Civis Mundi Digitaal #114
Bespreking van Koo van der Wal, Filosofie en spiritualiteit: Leven en denken vanuit een ideële inspiratie. Antwerpen/Den Bosch, Gompel&Svacina, 2021
“We leven in een tijd van schuivende panelen,” zo begint dit diepgravende en veelomvattende boek, dat op tal van gebieden ingaat: ook kunst, literatuur, cultuurgeschiedenis. Dat maakt het boek bijzonder interessant. Het biedt een integrerend perspectief voor tal van onderwerpen en ontwikkelingen waar eerder over is geschreven. Inderdaad vinden er op vele gebieden ingrijpende veranderingen plaats. Ook op religieus en wereldbeschouwelijk gebied is de werkelijkheid minder welomschreven geworden dan het was in kerken, stromingen en ideologieën en vloeiend geworden. Velen zijn gaan ‘zweven’, zowel op politiek als levensbeschouwelijk gebied, en losgeraakt van traditionele wortels en op zoek naar nieuwe vormen van levensoriëntatie en ‘zingeving’.
Toenemende belangstelling voor spiritualiteit en visionaire filosofie
Van der Wal omschrijft ‘spiritualiteit’ als een leefwijze die vanuit een visie wordt aangestuurd, ofwel leven vanuit een ideële inspiratie. Het is een zoektocht naar verdieping en zingeving van het leven. Ooit had het veel te maken met filosofie als het streven naar wijsheid, dat van oudsher in het teken stond van een spiritueel te noemen levensvisie. Dat komt nu weer terug in de huidige sterk verzakelijkte samenleving, nadat de hoofdstroom van de moderne filosofie haar visionaire moment grotendeels is kwijtgeraakt en daarvoor zelfs allergisch lijkt geworden.
Dit boek verkent de relatie tussen filosofie en spiritualiteit, want er zijn filosofische argumenten om het visionaire moment van de filosofie in ere te herstellen en inspirerende beelden van een goed en vervuld leven te ontwikkelen. Er is een breed gevoelde behoefte aan levensoriëntatie in een geestelijk schamele tijd, waarin ingrijpende veranderingen hierom vragen. Van der Wal geeft ook een kritische filosofische onderbouwing van spiritualiteit, met andere woorden: filosofisch verantwoorde spiritualiteit, waarvoor een weldenkend mens zich niet meer hoeft te schamen, mocht er nog sprake zijn van ‘spirituele schaamte’ (zie de bespreking van het boek van Aukje Nauta over schaamte in dit nummer).
Koo van der Wal studeerde wijsbegeerte, godsdienstwetenschap en Duitse taal- en letterkunde in Amsterdam en Göttingen. Hij doceerde filosofie aan de UvA. Eind jaren ’60 volgde ik daar colleges bij hem. Later werd hij hoogleraar aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, waar hij een collega was van voormalig hoofdredacteur Wim Couwenberg, en is nu emeritus hoogleraar. Hij schrijft o.m. over ethiek, de rechts- en politieke filosofie, natuur- en milieufilosofie en schreef ook in Civis Mundi. Eerder verscheen van hem bij Gompel&Svacina: Op zoek naar de ziel van Europa. Een cultuurfilosofische verkenning en De symfonie van de natuur. Tableau van een kleurrijke en creatieve werkelijkheid, besproken in CM 98.
http://www.alldivine.nl/extra-info-nieuwe-aarde-1.html
Opkomst van nieuwe spiritualiteit in onze tijd buiten de gevestigde kaders
In zijn nieuwe boek put Van de Wal uit filosofische, religieuze en spirituele tradities en de literatuur, vooral de Duitstalige. Het maakt zijn boek veelzijdig en afwisselend. De spiritualiteit komt ons niet alleen vanuit de filosofie, maar van alle kanten tegemoet. Zo krijgt spiritualiteit ook in het huidige leven een plaats, die buiten kijf en boven twijfel lijkt verheven en het geestelijk vacuüm van de moderne tijd een ideële inspiratie geeft. We hoeven alleen maar te kijken naar het huidige “bonte landschap van geestelijke stromingen... zoals de antroposofie, theosofie, het religieus humanisme, de Bahai, transcendente meditatie, enz.,” om te zien dat spiritualiteit leeft, zij het meer buiten de gevestigde kerken en religies dan erin. Gevestigde overtuigingen zijn voor velen niet meer geloofwaardig, maar toch is er een diepliggende behoefte aan zingeving en levensoriëntatie en –verdieping. Spirituele benaderingen uit alle religies dragen bij aan de moderne caleidoscopische spiritualiteit.
Raakvlakken van filosofie en spiritualiteit
Filosofie en spiritualiteit hebben raakvlakken en vullen elkaar aan. Beide worden geleid door het besef dat er ‘meer’ is dan de alledaagse werkelijkheid, die een diepere laag heeft. Spiritualiteit is reeds omschreven als leven vanuit een ideële inspiratie, zie de ondertitel. Filosofie bezint zich op de essentie en de grondprincipes van werkelijkheidsgebieden en toont daarbij vaak een tendens naar een omvattende visie. Van der Wal past deze filosofische bezinning toe op de essentie en de grondslagen van spiritualiteit. In de filosofie gaat het uiteindelijk om “’eeuwige vragen’, zoals die naar het vanwaar en waarheen van ons leven, naar onze eigenlijke identiteit... en het waarom en waartoe... de zin en de bestemming van ons bestaan en de werkelijkheid.” Wat dit betreft is er een overlap tussen filosofie en spiritualiteit.
Onze existentiële situatie, het waarom en waartoe, wordt in de volgende middeleeuwse tekst treffend weergegeven p10-11):
“Ik kom, ik weet niet waarheen
Ik ben, ik weet niet wie
Ik sterf, ik weet niet wanneer
Ik ga, ik weet niet waarheen
Ik verbaas mij erover dat ik vrolijk ben.”
https://jazznu.com/opinie/wildgroei-in-kunst-leidt-tot-vervlakking/
Desoriëntatie in de moderne tijd
Onze desoriëntatie lijkt sterker geworden in de moderne ontgeestelijkte tijd. ‘Grote verhalen’ zijn verdacht geworden door het moderne deconstructie denken en het eerdere scepticisme. Metafysica werd een vies woord. Alles werd betwijfelbaar. Niets bleek zeker. Zelfs de rede wordt vertroebeld door driften en affecten. “Achtereenvolgens werden God, de mens, de kunst, de politiek, de utopie, etc. dood verklaard en zijn wij... met een geestelijk en sociaal maanlandschap achtergebleven” (p12). In de moderne filosofie “is weinig overgebleven van haar oorspronkelijke gerichtheid op wijsheid”.
