Civis Mundi Digitaal #112
Rupert Bunny, Pastorale, 1893. Dergeljke taferelen waren tijdens de Romantiek en al vanat de Barok in trek, ook in de muziek
Karakteristiek van muziek tijdens de Romantiek
“Naast de schilderkunst verscheen de muziek als geheimzinnige, gelukkigmakende beleving van het oneindige in de kunst... Het Duitse verleden werd met de zelf-ervaring van het romantisch beleven, met de romantische liefde voor het oneindig worden, de muziek, en de zielstemming, de droom en het lyrische en gevoelsmatige vereenzelvigd” (Martini, Duitse letterkunde, p342-43). In overeenstemming hiermee schrijven D J Grout en C V Palisca In Geschiedenis der westerse muziek: “Als ongrijpbaarheid en onbegrensdheid romantisch zijn, dan is muziek de meest romantische van alle kunsten... De ongrijpbaarheid, de mystiek en de ongeëvenaarde suggestieve kracht waarmee ze... direct tot de geest spreekt, maakten muziek tot de dominante en meest karakteristieke kunstvorm van de 19e eeuw” (Geschiedenis van de westerse muziek, p616). Reden om er uitvoeriger op in te gaan.
“In de muziek heeft de Romantiek ongetwijfeld haar scheppend summum beleefd. De romantische muziek verwerpt... de strakke lijn, de afgeronde vorm en zo mede het ideaal van de klassiek muziek met haar scherpe articulatie van de delen en de harmonische samenvatting van die delen tot een evenwichtig geheel. De romantische muziek huldigt daarentegen een vermenging van delen, zodat de indruk van het onverwachte, zelfs willekeurige - het impromptu - ontstaat. In plaats van het begrensde, afgeronde, afgeslotene, zwelgt deze muziek in wijde perspectieven, in oneindigheden van verklanking van gevoel” (A Vloemans, Cultuurgschiedenis van Europa, p364-65). Het impromptu doet denken aan de muziek van Franz Schubert, de laatste zin aan de eindeloze muziekdrama’s van Richard Wagner.
“Wagner waagt het experiment van en taalmelodie... aldoor voortbordurend op het stramien van een ‘oneindige melodie’... Het alles dragende, alles bindende ‘Leitmotiv’ verklankt het onuitgesprokene... Wat woorden niet vermogen uit te drukken, het innerlijke, het bovenzinnelijke, vertolkt de muziek” (p367). In de lange melodische lijnen tekent zich deze tendens reeds af bij de operacomponist Bellini, in de onvoltooide 8e en de grote 9e symfonie van Schubert, in zijn pianosonates en andere werken en ongetwijfeld ook bij andere componisten.
Veel romantische muziek wordt programmamuziek genoemd, die een uitbeelding of beschrijving van iets geeft (als programma). Het is als het ware een muzikaal verhaal, vaak ondersteund door taal bij liederen en opera. De band tussen poëzie en muziek wordt aangehaald, bijv. in de liederen van Schubert, de opera en de muziekdrama’s van Wagner, waarin verschillende kunstvormen een eenheid vormen. Vaak zijn het ook natuurschilderingen of uitdrukkingen van stemmingen, passies, gevoelens en zelfs filosofische ideeën. Dat begint al bij Vivaldi, Bach, Haydn, Mozart en vooral Beethoven, Debussy en Wagner. De overgang van barokmuziek naar klassieke en romantische muziek is vloeiend gegaan.
Pastoraal landschap van Jan Wildens (1584/1586-1653). Een barokke pastorale
Duitsland en Oostenrijk zetten de toon tijdens de vroege Romantiek
“Duitsland is het land dat, samen met Oostenrijk, letterlijk en figuurlijk de toon aangeeft. De romantische muziek is typisch Noords, typisch Germaans,” afgezien van de pathetische Italiaanse opera en de Slavische muziek. In de 19e eeuw, na de dood van Beethoven en Schubert, werd Parijs naast of na Wenen weer belangrijker als muziekcentrum van Europa met componisten als Gounod, Fauré, Berlioz, Chopin en later Bizet, Delibes, Debussy, Ravel (tijdelijk) en Satie. Aan het eind van de 19e eeuw waren er weer een aantal prominente Weense componisten, zoals Johann Stauss, Bruckner en Mahler. In de 18e en 19e eeuw eeuw waren en bleven Wenen en Parijs de twee meest prominente muziekcentra.
“Het kenmerkende van de romantische muziek is haar neiging verschillende kunstvormen nader tot elkaar te brengen en zo mogelijk met elkaar... te versmelten” Zij wil met tonen schilderen, met tonen niet alleen stemmingen, maar ook gedachten, zelfs gehele wereldbeschouwingen tot uitdrukking brengen, in het bijzonder bij Beethoven en Wagner... Zoals Mozart in zijn Zauberflöte en Beethoven in zijn Fidelio... worden Wagners opera’s beheerst door de grondgedachten van de ‘verlossing’ door de liefde of algemener: door de zedelijke gedachte.” (Vloemans, p366). Wagner voegt kunstvormen bijeen in een Gesamtkunstwerk. Hij was “niet alleen componist, maar eveneens dichter, denker en organisator”.
