk hadden. In de jaren 1980 vertelde hij zelfs in een tv-interview dat hij in Ethiopië voor zijn vader regelmatig voor 350 lires een meisje van rond de twaalf jaar had gekocht, « een klein onderworpen beest » voor zijn seksuele lusten… Ondanks zijn verklaringen werd Montanelli door het publiek vereerd en werd er in Milaan een park naar hem genoemd, met in dat park zelfs een levensgroot standbeeld van hem! In 2019 werd dit standbeeld door feministen roze geverfd als protest tegen deze periode. Zo zijn er in heel Italië nog talrijke herinneringen aan de kolonisatie. In Rome werd in 1937 door Mussolini een 24 meter hoge obelisk opgericht: een obelisk van zestien eeuwen oud en geroofd bij Aksum in Ethiopië. Het bleef er staan tot het in 2003 werd teruggegeven. In 2009 plaatste het gemeentebestuur van Rome op diezelfde plaats een gedenknaald om « het verleden niet te vergeten. Maar wonderbaarlijk werd deze gedenknaald gewijd aan de herinnering van de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten. Geen herinnering dus aan de graag vergeten Italiaanse imperialistische droom en nederlaag, maar als symbool van een andere tragedie. « Waarom deze verschrikkelijke geschiedenis op te rakelen? Laten we eerder aan tragische gebeurtenissen van anderen denken. De 11-september tragedie was daarvoor perfect, » liet mijn goede vriend Angelo Manitta mij sarcastisch weten.

Toch wordt er nu een museum gebouwd voor met name schoolkinderen om hun eindelijk deze Italiaanse kolonisatie duidelijk te maken. Een kolonisatie van Ethiopië, die daar aan 20.000 burgers het leven kostte, en waar de Italiaanse victorie te danken was aan mosterdgas, verboden door de Conventie van Genève. En op 1 augustus 2020 besloot het gemeentebestuur van Rome een toekomstig metrostation, dat de naam « Amba Aradam » zou krijgen, naar de door in Ethiopië gewonnen veldslag, deze naam te wijzigen onder druk van de journalist Massimiliano Coccia en te wijden aan Giorgio Marincola, een Italiaans-Ethiopische verzetsstrijder. « Het terugkomen op ons verleden is niet om dat te verwoesten of in brand te steken, maar om onze stad historisch te verrijken ».

En het is natuurlijk duizend keer beter de herinnering aan een Italiaans-Ethiopische verzetsstrijder te eren die door de nazi’s werd vermoord dan aan een van de somberste bladzijden uit de Italiaanse koloniale geschiedenis.

 

Geschreven op 15 april 2021

 

 

Als de migratie stopt…

 

Als de grenzen gesloten worden, de vliegtuigen op de grond en boten aan de kade blijven en economieën vertragen of stilvallen, is het moeilijk om te migreren. Dat toont ook het eerste jaar van deze pandemie: de migratie is fors gedaald, terwijl het sterftecijfer in de Europese landen is gestegen en het geboortecijfer er is gedaald.

In 2020 is de immigratie naar de landen van de OESO (Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling van de economisch ontwikkelde landen) vergeleken met die in 2019 met de helft gedaald: een historische schok, met uiteraard belangrijke variaties per land. In de Verenigde Staten, met de effecten van Covid-19 en Donald Trump is de impact enorm: alle migratie is gestopt, met uitzondering van de vitale sector van agrarische seizoenarbeidskrachten. Canada en Australië hebben een teruggang gemeld van respectievelijk 45% en 70%. Om de negatieve gevolgen voor de economie te beperken, heeft Canada een rekruteringsprogramma voor immigranten gelanceerd: 400.000 immigranten per jaar in 2021, 2022 en 2023. In Frankrijk is het aantal economische migranten met 30% gedaald, het aantal buitenlandse studenten met 20%, de toekenning van toeristenvisums met 80% en de asielaanvragen met 40%.

Buiten de landen van de OESO hebben bijvoorbeeld de Golfstaten met ongeveer 5 miljoen Aziatische immigranten de dubbele impact moeten ondergaan van de pandemie en de lage olieprijzen wegens de mondiale vertraging van economische activiteiten. Ook de landen waarin veel families leven van naar hen gezonden inkomens van emigranten betalen een forse prijs: de Aziatische Ontwikkelingsbank voorziet een verlaging van 11 tot 20% van financiële overdrachten van deze arbeidskrachten naar hun landen van herkomst.

Wat leert ons deze migratieverstoring? De eerste constatering van de pandemie is dat in de rijke landen hele sectoren niet zonder immigratie-arbeidskrachten kunnen functioneren. Immigranten zijn vaak essentieel voor bepaalde sectoren, zoals bij agrarische oogsten en ziekenhuizen, waarvan een kwart van de werkenden in de OESO-landen van elders komt. Voor de deskundigen zal de door de pandemie veroorzaakte economische crisis ook na 2021 blijvende effecten voor migratiestromen hebben, net zoals de crisis van 2007-2008 voor de migratie binnen de Europese Unie.

Een andere les van de pandemie die goed in de gaten gehouden moet worden, betreft de immigratie van hooggekwalificeerde arbeidskrachten. De vraag naar deze categorie immigranten was voor Covid-19 erg groot, en bovendien stijgt het opleidingsniveau van migranten. De intellectuele wereld, die het niet nodig heeft « materie aan te raken », kan op afstand werken. Dat was bekend, maar de pandemie heeft aangetoond tot op welke schaal dat telewerken uitgebreid en veralgemeniseerd kan worden. Deze evolutie zal ongetwijfeld consequenties hebben voor de mobiliteit van de hoog gekwalificeerde bevolking. Studenten, ingenieurs, onderzoekers, hoog gekwalificeerde professionals in de gezondheidszorg… zij zijn het doelwit van de rijke landen die voor deze personen onderling een zware concurrentiestrijd voeren. Ook de impact van de pandemie op de mobiliteit met het werken op afstand kan de condities van rekrutering fors veranderen, net als de fysieke organisatie van het hoger onderwijs.

In dat kader moeten we ons heel wat vragen stellen. Moeten er verblijfsvergunningen voor telewerk afgegeven worden? Wat moet de fiscale status zijn van hooggekwalificeerde immigranten die op afstand werken? Enzovoort…

De veralgemenisering van vaccinatie zal ook duidelijk gevolgen hebben voor de hervatting van migratie. Maar een tendens die al in de « wereld van voorheen » aanwezig was, wordt steeds duidelijker: nu de « baby-bust » door lagere geboortecijfers de « baby-boom » lijkt te vervangen, zal immigratie meer dan ooit essentieel zijn voor de rijke landen met een steeds ouder wordende bevolking.

Wat de immigratiepolitiek in Nederland betreft, moet onder meer Geert Wilders zich nog maar eens goed achter zijn oren krabben!

 

Geschreven op 6 april 2021