De filosofische traditie is echter moeilijk weg te poetsen en blijft een inspiratiebron. “Het begint door te dringen dat er iets grondig mis is met de relatie van ons mensen met de natuur.” Hier ligt een taak voor een meer ingetogen, spirituele levenswijze met een ander consumptiepatroon en voor de filosofie, die volgens Van der Wal deze taak verzuimd heeft. Uitzonderingen daargelaten, zoals o.a. Van der Wal, zijn voormalige collega Otto Duintjer, Wouter Achterberg en Wim Zweers (Milieucrisis&filosofie) en Marius de Geus (Filosofie van de eenvoud, zie CM 32, 98, 104 t/m 106 en diverse artikelen van Toon van Eijk). Wat heeft een duurzame relatie met de natuur te maken met spiritualiteit en filosofische reflectie? Een actuele vraag, die om een antwoord vraagt, dat aan het eind gegeven wordt.
Van der Wal richt zich vooral op de vragen naar de spirituele dimensie van de filosofie en de filosofische duiding en doorgronding van het spirituele, het grondslagenonderzoek. Daarbij gaat het om zowel om kritische distantie als deelnemende betrokkenheid, “een kritisch en een visionair moment” (p15). Hij diept de aard van de spiritualiteit en de filosofie uit om te komen tot een doordachte en vruchtbare relatie. In vogelvlucht beweegt hij zich door de geschiedenis heen en komt uit bij de “spirituele armoede van veel moderne filosofie”, hoewel de panelen aan het verschuiven zijn.
https://www.theoi.com/Titan/Helios.html
Spirituele veranderingen in de moderne seculiere tijd
Spiritualiteit is afgeleid van ‘spiritus’, ‘spirit’, geest, adem, bezieling. Onze ‘onttoverde’, geestloze, verzakelijkte tijd, waarin alles berekenbaar is geworden en het bezielde verband lijkt zoekgeraakt,, kan best wat meer ‘spirit’ hebben. Vroeger zou de bezieling anders geweest zijn, meer traditioneel religieus. Van der Wal verwijst naar o.m. Max Weber en illustreert het proces van secularisatie en ‘onttovering’ met een gedicht van Schiller Die Götter Griechenlands:
“Alles wees aan de ingewijde blikken
Alles het spoor van God
Waar nu, zoals onze wijzen zeggen [de wetenschappers]
Slechts een vuurbal draait
Daar mende destijds Helios [de zonnegod]
In stille majesteit zijn gouden wagen
Geen godheid vertoont zich aan mijn blik
Ach, van dat levenswarme beeld
Bleef slechts een schaduw achter
Gevoelloos zelfs voor de eer van haar kunstenaar [de Schepper]
Evenals de dode slag van de slingerklok
Dient de ontgoddelijkte natuur [!]
Slaafs de wet van de zwaartekracht” (p19).
Van der Wal citeert ook de Duitse schrijver Franz Werfel, Der veruntreute Himmel (De verduisterde hemel): “Een consequent goddeloze wereld is als een prent zonder perspectief... de platheid zelf. Zonder dat perspectief is alles zinloos.” Hij meent dat er een nieuw vuur, een nieuw metafysische bewustzijn, een nieuw elan zal komen als het vlakke vermaak de keel uit zal hangen. Voor de ontgoochelde en spirituele visie van andere Duitse schrijvers, zie CM 113 over de Romantiek Deel 10. Spiritualiteit en ontgoocheling zijn thema’s van de hele Romantiek.
Secularisatie in een kaal en donker landschap
Behoefte aan spiritualiteit
Er is gaandeweg een grote behoefte aan spiritualiteit ontstaan om de moderne leegte te bezielen. Men weigert zich neer te leggen bij de leegte, de ontgeestelijking en het gebrek aan zingeving. Veel nieuwe spirituele uitdrukkingsvormen kregen gestalte. Dat proces is al langer aan de gang. Als een soort onderstroom van het moderniseringsproces al sinds de Renaissance en vooral sinds de Romantiek. Het “leven uit een ideële inspiratie” is nooit weg geweest, ook al was het geen gemeengoed meer. Van der Wal verwijst o.m. naar Jacques Brosse, Het Europa van de spiritualiteit.
Hij signaleert een spirituele dimensie in de (moderne) kunst en verwijst naar schilders als Kandinsky, Rothko, Mondriaan en Kiefer. Deze zijn ook genoemd zijn in het boek Tekens van het onzichtbare: Essays over kunst en mystiek, besproken in CM 113. Bij kunstenaars tijdens de Romantiek is dit naar voren gekomen in CM 111-113. We zien ook spirituele tendensen in de (moderne) muziek, die bij uitstek “het magische vermogen heeft om mensen in hogere sferen te brengen... een ervaring van transcendentie, van een opgaan in iets dat ons als eindige wezens overstijgt. Het verlangen ons eigen ik te overstijgen is een van de oerthema’s van het leven. Muziek levert daar een mogelijkheid voor en biedt ons de mogelijkheid tot ongelimiteerde empathie.” Zie bijv. de dichter Rumi in genoemde essays over kunst en mystiek. “Met die ervaring van transcendentie raak ik al aan een centraal kenmerk van spiritualiteit” (p25,26). Dit is alvast één uitkomst van het grondslagenonderzoek naar wezenlijke kenmerken.
De moderne literatuur reikt niet meer naar de hemel maar blijft halverwege steken
https://www.uu.nl/onderzoek/moderne-en-hedendaagse-literatuur
Spirituele tendensen in de moderne literatuur, ‘hoge’ en ‘lage’ stijl
Ook in de moderne literatuur ontbreekt de spiritualiteit niet, hoewel deze zich sinds het naturalisme aan einde van de Romantiek “sterk bezighoudt met de zelfkant van het bestaan, met het menselijk tekort... De gebrokenheid en platvloersheid of zelfs miezerigheid van het bestaan wordt breed uitgemeten” (p27, zie deel 3 over de Franse literatuur en deel 10 over Duitse literatuur aan het einde van de Romantiek). Maar ook bij Camus, een ‘absurdistische’ auteur die als existentialist beschouwd wordt, komt de spirituele dimensie duidelijk naar voren. Van der Wal verwijst naar een essay van Camus in Noces, (Bruiloft, p81, zie mijn artikelenserie over Camus en CM 101 over zijn spirituele ervaringen).
Van der Wal pleit met de Poolse dichter Adam Zagajewski voor een “hoge stijl, waarin zich schoonheidservaringen en metafysische intuïties laten uitdrukken en waarin het sublieme, ongewone en raadselachtige aandacht krijgt... Uitdrukking geven aan het verhevene, ook in het alledaagse. Wat dichters moeten overdragen is “de ervaring van het geheim van de wereld, de metafysische gewaarwording, de grote verwondering, het plotselinge inzicht, de ervaring van nabijheid van hetgeen men niet mag uitspreken,” met de woorden van Zagajewski, (p29). Dit was bij veel literatuur tijdens de Romantiek het oogmerk.
