Civis Mundi Digitaal #114
https://nl.peopleperproject.com/posts/27810-what-is-colonialism-definition-and-examples
De Romantiek in breder historisch verband
Het vorige artikel, Deel 10, ging over de overgang naar de 20e eeuw aan de hand van de Duitse literatuur, waarin de turbulentie van die tijd en het verval van een cultuur(fase) sterk naar voren kwam. In Deel 9 werd bij wijze van conclusie een terublik en algemene typering van de Romantiek gegeven.
Het contrast met de moderne tijd leek in Duitsland en Oost-Europa groter dan in Engeland en Frankrijk. De industriële revolutie deed er later zijn intrede, evenals de vereniging van tientallen vorstendommen in een eenheidsstaat. De kentering naar de moderne tijd deed zich er mede daardoor sterker voelen. Dat geldt ook voor de ondergang van de oude burgerlijke en aristocratische beschaving, die door de Franse Revolutie een minder geduchte slag was toegebracht dan in Frankrijk.
In Engeland had mede door de industriële revolutie en de wereldhandel de burgerij de overhand gekregen en was de agrarische maatschappij grotendeels veranderd in een industriële handelsmaatschappij. In de vaart der volkeren leken Duitsland en Oost-Europa wat achterop geraakt vergeleken bij West-Europa. In de 19e een 20e eeuw werd de achterstand ingelopen en na de tweede wereldoorlog werd Duitsland geleidelijk het leidende land van Europa, waar het door oorlogen niet in geslaagd was.
In politiek opzicht kreeg in heel Europa in de tweede helft van de 19e eeuw het nationalisme de overhand over kosmopolitisme, hoewel de belangstelling levendig bleef voor andere landen en culturen, die in de vaart der volkeren werden opgenomen en geleidelijk meer kun eigen gang gingen. Maar pas naar de tweede wereldoorlog verwierven veel kolonieën pas hun politieke onafhankelijkheid na enige strijd. Toen werd ook dde vereniging van het door oorlog verscheurde en zwaar geteisterde Europa in gang gezet. Aan het einde van de 19e eeuw kwamen ook materialisme en mechanisatie meer naar voren, samengaand met een meer aardse gerichtheid, die op andere gebieden dan de kunst zich al eerder deed gelden in materialistische en kapitalistische exploitatie van kolonieën.
De Romantiek was niet zo’n idyllische periode als landschapsschilders doen vermoeden. Het was ook een periode die begon met de Napoleontische oorlogen en uiteindelijk definitief eindigde met de eerste wereldoorlog. In die tijd namen kolonialisme, uitbuiting en slavernij een hoge vlucht. De slavernij wordt nu herdacht. De Romantiek speelde zich af in de turbulente tijd na de Franse Revolutie, waarin Napoleon Europa teisterde met oorlogen, de industriële revolutie doorzette en grondstoffen en afzetgebieden vond in de kolonieën.
Tijdens de Romantiek werd de slavernij eindelijk afgeschaft. Met name in de VS was dat in veel opzichten geen zegen voor de zwarte bevolking, die zich vaak zonder werk, zonder burgerrechten en bezit in leven moest zien te houden. De slavernij werd in etappes afgeschaft: in Engeland in 1833, in de VS in 1862, de Arabische slavenhandel in Zanzibar in 1873, 1889 ongeveer wereldwijd op een conferentie te Brussel o.l.v. koning Leopold ll (zie CM 109 en H A L Fisher, Geschiedenis van Europa Deel ll, p 185-86).
Het socialisme en de arbeidersbeweging kwamen op in de tijd van de Romantiek en revolutie dreigde, maar zette pas door in 1917 in Rusland. Handenarbeid en ambachten werden steeds meer vervangen door fabrieksarbeid. In steden groeide het onderdrukte proletariaat drastisch. Na Napoleon waren er, behalve de Krimoorlog (1853-56), in Europa geen grote oorlogen tot de Frans-Duitse oorlog in 1871, die de kiem bevatte voor de eerste wereldoorlog.