De ethische romantische tendens begint al met de symfonieën van Beethoven (bijv. de op de Franse Revolutie geïnspireerde Eroïca), met de 9e symfonie met slotkoor als apotheose.
Ook Beethoven wordt als toondichter beschouwd. Zijn muziek “betekent een keerpunt:... de galante stijl van het Rococo [van o.m. Mozart] wordt vervangen door een pathetisch-heroïsche innerlijke worsteling van het eindige met het oneindige. Beethoven, leerling van Rousseau en Kant, wil de mensheid in liefde omademen... In zijn laatste sonaten en kwartetten maakt de heroïsche levensopvatting ook plaats voor tragische berusting” (p365).
Speciale vermeling verdient het lied, met Schubert als liederencomponist bij uitstek. Ook Beethoven, Robert Schumann en Hugo Wolf, Edvard Grieg, Richard Strauss en veel andere componisten hebben vele liedereen gecomponeerd. “Wat woorden niet vermogen uit te drukken, vertolkt de muziek” (p367). Wellicht een reden waarom Beethoven en Bach als toondichter en toonschilder werden getypeerd.
Muziek kan een vaak onuitgesproken filosofische, religieuze en mystieke strekking hebben, bijv. bij Bach op uitgesproken wijze in zijn vele cantates. Daarmee is hij impliciet een geloofsverkondiger. Beethoven schreef: “de kunst verenigt de hele mensheid” (Marius Monnikendam, Brieven van beroemde componisten, p80). “In iedere tijd heest er een geheim verbond van verwante geesten.. Sluit de rijen aaneen... opdat de waarheid van de kunst een steeds helder licht verspreidt en alom vreugde en zegen brengt,” schreef Schumann op zijn bevlogen wijze in een stuk over Brahms (idem, p104). Wagner wilde “ook profeet zijn... schepper van een nieuwe cultuur.” Zo zag Nietzsche hem voor hij zich van Wagner distantieerde. Zoals Schweitzer de mensheid als arts, predikant en cultuurfilosoof wilde dienen, wilden componisten als Beethoven, Wagner en anderen dat als componist en het “ware menszijn” niet zozeer in daden, maar in muziek omzetten, “het onbewuste bewust maken, het water [de inspiratie] uit de diepte naar de oppervlakte brengen – de mensheid ziet verlangend uit naar hen die dit vermogen” (Schweitzer, Uit mijn leven en denken, p83).
Voorboden en componisten van de Romantiek
“Terwijl de bloei van de [romantische] poëzie uitermate kort geduurd heeft, strekt de levenskracht van de romantische muziek zich over een veel langer tijdperk uit” (Vloemans, p364-65). Romantisch aandoende natuurthema’s kwamen tijdens de barok in de Vier jaargetijden bij Vivaldi en ook in muziek van Rameau en Händel voor. In de passiemuziek van Bach worden diepe gevoelens uitgedrukt. Bach werd herontdekt tijdens de Romantiek. De Mattheuspassie werd opgevoerd dankzij Mendelssohn. Ook in de klassieke periode van Haydn, Mozart en Beethoven vinden we natuurtaferelen en persoonlijke gevoelsuitingen, vooral bij Beethoven als overgangsfiguur en inspiratiebron van romantische componisten. In de soms weemoedige, lichtelijk sentimentele en ingetogen muziek van Mozart kondigt zich de Romantiek soms op subtiele wijze aan, zoals nader wordt toegelicht.
Na enkele voorlopers uit de Barok en de klassieke periode komen in de vroege Romantiek aan de orde: o.a. de jonggestorven componisten Franz Schubert en Carl-Maria von Weber, die de eerste romantische opera’s schreef en een inspiratiebron voor Richard Wagner e.a. vormde. Vervolgens de Hoogromantiek in deel 6 met Robert en Clara Schumann, Felix Mendelsohn Bartholdy, Hector Berlioz, Frédérique Chopin, Franz Liszt en Richard Wagner als belangrijkste vertegenwoordigers.
Daarna volgt de late Romantiek met o.m. Johannes Brahms, Claude Debussy, Gabriël Fauré, Anton Bruckner, Richard Strauss, Gustav Mahler, de Tsjechische componisten Antonin Dvorak en Bedrich Smetana, de Noorse componist Edvard Grieg en de Russische componist Peter Illich Tsjaikovski, die aansluit bij de Europese muziek. Dat geldt minder voor Borodin, Moessorgsky, Rimsky Korsakov, Liadov, Skyriabin, die in dit bestek niet aan de orde komen. De opera volgt in deel 7 als een apart genre met Italiaanse en Franse componisten: Rossini, Donizetti, Bellini en Verdi, Gounod, Bizet en Massenet. Vooral in Duitsland en Oostenrijk tierde de operette welig, maar komt hier niet aan de orde, omdat het beschouwd kan worden als populaire muziek.
