De voortdurende strijd tussen politieke partijen. Inleiding

Civis Mundi Digitaal #115

door Hans Kuijper

 

 

Politiek staat in een kwade reuk. Het aantal leden van een politieke partij loopt hollend achteruit en de kloof tussen burgers en overheid lijkt alsmaar breder en dieper te worden. “Politici zijn zakkenvullers, leugenaars die mooie praatjes proberen te verkopen”, “Politiek is voor een normaal mens niet te volgen”, “Wij hebben toch niets te vertellen”, “Politici lossen de echte problemen niet op”, “Politiek is niets anders dan de kunst om te doen geloven dat de tegenpartij liegt”, “Politiek is een kwestie van tact, niet van beginselen”, “Politici: vage woorden, onduidelijke zinnen en verhullende toespraken” en “Politics means many tricks”zijn veel gehoorde uitspraken. Frederik de Grote (1712-1786) zei ooit: “Het hele geheim van de politiek bestaat hierin, op het geschikte ogenblik te kunnen liegen. Wie het over politiek heeft, heeft het over schelmerij”. De Franse diplomaat Talleyrand (1754-1838) zou zich als volgt over politiek hebben uitgelaten: ”Politiek is de kunst der complicaties”.

In de Dàxué (het grote leren), een van de Chinese klassieken, staat:

“Vroeger, wie orde in de hele wereld wilde brengen, ordende eerst zijn land. Wie zijn land wilde ordenen, regelde eerst zijn gezin. Wie zijn gezin wilde regelen, cultiveerde eerst zichzelf. Wie zichzelf wilde cultiveren,  bracht eerst zijn hart op orde. Wie zijn hart op orde wilde brengen, zorgde er eerst voor dat zijn bedoelingen oprecht waren. Van de Zoon des Hemels tot het gewone volk moet iedereen beseffen dat het cultiveren van de eigen persoon de wortel is van alle dingen. Wanneer geen aandacht aan de wortel wordt besteed, is er niets dat goed kan worden geordend.” Kortom: verbeter de wereld, begin bij jezelf. Politieke ordening, waarop politiek in wezen neerkomt, wortelt diep in de moraal. Degene die of de instantie welke wil ordenen moet moreel deugen. Dit is het basso continuo in alle politiek-filosofische werken die China heeft voortgebracht. Ex oriente lux (uit het oosten komt het licht)!

Huidige politici, nu, hebben het alsmaar over wat anderen moeten doen, maar vergeten het allerbelangrijkste: er voor zorgen dat de eigen bedoelingen “oprecht” (誠)zijn. Deugdzaamheid is het primaat van de politiek; eerlijkheid is de alpha en omega van maatschappelijke ordening. Leugenachtigheid, echter, kleeft politici aan en het spreken van “de waarheid, de volle waarheid en niets dan de waarheid” is niet hun sterkste zijde.

Hierbij moet worden aangetekend dat de halve waarheid minstens zo erg is als de hele leugen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Jantje komt huilend met een bloedneus thuis en vertelt zijn ouders dat Pietje, de buurjongen, hem heeft geslagen. Verbolgen, stappen de ouders van Jantje op hoge poten naar de buren. Wat blijkt? Jantje is met vechten begonnen. Hij had dus enkel de halve waarheid verteld.

Een maatschappij is op vertrouwen gebaseerd. Vertrouwen is net zo essentieel voor een samenleving als veiligheid voor de luchtvaart.[i] Politici, spindoctors, diplomaten, bankiers, reclamemakers, handelaars, makelaars, lobbyisten en sommige wetenschappers zijn gewiekst in het manipuleren van de waarheid. Ze zijn er zelfs in opgeleid! “Public relations” (PR) is een bloeiende tak van bedrijvigheid.[ii]

Als het niet aan de polici zelf ligt dat politiek in een kwade reuk is komen te staan, wat is dan wel de oorzaak? Is het misschien het beroep dat zij uitoefenen? Om deze vraag te beantwoorden, moeten wij ons verdiepen in de politiek.

 

 

Wat is politiek?

Politiek is strijd; conflict is er inherent aan. De weg van de politiek is bezaaid met dode figuren die zijn vergeten en dromen die zijn vervlogen. Alleen de ouderen onder ons herinneren zich nog Willem Aantjes, Frans Andriessen, Marcus Bakker, Barend Biesheuvel, Jaap Boersma, Jaap Burger, Jo Cals, Ien Dales, Mauk de Brauw, Paul de Groot, Piet de Jong, Jan de Koning, Rudolf de Korte, Jan de Quay, Job de Ruiter, Hans Dijkstal, Til Gardeniers, Mollie Geertsema, Jan Glastra van Loon, Hans Janmaat, Dolf Joekes, Piet Jongeling, Hendrik Koekoek, Roelof Kruisinga, Joseph Luns, Victor Marijnen, Jur Mellema, Roelof Nelissen, Bauke Roolvink, Norbert Schmelzer, Gijs van Aardenne, André van der Louw, Fred van der Spek,  Fons van der Stee, Harry van Doorn, Harm van Riel, Haya van Someren, Wim Vergeer, Anne Vondeling, Henk Vonhoff of Henk Vredeling?

Zij zullen worden gevogd door Jan Peter Balkenende, Thierry Baudet, Frits Bolkestein, Eduard Bomhoff, Job Cohen, Hedy d’Ancona, Thom de Graaf, Sigrid Kaag, Aad Kosto, Neelie Kroes,  Robin Linschoten, Hanja Maij-Weggen, Jan Marijnissen, Ad Melkert, Tineke Netelenbos, Ed Nijpels, Arie Pais, Bram Peper, Onno Ruding, Mark Rutte, Diederik Samsom, Winnie Sorgdrager, Jan Terlouw, Dries van Agt, Marcel van Dam, Hans van den Broek, Kees van der Staaij, Ed van Thijn, Frans Timmermans, Hans Wiegel en Geert Wilders, die mogelijk dachten of denken de navel van het universum te zijn. Zonder het te beseffen, zo lijkt het, zijn ze allen op weg naar wat Sigmund Freud treffendde centrale begraafplaats noemde. Zodra de oude Charon hen, de een na de ander, in zijn veerbootje de Styx (gehate rivier der vergetelheid) heeft overgezet, zullen zij door steeds minder mensen worden herinnerd. Zij zullen onherroepelijk verdwijnen in het rijk der schimmen.