De entertainmentindustrie daarentegen heeft een “lage stijl”: vlak, plat, grof en hard, ook vaak te vinden in moderne literatuur. Maar ook daar breekt het ‘hogere’, het spirituele door, zoals we zagen bij het symbolisme dat “een diepere werkelijkheid achter de façade van het alledaagse doet oplichten.” Bijv. bij Rilke, die door Van der Wal (p31) wordt geciteerd als deze schrijft over moderne schrijvers (en lezers):
“Geen berg is hun meer wonderbaarlijk...
De dingen hoor ik graag zingen.
Jullie raken ze aan: ze zijn star en stom.
Jullie brengen me alle dingen om”
(Uit de bundel Mir zur Feier, 1898. Over Rilke en het symbolisme, zie CM 113, Romantiek, Deel 10).
Het heilige verloor zijn centrale plaats en werd ingekapseld door het profane alledaagse
https://www.huubmous.nl/2017/08/31/rouwen-na-de-dood-van-god/
Spirituele en seculiere ontwikkelingen in de filosofie
Vervolgens gaat Van der Wal in op de ‘hoge stijl’ in de filosofie, waarin de werkelijkheid vanouds vaak vanuit een ideaal werd beschouwd. Bijv. bij Plato’s ideeënleer, ‘in het licht der eeuwigheid’ bij Spinoza. Een absoluut of goddelijk beginsel neemt vaak een basale plaats in. Bij het realisme en nog sterker bij het naturalisme werd het ideale verlaten en kwam de harde realiteit op de voorgrond. Volgens Van der Wal was het moderniseringsproces van “loskoppeling van realiteit en idealiteit” en een “’omkering van de wereld” al sinds de middeleeuwen aan de gang (p33,34).
Nietzsche beschrijft deze loskoppeling als de dood van God “als de loskoppeling van de aarde van de zon, waardoor ons een vast oriëntatiepunt ontvallen is” (zie Fröhliche Wissenschaft, aforisme 125).
Filosofische sleutelbegrippen als waarheid, goedheid, schoonheid, harmonie, heelheid en onaantastbare waarden “hebben een sterke koersdaling doorgemaakt, als ze al niet helemaal waardeloos geworden en... uit de handel genomen zijn” (p34,35). Zonder absoluut beginsel of Godsidee keldert het klassieke referentiekader en zijn waardentafel.
Er kwam een fascinatie voor het harde, de harde werkelijkheid, harde valuta’s, en een verharding van de sociale relaties. Hoewel men vroeger ook niet zachtzinnig met elkaar omging. ‘Verzakelijkte relaties’ lijkt sociologisch gezien een meer passende term. Kortom, het ideële maakte plaats voor het reële: de dagelijks waarneembare werkelijkheid. In mijn eerdere artikelen is verwezen naar de transitie van het ideële (Ideational) en idealistische cultuurtype naar het materiële, zintuiglijk gerichte ‘Sensate’ cultuurtype waarin weinig plaats is voor het spirituele.
Het naturalisme beschrijft de harde realiteit Ero Järnefeld, De Rooiers (1893)
http://literairestromingen.blogspot.com/p/blog-page_26.html
Trendverschuivingen in de moderne literatuur
In de moderne literatuur verschoof de focus naar de harde alledaagse realiteit, zoals bij het realisme en naturalisme. De werkelijkheidsvisie werd minder dichterlijk en meer prozaïsch en banaal. Van der Wal spreekt van een ‘ontdichterlijking’ (dépoëtisation). Het is het omgekeerde van wat de vroege Romantici Novalis en Schlegel romantiseren en poëtiseren noemden, waarbij zij de wereld als magisch en wonderbaarlijk gingen beleven.
In moderne literatuur is er echter ook een trend waarbij de mystiek en de magie van het alledaagse naar voren komt, de titel van een boek van godsdienstwetenschapper Mircea Eliade, vertaald door de dichter Hans Andreus. Van der Wal noemt Martinus Nijhoff (Het uur U), Gerrit Achterberg en Ida Gerhardt, maar het geldt voor meer schrijvers en kunstenaars. Het ‘magisch realisme’ is bijv. een wijdverspreid genre in de 20e eeuwse beeldende kunst en literatuur. Harry Mulisch, Hubert Lampo, Johan Daisne, Salvador Dali en M C Esscher hebben daar o.m. affiniteit mee. Nijhoff noemt poëzie “een profane, wereldlijke mystiek” (p40). In CM 40 staat een artikel van Patricia van Bosse over verlichtingservaringen bij Nederlandse dichters. Zie ook ‘Gedichten van Nederlandse dichters over leven, sterven en dood’ in CM 34. Sterven is een bij uitstek spirituele aangelegenheid.
De conclusie... kan zijn dat een spiritueel moment ook aan de moderne lyriek allerminst vreemd is... In de levens van verschillende kunstenaars kunnen we een ontwikkeling in de richting van verdieping, verinnerlijking en intensivering waarnemen... ‘De handpalm is geopend naar het licht’”, met een dichtregel van Ida Gerhardt (p40,41).
Spiritualiteit en de moderne wetenschap: aan de grenzen van het ondoorgrondelijke
Bij de moderne wetenschap speelt spiritualiteit ook een rol van betekenis. Ook bij de motivatie tot wetenschapsbeoefening. Verwondering speelt vaak een grote rol bij de drang om iets te willen doorgronden. Het is een vreugde meer te weten. Aan theorieën en formules wordt door sommige wetenschappers, zoals Einstein, Weyl en Heisenberg een zekere schoonheid toegekend. De ontdekking van de formules van de kwantummechanica was voor Heisenberg een spirituele ervaring. Alsof hij “onder de oppervlakte van de atomaire verschijnselen naar een vreemde en mooie binnenkant keek en bijna duizelig werd” (p44, zie CM over zijn memoires).
Einstein wijst op de ervaring van de mysterieuze (Geheimnisvolle, raadselachtige) gemeenschappelijke grond van kunst, religie en wetenschap. Het komt in de buurt van wat religiewetenschapper Rudolf Otto het ‘numineuze’ noemt in Das Heilige. Wetenschappers staan aan de grens van het ondoorgrondelijke en lijken die grens soms te overschrijden. Dat kan een ervaring geven van transcendentie. Tegelijk wijst wetenschap naar een open horizon. Er komen steeds nieuwe vragen op. De wetenschap blijft onvoltooid en gaat als het ware op in een oneindigheid van wat we nog niet weten.
Spiritualiteit in het gewone leven
Behalve wetenschap en kunst biedt het gewone leven spirituele momenten van transcendentie, die door dichters en schrijver soms in woorden zijn gevat (zie Patricia van Bosse over verlichtingservaringen bij dichters). Haast iedereen kent zulke momenten, bijv. bij verliefdheid of natuurbeleving, schoonheidservaringen en grenssituaties. Fokke Obbema heeft er een serie artikelen over geschreven die in boeken zijn verschenen: De zin van het leven: gesprekken over de essentie van ons bestaan en Een zinvol leven: De mens en zijn verhaal.