Romantische elementen in de barokmuziek
Romantische trekken zijn reeds te vinden in de barokmuziek, die hier wat meer gedetailleerd aan de orde komen met enkele voorbeelden. Antonio Vivaldi (1678-1741)is reeds genoemd. Behalve “de wijd en zijd bewonderde” Vier jaargetijden (1723) en La tempesta di mare (De storm op zee 1725) schreef hij meer van dergelijke “programmatische muziek” (p463). Het betreft ongeveer een dozijn werken, waarmee hij boven zijn tijd uitstijgt en naar het universele reikt, zoals andere meesters. In zijn fluitmuziek, bijv. in Il gardelino, doet hij vogels na, te vergelijken met Beethoven in de Pastorale en Schubert in de Onvoltooide symfonie.
Ook Jean-Philippe Rameau (1683-1764) gaf te kennen “dat hij in zijn composities ‘de natuur had bestudeerd’”. Zijn ballet Les Indes galantes (1735) speelt zich deels af op een eiland in de Indische oceaan en bevat typisch romantische exotische elementen van andere volken. Er komt ook een “aanroeping van de zon” in voor die romantisch aandoet. Daarnaast toonschilderingen met een groot beeldend vermogen van donder, storm en een aardbeving, die ook in de Pastorale van Beethoven optreden, behalve de aardbeving. In La poule (de kip uit Nouvelles suites, 1728) bootst hij vogelgeluid na, zoals Beethoven en Schubert dat later deden in resp. hun 6e en 8e symfonie.
In het Stabat Mater (1736) van Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736), gecomponeerd vlak voor hij stierf, is het diep aangrijpende gevoel van een stervende hoorbaar dat als het ware overgaat in een eeuwige berusting. Weinig romantische muziek evenaart de gevoelsdiepte van deze muziek. Hij was “een van de meest originele componisten nieuwe stijl” (p536), vooral bekend van komische opera’s. Dat geldt ook voor de vele Ave Maria’s en de muziek van J S Bach, vooral zijn vocale muziek.
Een ander beroemd muziekstuk met romantisch trekken is de opera Orfeo ed Euridice van Christoph Willibald von Gluck (1762), vooral de aangrijpende aria Che faro sensa Euridice? (prachtig gezongen door Kathleen Ferrier). De onopgesmukte aria, die het hart direct raakt, illustreert de “schone eenvoud waarnaar Gluck verklaarde te streven... [en...] het dienen van de poëzie en ten behoeve van de expressie... zonder zich iets aan te trekken van achterhaalde conventies... om een van de meest angstaanjagende en spannende theaterervaringen aller tijden tot stand te brengen” (Grout en Palisca, p538-40). Ook het onderwerp de onderwereld en het rijk der doden doet romantisch aan.
Bach aan het orgel en Händel
Wat Bach (1685-1750) betreft beschrijft theoloog, cultuurfilosoof, arts, musicoloog en Bach-kenner en vertolker Albert Schweitzer diens muziek eveneens als toonschildering, die vooral stemmingen en gevoelens weergeeft. Het is te beschouwen als een vroege vorm van romantische expressie, vooral zijn passiemuziek. “’Bach dicht en schildert in muziek [in...] de taal der tonen” (Uit mijn leven en denken, p 59, J.S. Bach, Le musicien-poète, 1905, uitgebreide Duitse uitgave, J.S.Bach, 1908). Dit geldt bij uitstek voor romantische componisten
Schweitzer “koesterde [ook] grote bewondering voor Wagner..., het beluisteren van goede muziek kon hem geheel overweldigen” (C J Bleeker, Inleiding tot het denken van Schweitzer, p64). Zo ook de muziek van Wagner, hoewel Bach zijn ‘grote liefde’ was. Hij leerde weduwe Cosima Wagner en haar zoon Siegfried kennen en raakte bevriend met haar. “Zij had veel belangstelling voor mijn opvatting, dat Bach’s muziek beschrijvend is,” en gevoelens en voorstellingen weergeeft in een “tonen-taal” en ook gedachten weergeeft (Schweitzer, p27,57).
Veel grote componisten na Bach waren bewonderaars van hem en stonden onder zijn invloed. Om te beginnen zijn zoons van wie de tweede en de jongste, resp., Carl Philipp Emanuel en Johann Christian, in hun tijd beroemder waren dan hun vader. Haydn en Mozart hebben het werk van Bach bestudeerd. Beethoven was een bewonderaar, die in Bach zijn meester erkende, hetgeen ongewoon was voor de eigengereide Beethoven. Dat gold ook voor Schumann, Brahms, Mendelsohn en anderen. De laatste heeft de Mattheus passie heropgevoerd en Bach in ere hersteld. Zo heeft Bach grote invloed gehad op componisten uit de klassieke en romantische periode. Hij zou evenals Beethoven een nogal gepassioneerd, opvliegend, zelfbewust en niet al te tactvol karakter hebben gehad, dat hem in conflict bracht met zijn superieuren, de kerkeraad. Een dergelijk zelfbewustheid en onafhankelijkheid zien we ook bij andere grote componisten en kunstenaars, bijv. Händel en Mozart.
Bij Georg Friedrich Händel (1685-1759)enandere componisten uit de Barok zijn eveneens romantische elementen te vinden, bijv. tal van ontroerende aria’s met “gevoelsontboezemingen”. Ook pastorale scènes en muzikale natuurschilderingen komen bij Händel voor, zoals een voorkabbelende beek in Serse (1738, de aria Va godendo vezzoso e bello). Vorstelijke grandeur overweegt echter in zijn muziek in dienst van de Engelse koning.