"Panta rhei, ouden menei" (alles stroomt, niets blijft), zei Heraclitus (540-480 v.Chr.), en de titel van de eerste van de Chinese klassieken is Yìjīng  (het boek der veranderingen). Op de Boulevard of Broken Dreams is echter een grondpatroon te ontdekken. De liberaal gezinden hechten belang aan de mens als individu met universele rechten (en verhoudingsgewijs weinig plichten), maar vergeten dat hij/zij maatschappelijk is ingebed. Zij verschillen duidelijk van de sociaal gezinden, die de mens meer als een gemeenschapswezen zien, doch zijn individualiteit en onvervreemdbare rechten geneigd zijn te veronachtzamen. Beide groepen onderscheiden zich van zowel de onderling hopeloos verdeelde confessionelen, die – alle steekhoudende tegenargumenten ten spijt – koppig bij hun standpunt blijven, als de groenen, voor wie niet de mens, de maatschappij of een of andere godheid (hypothetisch bovennatuurlijk wezen) het belangrijkste is maar het milieu, waarvan mensen (individueel of collectief) onlosmakelijk deel uitmaken. Het grondpatroon is duidelijk: in essentie is Nederland, politiek gesproken, een vierstromenland.[iii]  

Politiek is niet op wetenschappelijke inzichten gebaseerd maar gaat over verschillende belangen die worden behartigd en op allerlei manieren worden verdedigd. Deze belangen zijn zaken die – terecht of onterecht – belangrijk worden gevonden. Politiek betreft dus een systeem van normen, waarden, (geloofs)overtuigingen en verwachtingen, samengevat onder het woord cultuurpatroon. Axiologie is, in tegenstelling tot ontologie (de studie van het zijnde), de studie van waarden, die – zo leert de sociale psychologie – doorgaans door ouders, de school, vrienden, collega’s of een kerkgenootschap worden aangepraat of zich onder sociale druk vormen.[iv] “Cultuur” is een woord dat vaak wordt gebruikt, maar zelden of nooit wordt gedefinieerd. Ik beschouw cultuur als uitdrukking van de menselijke geest, die zich weliswaar manifesteert maar (in tegenstelling tot wat wij “natuur” noemen) onmeetbaar is. “Cultuur” is een veel ruimer begrip dan “kunst”. Religies, sportbeoefeningen en wetenschappen bv. zijn, net als de diverse vormen van kunst, uitdrukkingen van de menselijke geest.

Antropologie is de wetenschap die de mens naar fysieke of culturele aspecten bestudeert. Zij bestrijkt een uitgestrekt terrein en wordt tot de gedrags- of sociale wetenschappen gerekend. Antropologie is de studie van de verschillende manieren waarop mensen met elkaar leven; sociologen bestuderen de wijzen waarop mensen met elkaar omgaan (interacteren) en hun gedrag wordt beïnvloed. Antropologie en sociologie lopen aldus in elkaar over. Antropologische studies worden onderverdeeld in a) biologische, b) sociaal-culturele, c) taalkundige en d) archeologische studies. Archeologie, ook wel de wetenschap van de spade genoemd, is de studie van het menselijk verleden op basis van materiële overblijfselen (in tegenstelling tot geschiedenis, die het menselijk verleden aan de hand van overgebleven geschriften bestudeert).[v]  

Politiek kan worden omschreven als een interactief systeem gericht op het nemen en uitvoeren van bindende beslissingen met betrekking tot een gemeenschap. Deze korte definitie vraagt om nadere uitleg.

In de eerste plaats betreft politiek een systeem, een aantal elementen die binnen een supersysteem (omgeving) een doelgericht geheel vormen. De elementen of leden staan dus in een bepaalde verhouding tot elkaar. Het systeem verschilt hiermee van een verzameling, een collectie van objecten die enkel van elkaar verschillen.[vi]

De leden van het systeem interacteren met elkaar. Dit wil zeggen dat een politieke systeem niet bestaat uit een aantal gebeurtenissen of evenementen waarin de menselijk geest geen enkele rol speelt.

Er is een groot en doorgaans veronachtzaamd verschil tussen events, zoals regenen, snurken, niezen, vallen, bevallen of sterven, en handelingen, zoals schrijven, beeldhouwen, klimmen, onderhandelen, vechten of vermoorden. Events hebben een of meer dan een oorzaak, waarmee natuurwetenschappers zich bezighouden; handelingen hebben een of meer dan een reden, waarin cultuurwetenschappers zijn geïnteresseerd. Draaien is een grensgeval. Het draaien van de aarde rond de zon is een event, waaraan geen mens te pas komt. Het draaien van een politicus is het verrichten van een handeling; hij/zij moet er een reden toe hebben.[vii]

Interacteren wil geenszins zeggen dat de deelnemers aan het politieke bedrijf het altijd roerend met elkaar eens zijn. Politiek is een voortdurende strijd op vele manieren.  Niettemin, het nemen van beslissingen die betrekking hebben op een gemeenschap betekent dat de deelnemers een geheel vormen. De te maken keuzes worden hoe dan ook genomen door een regering, die wordt geacht met één stem te spreken, ook al is er intern gedoe of onenigheid. Valt het kabinet, dan is er geen sprake meer van een geheel.

Wenst een zittende bewindspersoon publiekelijk een mening te verkondigen die afwijkt van die van de overige leden van het kabinet, dan dient hij/zij op te stappen (de eer aan zichzelf te houden). Anders riskeert hij/zij door de minister-president de laan te worden uitgestuurd. Een recent voorbeeld is het ontslag van staatssecretaris mevrouw Mona Keijzer. “Don’t rock the boat” is het motto van elke “democratisch gekozen” regering. De leugen regeert dan, omdat de schone schijn wordt opgehouden. Gek genoeg nemen “volksvertegenwoordigers”  hier doorgaans genoegen mee.

Het nemen van beslissingen ten aanzien van verschillende dossiers, verdeeld over ministeries (problemen van interdepartementaal overleg!), is een buitengewoon ingewikkeld proces. Het maakt deel uit van het beleidsproces (dat uit verschillende stadia bestaat), is gebaseerd op al of niet uitgesproken aannames en betreft de selectie van handelingen uit verschillende alternatieve mogelijkheden. Besluitvormingstheorie is de theorie omtrent het doen van een keuze. Zij analyseert de processen die zich in individuen of in groepen van personen afspelen bij het nemen van beslissingen en onderzoekt de voorwaarden waaraan in verschillende situaties moet worden voldaan om die te optimaliseren. De besluitvormingstheorie, die grenst aan de nog niet uitgekristalliseerde speltheorie, is interdisciplinair van karakter en is beschrijvend of normatief.[viii]

Volgens Jay Forrester (1918-2016), stichter van de befaamde System Dynamics Society en auteur van World Dynamics (het baanbrekende booek dat Donella en Denis Meadows gebruikten bij het schrijven van Limits to Growth [1972]), laat systemdynamica duidelijk zien a) hoe in het verleden genomen beslissingen vaak de oorzaak zijn van de problemen waarvan wij geneigd zijn om anderen de schuld te geven en b) welke maatregerelen zouden moeten worden genomen om de ontstane situatie het hoofd te bieden.

