Slavernijverleden in het onderwijs
Deel 2: Engeland, Senegal en Midden-Amerika

Civis Mundi Digitaal #112

door Fred de Haas

Aan de hand van een aantal voorbeelden uit andere landen dan Nederland bestuderen we hoe het slavernijverleden daar wordt behandeld binnen het onderwijs. In dit artikel gaan we dat na voor Engeland, Senegal, Guatemala, Honduras, Panama, Nicaragua, Costa Rica. In de volgende delen komen Mexico, Haiti, Curaçao en Aruba aan bod.

 

Engeland

Sinds 2007 maakt men in Engeland ruim plaats voor onderwijs op dat gebied. Musea in Bristol, Londen, Liverpool (dé haven voor de slavenhandel) en Hull verrichten goed pedagogisch werk. Maar als je de schoolboeken raadpleegt merk je dat de aandacht verflauwt. In Key Stage 3 van 2015 (leerlingen van 11-14 jaar) wordt geen aandacht besteed aan het slavernijverleden bij de behandeling van het tijdperk 1509-1745 en bespreking van dit verleden is niet verplicht voor het tijdperk tot 1901.

Engeland heeft heel veel boter op het hoofd. Het land heeft o.a. de Arabische slavernij, lang na de afschaffing, lange tijd oogluikend toegestaan in Oost-Afrika. Dat kwam politiek toen beter uit.

 

Senegal

Voordat we een blik werpen op de manier waarop er in landen van Centraal Amerika aandacht wordt besteed aan het Afrikaanse element van hun bevolking, wil ik eerst stilstaan bij een groot Afrikaans land dat vroeger werd gekoloniseerd door Frankrijk: Senegal.

 

Omslag van het handboek voor onderwijs in Geschiedenis en Aardrijkskunde in Senegal

 

In de eerste helft van de 19e eeuw werden er door de Fransen verschillende koloniale scholen gesticht in Senegal. Er was zelfs een – slecht bezochte -  school voor de lokale adel die pro-Frans onderwijs gaf. Het proefschrift van Abdoul Sow (L’enseignement de l’histoire au Sénégal, des premières écoles de 1817 à la Réforme de 1998) biedt een goed inzicht in het onderwijs van die tijd. Afrika werd nogal karikaturaal voorgesteld en de slavernij werd ook niet bepaald op de modernste wijze gedefinieerd. We lezen  het volgende in het schrift van een Senegalese leerling: ‘Bij beschaafde volken zijn er geen slaven. Een man, vrouw of kind verkopen is de grootste misdaad die men kan begaan. Alleen bij de zwarte volken van Afrika bestaat die verachtelijke gewoonte’.

De koloniale scholen wilden duidelijk dat de inheemse bevolking de superioriteit van de Blanke erkende en gehoorzaam was aan het Franse gezag. In de geschiedenisboeken werden de plaatselijke stamhoofden voorgesteld als een stelletje struikrovers. Frankrijk moest worden gezien als het toppunt van beschaving dat een einde had gemaakt aan de slavernij.

In de postkoloniale tijd – waarin Frankrijk het onderwijzend personeel bleef leveren -  blijven de schoolboeken nog wel een Frans stempel dragen maar het onderwijs in Geschiedenis en Aardrijkskunde werd drastisch aangepast en herschreven door Senegalese auteurs. Op de kaft van een van hun handboeken staat met grote letters ‘LA TRAITE NÉGRIÈRE’ (= de handel in Zwarten).

 

Slavenhandelaars van Gorée, door Jacques Grasset de Saint-Sauveur, 18e eeuw

 

In de handboeken wordt echter teveel nadruk gelegd op de slavenhandel die aan de kust plaatsvond, terwijl de mensen die tot slavernij werden gebracht uit het Afrikaanse binnenland kwamen en afkomstig waren van de interne handel. Er staan ook onjuistheden in, zoals de geschiedenis van het eiland Gorée (afgeleid van het Nederlandse ‘goede ree’) dat helemaal niet de rol heeft gespeeld die het wordt toegedicht als centrum van slavenhandel. De zogenaamde ‘Deur waardoor je nooit meer terugkeert’ is een schietgat en de slavencellen zijn bergplaatsen voor goederen. Maar men houdt graag de mythe in stand vanwege het binnenlandse en buitenlandse toerisme. Zelfs Paus Johannes Paulus II heeft een bezoek gebracht aan Gorée.