‘Papa’ Haydn en Mozart als (wonder)kind en jongvolwassene
Romantische elementen in de klassieke periode bij Haydn en Mozart
Joseph Haydn (1732-1809), zoon van een eenvoudige wagenmaker, is vooral bekend van ruim honderd symfonieën. Nr. 6, 7 en 8 Le Matin, Le Midi en Le Soir verklanken resp. de ochtend, de middag en de avond met o.m. een beeld van de zonsopgang. Daarmee liep hij vooruit op de muzikale landschapsschildering in zijn oratoria Die Schöpfung (1798) en Die Jahreszeiten (1801), waarin het eenvoudige en natuurlijke landleven wordt verklankt, die vooruitwijzen naar de Romantiek, bijv. de Pastorale van Beethoven en het werk van Wagner.
Sommige latere symfonieën kenmerken zich ook door een romantische expressiviteit zoals de Trauersinfonie (nr 44) en de Abschiedssinfonie (nr 45, geschreven omdat de musici naar huis verlangden). De laatste zgn. Londense symfonieën worden beschouwd als de kroon op zijn werk en zijn deels gebaseerd op volksmelodieën, zoals dat tijdens de Romantiek algemene ingang vond, Ze kenmerken zich door “onverwachte verschuivingen” en “dramatische spanning” (Grout en Palisca, p560, 561). Daarnaast waren zijn vele strijkkwartetten een voorbeeld voor die van Mozart en Beethoven, die door hem zijn beïnvloed. Ze lopen soms vooruit op de Romantiek (bijv. de Fantasia uit Opus 76 nr 6 en het Largo van nr 5 en de verwerking van het Oostenrijkse volkslied in nr 3). De opkomende geest van de Romantiek spreekt ook uit de volgende opmerking, waarmee hij zijn 24 jaar jongere jongere vriend Mozart verdedigde: “De kunst is vrij en mag niet door de boeien van het handwerk beperkt worden” (Casper Höweler, X-Y-Z der muziek, p332).
Bij Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)heeft niet alleen de muziek maar ook het leven van dit wonderkind en uitzonderlijke genie romantische aspecten. Hij componeerde ‘in zijn hoofd’ en schreef het vervolgens achter elkaar op. “Zo kon het dat hij lachte, grapjes maakte of converseerde terwijl hij aan het ‘componeren’ was. Het heeft allemaal iets wonderlijks, kinderlijks en goddelijks tegelijk” (Grout en Palisca, p570). Dat komt ook in de film Amadeus naar voren. Hij schrijft dat zijn gedachten opeens opkomen in een stroom. “Wanneer en hoe weet ik niet.” Ze combineren met elkaar tot een eindproduct in zijn geest “als in een levendige droom”. Omdat het in zijn geest gereed is “gaat het vrij snel op papier” (P A Sorokin, The Ways and Power of Love, hfst 6 ‘The Supraconscious in Man’s Structure Creativity and Cognition’, p 106)
Romantische kanten komen wellicht het meest naar voren in de romantische liefdesthema’s in zijn opera’s. De exotische Entführung aus dem Serail speelt zich af in Turkije en Don Giovanni heeft een hoofdfiguur die model stond voor romantische werken van o.m. Lord Byron (Don Juan). Maar het meest romantisch lijkt zijn laatste meest sprookjesachtige en diepzinnige opera Die Zauberflöte, waarin invloeden van de Vrijmetselarij zijn verwerkt, die ook in andere werken zijn te traceren, naast romantische aspecten.
In Pianosonate nr 11 (KV331, 1778) lijkt Mozart in het ingetogen eerste deel het overlijden van zijn moeder in datzelfde jaar te hebben verwerkt in een volksliedachtig ingetogen thema. Aan het slot het blijmoedige ritmische rondo alla turca. Zijn Vioolsonates KV296 en KV 304 kenmerken zich door een “uitzondelijke emotionaliteit” (Grout en Palisca, p574), die ook in latere pianoconcerten naar voren komt, bijv. in nr 20 en 21, vooral deel 2 de ‘Romanza’ en de laatste, en nr 26, dat romantisch eindigt met de melodie van het lied “Komm lieber Mai, und mache die Bäume wieder grün” (Höweler p482). “De publieksgerichtheid van zijn concerten belette hem niet het genre te gebruiken als uitdrukkingsvorm voor zijn diepste gevoelens” (Grout e.a., p581). Dit laatste is typerend voor de Romantiek.
Toen Mozart door de adjudant van de aartsbisschop van Salzburg, bij wie hij in dienst was, de deur werd uitgezet of de trap af werd gegooid, vestigde hij zich als een van de eerste vrije kunstenaars te Wenen en leefde hij van opdrachten en eigen initiatieven, zoals later ook Beethoven en een aantal componisten tijdens de Romantiek en daarna. Zij hadden vaak, ieder op eigen wijze, een enigszins onaangepast en onafhankelijk karakter, dat typerend is voor de vrije, romantische kunstenaar.