De 19e eeuw was de tijd waarin Duitsland als eenheidsstaat opkwam en waar de Romantiek zich het meest deed gelden. Het Duitse keizerrijk werd gevestigd onder leiding van Pruisen in de vorm van een federatie van deelstaten, de vroegere ministaatjes, zoals Weimar, dat een prominente rol speelde in de vroege Romantiek in Jena. De VS ontwikkelde zich ook tot een grootmacht ten koste van Spanje, vooral na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-65). Engeland breidde zijn wereldmacht uit, ondanks het eerdere verlies van de VS, met Frankrijk als tweede grootmacht. Nationalisme en rivaliteit tussen de natie-staten manifesteerden zich in sterke mate. In de 20e eeuw kwam het tot een ongekende geweldsuitbarsting in de twee wereldoorlogen, die o.m. hun wortels hebben in het 19e eeuwse nationalisme.
Behalve die van Amerika deed de invloed van Azië, vooral India en China zich gelden, maar evenals in Amerika nog niet op het buitenland gericht. Het waren nog geen wereldmachten, maar hun cultuur trok reeds de aandacht om in de 20e eeuw een invloed van betekenis te krijgen tot nu toe. Het Europacentrisme werd minder. Andere culturen deden zich ook gelden met vaak fundamentalistische tendensen, zoals bij de islam en nu het hindoeïsme onder premier Narendra Modi en zijn nationalistische hindoe-partij, de BJP (Bharata Janata Party).
In de 19e eeuw richtten Indiase intellectuelen zich zowel op de eigen cultuur als op het Westen om tot een ‘revival’ van hun eigen cultuur te komen en de wereldverzakende tendens te keren. In mindere mate zien we de tendens tot herleving van de eigen beschaving ook in andere werelddelen, die echter vaak het westerse communisme adopteerden, zoals in China, Zuid-Oost Azië (Vietnam, Cambodja) en Zuid-Amerikaanse landen. Dit gebeurde weliswaar in de 20e eeuw, maar had zijn oorsprong in de 19e eeuw en het kolonialisme. Dit alles lijkt weinig meer te maken te hebben met de Romantiek, waarin een grote belangstelling opkwam voor andere culturen. Bovenstaande opmerkingen plaatsen de Romantiek in een breder wereldhistorisch verband. De mondialisering, die na de ontdekkingsreizen in gang was gezet, ontwikkelde zich verder tijdens de Romantiek tot in onze tijd. Een andere belangrijke trend die sterk doorzette was de industrialisering en mechanisering, die al aan het begin van de Romantiek begonnen was.
https://maken.wikiwijs.nl/116440/Industrialisatie_en_ismen
De industriële maatschappij aan het einde van de Romantiek
In de tweede helft van de 19e eeuw kwamen het materialisme (Marx), het positivisme (Comte) en de mechanisatie sterk op als begeleidende bewegingen bij de industrialisatie, die in Duitsland, het land waarin de Romantiek zich het meest deed gelden, wat later begon. De vraag is of er een onderling verband is tussen Romantiek, als conservatieve op de natuur gerichte beweging en late industrialisatie. Er lijkt wel een positief verband te zijn tussen positivisme, socialisme en ‘industrialisme’, met een term van Saint-Simon, die als een vroeg overgangsfiguur beschouwd kan worden van de Verlichting naar de Romantiek. Behalve voor de toekomstige industriële maatschappij had hij ook grote belangstelling voor de ambachtelijke en christelijke middeleeuwen.
Ook de levensfilosofie van Schopenhauer, die door Vloemans een ‘grensfiguur’ wordt genoemd, de filosofie van Nietzsche en die van Bergson deden zich aan het eind van de 19e eeuw gelden. De belangstelling voor het organische leven paste goed bij de levensbeschouwing tijdens de Romantiek, maar heeft ook een positivistische wetenschappelijke kant. Bij Comte en Bergson krijgt het positivisme een mystiek-religieuze tendens, die bij Nietzsche in zijn romantisch aandoende Also Sprach Zarathustra evenmin ontbreekt, ondanks de aardse gerichtheid.
De Romantiek ging geleidelijk over in het meer moderne levensgevoel van de industriële maatschappij van de 20e eeuw, maar bleef tot in onze tijd als onderstroom aanwezig. Zoals eerder vermeld sluit de organische, ecologische visie aan bij de natuurgerichte holistische levensvisie tijdens de Romantiek. Deze constatering verbindt de Romantiek bijv. met de visie van Capra, besproken in CM 110. Vaak is de ecologische visie verbonden met spiritualiteit, zoals tijdens de Romantiek de natuur werd gezien als een bezield geheel, bijv. bij Schelling, Novalis en latere Romantici. In onze tijd krijgt men ook meer oog voor het eigensoortige bewustzijn van planten en dieren en van de hele aarde als levend geheel, dat naar de godin Gaia werd genoemd door James Lovelock.