Het voorbereiden, nemen en implementeren van beslissingen die bindend zijn impliceert drie dingen: a) een goed functionerend ambtenarenapparaat (bureaucratie),[ix] b) het afkondigen van voor iedereen geldende wetten of het uitvaardigen van algemene verordeningen[x] en c) het invoeren en in stand houden van een uitvoerende/handhavende instantie, m.a.w. het uitoefenen van controle op naleving van de wet of verordening.[xi]

Een politieke organisatie (polity) verschilt hiermee van een economische orde, de manier waarop de beslissingen van consumenten, producenten, overheid en belangenorganisaties op elkaar zijn afgestemd.[xii] Dit laat onverlet dat politiek en economie veel overeenkomsten vertonen en op talloze wijzen met elkaar zijn verbonden, hetgeen duidelijk wordt wanneer politieke en economisch  vraagstukken worden beschouwd en behandeld als organisatievraagstukken, die zowel met systemen als met processen hebben te maken. “Communicatie” is hierbij het sleutelbegrip. Zie The Good Book Guide for Business (Penguin, 1984, blz. 179-188), Michael Reed, “Organizational Theorizing: a Historically Contested Terrain”, in Stewart Clegg e.a. (red.), Handbook of Organization Studies (Sage, 1996, blz. 31-56) en Daron Acemoglu en James Robinson, “Economics versus Politics”,  Journal of Economic Perspectives, 27:2 (2013), blz. 173–192. “LSE” staat voor de befaamde London School of Economics and Political Science.

Het kan niet voldoende worden benadrukt dat degenen die worden geacht het volk te vertegenwoordigen of te representeren geen breed gedragen, wetenschappelijke uitspraken doen. Een politieke partij is NIET “de stem van het volk” (vox populi), maar de stem van slechts een deel van de bevolking; zij is dus partijdig, eenzijdig, vooringenomen, bevooroordeeld en hiermee per definitie onrechtvaardig. Is de VVD of de politieke partij-met-maar-één-zetel-in-de-Tweede-Kamer “de stem van het volk”?

Het is zelfs de vraag of een politieke partij de stem van een deel van de bevolking is, want er wordt enkel aangenomen dat zulks het geval is. De woordvoerder van een partij kan misschien iets zeggen waar zijn/haar achterban niet als één blok achterstaat.

Er is m.a.w. in de Tweede Kamer geen fractievoorzitter die Rousseau’s “volonté générale” (algemene wil) vertolkt, hoewel de betreffende mythe angstvallig in stand wordt gehouden, nog afgezien van de niet onbelangrijke vraag of de volkswil altijd redelijk is. Het volk riep indertijd de ene dag “Hosanna!” maar brulde de andere dag “Kruisig hem!”. Was dat redelijk? Wat dit betreft zijn de tijden weinig veranderd. “Wie op het volk bouwt, bouwt op modder”, zei Machiavelli, en Voltaire, een van de wegbereiders van de Franse Revolutie, was van mening: “La démocratie pure est le despotisme de la canaille” (zuivere democratie is het despotisme van het gepeupel), hieraan plastisch toevoegend liever door één leeuw te worden gedood dan door duizend ratten.  

Politiek gaat over mensen die een samenleving vormen. Twee zaken dienen hier scherp te worden onderscheiden (maar onder geen beding te worden gescheiden).

• Een mens is “both a part of and apart from nature”. Hij kan naar (een deel van) zijn lichaam wijzen, maar niet naar zijn geest. Een mens is beide tegelijk: lichaam en geest.[xiii]

• Een mens is niet alleen enkel- maar ook gemeenschapswezen. Hier vloeien (de geschiedenis van de) politieke wetenschap (zie onder), rechtswetenschap, sociologie, antropologie, etnologie, psychologie en economie samen en kunnen de sociale wetenschappen nauwelijks meer van de geesteswetenschappen worden onderscheiden. Zelfs de biologische wetenschappen (en hiemee alle natuurwetenschappen) en de uitgebreide formele wetenschappen (wiskunde, logica, statistiek, besluitvormingstheorie, systeeemwetenschap en computerwetenschap) komen in zicht. Hun scheiding en alsmaar toenemende fragmentatie hebben een fatale vervreemding (Entfremdung) tot gevolg, niet alleen vervreemding van wetenschappers ten opzichte van elkaar (schending van het systeem der wetenschappen door concentratie op een steeds kleiner deel van de werkelijkheid) maar ook ten opzichte van de maatschappij, die een kunstmatige, door mensen bedachte en aangebrachte ordening is. Wat Aristoteles al “het politieke dier” noemde, dat in de πόλις (stadstaat) de volledige vervulling van zijn wezen vindt, is onlosmakelijk met zijn Mitwelt verbonden, of zoals John Donne (1572-1631) het uitdrukte: “No man is an island entire of itself; every man is a piece of the continent, a part of the main”.[xiv]

Er is een soms hoogoplopende spanning tussen de mens als enkelwezen (benadrukt door de meer liberaal gezinden) en de mens als gemeenschapwezen (benadrukt door de meer sociaal gezinden). De twee lijken elkaar uit te sluiten en het politieke touwtrekken, begeleid door commentatoren of persmuskieten die van mening verschillen, gaat maar door. Nu eens wint een rechtse, dan weer een linkse coalitie. Het Book der Veranderingen (Yìjīng) biedt echter een oplossing voor het hardnekkig probleem dat hieraan ten grondslag ligt: Yīn en Yáng zijn niet contradictoir  maar contrair ten opzichte van elkaar; het ene kan niet zonder het andere. Lezing van dit voornaamste werk in de Chinese canon zou  liberalen en socialisten eindelijk met elkaar kunnen verzoenen.

Mensen en politiek hebben met elkaar te maken. Pericles (495–429 v.Chr.) zou hebben gezegd: “Wanneer u geen belangstelling voor de politiek hebt, wil dit niet zeggen dat de politiek niet in u is geïnteresseerd.” Enerzijds kan (een deel van) het volk haar wensen op vele manieren kenbaar maken en proberen zich met de politiek te bemoeien (bijvoorbeeld door middel van verkiezingen, demonstraties, enquêtes of het inzetten van lobbyisten). Anderzijds houdt de politiek zich op velerlei terreinen bezig met mensen en staat haar een arsenaal aan mogelijkheden om in te grijpen ten dienste.[xv]

 

Politicologie

Politicologie, ook wel politieke wetenschap of – wetenschappen genoemd, is de wetenschappelijke discipline die zich bezighoudt met de studie van de politiek in al zijn vormen.[xvi] Gaat het bij politiek om diverse belangen die onvermoeibaar worden behartigd en strijdvaardig worden verdedigd, politicologie betreft de systematische bestudering van wat zich op het centrale schouwtoneel afspeelt: een tragedie, een komedie, een klucht of een tragikomedie? De zeer uitgebreide politieke wetenschappen, die aan economische,  financiële, sociologische, psychologische, antropologische, demografische, geografische, juridische, militaire en religieuze studies zijn gelieerd, worden in zeven met elkaar verbonden en weer onderverdeelde (en vervolgens weer onderverdeelde) hoofdgebieden ingedeeld:

• Studie van de nationale regeringen

Hierbij gaat het om de analyse van regeringsstructuren en –processen (machinery of government)  en om de bestudering van politieke instituties zoals de scheiding der machten (trias politica) en politieke partijen. De studie van national regeringen is het domein van staatsrechtgeleerden.