Wat betreft andere werken loopt zijn Fantasie KV475 “in haar melodieën en modulaties vooruit op Schubert, terwijl de sonate KV 457 duidelijk model heeft gestaan voor de Sonate Pathétique van Beethoven” (Grout e.a., p577). Ook in zijn 40 symfonieën zijn romantische elementen te vinden bijv in “de lieflijke Linzer symfonie”, de Haffner, de Praagse symfonie en zijn laatste drie symfonieën met de Jupiter symfonie als laatste (resp. KV425, 385, 504, 543, 550 en 551), met “’effecten waarvan Haydn zoveel hield: verrassende pauzen, dynamische contrasten en plotselinge inzetten” (Höweler, p486). Het maakt een romantische indruk, maar blijft harmonisch, zoals typerend voor Mozart, en wordt niet grillig, zoals bij romantische componisten het geval kan zijn.
Zijn laatste onvoltooide werk het Requiem biedt een “rijkdom aan uiteenlopende gevoelens”, van weemoedige thema’s tot aangrijpende gevoelens en verstilde berusting. Het is gecomponeerd voor hij stierf en daarna in een armengraf ‘gedumpt’ werd, dat zijn zieke vrouw daarna niet meer kon vinden, een diep tragisch einde van een genie. In Mozarts muziek vindt een grote rijkdom aan gevoelens meestal op harmonische wijze zijn sierlijke klassieke uitdrukkingsvorm. Hij gaat zelden de klassieke perken te buiten, zwelgt niet in passie en emotionaliteit, maar weet desondanks zijn diepe gevoelens uit te drukken op een wijze die zijn weerga niet kent.
Luigi Boccherini componeerde veel cellomuziek en Francois Devienne veel fluitmuziek
Luigi Boccherini (1743–1805), tijdgenoot van Haydn en Mozart, componeerde veel cellomuziek, een instrument dat door zijn diepe toon een melancholische sfeer kan oproepen, maar bij Boccherini ook uitbundig kan klinken als een bij uitstek romantisch instrument. De piano was echter het meest prominente instrument tijdens de Romantiek. De galante, gevoelige muziek van Boccherini kent ook romantische elementen. Bijv. in zijn Notturno ‘la bona notte’ en zijn Symfonia Op. 12 No. 4 met de romantisch aandoende titel La casa del diavolo.
François Devienne (1759-1803), een van de belangrijkste personen van het Parijse muziekleven in de tijd van de Franse Revolutie en fluitdocent aan het conservatorium van Parijs, componeerde veel fluitmuziek. Voor de Romance uit zijn 3e fluitconcert doet romantisch aan. Zo zijn er uit de klassieke periode nog meer componisten te noemen.
https://www.preludium.nl/wat-maakt-beethoven-beethoven
Beethoven als overgangsfiguur
Beethoven (1770-1827) was het grote voorbeeld van de componisten van de Romantiek. Ook het leven van dit eenzame en onafhankelijke genie, dat al betrekkelijk jong (vanaf 26 jaar) geleidelijk doof werd, sprak tot de verbeelding. Evenals bij Mozart en andere grote componisten bleek zijn talent al jong. Op zijn 12e jaar was hij al organist en kapelmeester in zijn geboorteplaats Bonn en verdiende de kost voor zijn twee jongere broers, daar zijn vader drankzuchtig was en schulden maakte. In 1787 ging hij als 17-jarige naar Wenen om les te nemen van Mozart, die een profetisch oordeel velde: “Hij zal eenmaal de wereld van zich doen spreken”. De lessen waren van korte duur, daar zijn moeder (“zij was mijn beste vriendin”) ernstig ziek werd en datzelfde jaar stierf. Gesponsord door keurvorst graaf Waldstein reisde hij in 1792 weer van Bonn naar Wenen, waar Mozart onlangs gestorven was, om les te nemen bij Haydn. Ook deze sprak profetische woorden:
“U zult nog verbazend veel talent verwerven. Uw fantasie is een onuitputtelijk bron... U zult meer tot stand brengen dan men tot nu toe deed... U zult nooit een mooie gedachte aan een tiranniek voorschrift opofferen, maar uw grillen zullen de voorschriften terzijde schuiven... er zal iets ongewoons, om niet te zeggen verwrongens in uw werken zijn... Men zal daarin mooie dingen vinden, maar hier en daar iets zonderlings en sombers, omdat u zelf enigzins somber en zonderling bent, en de stijl van de musicus steeds is als de mens zelf” (Höweler, p51). Het is allemaal uitgekomen en typeert deze vroeg-romantische componist. “De muziek van Beethoven lijkt meer dan van enige componist voor hem nauw samen te hangen met zijn persoonlijkheid... Het is derhalve nuttig iets over de man zelf te weten” (Grout e.a., p588).
Door aanbevelingen van graaf Waldstein vertoefde hij in adellijke en artistieke kringen. Hij ging echter zijn eigen weg en gedroeg zich zelfbewust niet onderdanig en geneerde zich niet voor zijn eenvoudige afkomst. “Beethoven wrong zich niet in bochten om bij vorsten in de smaak te vallen. Integendeel, hij behandelde hen vanuit een volstrekte onafhanklijkheid en soms extreem grof, waarop zij verrukt reageerden met financiële toezeggingen” (Grout, p596). Aan “’Zijn Groothertoglijke Doorluchtigheid” Goethe schreef hij echter in 1823 een ongetwijfeld gemeende bewonderende brief, die niet werd beantwoord (Monnikendam, p77). Ten opzichte van vrienden gaf zijn opvliegende karakter soms problemen. Maar hij was ook een zorgzaam en verantwoordelijk mens, die voor zijn neef zorgde en sober leefde. Goethe noemde hem na een ontmoeting “een totaal onbeheerste persoonlijkheid... Een geconcentreerder, energieker en inniger kunstenaar heb ik nog niet gezien.”