Onderzoek van grondslagen en samenhang
Filosofie wordt door Van de Wal omschreven als grondslagenonderzoek en bezinning op achtergrondvragen, in het onderhavige boek op het gebied van de spiritualiteit. Daarbij gaat het o.m. om “analyse en articulatie van... conceptuele structuren of denkschema’s” (p51). Spiritualiteit en zeker mystiek gaan echter vaak voorbij denken en denkschema’s en hebben te maken met de onuitputtelijke (spirituele) dimensie van het bestaan (zie bijv. Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid, CM 106).
Daarnaast is filosofie vaak gericht op een totaalvisie, op de samenhang van de werkelijkheid, de orde in het universum, het geheel en/of het wezen van en achter de verschijnselen, die zij probeert te doorgronden. Een dergelijke beschouwing heeft raakvlakken met spiritualiteit. Filosofie heeft echter vooral betrekking op het denken, terwijl spiritualiteit vaak het denken transcendeert en eraan voorbijgaat. Bij sommige spirituele filosofen is dat ook het geval, terwijl anderen de grenzen van het denken onderzoeken (bijv. Kant).
Existentiële vragen en spirituele ervaringen
Dan is er nog het existentiële aspect: de filosofie houdt zich bezig met de laatste en diepste vragen in ons bestaan, naar de bron, de zin en de bedoeling en bestemming van ons bestaan, en gaat zo over in levensbeschouwing. Het ‘goede leven’ is een belangrijk thema: wat is goed, wat is juist, wat maakt een mens gelukkig? Vragen die met ethiek en spiritualiteit te maken hebben.
Behalve op denken, denk- en kenstructuren richt filosofie zich op (het totaal van) de menselijke ervaring, het leven en de wereld als geheel. Daaronder vallen ook spirituele, religieuze mystieke én transcendentie-ervaringen en -beschrijvingen, bijv. van ‘godsbewustzijn’ en van ‘kosmisch bewustzijn’. Ervaringen die door sommige filosofen en vele mystici worden beschreven (zie CM 101). Het zijn ervaringen waarbij “we boven onszelf uitgetild worden en deelgenoot worden van een werkelijkheid die ons overstijgt” (p65,66). Ook dit “ervaringsmateriaal” vraagt om een (filosofische) uitleg en duiding.
Essentiële kenmerken van religie en spiritualiteit
Wat zijn dan de essentiële kenmerken van de religieuze en spirituele ervaring? Deze worden aangeduid met termen als (de ervaring van en de houding tegenover) “het gans andere, heilige of sacrale, goddelijke, numineuze, hogere, sublieme of verhevene, ontzagwekkende, absolute, ultieme, oneindige, eeuwige, onvergankelijke, mysterieuze, onzegbare en transcendente, om het daar nu bij te laten..., een werkelijkheid van een hogere orde,... keer op keer... begeleid door intens geluk” (p70).
Onze moderne cultuur kenmerkt zich door o.m. “desacralisering en pragmatisering”. Het heilige en goddelijke verdwijnt als het al niet verdwenen is. Dit proces van secularisatie begon al lang geleden volgens o.a. Max Weber en Charles Taylor (Een seculiere tijd). Bij het joodse volk werd een transcendente God al buiten de wereld geplaatst. Bij de Grieken vond een ’ontmythologisering’ en rationalisering plaats, die zich voortzette in de Europese cultuur. Toch blijven mensenrechten heilig en formeel onaantastbaar of onschendbaar.
Een volkomen ontheiligde cultuur is volgens sommigen gedoemd ten onder te gaan. Sociologen als Durkheim, Weber en Sorokin achten een spirituele en/of religieuze cultuurcomponent onmisbaar. Religie, spiritualiteit en ethiek voorzien in wezenlijke persoonlijke en sociale functies. Albert Schweitzer spreekt van ‘eerbied voor het leven’ als ethische grondslag van de cultuur in Cultuur en ethiek. “Het menszijn, kortom, kan naar het lijkt niet volwaardig geleefd worden zonder oriëntatie op voor heilig gehouden bakens. Zelfs Camus, die zeer doordrongen was van de absurditeit van het bestaan, geeft uitdrukking aan ‘iets heiligs zonder God’” (p75, zie eerdere serie over Camus).
Transcendentie betreft wat niet te vatten is achter de horizon van onze ervaring.
https://creativeconsciousness.nl/bewustzijn-quotient/
Transcendentie
Een wezenlijk kenmerk van religie en spiritualiteit dat steeds naar voren komt is transcendentie of het transcendente... een werkelijkheidsdimensie die voorbij de horizon van onze gewone werkelijkheidservaring ligt, deze overstijgt... ‘een andere wereld waarin we volledig kunnen opgaan’” (p75, verwijzend naar Erik Heijerman in K.Bras, Werken met spiritualiteit). Maar is het spirituele ook niet immanent in het leven dat ervan doortrokken is als de adem van het bestaan, zoals bij het mythische bewustzijn, waarbij de wereld nog vol mysterie, betovering, goden en geesten is?
De transcendentie èn de onderliggende eenheid van het bestaan wordt ervaren bij mystieke ervaringen, die in uiteenlopende tradities een opmerkelijke gelijkenis tonen. Zie het artikel van Van der Wal in het Filosofie-Tijdschrift besproken in CM 111 en de artikelen over kosmisch bewustzijn in CM 101). Hij verwijst ook naar Camus en Dionysius de Areopagiet; beiden zijn besproken resp. in CM 60 en 90, 93 t/m 102). Er is bij velen een tendens op eigen wijze de spirituele werkelijkheidsdimensie weer in ere te herstellen in ons persoonlijke en maatschappelijke leven om dit meer zin en doel, inhoud en substantie te geven.
Spiritualiteit in onze filosofische traditie
De traditie van de westerse filosofie is van meet af aan verbonden met spiritualiteit. Nietzsche noemde “het eigenlijke doel van al het filosoferen de unio mystica” (p89). Van der Wal gaat in op de voorsocratische filosofen, waarover Nietzsche schreef, verder Plato, Plotinos en de neoplatonici, de stoïcijnen en de scholastiek, met name Johannes Scotus Eriugena, de franciscaan Bonaventura en bisschop Cusanus. Spinoza en Kant komen herhaaldelijk naar voren. Opmerkelijk is het ontbreken van het Duitse idealisme van Fichte, Hegel, Schelling en de levensfilosofie van Schopenhauer (zie CM 110, 111 en 113). Bergson en Duintjer komen aan de orde, evenals Ernst Bloch en Cornelis Verhoeven onder de 20e eeuwse filosofen.
Van der Wal noemt nog meer filosofen, o.m. de mysticus Jacob Böhme, de theoloog Schleiermacher, de joodse filosoof Levinas en de Amerikaanse schrijver Emerson (zie CM 111). Er zijn meer spirituele filosofen. Ook bij Habermas bijv. is ‘onderhuids’ ook een spiritueel moment te onderkennen, met name in zijn dissertatie over de gnostici (zie CM 74). Teilhard de Chardin staat een beetje buiten de filosofische traditie, maar bouwt voort op Bergson en Blondel. Augustinus (CM 91), Dionysius de Areopagiet (CM 60) en Giordano Bruno zijn ook notoire spirituele denkers. Herman Wolf, de grootvader van Paul Scheffer, is in CM ook herhaaldelijk naar voren gekomen (CM 34,80,84,86). In de oosterse filosofische tradities is het spirituele moment meer prominent, zoals o.m. Herman Wolf laat zien (in De ziel van het Oosten en de geest van Het Westen).