• Vergelijkende politieke studies

Deze studies hebben betrekking op het vergelijken van de structuur en het functioneren van nationale regeringen. Ofschoon dit in de praktijk soms neerkomt op vergelijking van (het tot standkomen van) grondwetten, een activiteit waarmee Aristoteles zich al bezighield en die juridische scholing veronderstelt, is de literatuur over vergelijkende politieke studies overweldigend. Men vindt hier experts op het gebied van internationaal recht en internationale organisaties. Konrad Zweigert en Ulrich Drobnig (red.), International Encyclopedia of Comparative Law (Brill, 1981 e.v.), Mathias  Reimann en Reinhard Zimmermann (red.), Handbook of Comparative Law (OUP, 2006), Esin Örücü en David Nelken (red.), Comparative Law: A Handbook (Hart, 2007) en Jan Smits (red.), Encyclopedia of Comparative Law (Edgar Elgar, 2014) zijn in dezen onontbeerlijk. Gabriel Almond (1911-2002) geldt als de grondlegger van dit specialisme.[xvii]

• Internationale betrekkingen

Deze schier eindeloze studies overlappen met vergelijkende politieke studies en betreffen de relaties tussen nationale regeringen, niet de relata zelf.[xviii] De min of meer intensieve betrekkingen tussen landen kunnen politiek, juridisch, militair, economisch, financieel en cultureel zijn. De systematische, interdisciplinaire en international studie van landen als zodanig (dus niet van aspecten van of betrekkingen tussen landen) moet echter nog van de grond komen.[xix] Polemologie, de wetenschap van oorlog en vrede, is een zeer uitgebreid onderdeel van dit hoofdgebied van de politieke wetenschappen. De rechtsgeleerde Bert Röling (1906-1985) legde in Nederland de basis van de polemologie. Hoewel in de loop der jaren aan diverse Nederlandse universiteiten centra voor polemologisch onderzoek zijn opgericht, lijkt polemologie in ons land een ondergeschoven kindje. Het Haagse Instituut Clingendael, waarvan journalist, buitenlandcommentator en aartsrivaal van spraakwaterval mr. G.B.J. Hiltermann, Henk Neuman (1926-2010), de eerste directeur was, draagt alle kenmerken van een niet-universitaire instelling. Haar publicaties halen niet het niveau van die van bijvoorbeeld het Amerikaanse Center for Strategic and International Studies, het Franse Institut français des relations internationales , het Zweedse International Peace Research Institute of het Japanse Kokusai Mondai Kenkyūshi (instituut betreffende internationale zaken). Studies van zowel het moeizame Europese eenwordingsproces als de toenemende globalisering behoren eveneens tot het terrein van de internationale betrekkingen.

• Openbaar bestuur

Deze subdiscipline, ook wel bestuurskunde genoemd, houdt zich bezig met het functioneren van het openbaar bestuur. Dit omvat behalve het binnenlandse bestuur op verschillende niveaus (centraal, provinciaal en gemeentelijk) ook maatschappelijke organisaties, groeperingen of instellingen die weinig of geen officiële bevoegdheden hebben maar wel een belangrijke rol spelen bij het tot stand komen van bindende beslissingen. Er wordt in dit verband ook wel gesproken van de publieke sector. Openbaar bestuur heeft een descriptieve en een prescriptieve zijde.[xx] Men treft hier deskundigen aan op het uitgestrekte gebied van administratief recht.

• Beleidsanalyse heeft betrekking op alle voorgaande subdisciplines (zie noot viii).

• Studie van de geschiedenis van nationale regeringen.     

Politicologen hebben niet alleen belangstelling voor de huidige toestand in en bedrijvigheid van de politiek, maar ook voor de politieke toestand en bezigheden in het verleden. Zij interesseren zich ook voor de geschiedenis  van nationale regeringen, voor hun reilen en zeilen. Zij baseren zich daarbij op wat hierover in/over het politieke verleden is geschreven (geschiedenis) of op wat uit materiële overblijfselen uit dit verleden kan worden afgeleid (archeologie). Voortschrijdend inzicht leidt ertoe dat duiding en interpretatie van wat in in het verleden politiek is gebeurd aan verandering onderhevig zijn, zodat de geschiedenis van de politicologie zich voortdurend wijzigt. Het studieterrein grenst aan dat van de rechtsgeschiedenis.[xxi] Haar beoefenaren houden zich in feite bezig met de evolutie van de maatschappij , welke moet worden onderscheiden van de evolutie van de mens als individu. Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/evolution.

• Politieke theorie of – filosofie.

Dit is een normatieve studie, die overlapt met de juridische wetenschap en verwant is aan de ethiek (onderdeel van de filosofie maar niet, althans niet in de eerste plaats, van de wetenschap).

Anders dan in Westerse landen, is ethiek volgens de oude Chinese denkers niet van politiek te scheiden. Een vorst diende deugdzaam te leven en een voorbeeld voor zijn volk te zijn. In het Westen geldt sinds de Romeinen: “Quod licet Iovi non licet bovi (wat Jupiter is toegestaan is een rund niet toegestaan). De wereld zou er een stuk anders uitzien, wanneer alle privileges (schandvlek op het blazoen van democraten) werden afgeschaft. Privileges zijn voorrechten. Onduidelijk is wanneer, door wie en waarom voorrechten werden toegekend en – nog belangrijker – waarom zij in stand worden gehouden, waarom iemand mag doen wat anderen wordt ontzegd, waarom de een het prerogatief geniet om in weelde te baden op kosten van anderen, die heel ver weg kunnen wonen. De baas-knecht verhouding , door Hegel (1770-1831) in Phänomenologie des Geistes (1806/07) indringend geanalyseerd, speelt hier vermoedelijk een rol. “Right” en “might”,  woorden waarmee een slavenmaatschappij kan worden beschreven (de slaaf had geen enkel recht en was exclusief eigendom van zijn/haar baas, die zich alle rechten ten opzichte van hem/haar mocht [!] toeëigenen), staan nog steeds op gespannen voet met elkaar. Sociale stratificatie, het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat, is moeilijk te rijmen met een democratische rechtsstaat, waarin het gelijkheidsbeginsel zou gelden. “Liberté, égalité, fraternité” (vrijheid, gelijkheid en broederschap) is een mooie leuze, maar wat komt er anno 2021 in de praktijk van terecht? Of zoals Zhou Enlai (1898-1976) ooit fijntjes aan wijlen President Nixon vroeg: “Wanneer denkt u ermee te beginnen?” Het antwoord van “Tricky Dick ”(de machtigste man ter wereld die later zou verkondigen: “I’m not a crook”) is helaas niet bekend.

 

Politicologie omvat, maar mag niet worden verward met politieke theorie/filosofie.

Terwijl politicologen zich bezig houden met de “state of affairs” of feitelijke toestand in de politiek (in het heden of het verleden) en empirisch zijn georiënteerd, hebben politieke filosofen belangstelling voor de vraag naar de ideale of wenselijk geachte toestand in de politiek. Zij introduceren hiermee het begrip waarde.[xxii] Politieke wetenschappers hebben, zoals iedere wetenschapper, alleen oog voor blote feiten, die worden geacht meetbaar en controleerbaar zijn. Van weinig verbeeldingskracht getuigend, houden zij geen rekening met wat zou kunnen gebeuren of zou kunnen/moeten zijn; zij houden zich niet op met de onvoorspelbare toekomst.