In onze tijd gaat de industrialisatie de fase in van verdere automatisering en robotisering (zie CM 112). De (informatie)technolgie drukt stek zijn stempel op het moderne leven en leidt vaak tot vervlakking in een voortdurende oppervlakkige communicatiestroom van vaal weinizeggende berichten, die de behoefte oproept aan geestelijke verdieping, zoals bij in de vroeg- en laat-romantyische literatuur naar voren kwam. Spiritualiteit ontbreekt tegenwoordig niet, ondanks te teloorgang van de kerkelijke religie. Maar er kan op zijn minst best een tandje bij. Veel romantische schrijvers, componisten en beeldend kunstenaars blijven een inspiratiebron. In deze serie is dit eens te meer naar voren gekomen.
Joseph Mallord William Turner, De avond van de zondvloed (1843)
Nabeschouwing en commentaar
Sorokin, Schweitzer en anderen benadrukken in weerwil van de groeiende industrialisering en mechanisering resp. het belang van de geest en de rede(lijkheid) bij het in stand houden en bevorderen van (een) cultuur, door Schweitzer omschreven in termen van geestelijke ontplooiing (zie ook Goudsblom, Nihilisme en cultuur, die uitvoerig ingaat op het cultuurbegrip).
Aan het begin van de Romantiek en bij de ‘Sturm und Drang’ was er een streven naar meer volledige geestelijke ontplooiing van de menselijke persoon. Niet uitsluitend verstandelijk, maar ook gevoelsmatig, intuïtief en spiritueel (religieus en mystiek in de zin van eenheidsbeleving met onze bestaansgrond), zoals bij Herder en Schiller (zie deel 2). Bij de vroege Romantiek is er een zeker evenwicht in het streven naar ontplooiing van de diverse menselijke vermogens, gevoel en rede, intuïtie en fantasie in het voetspoor van Goethe en Schiller. Dat is bijv.ook hoorbaar in de nog sterk klassiek geöriënteerde vroeg-romantische muziek van Beethoven.
Overstelpend gevoel
In latere literaire en muzikale werken maakt de harmonie meer plaats voor overstelpend gevoel en botsende passies, zowel in lyrische gedichten, romans en muziek, vooral in opera’s. Er is vaak een zekere spanning tussen klassieke vormgeving en vrije uitdrukking, die bij de grote kunstenaars samengaan. Ook in de literatuur worden (hoofd)personen meer meegevoerd door passies en emoties, vaak zonder redelijke en ethische beperkingen en idealen, zoals bijv. bij Stendhal en Flaubert (zie deel 3). Later zwelgden ook bijv. de Tachtigers en hun Britse voorbeelden Keats en Shelley in esthetisme en schoonheidsbeleving als verfijnde vorm van zingenot en sensualiteit. Het sensuele en esthetische werd belangrijker werd dan het ethische aspect, dat bij schrijvers als Dickens, Dostojewski en Tolstoi meer naar voren kwam. In Nederland bij Gorter, Henriëtte Roland Holst en Frederik van Eeden. Het extravagante, buitenissige, occulte en paranormale komt bij de latere Romantiek vaak meer naar voren, het laatste ook in de filosofie bij Schelling, Schopenhauer en Bergson.
Nationalisme, nihilisme en materialisme
Sentimentalisme en zwelgen in gevoelens zonder redelijke en geestelijke beteugeling, die de klassieke filosofie voorstaat, is misschien mede debet aan de decadentie, nationalisme, nihilisme en materialisme aan het eind van de 19e eeuw en de schaduwen die dit vooruit wierp in de 20e eeuw. Van de verheven idealen bij de vroege Romantici en tijdens de ‘Sturm und Drang’ bij Herder, Schiller, Goethe, en de vroege Romantiek bij Novalis, Beethoven en 18e en 19e eeuwse filosofen is betrekkelijk weinig gerealiseerd. Deze geestelijke gerichte idealen leken veeleer te smoren en dialectisch om te keren in materialisme, nihilisme en elkaar bestrijdende socialistische en andere ideologiën en een verwarrend aantal uiteenlopende filosofische richtingen, die aan het begin van de 20e eeuw opkwamen. Bernard Delfgauw telt er meer dan twintig in De wijsbegeerte van de 20e eeuw. Positivistische en materialistische richtingen vierden in de filosofie hoogtij. Het speculatieve idealisme van Fichte, Schelling en Hegel en de levensfilosofie van Schopenhauer, Nietzsche en Bergson bood te weinig feitelijke, wetenschappelijke onderbouwing om een blijvend alternatief te kunnen bieden in een tijd waarin wetenschap de toon zette.