Beethoven werd een aantal malen verliefd en afgewezen, mede vanweg zijn lage afkomst Dit heeft onsterfelijke muziek voor zijn “onsterfelijke geliefde(n)” opgeleverd, zoals de Mondscheinsonate en andere sonates, Für Elise en vele liederen: o.a. de cyclus An die ferne Geliebte. Zijn eigenaardigheden en zijn ongeschiktheid voor een huwelijk hingen ook samen met zijn beginnende doofheid. In het beroemde Heiligenstädter Testament schreef hij in 1796 o.m.: “Ik ben gedwongen in eenzaamheid te leven als een banneling. Alleen als het niet anders kan, kan ik me onder mensen begeven.” Hij was zeer beducht dat anderen zijn kwaal zouden merken en wist dat lang te verbergen. Het dreef hem tot wanhoop, dat hij niets hoorde. “Er was weinig meer voor nodig of ik had een eind aan mijn leven gemaakt – alleen mijn kunst weerhield mij ervan. Ach, het leek me onmogelijk de wereld te verlaten voor ik alles naar buiten had gebracht dat ik in me had... Oh Voorzienigheid gun me ten minste één dag van pure vreugde – het is zo lang geleden dat ware vreugde in mijn hart weerklonk” (Grout, p588-89, Monnikendam, p68-71). Nog datzelfde halfjaar schreef hij zijn uitbundige Tweede symfonie, die hij op het platteland componeerde, en vele onsterfelijke werken volgden, waarin somberheid en vreugde met elkaar wedijverden.
“Je vraagt me waar ik mijn ideeën opdoe?... Ze komen ongenodigd, direct of indirect. Tijdens mijn wandelingen in de vrije Natuur, in de stilte van de nacht, bij het eerste zonnegloren kan ik ze bijna vastgrijpen. Ze worden opgewekt door stemmingen die de dichter in woorden omzet, en ik in tonen, die galmen, bulderen en razen tot ze tenslotte de vorm van noten aannemen” (idem). Dit is op en top Romantiek, hoewel zijn werk in zijn eerste periode (tot 1802) nogal vormvast en klassiek was en sterk beïnvloed door Mozart en Haydn.
Werken van Beethoven in drie perioden
Na zijn debuut in 1795 met zijn eerste pianoconcert werd hij spoedig een goed betaald musicus en niet lang daarna met Haydn de meest gevierde componist van Europa. Het stelde hem in staat voor zichzelf en uit zichzelf te componeren “dat wil zeggen, voor een ideaal, universeel publiek en niet voor een patroon of een specifieke gelegenheid. Hij kon vrijelijk uitdrukking geven aan zijn persoonlijkheid en zijn visie” (Grout, p596-97).
In zijn tweede periode (1803-1816) ging hij steeds meer zijn eigen weg. In de Eroïca symfonie nr 3 klinken de idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap van de Franse Revolutie door. Deze was oorspronkelijk opgedragen aan Napoleon, voordat deze zichzelf tot keizer kroonde. Het hoofdthema lijkt op “een worstelend individu dat tegengewerkt en bedwongen wordt maar uiteindelijk toch triomfeert” (p598). Een thema dat in meer werken voorkomt, zoals in zijn Vijfde symfonie, die gezien werd als een worsteling met het lot van zijn beginnende doofheid, zijn opera Fidelio, zijn Ouverturen, waarin eveneens grote humanitaire idealen doorklinken. De Pastorale zesde symfonie is al herhaaldelijk genoemd als toonbeeld van de Romantiek met “vreugdevol samenzijn van landlieden”, “onweer en storm”, “blije en dankbare gevoelens na de storm”, imitatie van vogelgeluiden in een weids en rustiek klinkend geheel. Ook zijn lyrische pianosonates zijn onmiskenbaar romantisch, alleen al sommige titels die men eraan gaf: Pathétique, Mondschein, Appassionata, Sonata Pastorale, Waldstein (opgedragen aan de keurvorst, waaruit het oorspronkelijke Andante favori een eigen leven is gaan leiden). Hetzelfde geldt voor zijn vioolsonates en zijn pianoconcerten, met name de Frühlingssonate geeft een strelende verklanking van de ontluikende natuur. In zijn concerten worden verstilde en serene middendelen afgewisseld met uitbundige rondo’s en finale’s. Het lijken virtuose persoonlijke getuigenissen, evenals de latere concerten van Mozart, zijn grote voorbeeld. De langzame delen van zijn werken roepen soms een onaardse verheven sfeer op, om daarna weer heftig tekeer te gaan in aardse sferen. Beethoven is een man van uitersten, die in zijn muziek nu eens ingetogen en dan weer uitgelaten, min of meer harmonisch samengaan.