Filosofische godsdienstkritiek
Een apart hoofdstuk vormt de filosofische godsdienstkritiek, die al begint bij Xenophanes, de favoriete Griekse filosoof van Karl Popper (zie CM 72), en bij Nietzsche een climax bereikt. “God is geheel oog, geheel geest, geheel oor,” schrijft Xenophanes (p104), m.a.w. geheel en al bewustzijn in termen van de Indiase Oepanishaden. Daarmee gaat hij in tegen antropomorfe visies, waarbij goden als mensen worden afgebeeld. Van der Wal vergelijkt deze religieuze verdieping met die van de Israëlische profeten, die de transcendentie van God benadrukken en pleiten voor verinnerlijking en morele verdieping die raakvlakken heeft met spiritualiteit.
De kritiek is vooral gericht op de geïnstitutionaliseerde religie, die gebruikt werd voor het behartigen van de belangen van de machthebbers, en gebruik maakten van religie als rechtvaardigende, legitimerende ideologie, volgens de kritiek van o.m. Marx. In het denken van Nietzsche en Marx, dat gericht was op zelfverwerkelijking en bevrijding van culturele en maatschappelijke belemmeringen daartoe, is in die zin een spiritueel moment aanwezig. (Zie bijv. Also sprach Zarathustra, en H van Praag, Karl Marx: Profeet van een nieuwe tijd).
Kenmerkend voor de moderne godsdienstkritiek is dat “het ‘hogere’ vanuit het ‘lagere’ wordt geduid, het ideële van het niet-ideële” (p107). Bij Marx is dat de materiële, economische onderbouw, bij Nietzsche en Freud resp. het machtsstreven en driftleven, alsof het spirituele daaruit zou voortkomen. De crisis van religie en spiritualiteit kenmerkt zich door een “wantrouwen tegenover ‘het hogere’, een omkering van waarden, die zich kenmerkt door een zuivering en kaalslag van ‘hogere’ waarden en een halvering van de werkelijkheid tot het waarneembare en materiële. Dat kwam ook aan het einde van de Romantiek naar voren bij het naturalisme. Bij het bestrijden van uitwassen van religie is “niet alleen het onkruid maar ook de halve tuin en meer weggespoten” met bestrijdingsmiddelen (p109).
Een versmald ervaringsbereik
Reductieve analyse: het verklaren van het ‘hogere’ uit het ‘lagere’
Het verklaren van het hogere uit het lagere noemt Van der Wal een “reductieve analyse”, die leidt tot reductionisme, waarbij een deel van de werkelijkheid wordt ‘wegverklaard’ (p110). Het geeft een verschraalde en versmalde werkelijkheid. De moraal wordt bijv. verklaard vanuit de biologie, genen en omgeving, die weer vanuit de chemie worden verklaard. De natuurkunde komt naar voren als de meest basale wetenschap. Met de mechanica van Newton meende men alles te kunnen verklaren, maar dat bleek bij de thermodynamica, de elektrodynamica en de kwantumfysica niet op te gaan (zie resp. Faraday en Maxwell, CM 110 en Heisenberg, CM 101, 108). Bij de kwantumfysica werd de mens weer deelnemer aan de natuur in plaats van erbuiten te worden geplaatst als objectieve, gevoelloze waarnemer.
Het gemechaniseerde wereldbeeld blijkt te beperkt
De natuur blijkt subatomair niet meer te werken en te verklaren volgens de mechanica van Newton. Het idee van een organisch bezield geheel, dat tijdens de Romantiek prominent was, lijkt weer naar voren te komen in verenigende veldtheorieën. Het wereldbeeld van de wisselwerking van fundamentele ondeelbare deeltjes is voorbij gestreefd (zie CM, 27,28,110). Bewustzijn, doelgerichte activiteit, normativiteit, wilsvrijheid en zinvolheid krijgen weer een fundamentele plaats in ons gereduceerde werkelijkheidsbegrip. Het gemechaniseerde wereldbeeld blijkt achterhaald, hoewel het nog doorwerkt op vele gebieden, bijv. in de geneeskunde (zie Capra, CM 110).
Het spirituele organische wereldbeeld staat niet meer tegenover het gemechaniseerde materialistische wereldbeeld. Er is een synthese mogelijk. Dat zagen we al bij de wetenschap tijdens de Romantiek en zien we bij de systeemtheoretische benadering (Capra). De werkelijkheid blijkt gelaagd in lagen van complexiteit, systemen en dimensies die elkaar wederzijds beïnvloeden. Ook in de geneeskunde komen dergelijke visies naar voren (zie Maarten Rutgers e.a. in de artikelenserie Nieuwe wegen in de gezondheidszorg. Leven en bewustzijn krijgen daarbij een meer autonome plaats in plaats van een afgeleide te zijn van materiële processen. Het is immers nog niet gelukt om leven en bewustzijn voort te brengen uit ‘dode’ materie, waarin leven en bewustzijn mogelijk inherent of latent aanwezig kunnen zijn en emergent blijken (p145, zie ook Bergson, S.T.Bok en Teilhard de Chardin).
De gemechaniseerde wereld wordt meer open en wijst boven zichzelf uit naar een “open horizon” of zelfs een “transcendent domein”. Einstein noemde dit “het mysterieuze” (p134,135). Daarin is weer ruimte voor spiritualiteit en ervaringen van transcendentie. Van der Wal verwijst vooral naar Hans-Peter Dürr, Physik und Transcendenz en Ken Wilber, Quantum Questions. Mystical Writings of the World’s Greatest Physicists.
De spirituele dimensie van de filosofie, die in de moderne filosofie is versmald, is al herhaaldelijk naar voren gekomen. Ook de kunst en de literatuur toont deze dimensie, die wordt aangeraakt door “existentiële, d.w.z. van binnenuit doorleefde ervaring” (p141), volgens de existentiefilosofie van Karl Jaspers. Een voorbeeld van een 20e eeuwse denker bij wie deze dimensie weer aan bod komt.
Transcendentie is in de filosofie, literatuur, kunst en wetenschap “in vele gestalten aanwezig”. Er is veel spiritueel “ervaringsmateriaal” beschikbaar, dat erop wijst dat “de mens... deel uitmaakt van het omgrijpende geheel van een onuitputtelijk creatieve werkelijkheid,” die ons verre overstijgt in een “peilloos mysterie” (p147, zie ook Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid, CM 106).