Volgens Alessandro d’Entrèves (The notion of the State [Clarendon Press, 1967]) en Gianfranco Poggi (The State: Its Nature, Development, and Prospects [Stanford University Press, 1990]) kan het woord staat op twee manieren worden gebruikt: beschrijvend of voorschrijvend. “Staat” kan verwijzen naar een (in het heden of het verleden) bestaande en op orde gerichte politieke gemeenschap, die wordt gekenmerkt door relaties tussen een verordenende instantie en een aantal individuen die worden verondersteld te gehoorzamen.

Dit suggereert dat het woord staat ook normatief kan worden gebruikt: niet beschrijvend (descriptief) maar voorschrijvend (prescriptief). Want de vraag kan worden gesteld of de uitgevaardigde wetten legitiem zijn, ja of de verordenende instantie wettelijk is. M.a.w., is het gestelde doel (het totstandbrengen van orde) de goede en juiste orde en zijn de hiertoe gebruikte middelen terecht?

Aldus werd de staat een permanent onderwerp van discussie. Plato, Aristoteles, Augustinus, Maimonides,  Thomas van Aquino,  Niccolò Machiavelli, Jean Bodin, Hugo de Groot, Thomas Hobbes, René Descartes, Benedict Spinoza, John Locke, Montesquieu, David Hume, Jean-Jacques Rousseau, Immanuel Kant, Adam Smith, Edmund Burke, Thomas Paine, Hegel, John Stuart Mill, Karl Marx, Friedrich Nietzsche, Leo Strauss, Michael Oakeshott, Hannah Arendt, John Rawls, Jürgen Habermas en Robert Nozick hebben zich diepgaand met dit vraagstuk bezig gehouden (waarschijnlijk zonder kennis van de inhoud van Chinese politieke werken). Wat zou de staat moeten zijn en wie of welke instantie heeft het recht om wetten uit te vaardigen? Wat is soevereiniteit eigenlijk? De genoemde denkers verschilden ernstig van mening over de kernvraag: wat is orde?[xxiii] Politieke filosofie is daarom minstens zo interessant als politicologie. 

 

De reeks artikelen

In de serie artikelen die volgt zullen tien onderwerpen aan de orde komen:

• Het belang van politieke participatie,

• Het verschil tussen directe en representatieve democratie,

• Het ontstaan van de indirecte democratie,

• De noodzaak en bezwaren van verkiezingen,

• De noodzaak van en moeilijkheden bij het vormen van een coalitie (kabinetsformatie),

• De aard en historische ontwikkeling van uiteenlopende ideologieën,

• De interne organisatie van politieke partijen,

• Politieke partijen en belangengroepen,

• Politieke partijen en de media, en

• De verschillende vormen van kritiek op de liberale democratie.

 

Slotopmerkingen

De Chinese wijsgeer Mencius (372-289 v.Chr.) hield zich, in verzet tegen met name de legalisten, in hoofdzaak bezig met de vraag hoe een land zou moeten worden geregeerd. Net als zijn leermeester Confucius, benadrukte hij het belang van "menselijkheid" (rén), een begrip dat zowel ontologisch als ethisch geladen is.

De reeks artikelen die ik voornemens ben te presenteren sluit hierbij aan en laat de opvattingen van "kleine mensen" (xiăo rén), die partij kiezen, voor wat ze zijn: beperkte en bekrompen denkwijzen.

In het parlement proberen lieden die pretenderen het hele volk te vertegenwoordigen (maar in feite enkel en alleen de belangen van een deel van de bevolking behartigen) in debatten te zegevieren. M.a.w., in het praathuis worden, onder leiding van een voorzitter die het allemaal laat gebeuren, zelden dialogen gevoerd en wordt zelden actief naar elkaar geluisterd. Iedere fractievoorzitter probeert vooral, met het oog op zijn of haar achterban en de komende verkiezingen, het ideologische gelijk naar zich toe te halen. Zijn/haar haan zal koning kraaien. Grove aantijgingen, zelfs beledigingen worden daarbij niet geschuwd. Ik zou iedere parlementariër, vooral degene die geneigd is om snel naar de interruptiemicrofoon te hollen, willen wijzen op de diep gelegen fundering van de taal.[xxiv] Verder zou ik hem/haar een boek van Daniel Kahneman ter lezing willen aanbevelen (bijvoorbeeld Thinking: Fast and Slow of Noise: A Flaw in Human Judgment).

Conflicten dienen in der minne te worden geschikt en meningsverschillen zijn er om te worden bijgelegd. De Syilx of Okanagan indianen in de Canadese provincie Brits-Columbia  spreken in dit verband van en’owkin: conflicten oplossen door middel van een vruchtbare dialoog, dus door een proces waarin ideeën geduldig worden uitgelegd en op een hoger niveau worden geïntegreerd; niet door een debat te voeren waarin uiteendrijvende verschillen worden benadrukt. En’owkin is geen middel om gelijk te krijgen, maar betekent bereidheid om aandachtig naar elkaar te luisteren en naar een gemeenschappelijk noemer te zoeken. De sociocratische ideeën van Gerard Endenburg (leerling van de pedagoog Kees Boeke [1884-1966]) komen hierbij in de buurt.

Na vaak langdurig overleg een compromis sluiten is een overeenkomst vinden waarin iedere partij accepteert minder binnen te slepen dan aanvankelijk de bedoeling was. Een afspraak met elkaar maken of eenstemmigheid bereiken betekent nog niet het met elkaar van harte eens zijn. En’owkin gaat verder. Het betekent niet een stap terug doen of iets opgeven teneinde een “berekende overeenkomst” (calculated consent) te bereiken (een consensus die eigenlijk geen con-sensus [feeling together] is!),[xxv] maar de eigen, beperkte visie overstijgen en begrip tonen voor de positie van de ander. En’owkin betekent geen tolerantie (waarbij ieder zijn eigen weg gaat en enkel aanvaardt dat de ander een andere mening is toegedaan, zonder die mening te delen), maar respect tonen — echt en gemeend respect.[xxvi] De huidige, sterk gemathematiseerde speltheorie waarover veel wordt geschreven, houdt geen rekening met de mogelijkheden van en’owkin.

Zorgvuldig vergelijken, een eis die aan communiceren over de inhoud van politieke standpunten mag worden gesteld, kan resulteren in een change of mind, een mentale sprong, een conceptuele reconfiguratie. Zorgvuldig vergelijken kan leiden tot ware Verlichting. Interdisciplinair en internationaal onderzoek kan verruiming van de geest tot gevolg hebben. Oogkleppen beperken het gezichtsveld en met halsstarrigheid komt men niet verder.

Zonder een stelling te betrekken zal ik trachten boven de kibbelende en kakelende partijen te staan (être au-dessus de la mêlée) door niet één partij of slechts enkele partijen maar door alle partijen gelijkelijk aan het woord laten en referenties ter verdere reflectie te geven, indachtig wat Confucius, de meester aller meesters, ons leerde: “jūnzĭ bù dăng” (de edele man [niet: edelman] is geen lid van een partij).