Creatieve krachten tijdens de crisis rond de eeuwwende en de eerste wereldoorlog
Wat betreft de kunst en literatuur typeert Fritz Martini de kunststijlen aan het begin van de 20e eeuw als “buitengewone uitzaaiing en variatie van de subjectieve expressiemogelijkheden” (p 550). 19e eeuwse stromingen zoals het naturalisme, symbolisme, impressionisme, expressionisme werkten door in nieuwe oriënteringen, die hier te ver voeren om te noemen, daar zij niet meer op de Romantiek, maar op de 20e eeuw betrekking hebben.
“Uit het elkaar kruisen van overlevering en nieuwe creatie ontstond de rijkdom aan grote talenten... de productieve onrust en innerlijke spanning die boven deze generatie zweeft. Zij moest de crisis van een aflopende cultuurperiode te boven zien te komen; in laatste instantie steeds geconfronteerd met de vraag die naar een open, een onbekend gebied wees.” De problematiek kon niet worden weggenomen door het vervluchtigen van vaste wetten, waarden en zekerheden in een uiteenvallende historische samenhang, een crisis die creatieve krachten losmaakte.
“Nietzsche vormde de aardbeving van dit tijdsgewricht, die ook in de literatuur alles in de rusteloosheid vann het bedreigd-zijn, de opstandigheid, de twijfel en nieuwe probl;emen zette, een onrust die... tegenstrijdige antwoorden moest opwerpen” (p548-49). Vandaar de vele expressievormen, met de grote schrijvers en dichters van rond de eeuwwende als toonaangevende voorboden en vroege hoogtepunten van de literatuur van de 20e eeuw (zie deel 10).
Samenvattend lijkt de Romantiek haar oorsponkelijke idealen te zijn voorbijgeschoten, evenals die van de Verlichting. Ongetwijfeld zijn er noemenswaardige verworvenheden, zoals de vooruitgang van wetenschap en welzijn en aandacht voor de volledige mens inclusief irrationele gevoelens, die niet verdrongen of ontkend kunnen worden zonder dat zij zich onbewust toch doen gelden. Een verdienste van de Romantiek is ook de ontdekking en erkening van het gevoel en de spiritualiteit (bij voorkeur binnen het redelijke), excessen en onevenwichtigheden daargelaten, zoals de hang naar occultisme, sentimentalisme, redeloze passies en extravagante ervaringen. Er valt veel meer over te zeggen, bijv. aan de hand van het werk van sociologen als Sorokin en Weber en cultuurfilosofen als Schweitzer. Genoeg stof voor vervolgartikelen. Romantiek behelst het verlangen naar het grenzeloze. Je kunt er eindeloos mee bezig blijven.
Wat de actualiteit betreft leven we nu in een overgangstijd, die wellicht is te vergelijken met de overgang van de Verlichting naar de Romantiek of van de Romantiek naar de 20e eeuw. De tijd zal het leren. Er zijn ook grote verschillen. Er waren recentelijk geen wereldoorlogen en in de Koude Oorlog werd een kernramp afgewend. Volgens Sloterdijk in De verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd (zie CM 89) vindt er in de moderne tijd een permanent soort revolutie plaats. Maar op een fundamenteel niveau is er nog geen overgang naar een meer geïntegreerd cultuurtype duidelijk merkbaar. Onze maatschappij is nog steeds gericht op winst en eigenbelang. Een minder materialistische en meer geïntegreerde en idealistische cultuur en samenleving laat nog op zich wachten, maar lijkt ontontbeerlijk willen wij overleven op deze planeet, die tegen beter weten in wordt geteisterd door kortzichtig eigenbelang. De humanitaire idealen van de Verlichting en de (vroege) Romantiek wachten nog steeds op verdere verwezenlijking. Het natuurgevoel van de Romantiek lijkt te herleven in groeiend milieubewustzijn, dat minder dichterlijk en meer pragmatisch van aard lijkt en gericht op overleven op termijn dan op algehele geestelijke ontplooiing.