Midden-Amerika: Guatemala, Honduras, Nicaragua

In de onderwijsleerplannen van Midden-Amerika zijn de bewoners van Afrikaanse herkomst onvoldoende vertegenwoordigd (zie: Currículos Nacionales Básicos). Dat hangt ook samen met de manier waarop men deze groep in die landen al of niet erkent.

Landen die opvallen door de aandacht die ze besteden aan het Afrikaanse bevolkingselement zijn Honduras en Guatemala. Ook de vroegere en huidige autochtone gemeenschappen worden niet vergeten. Hun monumenten, gebouwen en heilige plaatsen worden vermeld in de leerboeken.

Het Afrikaanse deel van de bevolking dat in die landen opvalt wordt gevormd door de Garífunas, afkomstig van het Caribische St.Vincent, die vanwege hun opstandigheid door de Engelsen aan het eind van de 18e eeuw werden gedeporteerd naar Honduras vanwaar ze zich verspreidden naar Guatemala, Belize en Nicaragua. De Garífunas vermengden zich met de Indiaanse volken van wie ze de taal voor een groot deel overnamen. Zowel in Honduras als in Guatemala is er sinds 1996 een ‘Nationale Dag van de Garífuna’. In de schoolboeken worden ze genoemd als een van de vier volken van Guatemala. Merkwaardig genoeg wordt er geen verband gelegd tussen het fenomeen van de Afrikaanse slavernij en de aanwezigheid van de Garífuna. Evenmin als tussen de zwarte bevolking en het Spaanse kolonialisme.

 

 Garífunas in Honduras

 

Ook Nicaragua heeft, sinds 2007, een ‘Nationale dag van de autochtone volken’. Daar horen ook de Misquito bij uit de noordelijke gebieden. Men zwijgt over het Afrikaanse element in die regio.

In de roman ‘Tambor Olvidado’ (2007) van Sergio Ramírez wordt dit ‘wegmoffelen’ als volgt beschreven:

“…Niemand heeft het erover. De aanwezigheid (van Nicaraguanen van Afrikaanse afkomst) in onze geschiedenis wordt omgeven door een grafstilte, evenals de culturele componenten die deel uitmaken van ons dagelijks leven, zozeer dat alles wat afkomstig is uit het Afrikaanse erfgoed vermomd wordt als zijnde ‘inheems’.”

 

Panama

Op de lagere school wordt het slavernijverleden niet besproken. Dat is jammer, want de leeftijd van de lagere schoolkinderen is uiterst ontvankelijk voor een goede interpretatie van dit verleden.

Op de middelbare scholen wordt wel aandacht aan besteed aan de Afrikaanse aanwezigheid, evenals aan de inheemse bevolking en de bevolking van Europese afkomst. Eenmaal per jaar viert men de ‘Internationale dag van de afschaffing van de slavernij’ en op 30 mei viert men de ‘Dag van de burgers en de herdenking van de zwarte bevolking’.

 

Stijgbeugel in de vorm van een negerhoofd, Inventarisstuk 246, Archivo de Sevilla

 

Costa Rica

Hoewel er veel universitaire studies over het Afrikaanse element in de bevolking verschijnen, dringt de inhoud hiervan nauwelijks door in het onderwijs. Wel wordt de Spaanse taal in het zonnetje gezet en, enigszins hypocriet, verwezen naar het bestaansrecht van andere – inheemse – talen in het Nationale leerplan van Costa Rica van 2007 (p. 86-91):

“12 oktober moet de gelegenheid worden om de Spaanse taal te eren, want dat is het belangrijkste product van de (Spaanse) Verovering. Men moet benadrukken dat de taal het best de ziel van de bevolking uitdrukt zonder te vergeten dat het Spaans van Spanje één ding is en het Spaans van Costa Rica een ander ding. Dat wil helemaal niet zeggen dat het legitieme recht van de autochtone bevolking en de Zwarten(!) moet worden miskend om hun eigen talen te spreken en het dus een plicht is van het onderwijssysteem om het multiculturele karakter van ons land te eren”.