In zijn derde periode (1816-1827) leefde Beethoven in een geluidloze wereld. Zijn composities kregen een meer ingetogen, diepzinniger, introspectief en meditatief karakter, dat velen niet konden volgen, met name in zijn laatste strijkkwartetten. Voor de vaak tumulteuze, luidruchtige werken kwam een zelfverzekerde rust in de plaats. Hij verliet klassieke vormen, zijn muziek kreeg een meer abstract karakter. Ook hier ontmoetten uitersten elkaar: het vehevene en groteske in de Missa Solemnis (1819-23) en de 9e Symfonie (1824), waarin hij het ideaal van universele broederschap vertolkte.
Zoals gezegd heeft de muziek van Beethoven een onuitwisbare indruk gemaakt op de latere generatie van Romantici. “Veel kenmerken van de Romantiek vinden bij hem hun oorsprong” (Grout, p586). Hij was het grote idool van Schubert, die een van de dragers van zijn kist mocht zijn, nadat Beethoven in zijn stervensjaar diens muziek ontdekt had en verklaarde “Waarlijk, in Schubert woont een goddelijke vonk” (Höweler, p59). Romantische componisten na hem hadden een bijna heilig ontzag voor hem, evenals voor J S Bach. Zijn werken stonden model voor latere symfonieën, pianoconcerten, vioolconcerten, piano- en vioolsonates enz. Vergeten worden vaak zijn ong. 200 liederen, die Schubert en andere liederencomponisten tot voorbeeld strekten, waaronder vele op toon gezette Schotse, Ierse en andere volksliederen.
De schrijver en componist E T A Hoffmann schreef: “De muziek van Beethoven zet de mechanismen van angst, ontzag, afgrijzen en lijden in beweging, en wekt precies dat oneindige verlangen dat het wezen van de romantiek is. Hij is dan ook in alle opzichten een romantisch componist” (Grout, p612). Dat geldt maar ten dele. Beethoven was vooral ook een klassiek componist, die zich kenmerkte door vormbesef, nauwgezet vakmanschap en gevoel voor eenheid en proportie, zelfs bij zijn meest groteske werken, waarin hij zijn vrije, impulsieve en mysterieuze zelfexpressie en zijn revolutionair elan vorm gaf, bezield door de idealen van de Verlichting.
Franz Schubert aan de piano. Wenen was het muzikale centrum van de Romantiek
Schubertiade volgens Julius Schrmid (1887) https://numeni.nl/het-romantische-lied/
De vroege Romantiek: Franz Schubert, Carl Maria von Weber en John Field
Schubert (1797-1828) kwam uit een onderwijzersgezin van 19 kinderen uit twee huwelijken en was aanvankelijk hulponderwijzer, maar nam ontslag om zich aan de muziek te wijden. Hij was verliefd op een jeugdvriendin, maar niet in staat haar te trouwen omdat hij geen baan meer kon krijgen. “Zij huwde toen... met een ander, wat mij veel verdriet deed” (Höweler, p620). Dit verklaart misschien deels een zekere romantische, lieflijke melancholie in zijn muziek. Maar ook zijn ongeneeslijke ziekte (syphilis) stemde hem droef en “’vernietigde zijn sluimerende verwachtingen” (Brief aan zijn vriend Kupelweiser 31 maart 1824 (Monnikendam, p97). Aan zijn ouders schrijft hij dat anderen doen “alsof sterven het ergste is wat ons mensen kan overkomen” (p100).
Veel liederen hebben te maken met de dood, met name de cycli Die schöne Müllerin, Winterreise en Schwanengesang. Zijn eerste lied schreef hij in 1814, 17 jaar oud, het jaar daarop nog 144 liederen, vaak op teksten van Goethe, en vier opera’s. Langzaam kreeg hij meer bekendheid, vooral in zijn besloten vriendenkring, maar hij leefde in armoede en voortdurende geldzorgen. Soms had hij een baantje als pianoleraar. Evenals Mozart en Beethoven was hij een virtuoos pianist. In 1828 overleed hij op 31-jarige leeftijd aan typhus, nadat hij meer dan 900 werken had gecomponeerd, waarvan ruim 600 liederen.
Als liederencomponist en ‘melodicus’ is Schubert vrijwel onovertroffen. “Uit de liederen blijkt Schuberts grote gave voor het schrijven van mooie melodieën, een vermogen dat weinigen onder zelfs de grootste componisten in dergelijke mate bezaten. Veel van zijn melodieën hebben het eenvoudige, ongekunstelde karakter van een volkslied...; sommige zijn doortrokken van een romantische lieflijkheid en melancholie...; en weer andere zijn declamatorisch, intens dramatisch... Kortom, er is geen stemming of gemoedstoestand die niet oprecht en volmaakt uitdrukking vindt in een melodie van Schubert. Zulke prachtige melodieën zijn in zijn instrumentele werk overigens even zuiver en rijkelijk voorhanden als in zijn liederen” (Grout e.a., p625).