Edvard Munch, Friedrich Nietzsche (1903). Nietzsche beschouwde o.m. de cultuur van zijn tijd
Bijlage: Kritiek van Sorokin en Nietzsche op de moderne kunst en cultuur
Aan het eind van de Romantiek vindt de wending naar de moderne tijd plaatst. Kenmerken van de moderne 20e eeuwse kunst komen aan de eind van de 19e eeuw meer naar voren, eerder beschreven in CM 56 onder ‘Over dichten: modern en klassiek’. Daaruit wordt hier de kritiek van Sorokin weergegeven, die vaak ook van toepassing is op de late Romantiek en ontleend is aan Social and Cultural Dynamics: A Study of Change in Major Systems of Art, Truth, Ethics, Law and Social Relationships, vooral het laatste hoofdstuk, en The Crisis of Our Age (p 34-52), besproken in CM 97.
Sorokin noemt de tendens van moderne kunst werelds, oppervlakkig en vulgair, omdat zij tegemoet komt aan de smaak van de massa. Zij verwordt meer en meer tot koopwaar, gericht op vermaak en prikkeling van de zinnen en sensuele opwinding. Als amusementswaar raakt zij steeds verder af van cultuurwaarden en wordt zij beheerst door de mode van het ogenblik en de marktwerking. Kunstwerken sieren vaak verpakkingen en etiketten van koopwaar.
Er is bij de neiging tot zinnenprikkeling en sensatie een tendens om abnormale, buitensporige, pathologische en negatieve kanten van het bestaan uit te vergroten. Moderne literatuur gaat vaak over relatieperikelen en criminele praktijken, met seksuele relaties als obligaat onderdeel. Literaire hoofdpersonen zijn in toenemende mate problematische personen van bedenkelijk allooi, waarvan de escapades tot in de finesses worden beschreven. Kunst functioneert volgens Sorokin steeds meer als een maatschappelijk riool voor asociale, criminele en pathologische neigingen en praktijken.
Evenals Nietzsche noemt hij de moderne kunst ook onsamenhangend, een warwinkel van ongelijksoortige stijlen, patronen en vormen verstoken van eenheid en harmonie, waarbij de ene stijl zich kritisch keert tegen een andere of zich ermee vermengt. In de grond is zij materialistisch en werelds gericht en tracht zij niet meer iets af te beelden dat bovenzinnelijk of idealistisch van aard is. Er is volgens Sorokin sprake van een verval van ideële waarden, hoewel er ook tekenen zijn van een nieuw charisma in de langdurige crisis en catharsis van de cultuur. Verval en opkomst van waarden en waarheden, vormen en stijlen hoort bij de dynamiek van culturen zoals Sorokin en anderen die zien.
Sorokin is geboren en getogen bij het Komi volk in Noord Rusland in een middeleeuws aandoende premoderne orthodox christelijke cultuur vermengd met sjamanistische elementen. Als voormalig iconenschilder en restaurateur lijkt hij met middeleeuwse ogen te kijken naar de moderne Amerikaanse cultuur. Hij voelt zich er evenmin vertrouwd mee als met het communistische Rusland waaruit hij wegvluchtte. Hij heeft een uitgesproken neiging tot overdrijven en neigt naar een wat eenzijdige voorstelling van zaken in termen van zijn cultuursociologische visie, die ten gunste van ideële culturen uitvalt. Spiritualiteit en transcendentie(-ervaringen) ziet Sorokin als wezenlijk aspect van culturen. Zonder dit aspect gedijen culturen niet en raken zij in verval door de eenzijdige hedonistische, materialistische gerichtheid op lustbevrediging en winstbejag.
De cultuurkritiek van Nietzsche in zijn Unzeitgemässe Betrachtigungen uit 1873-76 komt overeen met die van Sorokin. De onvrede met de eigentijdse cultuur werpt zijn schaduw vooruit. Dat geldt voor zijn hele filosofie, die hij typeert als nihilisme: “het ‘ontwaarden’ van de hoogste waarden. Een doel ontbreekt.” (J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur, p11. Daarna volgt een samenvatting van Nietzsche’s Unzeitgemässe Betrachtungen Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben en een passage uit Götzen-dämmerung, p210- 11).