De liberalen, socialisten, confessionelen en groenen, die ieder onderling verdeeld zijn, stellen zich als het ware op in een vierkant en houden krampachtig vast aan het partiële standpunt dat zij of hun voorgangers hebben ingenomen. Ze zijn niet van hun stuk te brengen en blijven onverkort bij hun mening, zonder echt en oprecht (d.w.z. actief) naar de ander te luisteren. Zij vergeten echter dat het zeer wel mogelijk is een cirkel te vormen waarin alle partijen zich zouden kunnen vinden zonder één of meer dan één partij uit te sluiten. Gek genoeg lijken informateurs hen hier niet op te hebben geattendeerd. Wat nodig is om een kring (symbool van eenheid) te vormen is het initiatief nemen, geen afwachtende houding aannemen, de armen ver genoeg uitspreiden (een groots welkomsgebaar) en volledig voor elkaar openstaan, zoals de in een reservaat opgesloten en wegkwijnende Okanagan indianen doen en aanbevelen.

Met debatteren of elkaar vliegen afvangen (hèt kenmerk van de beide Kamers van de Staten-Generaal) komt men er niet, omdat het gelijk van de ene gezichtsverlies van de andere betekent. “Debating breeds insincerity, logical trickery and resentment”. De wijze, die weet en ziet dat er geen delen (parts) zonder een geheel (whole) zijn, evenmin als er een geheel zonder delen bestaat,[xxvii] kiest daarom geen partij, want lid zijn van een partij bekent per definitie eenzijdigheid, vooringenomenheid en bekrompenheid, kortom: partijdigheid. In Nederland, zo lijkt het, staat niemand werkelijk boven de partijen. Zelfs de koning kiest partij, ook al zullen sommigen dit, met verwijzing naar de Grondwet, ontkennen. De aloude vraag hoe een land zou moeten worden geregeerd blijft hierdoor onbeantwoord en de strijd tussen politieke partijen duurt onverminderd voort.  



[i] Zie Adam Seligman, The Problem of Trust (Princeton University Press, 1997), Charles Tilly, Trust and Rule (CUP, 2005) en Reinhard Bachmann en Akbar Zaheer (red.), Handbook of Trust Research (Edward Elgar, 2006). Ga ook naar https://plato.stanford.edu/entries/trust, https://iep.utm.edu/trust en https://philpapers.org/s/trust.

[ii] Zie Robert Heath (red.), Handbook of Public Relations (Sage, 2000).

[iii] Zie Jac Bosmans en Alexander van Kessel, Parlementaire Geschiedenis van Nederland (Boom, 2011), Joop van den Berg en Jan Vis, De eerste honderdvijftig jaar parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946 (Bert Bakker, 2013) en Bert van den Braak en Joop van den Berg, Zeventig jaar Zoeken naar het Compromis: Parlementaire geschiedenis van Nederland deel II, 1946-2016 (Boom, 2017).

[iv] Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/value-intrinsic-extrinsic.

[v] Het kan niet voldoende worden benadrukt dat geschiedenis/antropologie en geogafie eng met elkaar zijn verbonden. Geschiedenis/antropologie is niets anders dan geografie in de tijd; geografie is slechts geschiedenis/antropologie in de ruimte. Claude Lévi-Strauss (1908-2009) en de onlangs overleden grootmeester in de culturele antropologie Marshall Sahlins hebben hierop herhaaldelijk gewezen. In de lopende TV-serie “Govert naar de oorsprong van de mens” wordt hieraan geen aandacht besteed.

[vi] De Canadesee hoogleraar David Easton (1917-2014) was de eerste die, in 1953, de systeemtheorie (ontwikkeld door de Oostenrijkse bioloog Ludwig von Bertalanffy) toepaste op het terrein van de politieke wetenschappen. Talcott Parsons (1902-1979) was hem voorafgegaan door systeemtheoretische begrippen te gebruiken in het domein van de sociologie. De systeemwetenschappelijke literatuur is inmiddels zeer omvangrijk en loopt sterk uiteen. Ik heb hieover geschreven in “The Foundation of Chinese Systems Thinking”, een artikel dat binnenkort in het tijdschrift Systems Research and Behavioural Scienceverschijnt.

[vii] Zie Samuel Gutenplan (red.), A companion to the Philosophy of Mind (Blackwell, 1994, blz. 3-107, 111-122). Wie zegt dat een politicus draait, gebruikt een metafoor, een stijlfiguur waarover de laatste jaren veel wordt geschreven. Zie o.m. Douglas Hofstadter en Emmanuel Sander, Surfaces and Essences: Analogy as the Fuel and Fire of Thinking (Basic Books, 2013) en ga naar https://plato.stanford.edu/entries/metaphor.

[viii] Zie Duncan Luce en Howard Raiffa, Games and Decisions (Wiley, 1957), Herbert Simon, Administrative Behavior (Free Press, 1997), Graham Allison en Philip Zelikow, The Essence of Decisions (Longman, 1999), Paul Nutt en David Wilson (red.), Handbook of Decision Making (Wiley-Blackwell, 2010), Chee Peng Lim (red.), Handbook of Decision Making (Springer, 2010), Daniel Kahneman, Thinking: Fast and Slow (Farrar, Straus en Giroux, 2011), Rudolf Grünig en Richard Kühn, Entscheidungsverfahren für komplexe Probleme (Springer, 2013) en Daniel Kahneman e.a., Noise: A Flaw in Human Judgment (Hachette, 2021).  Voor de stadia van het beleidsproces, zie Barrie Axford e.a., Politics: An Introduction (Routledge, 2002, blz. 443-477) en Thomas Birkland, An Introduction to the Policy Process (Routledge, 2019). Beleidsanalyse, een onderwerp waarover overigens in de bedrijfseconomie het  laatste woord nog moet worden geschreven, bestaat uit twee gebieden: a) analyse van het bestaande beleid en b) analyse van het nog te voeren beleid. Bij het laatste spelen inschattingen een cruciale rol. Beleidsanalisten zouden in dit geval veel baat kunnen hebben bij het lezen van Ars Conjectandi (de kunst van het vermoeden), het haast vergeten maar zeer belangrijke boek van Jakob Bernoulli (1654-1705). 

[ix] Zie Martin Albrow, Bureaucracy (Macmillan, 1970), René Crince le Roy, De Vierde Macht (Vuga, 1976), Neil Garston (red.), Bureaucracy (Springer, 1993), Paul Du Gay, In Praise of Bureaucracy (Sage, 2000), Ralph Hummel, The Bureaucratic Experience (M.E. Sharpe, 2008), Michel Crozier, The Bureaucratic Phenomenon (Transactions, 2010) en Guy Peters, The Politics of Bureaucracy (Routledge, 2018).