De zonnegod
Spirituele symbolen
De werkelijkheid wordt gekend via symbolen, zinnebeelden, waarmee zij wordt weergegeven. Onze taal en ons kenvermogen werken via symbolen, die verschillend zijn in verschillende bewustzijnstoestanden. Er zijn verschillende “bewustzijnsvormen” volgens filosoof en psycholoog William James. “Geen verklaring van het universum in zijn totaliteit kan volledig zijn, die deze andere bewustzijnsvormen buiten beschouwing laat” (p151). Dit gaat voorbij reductieve analyse en opent ons bewustzijn voor spirituele ervaringen en bewustzijnsvormen. Het mystieke bewustzijn gaat voorbij symbolen en is onzegbaar.
Er zijn ook veel universele spirituele symbolen die een spirituele werkelijkheid weergeven, zie bijv. Jung, De mens en zijn symbolen, Archetypen. Van der Wal noemt de zon en de zonnegod en het licht. Beide zijn bij Franciscus zinnebeelden van God en Christus, “het eeuwig licht” (p156 over het zonnelied). Zie ook bijv. de mythe van de grot bij Plato, het “lichtmakende licht” (lucifera lux) bij Augustinus (p158). Licht wordt vaak gezien als “bron van orde”, zie bijv. Genesis 1. Licht is bij sommige filosofen een metafoor van waarheid (Parmenides, Plato, Plotinos, Spinoza).
Vogels en vlinders zijn symbolen van de ziel, omdat zij meer etherisch lijken, zie Ton Lemaire, Op vleugels van de ziel. Vogels in voorstelling en verbeelding. Alsof de ziel vleugels heeft. “En mijn ziel spande / wijd zijn vleugels uit / vloog door stille landen / alsof zij vloog naar huis” (p161, uit Mondnacht van de romantische dichter Eichendorff, zie CM 111). De roos is het oerbeeld van schoonheid, de cirkel de “volmaakte figuur”. De boom symboliseert groeikracht, onverzettelijkheid en beschutting, het water reinigend vermogen.
De zee staat voor het oneindige, de primordiale oerstof waaruit de wereld is voortgekomen en de bron van scheppende kracht, de ‘oermoeder’, ‘la mère’. Het “oceanische gevoel” (Freud, Romain Rolland) overstijgt ons. Onderdompeling in water, de doop, symboliseert “wedergeboorte, initiatie tot een nieuw bestaan”. Zeemonsters vormen de machten van het kwaad. In de bijbel staat de zee voor chaos.
Caspar David Friedrich, Monnik bij de zee, 1808-09
De weg (Tao) geeft de werkwijze weer, de methode (Grieks ‘hodos’, weg), de juiste weg, de rechte weg, de heilsweg, het achtvoudige pad. “Gods wegen... zijn onnaspeurlijk” of ondoorgrondelijk (p165). Er zijn nog vele andere spirituele symbolen. De bekendste zijn de vader, de moeder en het (goddelijk) kind, de maagd, de held en de wijze, de schaduw en het masker (de persona, het zelf zoals het zich naar buiten toe toont), die bij Jung naar voren komen als archetypen.
Symbolen geven een diepere werkelijkheid weer voorbij het waarneembare , een werkelijkheid die uiteindelijk ondoorgrondelijk is, een mysterie (‘unerforschlich’ bij Goethe, p167). Symbolen vormen een soort brug naar het mysterie en geven daarvan een hint, een teken. Dat kan op vele wijzen, waarmee de filosoof zich met een gerust hart kan inlaten, zolang hij oog heeft voor het symbolisch karakter en dit weet te onderscheiden van de werkelijkheid, die erachter schuil gaat en de symbolen overstijgt of transcendeert.
https://nl.linkedin.com/company/horizonflevoland
“Achter de gestaag en telkens veranderende concrete horizon... blijft er altijd een ‘horizon als zodanig’... De horizonlijn blijft verborgen... Dit is de laatste en absolute horizon (als laatste referentiepunt bij alles wat je doet in het leven) en het is deze horizon – metafysisch vluchtpunt in je leven dat de zin ervan bepaalt – die velen als God ervaren,” met de woorden van Jan Patochka, ooit collega van Vaclav Havel (p172). De horizon waarheen wij ons bewegen en waarop we ons oriënteren, blijft onbereikbaar met ons meebewegen. Geen symbool of kompas kan deze horizon vatten. Toch hebben wij beelden en symbolen nodig om ons leven leefbaar te maken, zin te geven, te kunnen communiceren en ons te kunnen oriënteren. “Er is in ieder een deel / van het ondeelbaar geheel,” schrijft Abel J Herzberg (p173). Zo wijst een symbool naar een achterliggend geheel, waarvan het een aspect laat zien. En in dit geheel krijgt ons leven zin als deel van een groter geheel.
Spiritualiteit in de praktijk
Van der Wal noemt dit het expressieve en existentiële aspect van spiritualiteit. Het is niet alleen transcendent, maar ook immanent in ons leven en de werkelijkheid. Wijsbegeerte is het “streven naar inzicht waaruit geleefd kan worden”, zoals religie volgens Schweitzer beschouwd kan worden als “gepraktiseerde eerbied voor het leven” (p175) en spiritualiteit de praktijk van een verinnerlijkte of meer bewuste levenshouding. Het is geen theorie die daar los van staat. In de vroege middeleeuwen ging geleefde vroomheid (spiritualiteit) hand in hand met reflectie, die niet gescheiden was van de levenspraktijk.
Dat was ook zo bij Griekse filosofen zoals de stoïcijnen en bij Spinoza die leefden vanuit (het ideaal van) gelijkmoedigheid en innerlijke evenwichtigheid (apatheia, affectloosheid). Geloof is te beschouwen als “basaal vertrouwen” (p178), ‘grondeloos vertrouwen’ met een term van Otto Duintjer (Rondom regels), die een “spirituele verankering” kan geven, welke zonder religiositeit of spiritualiteit vaak node wordt gemist. Van der Wal ziet het niet als een dwaling, een dwaasheid of een illusie of een ziekteverschijnsel, zoals resp. bij Freud (De toekomst van een illusie) en zijn collega Janet, die zijn bevindingen publiceerde in het tijdschrift Histoire de la folie (p108). Filosofie en religie kunnen ook een bron van troost vormen, zoals o.m. Boëthius schreef (Troost in filosofie), niet louter opium voor het volk, zoals bij Marx.
Wu wei is een term uit het taoïsme en betekent ‘niet doen’, meebewegen, loslaten, niet verzetten
https://www.youtube.com/watch?v=tvf2O3e9Mww
Een positieve levensinstelling, welbevinden, vreugde en geluk
“Vreugde en geluk doortrekken op zijn minst impliciet de filosofieën van Pythagoras, Plato, de stoïcijnen, Plotinos tot aan Goethe, Schelling, Bergson en anderen toe,” bijv. Epicuros, Augustinus en Spinoza. Bij mystici gaat het over in extase en gelukzaligheid, ook in de Indiase Oepanishaden, die met de filosofie van Plato verwant zijn. Veel spirituele filosofieën zijn gericht op verlichting en geestelijke bevrijding, gnosis of “intuïtieve godskennis” (p 183, bij Spinoza).