Schuberst componeerde evenals Mozart en Beethoven veel volksdansen, vooral walsen en ‘Ländler’, landelijke dansen, waarvan zijn Valses sentimentales, Valses nobles (en de balletmuziek bij het toneelstuk Rosamunde, speciale vermelding verdienen als “een bron van onuitputtelijk intiem geluk” (Höweler, p626). Ook zijn Impromptus en Moments musicaux vormen bekende romantische pianomuziek met vrije vorm. “Zijn werken voor piano zouden het voorbeeld worden voor alle romantische componisten van intieme pianostukken die na hem kwamen” (Grout, p641). Ook zijn pianosonates, sommige “op Beethovens peil” (Höweler, p624) behoren tot zijn meer ingekeerde meesterwerken, waarin zich mogelijk zijn vroege naderende dood al aankondigt, zoals ook in de leiderencyclus Die Winterreise en het strijkkwartet en gelijknamige lied Der Tot und das Mädchen.
Ook in zijn Onvoltooide achtste symfonie heeft een geheimzinnige en “min of meer verholen nootlotsstemming... Het onbeschrijfelijk mooie Andante con moto geeft het heilsverschiet” (p627). “De Unvollendete kan wat betreft zijn muzikale expressie de eerste werkelijk romantische symfonie worden genoemd... een glinsterend toverkleed van modulaties” (Grout, p664). Het werk werd pas 1865 voor het eerst uitgevoerd, 37 jaar na zijn dood. Robert Schumann ontdekte in een bureaulade nog een andere Grote symfonie (1828), die wat opgetogener is “met klankkleuren in de fijnste schakeringen; overal betekenis; scherper expressie in ieder detail; geheel doortrokken van de romantiek die we ook kennen uit ieder andere werk van Frans Schubert. En dan de hemelse lengte [himmlische Länge],... dit gevoel van overvloed,” aldus Schumann (Grout, p 665).
Zijn andere zes symfonieën zijn meer klassiek van vorm, waarvan de Tragische een typerende titel heeft, maar de lyrische melodische sfeer is romantisch.
Zijn vroege werk, onder meer zijn strijkkwartetten, werd beïnvloed door de klassieke meesters Haydn, Mozart en vooral Beethoven. Schuberts Octet (1824) is bijv. gemodelleerd naar het voorbeeld van het Septet van Beethoven, dat zo bekend was dat deze er een hekel aan kreeg omdat het zijn andere werk overschaduwde. Het Forellenkwintet (1819) behoort tot zijn bekendste kamermuziek. Van zijn religieuze muziek, voornamelijk missen, is zijn Ave Maria het bekendst, dat gecomponeerd zou zijn na het overlijden van zijn moeder. Als operacomponist van maar liefst 18 opera’s is Schubert niet geslaagd. Die eer was weggegelegd voor Carl Maria von Weber.
Franz Schubert, Carl Maria von Weber en John Field
Carl Maria von Weber (1786-1826)maakte als vroeg-romantische componist furore met zijn opera Der Freischütz (1821), de eerste echt romantische opera, gevolgd door Euryanthe (1823) en de sprookjesachtige opera Oberon (1826). Alle drie gebaseerd op middeleeuwse verhalen, legenden en sprookjes met bovennatuurlijke wezens in een wilde en mysterieuze omgeving met landelijke scènes. “Bovennatuurlijke voorvallen... zijn verweven met het lot van de hoofdpersonen... In zekere zin vertegenwoordigen zij bovennatuurlijke machten, goed en kwaad... De uiteindelijke overwinning van de held is daarmee ook de triomf van de goede over de demonische machten” (Grout, p698). Veel romantische opera’s hebben een reddingsmotief, zoals ook Beethovens Fidelio. Weber was een voorbeeld voor Wagner. De sfeervolle muziek van Weber is typerend voor de Romantiek. Tot zijn bekendste muziek behoort de pianomuziek Aufforderung zum Tanz (1819). Hij schreef ook concerten voor piano, klarinet, fluit, cello en fagot, missen en pianomuziek, die minder bekend zijn dan zijn opera’s.
Von Weber studeerde o.m. bij Michael Haydn (broer van Joseph) en werd in 1804 op voorspraak van een van zijn leraren directeur van de Opera in Breslau. In 1813 werd hij directeur van het Statentheater in Praag. In 1816 en 1817 werkte hij in Berlijn en vanaf 1817 was hij directeur van de prestigieuze opera van Dresden. Hij trouwde in 1817 met een zangeres. Ze kregen vier kinderen. Hij overleed aan tuberculose te Londen in 1826, waar hij zijn laatste opera Oberon dirigeerde. 18 jaar later werd zijn stoffelijk overschot herbegraven te Dresden op instigatie van Wagner.
John Field (1782-1837), een Ierse pianist en componist, is de ‘uitvinder’ van de ‘nocturne’, een typisch romantische stemmige muziekvorm met een vloeiende parelende stijl, waarvan de eerste in 1814 verscheen. Field maakte furore in salons in Sint Petersburg en Parijs, waar hij ook grote indruk maakte op Franz Liszt en Frédèrique Chopin, wiens nocturnes later meer bekendheid kregen. Field schreef ook pianoconcerten en ging ten onder aan drank(zucht). Zijn nocturnes blijven welluidende en briljante meesterwerken van de vroege romantiek.
Volgende delen gaan over muziek in de hoge en de late Romantiek.