[x] Het uitgebreide juridishe domein heeft vele relaties tot het politieke domein. Het strafrecht (één van de rechtsgebieden) bijvoorbeeld treedt in werking zodra een wet of verordening wordt overtreden en een onrechtmatige daad wordt verricht. De studie van beide domeinen wordt opgedeeld in beschrijvende en normatieve thema’s. Wetten zijn de weerslag van politieke besluitvormingsprocessen. De “scheiding der machten” (trias politica), die van belang is geweest voor de ontwikkeling van de rechtsstaat (combinatie van recht en staat!), is dus niet absoluut. De positie en de functie van de landsadvocaat (vroeger: raadpensionaris) zijn in dit verband bijzonder interessant. Behalve de wet zijn er nog andere rechtsbronnen: rechterlijke uitspraken, ongeschreven recht (gewoonten), verdragen (“pacta sunt servanda”), besluiten van international organisaties en internationale juridprudentie. Wie in het vraagstuk van de rechtsbronnen is geïnteresseerd moet ook belangstelling hebben voor de netelige soevereiniteitskwestie. De hoogste rechters van Polen achten zich niet door Europese wetgeving gebonden. Indien andere leden van de “Europese Unie” volgen, ziet het er slecht uit voor dit statenverband, dat feitelijk al geen echte unie is en hierin gelijkt op de “disunited nations”. Onenighheid, ruzie, botsingen en andere centrifugale krachten drijven het verband/de familie uiteen. De droom van wereldfederalisten begint steeds meer op een pijpdroom te lijken. Zie mijn artikel “Wereldfederalisme: een wenkend perspectief”, Eén Wereld: Nieuwsbrief van de Wereld Federalisten Beweging Nederland, 43:2 (2018), blz. 22-25.      

[xi] Controleren en besturen zijn onderwerpen waarmee de cybernetica (stuurkunde) zich bezichhoudt. Positieve of negatieve terugkoppelingen (feedbacks) spelen hierbij een belangrijke rol. Professor S.T. Bok heeft hierover een aardig inleidend boekje geschreven: Cybernetica: Hoe wij ons leven, ons werk en onze machines sturen (Aula, 1966). De cybernetica heeft een explosieve ontwikkeling doorgemaakt. Bezoek, om te beginnen, de websites van de International Society for Cybernetics and Systems Research en de American Society for Cybernetics.  Opsporingsambtenaren zijn belast met het opsporen en controleren van strafbare feiten. Algemene opsporingsambtenaren zijn bijvoorbeeld politieagenten, (onder)officieren van de Koninklijke Marechaussee, fiscale rechercheurs, inspecteurs van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en officieren van justitie. Buitengewone opsporingsambtenaren, zoals boswachters, gemeentelijke handhavers, leerplichtambtenaren, parkeercontroleurs, conducteurs en douanebeambten, zijn bevoegd tot het opsporen en controleren van bepaalde strafbare feiten.

[xii] Economie is de bestudering van maatschappelijke besissingen omtrent vijf met elkaar samenhangende vragen: a) welk goed moet worden geproduceerd?, b) hoeveel moet daarvan worden geproduceerd?, c) welke middelen moeten bij de productie worden gebruikt?, d) welke techniek moet hierbij worden toegeparst? en e) voor wie moet worden geproduceerd? In een centraal geleide economie, waarin bedrijven verlengstukken van de overheid zijn, neemt een centrale instantie (de overheid) deze beslissingen, maar in een markt geleide volkshuishouding, waarin de productie van goederen en diensten hoofdzakelijk aan particuliere bedrijven wordt overgelaten, niet.

[xiii] Vele wetenschappers houden zich momenteel bezig met het onderhand berucht geworden lichaam-geest probleem.

[xiv] Tegenwoordig begint men te beseffen dat de mens ook met zijn Umwelt is verbonden. Mitwelt en Umwelt bepalen in hoge mate wie wij zijn. Anderzijds worden zij mede door het gedrag van mensen bepaald. “Tout tient à tout”, of zoals Alexander von Humboldt (1769-1859) in zijn boek Kosmos schreef: “Alles ist vernetzt”.

[xv] Zie Henk van Hoorn e.a., Politiek: Mensen, Macht en mogelijkheden (Bert Bakker, 1982, blz. 8-85). Jan Tinbergen (1903-1994) argumenteerde dat het in een samenhangend economisch model noodzakelijk is dat er minstens evenveel instrumenten als doelstellingen zijn. Zie Economic Policy: Principles and Design (North Holland, 1956). Tinbergen, die van oorsprong natuurkundige was, hield volgens mij onvoldoende rekening met het feit dat elk mens een niet te scheiden tweeheid is, bestaande uit een meetbaar lichaam en een onmeetbare geest. Het ene is onderwerp van discussie onder natuurwetenschappers, het andere is bone of contention onder cultuurwetenschappers. Econometristen, die beweren economie, wiskunde en statistiek te kunnen combineren, gaan nog steeds aan dit euvel mank. Verder suggereert “econometrie” deskundigheid in drie wetenchappelijke disciplines. Dit lijkt mij onmogelijk. Het is al moeilijk genoeg om deskundig op één van de drie gebieden deskundig te zijn. Echt interdisciplinair onderzoek komt maar hoogst zelden voor. Toch is het de toekomst van alle wetenschappers, omdat de werkelijkheid complex en dynamisch is. In een solicitatiegesprek aan de Eramus Universiteit Rotterdam ben ik indertijd zo dom geweest een en ander te benadrukken.

[xvi] Er bestaan vele boeken over de wetenschappelijke studie van de politiek. Aan te bevelen zijn: John Miller, The Nature of Politics (Duckworth, 1962), Roger Masters, The Nature of Politics (Yale, 1991), Adrian Leftwich (red.), What is politics? (Polity Press, 2004), Robert  Goodin (red.) Handbooks of Political Science (OUP, 2008 e.v.), en Leonardo Morlino, Political science (Sage, 2017). Exploratie van de website van de in 1903 gestichte American Political Science Association is de moeite waard. Op het Internet is een “list of political science journals” beschikbaar. Ter vergelijking met de wetenschappelijke studie van economische zaken, googel “outline of government”, “outline of political science”, “outline of business”, “outline of business management” en “outline of economics”.

[xvii] Zie Ronald Chilcote, Theories of Comparative Politics (Westview Press, 1994), Mark Lichbach en Alan Zuckerman (red.), Comparative politics: rationality, culture, and structure (CUP, 2009), Todd Landman en

[xviii]Robinson Neil (red.), Handbook of Comparative Politics (Sage, 2009), Rod Hague e.a., Comparative Government and Politics (Red Globe Press, 2016) en Daniele Caramani, Comparative Politics (OUP, 2020).

 Zie Tim Dunne e.a. (red.), International Relations Theories (OUP, 2010), Christian Reus-Smit en Duncan Snidal (red.), Handbook of International Relations (OUP, 2010), Emilian Kavalski (red.), World Politics at the Edge of Chaos (SUNY Press, 2015), Frank Sauer en Carlo Masala (red.), Handbuch Internationale Beziehungen (Springer, 2017) en Jeffrey Frieden e.a., World Politics: Interests, Interactions, Institutions (fifth edition, W.W. Norton). Zie ook Cambridge Review of International Affairs (1986 e.v.) en Routledge Advances in International Relations and Global Politics (1997 e.v.).