“En bij Havel lezen we naar aanleiding van zijn mystieke ervaring...: ‘Een diepe verbijstering... veranderde in...een duizelingwekkende gewaarwording van eindeloos tuimelen in de afgrond van het mysterie ervan, in een tomeloze vreugde omdat ik leefde..., en omdat alles een diepe en duidelijke betekenis heeft (...); ik werd overspoeld door een gevoel van ultiem geluk en van een ultiem in harmonie zijn met de wereld en mijzelf’..., een soort kosmisch bewustzijn (p183, zie ook CM 101). Zo zijn door de eeuwen heen vele ervaringen gerapporteerd, die als ‘ervaringsmateriaal’ kunnen dienen voor filosofische reflectie. Het gaat in de filosofie vaak om “een positieve levensinstelling... geluk, welbevinden, een goed leven en een vreugdevol bestaan” (p185).
“Als spiritualiteit... gepaard gaat met een soort serene vreugde en ontspannenheid, dan krijgt zij iets lichtvoetigs en speels” (p186). Het leven wordt meer een spel, een “creatief spelen”, zoals schrijvers en dichters spelen met woorden. Van der Wal verwijst naar Rilke en de ironie van Socrates, Erasmus, Montaigne, Swift, Havel en vele anderen.
Maatschappelijke relevantie
Een praktische kant van spiritualiteit is ook de maatschappelijke betekenis. In filosofie en religie gaat het vaak om het leven vanuit “een goddelijke ordeningsbeginsel”, zoals bijv. bij de stoïcijnen, het leven vanuit een dieper principe, het ‘diepe ik’ (moi profond) bij Bergson. Niet slechts oppervlakkig geluk, maar duurzaam welbevinden. Tegenwoordig heerst een “uiterlijk welzijnsconcept” (p191). Dit biedt geen duurzaam geluk, maar veeleer afhankelijkheid van uiterlijkheden, bezit, status, invloed e.d., gepaard gaand met “tijds- en prestatiedruk, jachtigheid en gespannenheid” (p192).
Een spirituele levenshouding heeft volgens Van der Wal als praktische gevolgen meer “vriendschappelijke, tolerante en vreedzame tussenmenselijke betrekkingen,” afgezien van eerdergenoemde levensvreugde en ontspanning. “Omdat wij... een goddelijke vonk in ons dragen, zo [zegt] Marcus Aurelius, zullen wij op samenwerken bedacht en zorgzaam ten opzichte van elkaar zijn” (p192,193).
Zorgvuldig omgaan met de natuur. https://www.zensitivity.nl/10-manieren-om-spiritueel-te-ontwaken/
Spiritualiteit en de omgang met de natuur
Dan de hoogst actuele vraag naar de betrekking tussen spiritualiteit en (omgang met de) natuur. Spiritualiteit leidt vaak tot het besef opgenomen te zijn in een bezield verband en tot natuurmystiek, “eenheid met al wat is” (p194), zoals bij Franciscus, de Romantici, tal van dichters en kunstenaars (zie serie over de Romantiek). In elk geval tot een verdiepte meer reflexieve natuurbeleving en omgang met de natuur als de ons omhullende levensomgeving. “Uit spiritueel oogpunt past de houding van participant in het natuurgebeuren de mens beter dan die van exploitant.” Hij speelt mee in het orkest van zijn medeschepselen in “de symfonie van de natuur”. Dat is de titel van het voorgaande boek van Van der Wal (besproken in CM 98). Dit alles draagt bij tot “een meer zorgzame en sparende omgang met de natuur” (p195).
https://www.sjamanca.nl/sjamanca/lakota-tribe.
“De geurende bloemen zijn onze zusters, het rendier, het paard, de grote adelaars onze broeders..., het is allemaal van hetzelfde geslacht” Opperhoofd Seattle.
Indiaanse wijsheid
In de bijlage komt als voorbeeld van praktische levenswijsheid en spiritualiteit de indiaanse wijsheid aan de orde. Deze bestaat uit praktisch spiritueel inzicht in de verbondenheid met de natuur en de Grote Geest. “De natuur [wordt] gezien en ervaren als één groot familieverband... ‘Wij zijn een deel van de aarde en de aarde is een deel van ons’” met de woorden van opperhoofd Seattle. De indianen “verliezen de uiteindelijke heelheid niet uit het oog,” aldus Joseph Brown (p208: The Spiritual Legacy of the American Indians, p71). Dieren en planten zijn dus zijn verwanten. Ze zijn geen bezit van de mens, geen zaken om uit te buiten. “De mens heeft het web van het leven niet geweven. Hij is slechts één draad ervan... De aarde behoort niet aan de mens. De mens behoort aan de aarde,” volgens Seattle (p212). Hij dient zich te richten naar de kosmische orde en zich in te voegen in het levensweb. Dit kan leiden tot een levenswijze en geesteshouding die “als een vorm van ‘Weltfrömmigheit’ getypeerd kan worden” (p214). Een wereldgerichte spiritualiteit, die in vreugde de omvattende schoonheid van de natuur beleeft.
We hebben nog een lange weg te gaan, maar de eerste schreden zijn gezet.
https://utrecht.cervantes.es/FichasCultura/Ficha98263_39_6.htm, over pelgrimstochten en spirituele reizen
Slot, samenvatting en conclusie
Filosofie en spiritualiteit blijken diepe verwantschap te tonen, al lijkt in de moderne filosofie het spirituele moment vaak “zoekgeraakt...[in] een versmald ervarings- en rationaliteitsbegrip” (p197). Ook blijkt “een blijvende behoefte aan bezinning op de grote levensvragen, zoals die naar het vanwaar en waartoe... van onze diepste identiteit, etc.”
In het bovenstaande zijn de resultaten van het grondslagenonderzoek van de spiritualiteit weergegeven, de essentiële kenmerken werden geduid. Toegelicht werd waarom spiritualiteit in de moderne tijd en in de moderne filosofie is vervlakt of zelfs bij velen verdwenen, omdat het ervaringsbereik werd versmald door alleen het zintuiglijk waarneembare als werkelijk te zien. Iets meer, laat staan iets ‘hogers’ bestond eenvoudigweg niet meer. Alsof wat we niet kunnen waarnemen ook niet bestaat in een gereduceerde tunnelvisie, waarin alleen het waarneembare bestaansrecht heeft.
Wat dan te denken van spirituele ervaringen, die als ervaringsmateriaal voorhanden zijn en wijzen naar andere werkelijkheidsdimensies, die in het perspectief van de moderne natuurkunde niet onmogelijk meer zijn? Deze dienen op zijn minst serieus te worden genomen door nader onderzoek. En., (filosofische) analyse en bezinning door “een rehabilitatie van de spirituele dimensie van de filosofie” (p199).