“Om zich heen ziet hij slechts tekenen van een verkommerde cultuur, zonder eenheid van stijl, zonder ‘heiligen Ursitz’ [zonder transcendentie, want ‘God is dood’ en daarmee vervallen absolute waarden… Zij doemt haar dragers tot weifelmoedige veelweterij… Allerwegen haalt men kennis binnen, uit alle tijden en alle hoeken der aarde; men verzamelt, men rangschikt en men raakt in moedeloze verwarring.” In zo’n cultuur komt het leven niet tot bloei en wordt het leven niet subliem. “Terwijl ware cultuur het leven sublimeert, opheft tot een hoger plan,” zoals bijv. bij Plato.
Iets dergelijks geldt ook voor veel 20e eeuwse kunst, die vaak eclectisch lijkt met stijlen en vormen overal vandaan. “We weten niet meer wat bevorderlijk en wat schadelijk is bij de bepaling van onze levenswijze… [en] bij natuur- en kunstbeleving… Dat maakt de aarde ‘een plek des onheils’. Men mag niet zeggen dat het zoals altijd ligt aan het menselijk onverstand. Veeleer geldt dat we genoeg en meer dan genoeg verstand hebben, maar dat het verkeerd wordt gericht,” aldus Nietzsche in passages die nog altijd van toepassing zijn. Kern van de kritiek van Sorokin en Nietzsche is het ontbreken van levensbevorderende geestelijke waarden. De relicten van de christelijke cultuur waren volgens Nietzsche niet levensbevorderend, eerder levensvijandig en wereldvermijdend (met een term van Max Weber). De absolute en transcendente realiteit waarop zij gebaseerd zouden zijn, bleek volgens hem een fictie. Met als gevolg dat de waardentafel als een kaartenhuis in elkaar stortte en er iets nieuws voor in de plaats diende te komen, waar hij naarstig naar zocht.
Sorokin stelt vast dat ideële cutuurtypen een andere, niet-materialistische werkelijkheidsvisie hebben, die niet primair gebaseerd is op zintuiglijke waarnemingen, maar op geestelijke belevingen en uiteindelijk op ervaringen van transcendentie, die in vrijwel alle culturen lijken voor te komen en inspiratie, inzicht en een bron van waarden bieden. Vooral in de vroege Romantiek leken dergelijke ervaringen beschikbaar, met name bij sommige Duitse dichters en filosofen, bijv. Goethe, Novalis en Schelling. Bij de latere Romantiek lijkt daar weinig meer van te bekennen en hebben passies, sentimenten, groteske indrukken en intense ervaringen de overhand. Golven die hen meenemen, ontnemen de kunstenaars het zicht op de oneindigheid van de oceaan van het bestaan. Men wil van alles intens ervaren, maar de essentie, de bewustwording van het Zelf voorbij alle gevoelens, gedachten en ervaringen, laat te wensen over. In de jaren ’60 van de vorige eeuw lijkt de belangstelling voor spritualiteit toe te nemen in selecte kringen, die een culturele onderstroom vormen in de richting van een meer holististische cultuur, waarvan bijv. Fritjof Capra deel uitmaakt (zie CM 110). Ook bij iemand als Albert Schweitzer zien we een wending naar de geestelijke essentie, waaruit hij zijn ‘eerbied voor het leven’ put: een onderwerp voor een volgend artikel.
Zover we kunnen kijken in de tijd was er onderlinge strijd en stonden mensen tegenover elkaar. Vaak een strijd tussen het geestelijke en het materiële https://www.sap-rood.org/damnation-gedramatiseerde-klassenstrijd/
Eeuwenlange strijd 2021 04 30
Haast overal was strijd
toen ik terugging in de tijd
Niet alleen belangenstrijd
Er was ook klassenstrijd
Allerhande groepenstrijd
Eeuwenlange godsdienststrijd
Harde politieke, militante strijd
werden steeds meer wereldwijd
In de strijd om het bestaan
kwam het op de sterksten aan
Wie het beste waren toegerust
waren veelal ook het meest bewust
Ook op samenwerking komt het aan
in de harde strijd om het bestaan
Samenwerking en bewustzijn
zullen op den duur bepalend zijn
De meest geïntegreerde eenheid
wint uiteindelijk wellicht de strijd
en zal compromissen smeden
Confrontatie wordt gemeden
Wanneer komt er wereldeenheid
na een eeuwenlange strijd?