[xix] Zie Hans Kuijper, Comprehending the Complexity of Countries: The Way Ahead (Springer, herfst 2021).

[xx] Zie Journal of Public Administration Research and Theory (1991 e.v.) en noot xi.

[xxi] ZIe The Evolution of Political Science (speciale uitgave van de American Political Science Association, november 2006). Voor rechtsgeschiedenis, zie Stanley Katz (red.), International Encyclopedia of Legal History (OUP, 2009) en het tijdschrift Comparative Legal History (2013 e.v.). Lezing van Harold Berman, Law and Revolution: The Formation of the Western Legal Tradition (HUP, 1983) en Law and Revolution II: The Impact of the Protestant Reformations on the Western Legal Tradition (HUP, 2006) is aanbevelenswaardig.

[xxii] Voor de intrigerende relatie tussen feit en waarde, zie Hilary Putnam, The Collapse of the fact-Value Distinction and Other Essays (CUP, 2002) en Giancarlo en Sarin Marchetti (red.), Facts and Values (Routledge, 2018). Ga ook naar https://plato.stanford.edu/entries/facts, https://plato.stanford.edu/entries/value-theory en https://philpapers.org/s/fact-value. Zie noot iv.

[xxiii] “Orde” komt van het Vedische woord Ṛta of Rita, dat etymologische verwant is met het Engelse “right”. Zie Georges Dumézil, Mitra-Varuna (PUF, 1940) en Émile Benveniste, Le vocabulaire des institutions Indo-Européennes (Minuit, 1969, blz. 99-105). Nederlandse woorden voor “right” zijn “juist” en “goed” en een ander woord voor “orde” is “systeem”, dat echter meer beschrijvend dan voorschrijvend is. Zie noot vi. Een orde kan ofwel natuurlijk ofwel niet-natuurlijk (kunstmatig) zijn. Vergelijk de orde van een organisme met de orde van een onderneming. Voor Ṛta, dat op den duur door dharma (de normen en regels van het persoonlijke en sociale gedrag in India) werd vervangen, zie Jan Gonda, “Het begrip dharma in het Indische denken”, Tijdschrift voor Filosofie, 20:2 (Juni, 1958), blz. 213-268, Robert Lingat, vertaald door John Derrett, The Classical Law of India (University of California Press, 1973), Mysore Hiriyanna, The Essentials of Indian Philosophy (Allen & Unwin, 1985, blz. 12-13, 17-18, 37-39 en 146-150), Patrick Olivella (red.), Dharma (MLBD, 2009), Gurcharan Das, The Difficulty of Being Good: On the Subtle Art of Dharma (OUP, 2010), Alf Hiltebeitel, Dharma (OUP. 2011), Bhupendra Chandra Das, “Vedic Concept of Ṛta”, Journal of East-West Thought, 8:1 (2018), blz. 5-11, Arvind Kumar Rai, “The Concept of Dharma”, ibid. blz. 19-25 en Journal of Dharma Studies (2018 e.v.). Ga ook naar http://www.iranicaonline.org/articles/asa-means-truth-in-avestan, http://www.danam-web.org en https://www.wisdomlib.org/dharmashastra. Yushun Huang, Voice from the East: The Chinese Theory of Justice (Paths International, 2015) is belangrijk; dit boek is door Joshua Mason besproken in Journal of Chinese Humanities, 3 (2017), blz. 219-224 (online). Voor de grondslagen van het recht, zie Chhatrapati Singh, Law from Anarchy to Utopia (OUP, 1986), Ágnes Heller, Beyond Justice (Blackwell, 1987), Dennis Patterson (red.), A Companion to the Philosophy of Law and Legal Theory (Blackwell, 1999, blz. 221-393), Gerasimos Santas, Goodness and Justice: Plato, Aristotle and the Moderns (Blackwell, 2001, blz. 6-9, 75-87, 93-95, 112-113, 125-129 en 278-284), Martin Golding en William Edmundson, Guide to the Philosophy of Law and Legal Theory (Blackwell, 2005) en Matthijs de Blois (red.), Grondslagen van het Recht (Boom, 2020). Ga ook naar https://iep.utm.edu/law-phil, https://philpapers.org (vul in: philosophy of law) en https://plato.stanford.edu/entries/justice-virtue. Googel “Bibiographie sur la philosophie juridique et politique”. Nederlandse rechtsfilosofen zoals Hans Franken, Hendrik Kaptein, Arend Soeteman, Wouter Veraart, Damiaan Meuwissen, Pauline Westerman, Andreas Kinneging, Hans Ulrich Jessurun d’Oliveira, Paul van Tongeren, Koo van der Wal, Hans Lindahl en Paul Cliteur lijken de werkelijke grondbetekenis van “recht” (right) enigszins te zijn vergeten en alleen al in Nederland zijn circa 18.000 advocaten actief. In de Verenigde Staten zijn het er zo’n 400.000! “The first thing we do, let’s kill all the lawyers”, verzuchtte Shakespeare reeds in Henry VI (Deel 2, Acte IV, Scène 2). Het is niet de Staat waarop Recht moet zijn gebaseerd maar het Recht dat ten grondslag aan een Staat dient te liggen — Recht zonder willekeur. 

[xxiv] Zie o.m. Herbert Clark, Using Language (CUP, 1996), Bob Hale en Crispin Wright (red.), A Companion to the Philosophy of Language (Blackwell, 1999), Ray Jackendoff, A User’s Guide to Thought and Meaning (OUP, 2012) en Thomas Holtgraves (red.), Handbook of Language and Social Psychology (OUP, 2014). Zie ook noot vii.

[xxv] Het verschil is subtiel maar cruciaal. Zie James Buchanan en Gordon Tullock, The Calculus of Consent: Logical Foundation of Constitutional Democracy (University of Michigan Press, 1962). Dit werk, een van de meest gelezen naoorlogse economische boeken, legde de basis van de theorie omtrent publieke keuze (public choice). 

[xxvi] Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/toleration en https://plato.stanford.edu/entries/respect.

[xxvii] Voor mereologie, de nog jonge maar hoogst interessante wetenschap die zich bezighoudt met de onderlinge relaties tussen de delen van een geheel en de relaties tussen delen en de gehelen die door deze onderdelen worden gevormd, ga naar https://plato.stanford.edu/entries/mereology, https://iep.utm.edu/mat-comp, https://philpapers.org/s/mereology en https://plato.stanford.edu/entries/boundary. Mereologie is verbonden met de zich snel ontwikkelende studie van complexe systemen, die niets anders zijn dan een bijzonder soort systemen. Zie noot vi en xxiii; ga naar http://www.art-sciencefactory.com/complexity-map_feb09.html. De filosofie geïnteresseerde lezer zal opmerken dat mereologen zich in essentie bezighouden met het eeuwenoude vraagstuk van de betrekkingen tussen het vele en het ene, een probleem dat reeds in de Yìjīng (het boek der veranderingen) is opgelost.