Uit nadere reflectie blijkt “een ladder van zijnsvormen met per niveau steeds eigensoortige, onherleidbare eigenschappen die alle om eigen bijbehorende ontsluitingsmiddelen vragen” in een gelaagd complex systeem of samengesteld geheel. De werkelijkheid blijkt geen gesloten systeem te zijn, waarvan het functioneren zou zijn te verklaren met mechanische wetmatigheden. Het blijkt juist een open karakter te hebben dat soms mysterieuze trekken kan vertonen, als wij ons daarvoor open kunnen stellen (zoals bijv. Einstein en Heisenberg). Dat laatste kan een spirituele beleving geven, een ervaring van verwondering, die volgens Plato en Aristoteles de bron is van de filosofie en wellicht ook van de wetenschap. Veel ‘normale’ wetenschap lijkt volgens Thomas Kuhn echter op het oplossen van puzzels. Een en ander kan een meer bewuste, reflexieve en bezonnen spirituele levenspraktijk ondersteunen in een leven vanuit ideële inspiratie en een “filosofisch gereflecteerde spiritualiteit” (p201).
Spirituele beleving. http://www.verrekijkers.org/2019/05/30/5359/
Commentaar: spirituele ervaringen en reflectie erover
Het boek van Van de Wal is te beschouwen als een geslaagde poging tot filosofisch onderbouwde levenswijsheid en spiritualiteit met peilers en ‘ervaringsmateriaal’ vanuit de filosofie, literatuur, kunst en wetenschap, zelfs de indianen moeten eraan geloven en dragen ertoe bij. Hij geeft blijk van een open kritische houding. Hij verlaat platgetreden paden en herontdekt oude karavaanroutes. Vaak zijn deze over het hoofd gezien en verlaten om de stokpaardjes van de moderne filosofie te berijden op vlakke, kale wegen. Het gaat er daar instrumenteel en mechanisch aan toe en de paden mag je niet verlaten om ommetjes te maken door een mystiek en mysterieus aandoend landschap. Hij beschrijft ook hoe en waarom verwondering en mysterie werden uitgebannen in een vlakke, harde wereld, waarin harde feiten en kale cijfers tellen en bezieling en bevlogenheid het nakijken hebben.
Van der Wal geeft blijk van brede kennis van zaken en diepe doordenking van het thema filosofie en spiritualiteit. De vraag dient zich aan naar zijn eigen spirituele ervaringen. De nadruk ligt op doordenken en reflecteren van het ervaringsmateriaal van anderen dat door zijn brede belezenheid ruim voorhanden is. Hij geeft blijk van het invoelend begrijpen daarvan, alsof dergelijke ervaringen hem niet vreemd zijn. Het laatste wordt misschien het meest duidelijk bij zijn bijlage over de indiaanse wijsheid, die direct en praktisch is, minder reflexief dan in de filosofie.
Uit zijn vorige boek Symfonie van de natuur blijkt zijn affiniteit met natuurbeleving en ook een (mogelijk oecumenische) religieuze achtergrond zal hem niet vreemd zijn. Hij geeft blijk daar op zijn minst kennis van te hebben genomen. De westerse filosofische traditie, in het bijzonder de spirituele filosofen, kent hij grondig, en ook de Duitse literatuur, blijkt uit de wijze waarop hij daaruit put. Na een leven lang filosofie doceren lijkt de filosofie een levende werkelijkheid en levenswijsheid te zijn geworden in de spirituele levenspraktijk die hij voorstaat van een ideële, bezonnen levenswijze en levenswijsheid, die tot voorbeeld strekt.
Mystici ontbreken in zijn betoog. Geen Eckhart, Ruusbroec, enz. Jacob Böhme en Dionysius de Aeropagiet en Franciscus worden eenmalig genoemd. Augustinus en Plotinos een aantal malen. Dus bijna alleen (spirituele) filosofen, zoals past in het thema filosofie en spiritualiteit, in combinatie wel te verstaan. Ook de oosterse filosofie komt vrijwel niet aan bod. Dat is zijn goed recht, anders was het boek misschien dubbel zo dik geworden. Maar de afbakening had expliciet gesteld kunnen worden, want oosterse filosofen passen bij uitstek in het thema, zoals de serie artikelen van Hans Kuijper over de Chinese filosofie laat zien en eerder de serie van Hans Komen ‘Bewustzijn, wat is dat?’ over een aantal moderne Indiase filosofen.
Van der Wal gaat ook niet in op spirituele methoden en technieken, terwijl yoga, meditatie, tai chi of chi gung en mindfulness algemene ingang hebben gevonden. Alleen filosofische reflectie komt aan bod. Denken over spiritualiteit is echter niet de spirituele ervaring zelf, die daaraan voorbij gaat. Hij noemt één keer transcendente meditatie in een rijtje van spirituele bewegingen (p8), die elk hun eigen benaderingen en methodieken hebben. In de oosterse filosofie zowel als in westerse spirituele stromingen, van kloosterorden tot nieuwe spiritualiteit, zijn methoden prominent aanwezig en vaak nodig om transcendentie te ervaren voor zover dat mogelijk is. Want het betreft het overstijgen van de grens van het ervaarbare.
Filosofische reflectie heeft zijn beperkingen om het domein van de spiritualiteit op toereikende wijze te verkennen, en versmalt zich tot denken over spiritualiteit. “The proof of the pudding is in the eating… Philosophers were expected to be seers, but they came out to be just talkers” (Maharishi Mahesh Yogi). Als het mee zit zijn het diepdenkers, die ook spirituele ervaringen hebben. Bij veel moderne filosofen is dat niet het geval volgens Van der Wal. Bij spiritualiteit gaat het vaak om ervaringen die voorbij het denken gaan en spontaan kunnen optreden, maar vaak zijn (meditatie)methoden daarbij behulpzaam, zoals Toon van Eijk in diverse artikelen heeft toegelicht.
Claude Monet, Klaprozenvelden
Een rijk begroeide leegte 2021 09 04
Het zuivere bewustzijn
lijkt een onbegrensde leegte
gevuld met puur geluk en vrede
waarin wij leven en bewegen
Die leegte is ons eigenlijke zijn
Een onbegrensd en ongerept terrein
waarvan wij de gelukkige bewoners zijn
waarin wij leven en bewegen en in zijn
Er groeien vele soorten bloemen
Terwijl de rozen altijd bloeien
Bijen door de struiken zoemen
rond de honingbloemen
Zich tegoed doen aan de honing
in de tuinen van mijn woning
rond het huis van mijn bewustzijn
waarin wij leven en bewegen en in zijn
En met alle rozen die er bloeien
hoop ik jou te kunnen boeien
om er ook te komen toeven
zonder ergens heen te hoeven
In die rijk begroeide leegte
gevuld met puur geluk en vrede
waarin wij leven en bewegen
en ons naar elkaar begeven
Die leegte is ons eigenlijke zijn
Een onbegrensd en ongerept terrein
waarvan wij de gelukkige bewoners zijn
waarin wij leven en bewegen en in zijn*
*Handelingen van de apostelen 17:28
Van Gogh, Klaprozenveld